Wet van 26 april 1995 tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet milieubeheer (onafhankelijkheid adviseurs inzake beroepen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de advisering aan de administratieve rechter bij beroepen op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en diverse milieuwetten in een stichting onder te brengen in verband met de inhoud van de adviesfunctie die onafhankelijk dient te worden uitgeoefend;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de Ruimtelijke Ordening1, zoals deze wet komt te luiden, indien het bij koninklijke boodschap van 15 november 1993 ingediende voorstel van wet tot uitbreiding en wijziging van wettelijke regelingen inzake externe advisering op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (Versobering en harmonisatie externe adviesorganen VROM) (23 487)2 tot wet wordt verheven, wordt als volgt gewijzigd.

Na Hoofdstuk IX wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IXA ADVISERING INZAKE BEROEPEN RUIMTELIJKE ORDENING

Artikel 57

  • 1. Onze Minister is gemachtigd namens de Staat tot oprichting over te gaan van een stichting die tot doel heeft de taak te verrichten, bedoeld in artikel 57a.

  • 2. Wijziging van de statuten van de stichting, dan wel ontbinding van de stichting behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Alvorens te beslissen over de goedkeuring, hoort Onze Minister de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 3. De statuten van de stichting waarborgen dat de stichting haar werkzaamheden onpartijdig en onafhankelijk verricht.

Artikel 57a

De stichting heeft tot taak aan de administratieve rechter op diens verzoek deskundigenbericht uit te brengen inzake beroepen op grond van deze wet. Op verzoek van de administratieve rechter brengt de stichting tevens deskundigenbericht uit inzake beroepen op grond van andere wetten, voor zover het onderwerpen betreft die samenhangen met de ruimtelijke ordening.

Artikel 57b

De personen die deel uitmaken van de organen van de stichting, en het personeel van de stichting vervullen geen functies en betrekkingen, waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de handhaving van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de stichting dan wel van het vertrouwen daarin.

Artikel 57c

  • 1. Indien met toepassing van artikel 57 een stichting is opgericht, verstrekt Onze Minister aan de stichting subsidie overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorschriften, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede taakuitoefening.

  • 2. Artikel 8:36, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

ARTIKEL II

De Wet milieubeheer3 wordt gewijzigd als volgt.

In Hoofdstuk 20 wordt na paragraaf 20.4 een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 20.5. Advisering inzake beroepen milieubeheer

Artikel 20.14

  • 1. Onze Minister is gemachtigd namens de Staat tot oprichting over te gaan van een stichting die tot doel heeft de taak te verrichten bedoeld in artikel 20.15.

  • 2. Wijziging van de statuten van de stichting, dan wel ontbinding van de stichting behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Alvorens te beslissen over de goedkeuring, hoort Onze Minister de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 3. De statuten van de stichting waarborgen dat de stichting haar werkzaamheden onpartijdig en onafhankelijk verricht.

Artikel 20.15

De stichting heeft tot taak aan de administratieve rechter op diens verzoek deskundigenbericht uit te brengen inzake beroepen op grond van art. 20.1 van deze wet, met uitzondering van beroepen betreffende de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater en de Grondwaterwet. Op verzoek van de administratieve rechter brengt de stichting tevens deskundigenbericht uit inzake beroepen op grond van andere wetten, voor zover het onderwerpen betreft die samenhangen met aspecten van het milieubeheer waarvoor Onze Minister verantwoordelijk is.

Artikel 20.16

De personen die deel uitmaken van de organen van de stichting, en het personeel van de stichting vervullen geen functies en betrekkingen, waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de handhaving van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de stichting dan wel van het vertrouwen daarin.

Artikel 20.17

  • 1. Indien met toepassing van artikel 20.14 een stichting is opgericht, verstrekt Onze Minister aan de stichting subsidie overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorschriften, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede taakuitoefening.

  • 2. Artikel 8:36, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

ARTIKEL III

  • 1. Tot het tijdstip waarop de stichting, bedoeld in artikel 57 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is opgericht, verricht de Adviseur ten behoeve van de Raad van State de in artikel 57a genoemde taak.

  • 2. Tot het tijdstip waarop de stichting, bedoeld in artikel 20.14 van de Wet milieubeheer is opgericht, verricht de Adviseur Beroepen Milieubeheer de in artikel 20.15 genoemde taak.

ARTIKEL IV

  • 1. De adviseurs, bedoeld in artikel III, worden benoemd bij koninklijk besluit.

  • 2. Zij verrichten hun werkzaamheden onpartijdig en onafhankelijk.

  • 3. Te hunner ondersteuning beschikken zij ieder over een bureau.

  • 4. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verschaft de noodzakelijke huisvesting en financiële ondersteuning.

  • 5. De adviseurs en de personen die behoren tot hun bureau vervullen geen functies en betrekkingen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de handhaving van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de adviseurs of van het vertrouwen daarin.

ARTIKEL V

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van de artikelen III en IV.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 april 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de drieëntwintigste mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1985, 626, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 1995, Stb. 250.

XNoot
2

Stb. 1994, 766.

XNoot
3

Stb. 1994, 80, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 1995, Stb. 250.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 770.

Handelingen II 1994/95, 3765.

Kamerstukken I 1994/95, 23 770 (246).

Handelingen I 1994/95, zie vergadering d.d. 25 april 1995.

Naar boven