Wet van 18 mei 1995 houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering inzake verlenging cursusduur technische opleidingen en opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving in het wetenschappelijk onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de cursusduur van een aantal opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van de techniek en op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving te verlengen;

dat in verband daarmee wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek alsmede van de Wet op de studiefinanciering noodzakelijk is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 7.4 wordt, onder vernummering van het zesde tot zevende lid, een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

  • 6. De studielast van de volgende opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs bedraagt eveneens 210 studiepunten:

    a. bouwkunde, civiele techniek, elektrotechniek, geodesie, industrieel ontwerpen, luchtvaart- en ruimtevaarttechniek, materiaalkunde, maritieme techniek, mijnbouwkunde en petroleumwinning, scheikundige technologie, technische informatica, technische natuurkunde, technische wiskunde, en werktuigbouwkunde aan de openbare universiteiten te Delft, Eindhoven en Enschede,

    b. technische mechanica, technische natuurkunde, en technische scheikunde aan de openbare universiteit te Groningen,

    c. bioprocestechnologie, bodem, water en atmosfeer, bosbouw, landbouwplantenteelt, landbouwtechniek, landinrichtingswetenschappen, levensmiddelentechnologie, milieuhygiëne, tropisch landgebruik, tuinbouw, en zoötechniek aan de openbare universiteit te Wageningen, alsmede

    d. informatica, en informatietechnologie aan de Open Universiteit.

B

In artikel 7.18, tweede lid, onder a, en in artikel 7.20, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede «dan wel, wat betreft opleidingen met een studielast van meer dan 168 punten, een examen waarmee een deel van de opleiding dat ten minste 168 studiepunten bedraagt,» vervangen door: dan wel, wat betreft de opleidingen genoemd in artikel 7.4, derde lid, een examen waarmee een deel van de opleiding dat ten minste 168 studiepunten bedraagt.

C

In artikel 7.38, tweede lid, wordt de zinsnede «de in artikel 7.4, derde lid, genoemde opleidingen» vervangen door: de in artikel 7.4, derde en zesde lid, genoemde opleidingen.

ARTIKEL II

De Wet op de studiefinanciering2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 9, zevende lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Toepassing van artikel 31b leidt niet tot een verlenging van de door de eerste volzin beperkte studiefinancieringsduur.

B

In artikel 17a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid, tweede volzin, komt te luiden:

In afwijking van de eerste volzin bestaat gedurende 3 jaren aanspraak op studiefinanciering in de vorm van een rentedragende lening voor de studerende die staat ingeschreven voor meer dan één studie, waaronder de bovenbouwstudierichting der wijsbegeerte, mits hij de verklaring, bedoeld in het achtste lid, eerste volzin, aan de Informatie Beheer Groep verstrekt en voor de studerende die staat ingeschreven voor een voltijdse opleiding als bedoeld in artikel 7.4, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met dien verstande dat gedurende die jaren de reisvoorziening wordt verstrekt in de vorm van beurs.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt na «voltijdse studierichting» ingevoegd: , anders dan bedoeld in artikel 7.4, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk ondezoek,.

C

Na artikel 31a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 31b. Omzetting van integrale lening in gemengde toelage

  • 1. Indien aan een studerende die is ingeschreven voor een voltijdse opleiding als bedoeld in artikel 7.4, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, na de periode van 5 jaren, genoemd in artikel 17a, tweede lid, op grond van dat tweede lid studiefinanciering in de vorm van rentedragende lening is verstrekt, en hij een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte copie van het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd hebben van het afsluitend examen van een zodanige opleiding aan de Informatie Beheer Groep overlegt, wordt zijn studiefinanciering over die leenperiode opnieuw vastgesteld alsof artikel 17a, tweede lid, over die periode niet van toepassing was geweest. Indien die leenperiode langer is dan 12 maanden, wordt de werking van de vorige volzin beperkt tot de eerste 12 maanden van die leenperiode.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op maanden die deel uitmaken van een studiejaar waarin de studerende niet het in artikel 17b, eerste lid, genoemde aantal studiepunten heeft behaald. De eerste volzin is niet van toepassing op maanden van het studiejaar waarin de studerende de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven, met goed gevolg afrondt.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de daar bedoelde gewaarmerkte copie van het getuigschrift niet binnen 2 jaren na het einde van de leenperiode waarop het eerste lid, laatste volzin, betrekking heeft, of wanneer dat eerder is, binnen 6 maanden na de uitreiking van dat getuigschrift, aan de Informatie Beheer Groep is overgelegd.

  • 4. Bij het in het eerste lid bedoelde opnieuw vaststellen van de studiefinanciering wordt de per maand in aanmerking te nemen aanvullende beurs vastgesteld op het gemiddelde van de maandbedragen aan aanvullende beurs die aan de aanvrager voorwaardelijk zijn toegekend over de laatste 12 maanden van de in het eerste lid bedoelde periode van 5 jaren. De toekenning van beurs op grond van het eerste lid is een onvoorwaardelijke.

D

In de inhoudsopgave wordt na artikel 31a ingevoegd:

Artikel 31b. Omzetting van integrale lening in gemengde toelage.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 december 1993 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten, houdende verbeteringen en aanvullingen van overwegend technische aard (Kamerstukken II 1993/94, 23 558) tot wet wordt verheven en in werking is getreden op het moment dat deze wet in werking treedt, behoeven uit deze wet voortvloeiende wijzigingen van de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van een opleiding genoemd in artikel 7.4, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in afwijking van artikel 6.14, tweede lid, tweede volzin, van die wet niet aan de commissie, genoemd in artikel 6.3 van die wet ter beoordeling te worden voorgelegd.

ARTIKEL IV

  • 1. De studiefinanciering van degene die op grond van artikel V van de wet van 29 mei 1991, houdende wijziging van de Wet op de studiefinanciering ertoe strekkend om in het hoger onderwijs na de cursusduur +1 jaar de studiefinanciering nog 2 jaren te verstrekken in de vorm van lening (heroriëntering studiefinanciering I (Stb. 281) niet valt onder de werking van artikel 17a van de Wet op de studiefinanciering, en die meer dan één studie volgt, waaronder een studie als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet op de studiefinanciering, wordt over de periode van verlenging van de in dat onderdeel b bedoelde periode van 6 jaren, behoudens de reisvoorziening verstrekt in de vorm van rentedragende lening.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde studerende een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte copie van het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd hebben van het afsluitend examen van de opleiding, waarop de in het eerste lid bedoelde verlenging betrekking heeft, aan de Informatie Beheer Groep overlegt, wordt zijn studiefinanciering over de in het eerste lid bedoelde leenperiode opnieuw vastgesteld alsof het eerste lid niet van toepassing was geweest.

  • 3. Artikel 31b, tweede tot en met vierde lid, van de Wet op de studiefinanciering is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de studerende die zich voor 15 november 1994 inschreef voor een studie als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet op de studiefinanciering, en die sindsdien deze studie zonder onderbreking heeft gevolgd.

ARTIKEL V

  • 1. De wijzigingen in de Wet op de studiefinanciering op grond van artikel II van deze wet zijn niet van toepassing op degenen die reeds voor de datum van inwerkingtreding van deze wet in verband met het volgen van wetenschappelijk onderwijs of hoger beroepsonderwijs studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering ontvingen.

  • 2. De instellingen voor hoger onderwijs als genoemd in artikel 7.4, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zoals dat na inwerkingtreding van deze wet luidt, geven studenten die voor de aanvang van het studiejaar 1995/1996 reeds waren ingeschreven aan een opleiding zoals opgenomen in genoemd artikellid in ieder geval tot 1 september 2000 de gelegenheid het afsluitend examen van die opleiding af te leggen op grond van de bepalingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zoals die luidden voordat artikel I van deze wet in werking is getreden.

ARTIKEL VI

  • 1. Deze wet treedt met uitzondering van artikel IV in werking met ingang van 1 september 1995.

  • 2. Artikel IV treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 mei 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de twintigste juni 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1992, 593, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995, Stb. 263.

XNoot
2

Stb. 1991, 112, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 1995, Stb. 271.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 703.

Handelingen II 1994/95, blz. 2724–2755, 2851.

Kamerstukken I 1994/95, 23 703 (188, 188a, 188b, 188c).

Handelingen I 1994/95, blz. 1192–1204.

Naar boven