Besluit van 31 mei 1995, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (wijzigingen in verband met de regeling van de Minister van Financiën van 22 december 1993, nr. WV93/492 houdende de Regeling wijziging heffing omzetbelasting (Stcrt. 251), en aanpassing vrijstelling prestaties van sociale of culturele aard)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 1994, nr. WV 94/366, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onderdeel b, 11, eerste lid, aanhef en onderdeel f, 29a, tweede lid, en 33a, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel II van de Wet van 24 december 1992 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen (Stb. 713);

De Raad van State gehoord (advies van 29 november 1994, nr. W06.94.0554);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 29 mei 1995 nr. WV 94/565 U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 19681 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A.

In artikel 1, eerste lid, wordt na «29, derde lid,» ingevoegd: 29a, tweede lid,.

B.

In artikel 3 wordt na «Artikel 29, eerste en tweede lid,» ingevoegd: en artikel 29a, eerste lid,.

C.

In artikel 5a, wordt «tabel I, letter a, posten 49 en 50» vervangen door: tabel I, onderdeel a, post 50.

D.

In artikel 7, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

D.1. In de bestaande tekst wordt «De instellingen» vervangen door: De ondernemers.

D.2. Na de bestaande tekst wordt als nieuwe alinea toegevoegd:

Indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing heeft plaatsgevonden na 31 december 1993 worden, in afwijking van het in de vorige volzin bepaalde, de financiële jaarstukken binnen zes maanden na afloop van het vijfde boekjaar na deze aanwijzing en vervolgens om de vijf jaren aan Onze Minister toegezonden.

E.

In artikel 12, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

E.1. Onderdeel b wordt vervangen door:

b.1°. voor wat betreft de leveringen van accijnsgoederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder a, indien de ondernemer kan overleggen een schriftelijke verklaring van de ondernemer die de accijnsgoederen afneemt dat deze de goederen geleverd krijgt en in opslag neemt in een accijnsgoederenplaats als bedoeld in de Wet op de accijns die voor die soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen, en dat deze de goederen niet aan dat regime zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is;

2°. voor wat betreft de leveringen van minerale oliën als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder b, indien de ondernemer kan overleggen een afschrift van het geleidedocument alsmede een schriftelijke verklaring van de ondernemer die de minerale oliën afneemt dat deze de minerale oliën niet aan het geleidedocument zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is;.

E.2. In onderdeel e wordt «artikel 9 van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door: artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994.

E.3. In de laatste volzin wordt «een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning» vervangen door: een fiscaal vertegenwoordiger.

F.

In artikel 24b, eerste lid, onderdeel b, wordt «hoofdstuk 89 van het Tarief van invoerrechten» vervangen door: Bijlage I, deel II, hoofdstuk 89, van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256).

G.

In artikel 24c, vijfde lid, wordt onderdeel a vervangen door:

a. de verzoeker kan namens de buitenlandse ondernemer waarvoor hij als fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning is aangesteld, optreden voor:

1°. de invoer van goederen;

2°. de op de invoer volgende levering van goederen andere dan bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de wet;

3°. de levering van goederen met toepassing van het tarief van nihil op de voet van tabel II, onderdeel a, post 7 of 8, van de wet;

4°. de intracommunautaire verwerving van goederen die voorafgaat aan een levering als bedoeld onder 3°;

5°. de levering van goederen met toepassing van het tarief van nihil op de voet van tabel II, onderdeel a, post 2 of 6, van de wet die volgt op een levering als bedoeld onder 3°;.

H.1.

In artikel 1, eerste en tweede lid, vervalt na «Wet op de omzetbelasting» de staatsbladaanduiding.

H.2.

In de artikelen 4, tweede lid, 9, eerste lid, onderdelen a, b, en f, 12, tweede lid, onderdeel e, 16, Algemene aantekeningen onder 3, 24a, eerste en tweede lid, 24b, eerste lid, onderdeel a, 24c, zesde lid, alsmede in bijlage B, onderdeel b, nummers 26 en 27, vervalt na de daar genoemde wet of algemene maatregel van bestuur de staatsbladaanduiding.

H.3.

In bijlage B, onderdeel b, nummer 25, vervalt na «Rijksbijdrageregeling banenpools» de staatscourantaanduiding.

ARTIKEL II

In bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A.1.

In onderdeel a wordt nummer 70 vervangen door:

70. de Stichting Vluchtelingenwerk Rijnmond;

A.2.

Na nummer 81 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

82. de Stichting WJ-CNV Brugprojecten voor Jongeren;

83. de Nederlandse Vereniging Humanitas, afdeling Rotterdam;

84. de Stichting Academie voor Nederlandse Gebarentaal;

85. de Stichting Godsdienst en Opvoeding;

86. de Unie van Katholieke Bonden van Ouderen;

87. de Stichting Ecologisch Beheer;

88. de Stichting Milieu Educatie;

89. de Stichting Bisschoppelijke Vastenactie Nederland;

90. de Stichting Landelijk Informatiecentrum Voedselovergevoeligheid;

91. de Stichting Landelijk bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie;

92. de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland;

93. de Gelderse Stichting tot Beheer en Bewindvoering ter bescherming van meerderjarigen;

94. de Milieu-federatie Noord-Holland;

95. de Stichting Building for Peace;

96. de Stichting Technika 10 «Rotterdam»;

97. de Stichting De Wartburg;

98. de Stichting Crea, met uitzondering van het verlenen van toegang tot voorstellingen;

99. de Stichting Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs;

100. de Stichting ter Ondersteuning en Advisering van Samenwerkingsverbanden in de Eerstelijnsgezondheidszorg;

101. de Stichting Silhouette;

102. de Stichting Samenwerkingsverband Bikultureel Onderwijs, Regio Assen;

103. de Stichting Individueel Vermogensbeheer voor de Zorgsector, alleen voor de ondersteuning bij vermogensbeheer en aanverwante werkzaamheden ten behoeve van patiënten die zijn opgenomen (geweest) in een psychiatrisch centrum;

104. de Stichting Vorkmeer;

105. de Stichting Educatief Centrum Rijnmond;

106. de Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting Zuid-Holland/Zeeland;

107. de Stichting Chinese Gemeenschap;

108. de Vereniging Sirkulo Antiyano Tilburg;

109. de Stichting Biro Perumahan Maluku;

110. de Stichting Promotie Intensieve Thuisbehandeling Nederland;

111. de Stichting Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland;

112. de Stichting Landelijk Studie- en Ontwikkelingscentrum voor de Volwasseneneducatie, alleen voor programma-ontwikkeling en organisatie-ontwikkeling;

113. de Stichting Medic Alert Nederland;

114. de Stichting Hartklepregistratie Nederland;

115. de Stichting Vluchtelingenwerk Tilburg;

116. de Stichting Vrouwen en Hoger Technisch Onderwijs;

117. de Stichting Instituut ter Ondersteuning van Sociaal Kulturele Aktiviteiten;

118. de Stichting Samenwerkende Nederlandse Korenorganisaties, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is;

119. de Stichting Kunsthistorisch Centrum, alleen voor te geven voordrachten en cursussen;

120. de Stichting Bureau Emancipatieontwikkeling;

121. de Stichting Vrouwen en Informatica, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is;

122. de Stichting Vormingscentrum de Essenburgh, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is;

123. de Stichting «NIB, Nederlands Instituut voor de Blaasmuziek en de Drum- en Showbands»;

124. de Vereniging tot Behoud van het Veluws Hert;

125. Scouting Nederland, met uitzondering van de verkoop van goederen;

126. de Stichting Jeugdtheaterschool Zuid-Holland.

B.1.

In onderdeel b wordt nummer 9 vervangen door:

9. instellingen van verpleging, kraam- en gezinsverzorging, voor zover de diensten niet reeds kunnen worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, onderdelen c of g, van de wet;.

B.2.

Nummer 24 wordt vervangen door:

24. instellingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg als genoemd in artikel 20a van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering;.

B.3. Na nummer 28 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd:

29. instellingen voor algemeen maatschappelijk werk aangesloten bij de Vereniging van Ondernemingen in de gepremieerde en gesubsidieerde sector, sectie Algemeen Maatschappelijk werk;

30. instellingen voor jeugdhulpverlening aangesloten bij de Vereniging van Ondernemingen in de gepremieerde en gesubsidieerde sector, sectie Jeugdhulpverlening.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, E en G, die in werking treden op hetzelfde tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 8 april 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de wijziging van en de invoering van vereenvoudigingsmaatregelen in de Zesde Richtlijn (Kamerstukken II 1993/94 23 677) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 31 mei 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de achtste juni 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

In dit besluit zijn wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbesluit) opgenomen die nagenoeg alle een juridische vastlegging behelzen van de huidige feitelijke praktijk.

In de eerste plaats betreft het wijzigingen die voortvloeien uit de Regeling wijziging heffing omzetbelasting van 22 december 1993 (Stcrt. 251) en die formele vastlegging in het Uitvoeringsbesluit behoeven; zie onderdeel 2 van deze nota. In de tweede plaats betreft het de opneming in Bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit van sociaal-culturele instellingen. Met betrekking tot deze instellingen is reeds goedgekeurd dat zij, in afwachting van opneming in de desbetreffende bijlagen, voor bepaalde prestaties buiten de heffing van omzetbelasting blijven; zie onderdeel 3 van deze nota. Daarnaast wordt – dit is geen vastlegging van de praktijk – de verplichting tot inzending van financiële jaarstukken door Sociaal-culturele instellingen verduidelijkt; zie onderdeel 4 van deze nota.

2. Aanpassingen in verband met de Regeling wijziging heffing omzetbelasting van 22 december 1993

In dit besluit zijn, als gezegd, enkele wijzigingen opgenomen die voortvloeien uit de Regeling wijziging heffing omzetbelasting van 22 december 1993, Stcrt 251 (zie bijlage). Deze ministeriële regeling is gebaseerd op artikel II, van de Wet van 24 december 1992 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen (Stb. 713). Ingevolge dat artikel dient na het tot stand komen van een zodanige regeling een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te worden gezonden waarbij de in de regeling neergelegde regels worden opgenomen in de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). De uit de regeling voortvloeiende wetswijziging zal worden neergelegd in een nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de wijziging van en de invoering van vereenvoudigingsmaatregelen in de Zesde Richtlijn. De bepalingen van de regeling die betrekking hebben op een afwijking van het Uitvoeringsbesluit zijn verwerkt in de onderdelen E en G van artikel I van dit besluit. Deze artikelonderdelen kunnen worden gebaseerd op de delegatiebepalingen in de artikelen 9, tweede lid, onderdeel b, en 33a, zesde lid, van de Wet.

3. Sociaal-culturele vrijstelling

In artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet is de mogelijkheid opgenomen, bij algemene maatregel van bestuur vrijstelling van omzetbelasting te verlenen voor leveringen en diensten van sociale of culturele aard.

Voorwaarden hierbij zijn dat de ondernemer die de leveringen of de diensten verricht geen winst beoogt en dat de vrijstelling niet leidt tot een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen ten opzichte van ondernemers die winst beogen. De vrijstelling is uitgewerkt in artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit en bijlage B bij dat besluit.

In artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit zijn het verstrekken van spijzen en dranken, het verrichten van onderzoek, het ter beschikking stellen van personeel en het verzorgen van loon en salarisadministraties, financiële administraties en grootboekadministraties van de vrijstelling uitgezonderd. Dit houdt verband met het concurrentiegevoelige karakter van deze prestaties. In bijlage B is in onderdeel a een aantal met name genoemde ondernemers opgenomen waarvoor de vrijstelling geldt. In onderdeel b van de bijlage zijn algemeen omschreven categorieën instellingen vermeld waarvoor de vrijstelling van toepassing is.

Sinds de laatste wijziging van bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit is naar aanleiding van een aantal verzoeken om een aanwijzing op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet goedgekeurd dat een aantal (categorieën) instellingen in afwachting van opneming in bijlage B reeds buiten de heffing van omzetbelasting blijven. Een dergelijke goedkeuring is overigens pas verleend nadat overeenkomstig het gestelde in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet ten aanzien van belanghebbende was vastgesteld dat deze kon worden aangemerkt als ondernemer die met zijn prestaties geen winst beoogt. Daarbij gold verder de eis dat de te verlenen vrijstelling geen verstoring van de concurrentieverhoudingen bewerkstelligt ten aanzien van ondernemers die wel winst beogen.

Dit besluit formaliseert deze goedkeuringen.

4. Toezending financiële jaarstukken door sociaal-culturele instellingen

Teneinde te kunnen beoordelen of vermelding van een instelling in bijlage B, onderdeel a, bij het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 nog juist en terecht is, bevat artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit in het derde lid de bepaling, dat de financiële jaarstukken van de opgenomen instellingen voor het eerst in 1994 en vervolgens om de vijf jaren aan de Minister van Financiën moeten worden toegezonden.

Ten aanzien van instellingen die na 1993 in de bijlage worden opgenomen is een redactionele verduidelijking aangebracht waardoor tevens de controlewerkzaamheden in de tijd worden gespreid.

5. Overige aspecten

Dit besluit heeft geen samenhang met andere bestaande of in voorbereiding zijnde niet-fiscale regelingen. Voor de uitvoering ervan worden geen nieuwe organen of bestuursinstrumenten in het leven geroepen.

Het wijzigingsbesluit heeft geen nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven.

Voor de taak van de belastingdienst en de lasten voor particulieren heeft het wijzigingsbesluit geen betekenis. Er zullen geen personele gevolgen zijn voor de overheid en voor de belastingplichtigen.

Gelet op de aard van het wijzigingsbesluit verwacht ik evenmin gevolgen voor de werkdruk van het justitiële apparaat.

Aan het wijzigingsbesluit zijn geen budgettaire gevolgen van betekenis verbonden.

TOELICHTING OP DE ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

Artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit is gebaseerd op artikel 29, derde lid, van de Wet. In het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de wijziging van en de invoering van vereenvoudigingsmaatregelen in de Zesde Richtlijn, is voorzien in een wijziging van artikel 29 en in het opnemen van een nieuw artikel 29a in de wet. Hierdoor wordt artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit mede gebaseerd op artikel 29a, tweede lid. De wijziging in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit heeft daarop betrekking.

Artikel I, onderdeel B

Zoals is gesteld in de toelichting op artikel I, onderdeel A, is in het daar genoemde voorstel van wet voorzien in een wijziging van artikel 29 van de Wet en in het opnemen in de Wet van een nieuw artikel 29a. Dit betekent dat artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit moet worden gewijzigd en tevens moet worden gebaseerd op artikel 29a, tweede lid. De wijziging van artikel I, onderdeel B, bewerkstelligt dit.

Artikel I, onderdeel C

In verband met de verwerking van de zogenoemde btw-tariefrichtlijn (richtlijn nr. 92/77/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1992 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG (onderlinge aanpassing van de BTW-tarieven) (PbEG L 316), is bij Wet van 24 december 1992 tot wijziging van een aantal belastingwetten in het kader van het belastingplan 1993 (Stb. 686) post 49 van onderdeel a van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel I vervallen.

Natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen en halfedelstenen, bloedkoralen, echte en gekweekte parels, ook indien bewerkt, doch niet gevat, niet gezet en niet in stellen, alsmede ongezette uit dierlijke of plantaardige materialen vervaardigde cameeën (edelstenen) werden per 1 januari 1993 in het kader van de tariefharmonisatie onder het algemene btw-tarief gebracht.

Artikel 5a van het Uitvoeringsbesluit bevatte ten onrechte nog een verwijzing naar de vervallen post 49. Artikel I, onderdeel C, maakt deze verwijzing ongedaan.

Artikel I, onderdeel D

Naast een redactionele aanpassing in onderdeel D.1 bevat dit artikelonderdeel een aanvulling op artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit (onderdeel D.2).

Het derde lid van dat artikel bevat onder meer de bepaling dat ter controle van een juiste en terechte opname in bijlage B, onderdeel a, bij het Uitvoeringsbesluit de opgenomen instellingen (c.q. ondernemers) hun financiële jaarstukken eens per vijf jaar toezenden aan de Minister van Financiën. De eerste toezending dient volgens dit voorschrift plaats te vinden in 1994.

Deze bepaling is niet geheel duidelijk voor ondernemers die in of na 1994 in de bijlage worden opgenomen. Artikel I, onderdeel D, neemt deze onduidelijkheid weg.

Voorts wordt voorkomen dat de financiële jaarstukken van alle in genoemd onderdeel a opgenomen ondernemers in het zelfde jaar ter controle worden toegezonden.

Overigens zij opgemerkt, dat deze bepaling de controlebevoegdheden en de informatieverplichtingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen onverlet laat.

Artikel I, onderdeel E

In dit onderdeel worden drie wijzigingen aangebracht in artikel 12, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit.

De wijziging in onderdeel E.1 heeft betrekking op de gewijzigde Tabel II, onderdeel a, post 7, van de Wet. De aanpassing van die tabelpost zal worden neergelegd in de nota van wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de wijziging van en de invoering van vereenvoudigingsmaatregelen in de Zesde Richtlijn (Kamerstukken II 1993/94, 23 677). De aanpassing van de tabelpost houdt in dat levering tegen het tarief van nihil op grond van die post voortaan ook mogelijk is voor minerale oliën die buiten een accijnsgoederenplaats onder dekking van een geleidedocument worden geleverd. In artikel 12, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, zijn de voorwaarden daarvoor opgenomen. In artikel 12, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, is de huidige tekst van dit artikelonderdeel opgenomen.

De wijziging in onderdeel E.2 voorziet in een aanpassing van artikel 12, tweede lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit aan de per 1 januari 1995 in werking getreden Wegenverkeerswet 1994. Hierdoor moet de verwijzing naar de wegenverkeerswetgeving worden geactualiseerd voor de in deze bepaling genoemde opgaaf van een kenteken voor een motorrijtuig.

Ik merk in dit verband op dat de wijziging van artikel 12, eerste lid, onderdeel e, niet betekent dat het tarief van nihil niet van toepassing zou zijn ter zake van de levering van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven op de voet van de (oude) Wegenverkeerswet en waarbij overigens wordt voldaan aan het gestelde in de onderhavige bepaling. In hoofdstuk IV, artikel 31, van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 is namelijk bepaald dat kentekens die zijn opgegeven op basis van de Wegenverkeerswet worden aangemerkt als kentekens die zijn opgegeven op basis van de Wegenverkeerswet 1994.

In onderdeel E.3 is een wijziging opgenomen van artikel 12, tweede lid, laatste volzin, van het Uitvoeringsbesluit. Ingevolge deze wijziging kan een leverancier of afnemer bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b en c, van het Uitvoeringsbesluit wanneer hij niet in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar geen vaste inrichting heeft, voor de toepassing van het tarief van nihil op de voet van tabel II, onderdeel a, posten 7 en 8, van de Wet in plaats van een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning ook een fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning aanstellen voor zijn belaste prestaties in Nederland. In het laatste geval betekent dit dat de buitenlandse ondernemer zich niet in Nederland hoeft te laten registreren.

Artikel I, onderdeel F

De wijziging in artikel I, onderdeel F, is van redactionele aard. Daarbij is de verwijzing naar hoofdstuk 89 van het Tarief van invoerrechten in artikel 24b, eerste lid, onderdeel b, geactualiseerd. In de gewijzigde tekst wordt verwezen naar hoofdstuk 89 van de gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in deel II van bijlage I van de verordening (EEG) nr.2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256).

Artikel I, onderdeel G

Ingevolge artikel 24c, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit is de verlening van een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning thans gebonden aan de beperking dat degene die om die vergunning verzoekt, voor de buitenlandse ondernemer alleen voor de invoer van goederen en voor de daarop volgende leveringen kan optreden. Met betrekking tot andere belastbare handelingen is alleen vertegenwoordiging mogelijk door een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning. In onderdeel G wordt een uitbreiding bewerkstelligd van het aantal belastbare handelingen waarvoor een fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning kan worden aangesteld. Het gaat daarbij onder meer om de levering van goederen met toepassing van het tarief van nihil op de voet van tabel II, onderdeel a, post 7 of 8, van de Wet. Deze wijziging heeft een nauwe samenhang met de wijziging van artikel 12, tweede lid, laatste volzin (onderdeel E.2).

Artikel I, onderdeel H

De wijzigingen in dit artikelonderdeel zijn van redactionele aard. Met de wijzigingen wordt een aantal bepalingen meer geredigeerd overeenkomstig het bepaalde in aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikel II

Sinds de laatste wijziging van bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit is naar aanleiding van een aantal verzoeken om een aanwijzing op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet goedgekeurd dat een aantal (categorieën) instellingen in afwachting van opneming in bijlage B reeds buiten de heffing van omzetbelasting blijven. Zoals reeds is aangegeven in het algemeen deel van deze nota zijn in dit besluit deze goedkeuringen geformaliseerd.

De aanpassing van nummer 70 van onderdeel a van de bijlage betreft een naamswijziging van de betrokken instelling.

Voorts is in onderdeel b onder nummer 9 wederom een vrijstelling opgenomen voor instellingen van verpleging. Deze vrijstelling is vervallen bij Koninklijk Besluit van 15 maart 1989 (Stb. 66) omdat uit onderzoek was gebleken dat aan die vrijstelling geen behoefte meer bestond. Inmiddels is echter gebleken dat er behoefte aan bestaat de vrijstelling opnieuw in de bijlage op te nemen.

De wijziging van nummer 24 van onderdeel b van de bijlage houdt verband met een wijziging van de uitvoeringsvoorschriften, behorende bij de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Artikel III

In dit artikel is bepaald dat het onderhavige besluit in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst. De datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A, E en G, is evenwel gekoppeld aan de datum waarop het bij koninklijke boodschap van 8 april 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de wijziging van en de invoering van vereenvoudigingsmaatregelen in de Zesde Richtlijn in werking treedt. Deze koppeling is vereist in verband met de nauwe samenhang tussen genoemde artikelonderdelen en de in dat wetsvoorstel neergelegde wijziging van tabel II, onderdeel a, post 7, van de Wet.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1968, 423, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 december 1994, Stb. 953.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 11 juli 1995, nr. 131.

Naar boven