Besluit van 6 april 1995, houdende wijziging van enige bezoldigingsbesluiten in verband met een eindejaarsuitkering voor defensiepersoneel als een van de maatregelen van het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie voor de periode 1 april 1993 tot 1 april 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 11 november 1994, nr. PAV 6001/94025487;

Gelet op artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931, artikel 2 van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen en artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 december 1994, nr. W07.94.0686);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 30 maart 1995, nr. PAV6001/95006116;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit herziening bezoldiging militairen zeemacht 19541 wordt als volgt gewijzigd:

Opgenomen wordt een nieuw artikel 3g, luidend:

Artikel 3g

  • 1. De militair met de rang van vice-admiraal of met een hogere rang heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,3% van de door hem genoten bezoldiging volgens de schaal.

  • 2. De militair met een lagere rang dan vice-admiraal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,4% van de door hem genoten bezoldiging volgens de schaal, bezoldiging volgens de tabel of het door hem genoten zakgeld.

  • 3. De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar en over dat kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 4. Bij ontslag van de militair vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de eindejaarsuitkering is betaald en de datum van het ontslag.

ARTIKEL II

De Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 19692 wordt als volgt gewijzigd:

Na Hoofdstuk 6 wordt een nieuw Hoofdstuk 7 ingevoegd, luidend:

HOOFDSTUK 7 EINDEJAARSUITKERING

Artikel 40

  • 1. Een militair met de rang van luitenant-generaal of met een hogere rang heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,3% van de door hem genoten wedde.

  • 2. Een militair met een lagere rang dan luitenant-generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,4% van de door hem genoten wedde, wedde e.o. of het door hem genoten zakgeld.

  • 3. De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar en over dat kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 4. Bij ontslag van de militair vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de eindejaarsuitkering is betaald en de datum van het ontslag.

ARTIKEL III

Het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie3 wordt als volgt gewijzigd:

Na Hoofdstuk 4 wordt een nieuw Hoofdstuk 4a ingevoegd, luidend:

HOOFDSTUK 4A BEPALINGEN BETREFFENDE DE EINDEJAARSUITKERING

Artikel 21a

  • 1. De ambtenaar, wiens ambt is vermeld in bijlage A van dit besluit, heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,3% van het door hem genoten salaris.

  • 2. De ambtenaar, die aanspraak heeft op salaris volgens bijlage B van dit besluit, heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,4% van het door hem genoten salaris.

  • 3. Indien voor de ambtenaar op grond van artikel 23, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie het feitelijk genot van de bezoldiging is teruggebracht tot het bedrag van het op de ambtenaar te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage, wordt hij voor de toepassing van het eerste en tweede lid geacht geen salaris te genieten.

  • 4. De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar en over dat kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 5. Bij ontslag van de ambtenaar vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de eindejaarsuitkering is betaald en de datum van het ontslag.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 april 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de achttiende mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

In het kader van het voor de sector Defensie op 2 november 1993 gesloten arbeidsvoorwaardenakkoord voor de periode 1 april 1993 tot 1 april 1995 is onder meer overeengekomen dat de eindejaarsuitkering voor defensiepersoneel – indien mogelijk reeds in 1994 – tussentijds moet kunnen worden uitbetaald door aansluiting bij de opbouw-systematiek van de vakantie-uitkering. Dit besluit voorziet hierin.

Tevens wordt de aanspraak op de eindejaarsuitkering in 1994 e.v. vastgelegd door deze op te nemen in de bezoldigingsbesluiten.

Ten slotte wordt in het besluit, voor zover het de hoogte van de aanspraak betreft, onderscheid gemaakt tussen twee categorieën militairen onderscheidenlijk twee categorieën burgerlijke ambtenaren. Dat onderscheid wordt veroorzaakt door het feit dat de militair met de rang van vice-admiraal of luitenant-generaal of met een hogere rang onderscheidenlijk de ambtenaar wiens ambt is vermeld in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie in tegenstelling tot de andere categorie de salarisontwikkeling van de sector burgerlijk rijkspersoneel volgen.

In het overleg met de sectorcommissie Defensie is op 6 juni 1994 overeenstemming bereikt over dit besluit.

Aan het besluit wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 1994 aangezien de maandelijkse opbouw van de aanspraak op de eindejaarsuitkering per die datum dient plaats te vinden en het geen belastende wijziging van arbeidsvoorwaarden betreft.

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling


XNoot
1

Stb. 1954, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 oktober 1994, Stb. 824.

XNoot
2

Stb. 1968, 523, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 oktober 1994, Stb. 824.

XNoot
3

Stb. 1993, 345, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 april 1995, Stb. 266.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven