Besluit van 2 mei 1995, houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en het Besluit tankstations milieubeheer in verband met de Kaderwet bestuur in verandering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 januari 1995, nr. MJZ03195001, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 8.5, 8.7, 8.40, 8.41, 8.42 en 8.44 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 4 april 1995, nr. W08.95.0010);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 april 1995, nr. MJZ 25495030, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer1 wordt gewijzigd als volgt.

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

f. regionaal openbaar lichaam: een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering;

g. dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam;

h. samenwerkingsgebied: een samenwerkingsgebied als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering.

B

In artikel 4.1, tweede lid, wordt «waarvoor gedeputeerde staten» vervangen door: waarvoor het dagelijks bestuur, gedeputeerde staten.

C

Artikel 7.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste en tweede lid wordt «waarop burgemeester en wethouders bevoegd zijn te beslissen» telkens vervangen door: waarop burgemeester en wethouders bevoegd zijn of het dagelijks bestuur op grond van artikel 8.2a, eerste lid, onder a, van de wet bevoegd is te beslissen.

2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. het dagelijks bestuur in een samenwerkingsgebied waarin een gemeente is gelegen, waarvan burgemeester en wethouders ingevolge de onderdelen a of b betrokken bestuursorgaan zijn, tenzij het dagelijks bestuur bevoegd is te beslissen op de aanvraag.

D

Artikel 7.2 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste en tweede lid wordt telkens «voor een inrichting, waarop» vervangen door «voor een inrichting, die behoort tot een categorie, waarvoor» en wordt telkens na «te beslissen» ingevoegd: op de aanvraag.

2. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. het dagelijks bestuur in het samenwerkingsgebied waarin de betrokken inrichting mede zal zijn of is gelegen.

3. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. het dagelijks bestuur in een samenwerkingsgebied waarin een gemeente is gelegen, waarvan burgemeester en wethouders ingevolge de onderdelen b, c of d betrokken bestuursorgaan zijn, tenzij het dagelijks bestuur bevoegd is te beslissen op de aanvraag.

E

Artikel 7.3 wordt gewijzigd als volgt.

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. het dagelijks bestuur in het samenwerkingsgebied waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen.

2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. het dagelijks bestuur in een samenwerkingsgebied waarin een gemeente is gelegen, waarvan burgemeester en wethouders ingevolge de onderdelen a, b, of c betrokken bestuursorgaan zijn.

ARTIKEL II

Artikel 1, onder h, van het Besluit tankstations milieubeheer2 komt te luiden:

h. bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is of zou zijn een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor de betrokken inrichting te verlenen;

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 mei 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de zestiende mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 14 juni 1994 is de tekst van de Kaderwet bestuur in verandering in het Staatsblad geplaatst. De Kaderwet bestuur in verandering voorziet in de instelling van regionaal bestuur door middel van regionale openbare lichamen in zeven stedelijke gebieden.

Tot de taken van een regionaal openbaar lichaam behoren onder meer taken op het terrein van het milieubeheer. Daartoe is in artikel 50 van de Kaderwet bestuur in verandering onder meer Hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer gewijzigd.

Dagelijks bestuur: bevoegd gezag, adviseur of betrokken bestuursorgaan

Ingevolge het bij artikel 50 van de Kaderwet bestuur in verandering in de Wet milieubeheer ingevoegde artikel 8.2a, eerste lid, onder a, treedt het dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam in de plaats van burgemeester en wethouders waar het betreft hun bevoegdheid te beslissen op een aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer.

Ingevolge onderdeel b van genoemd artikellid kunnen bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen worden aangewezen, ten aanzien waarvan het dagelijks bestuur in de plaats treedt van gedeputeerde staten waar het betreft hun bevoegdheid te beslissen op een aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer. Een dergelijke maatregel wordt thans niet voorbereid. De reden hiervoor is dat aan een regionaal openbaar lichaam, ingevolge artikel 20 van de Kaderwet bestuur in verandering, door het provinciaal bestuur zelf provinciale bevoegdheden kunnen worden gedelegeerd. Heel wel denkbaar is in dit verband dat het provinciaal bestuur zijn bevoegdheid om milieuvergunningen te verlenen, geheel of gedeeltelijk overdraagt aan het dagelijks bestuur van een in de provincie gelegen regionaal openbaar lichaam. Van rijkszijde zullen provinciale initiatieven ter zake worden afgewacht, voordat besloten wordt met de voorbereiding van een algemene maatregel van bestuur aan te vangen.

Door de intrede in de Wet milieubeheer van het dagelijks bestuur van het regionaal openbaar lichaam als bevoegd gezag is een aantal wijzigingen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer gewenst.

1. In de eerste plaats is het noodzakelijk in artikel 4.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer een regeling op te nemen van de wijze waarop een vergunning moet worden aangevraagd bij het dagelijks bestuur.

2. Daarnaast is het gewenst in artikel 7.1 van genoemd besluit de bestuursorganen aan te wijzen die door het (in de plaats van burgemeester en wethouders getreden) dagelijks bestuur moeten worden betrokken, als adviseur of anderszins, bij de totstandkoming van de beschikking op een aanvraag om vergunning.

Indien in de toekomst bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen worden aangewezen, ten aanzien waarvan het dagelijks bestuur in de plaats treedt van gedeputeerde staten, zal alsdan een overeenkomstige verplichting voor het dagelijks bestuur in artikel 7.2 van het besluit worden opgenomen. Thans volstaat een aanpassing van de aanhef van artikel 7.2, eerste en tweede lid. Door middel van een abstractere formulering wordt verduidelijkt dat delegatie van bevoegdheden door het provinciaal bestuur aan het dagelijks bestuur op grond van artikel 20 van de Kaderwet bestuur in verandering of aan burgemeester en wethouders op grond van artikel 107 van de Provinciewet onverlet laat dat de in artikel 7.2 genoemde bestuursorganen betrokken zijn bij de totstandkoming van de beschikking op een aanvraag om vergunning voor een inrichting in de in artikel 7.2 aangeduide gevallen.

3. Voorts is het gewenst dat het dagelijks bestuur zelf in voorkomende gevallen betrokken is bij de totstandkoming van beschikkingen, indien de bevoegdheid om te beslissen ligt bij gedeputeerde staten of bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of de Minister van Economische Zaken.

Het voorliggende besluit wijzigt het Inrichtingen- en vergunningenbesluit op bedoelde punten in artikel I.

Tenslotte

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om (in artikel II) de definitie van «bevoegd gezag» in het Besluit tankstations milieubeheer te wijzigen in verband met de Kaderwet bestuur in verandering; de verwijzing naar de bevoegdheidsbepaling (artikel 8.2 van de Wet milieubeheer) is vervangen door een verwijzing naar de bepaling die het vergunningstelsel vestigt (artikel 8.1).

Het ontwerp-besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 25 oktober 1994, nr. 205, om een ieder in de gelegenheid te stellen tot het maken van opmerkingen daarover. Naar aanleiding van deze publikatie zijn geen reacties ontvangen. De Raad voor het milieubeheer heeft meegedeeld geen advies over het ontwerp te zullen uitbrengen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 163.

XNoot
2

Stb. 1994, 53.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vierde lid jo. derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven