Besluit van 8 mei 1995 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 12 april 1995 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en enkele andere wetten (Stb. 1995, 227)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 1 mei 1995, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 492955/95/6;

Gelet op artikel XXVIII, eerste lid, van de Wet van 12 april 1995 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en enkele andere wetten (Stb. 1995, 227);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen I tot en met XI, XIII tot en met XVIII, XX tot en met XXIV en XXVI van de Wet van 12 april 1995 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en enkele andere wetten (Stb. 1995, 227) treden in werking met ingang van 15 mei 1995; de artikelen XIX en XXVII van die wet treden in werking met ingang van de dag na de datum waarop het bij koninklijke boodschap van 5 juli 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Leemtewet Awb) (23 780), nadat het kracht van wet heeft gekregen, in werking is getreden.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 mei 1995

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de elfde mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven