Besluit van 23 december 1994, houdende wijziging
van het Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20
oktober 1994, nr. WJA/JZ 94075245;
Gelet op artikel 182 van de Gemeentewet;
De Raad van State gehoord (advies van 5 december 1994, nr. W10.94.0638);
Gezien het nader rapport van de voornoemde staatssecretaris van 22 december
1994, nr. WJA/JZ 94091044;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten1 wordt gewijzigd als volgt:
A
In de aanhef van artikel 2 wordt «in de jaren 1992, 1993 en 1994»
vervangen door: in de jaren 1992, 1993, 1994 en 1995.
B
In artikel 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel c door een puntkomma, een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidende:
d. met betrekking tot het kalenderjaar 1995 in januari 1995.
2. In het vierde lid wordt na 1994 toegevoegd: en 1995.
3. Het vijfde, zesde en zevende lid vervallen.
D
In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het cijfer 1. voor het eerste lid vervalt.
2. Het tweede lid vervalt.
E
In artikel 12 wordt de volgende wijziging aangebracht:
In onderdeel c van het tweede lid wordt «1998» vervangen door:
1999.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 23 december 1994
Beatrix
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
Uitgegeven de tiende januari 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Het onderhavige besluit strekt tot verlenging met één jaar
van het Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten. In de
loop van 1994 is een evaluatie van het besluit uitgevoerd. Met het formuleren
van de beleidsvoornemens omtrent een eventuele voortzetting en wijziging van
dit instrument is echter nog enige tijd gemoeid. Het ligt in de bedoeling
deze beleidsvoornemens begin 1995 bekend te maken in de Nota ruimtelijk economisch
beleid 1995/99. Dat brengt met zich dat een nieuwe algemene maatregel van
bestuur eerst in 1996 effectief zal kunnen zijn. Daarom wordt, teneinde te
voorkomen dat 1995 verloren zou gaan voor het bedrijfsomgevingsbeleid, voorzien
in een verlenging van de algemene maatregel van bestuur die op de periode
1992–1994 betrekking had, voor een interim-periode van één
jaar.
Het Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten kent sinds
de inwerkingtreding een eigen financierings- en planningscyclus die het minder
wenselijk maakt om voor het jaar 1995 de mogelijkheid te openen de uitkering
voor dat jaar rechtstreeks uit te betalen aan het regionaal openbaar lichaam
van de samenwerkingsgebieden waarin de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag, Utrecht, Arnhem of Nijmegen, Eindhoven en Enschede of Hengelo zijn gelegen,
in plaats van aan die betrokken gemeenten zelf. Op het moment van de aanvraag
voor een uitkering is het immers nog niet bekend in welke samenwerkingsgebieden
een regionaal openbaar lichaam zal zijn ingesteld tegen de tijd dat tot uitbetaling,
al dan niet in de vorm van een voorschot, wordt overgegaan. Dit laat onverlet
de noodzaak om over de inzet van de aan de genoemde gemeenten uit te betalen
gelden overleg te plegen met het regionaal openbaar lichaam van het samenwerkingsgebied
waarin de desbetreffende gemeente gelegen is.
Bij de verdeling van het budget zullen in 1995 dezelfde factoren worden
meegewogen als in 1994. Deze zijn vermeld in de nota van toelichting bij het
Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het Besluit uitkeringen bedrijfsomgeving
stedelijke knooppunten aan te passen aan de Algemene wet bestuursrecht. Daartoe
komen het vijfde, zesde en zevende lid van artikel 5, artikel 6 en het tweede
lid van artikel 9 te vervallen. Deze aangelegenheden zijn inmiddels geregeld
in respectievelijk de artikelen 4:5 en 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht.
Over het besluit is overleg gevoerd met de Ministers van Binnenlandse
Zaken en van Financiën. Deze konden met het besluit instemmen. Omdat
het in dit verband slechts gaat om het voor een beperkte periode voortzetten
van bestaand beleid, waarbij geen wijziging wordt gebracht in de uitoefening
van taken of activiteiten van gemeenten in de zin van artikel 2 van de Financiële-Verhoudingswet
1984, is in overeenstemming met artikel 41 van die wet het horen van de Raad
voor de gemeentefinanciën achterwege gebleven. Om soortgelijke redenen
zijn ook het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse gemeenten
niet gehoord.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-van Weele
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van het bepaalde in artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad
van State