Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1995, 250 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1995, 250 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het na de invoering van de Algemene wet bestuursrecht wenselijk is gebleken de Algemene wet bestuursrecht en een aantal andere wetten op een aantal punten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene wet bestuursrecht1 wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 1:7, eerste lid, en 1:8, eerste lid, wordt «een bindend besluit van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 8:1, tweede lid, komt te luiden:
2. Met een besluit wordt gelijkgesteld een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Artikel 8:41 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid komen de tweede en derde volzin te luiden:
Indien het een beroepschrift ter zake van twee of meer samenhangende besluiten of van twee of meer indieners ter zake van hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. In die gevallen bedraagt het griffierecht het hoogste op grond van het derde lid ter zake van een van de besluiten onderscheidenlijk door een van de indieners verschuldigde bedrag.
2. Het derde lid, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt:
a. de aanduiding van de subonderdelen «1e», «2e» en «3e» wordt vervangen door onderscheidenlijk «1°.», «2°.» en «3°.».
b. in subonderdeel 1° wordt na «25» ingevoegd: en 29.
c. in subonderdeel 2° wordt «als bedoeld in de Wet rechtstoestand dienstplichtigen» vervangen door: als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen.
d. aan subonderdeel 3° wordt toegevoegd: of een besluit, genomen op grond van artikel P 9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet,.
Artikel 8:55 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt in de eerste volzin «kan een belanghebbende» vervangen door «kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan» en wordt in de derde volzin «6:5, 6:6 tot en met 6:9» vervangen door: 6:5 tot en met 6:9.
2. In het vierde lid wordt voor de bestaande tekst een volzin ingevoegd, luidende:
Indien de uitspraak waartegen verzet is gedaan, is gedaan door een meervoudige kamer, wordt uitspraak op het verzet gedaan door een meervoudige kamer.
Artikel 8:75 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «gesteld» ingevoegd: over de kosten waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. Het derde lid vervalt en het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
Na artikel 8:75 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Zij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de rechtbank bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.
3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de rechtbank het onderzoek. In de overige gevallen zijn de afdelingen 8.2.4 en 8.2.5 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8:82 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «tweede volzin» vervangen door: tweede en derde volzin.
2. In het derde lid, tweede volzin, wordt na «rechtspersoon» ingevoegd: , indien het verzoek wordt ingetrokken,.
In artikel 8:83, eerste lid, vierde volzin, wordt na «toepassing» ingevoegd: , met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.
Artikel 8:84, vierde lid, komt te luiden:
4. De artikelen 8:67, tweede tot en met vijfde lid, 8:68, 8:69, 8:72, vijfde en zevende lid, 8:75, 8:75a, 8:76, 8:77, eerste en derde lid, 8:78, 8:79, tweede lid, en 8:80 zijn van overeenkomstige toepassing.
Aan artikel 8:87 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Indien een verzoek om opheffing of wijziging is gedaan door het bestuursorgaan of het beroepsorgaan en het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de griffier aan de desbetreffende rechtspersoon wordt terugbetaald.
De bijlage wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel A.4 wordt «Politiewet» vervangen door: Politiewet 1993.
2. In onderdeel C.3 wordt na «4.12,» ingevoegd «4.15a,» en wordt «8.34 en 8.37» vervangen door: 8.36 en 8.39.
3. In onderdeel C.4 wordt «27d» vervangen door: 43.
4. In onderdeel D.1 wordt «7c» vervangen door: 7d.
5. Onderdeel D.2 vervalt en de aanduiding «3.» voor onderdeel D.3 wordt vervangen door: 2.
6. Het opschrift van onderdeel H komt te luiden:
H MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
De Wet op de Raad van State2 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 37, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel b vervalt «en».
2. In onderdeel c wordt de punt aan het slot vervangen door: , en.
3. Een onderdeel d wordt toegevoegd luidende:
d. een uitspraak van de president als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vierde lid, van die wet.
Aan artikel 39, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Artikel 8:86, eerste lid, kan slechts worden toegepast indien een enkelvoudige kamer of de president van de rechtbank uitspraak op het beroep heeft gedaan.
Na artikel 39 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de kosten worden veroordeeld. Indien het hoger beroep mondeling wordt ingetrokken, wordt het verzoek door de partij die daarbij aanwezig is mondeling gedaan tegelijk met de intrekking van het hoger beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Indien het hoger beroep schriftelijk wordt ingetrokken, wordt het verzoek schriftelijk gedaan. De artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Artikel 8:75a, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid komen de tweede en derde volzin te luiden:
Indien de uitspraak van de rechtbank, voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld, betrekking heeft op meer dan één besluit of indien het een gezamenlijk beroepschrift van twee of meer indieners ter zake van dezelfde uitspraak betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. In die gevallen bedraagt het griffierecht het hoogste op grond van het tweede lid ter zake van een van de besluiten onderscheidenlijk door een van de indieners verschuldigde griffierecht.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «ingesteld,» ingevoegd: tenzij bij wet anders is bepaald,.
3. In het derde lid wordt «bevestigd» vervangen door: in stand gelaten.
Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «tweede volzin» vervangen door: tweede en derde volzin.
2. In het derde lid, tweede volzin, wordt na «rechtspersoon» ingevoegd: , indien het verzoek wordt ingetrokken,.
3. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:
5. Indien het verzoek is gedaan door het bestuursorgaan en het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de secretaris aan de desbetreffende rechtspersoon wordt terugbetaald.
De Beroepswet3 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. een besluit of andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn, en.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In onderdeel b vervalt: en.
b. In onderdeel c wordt de punt aan het slot vervangen door: , en.
c. Een nieuw onderdeel wordt toegevoegd, luidende:
d. een uitspraak van de president als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vierde lid, van die wet.
Aan artikel 21, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Artikel 8:86, eerste lid, kan slechts worden toegepast indien een enkelvoudige kamer of de president van de rechtbank uitspraak op het beroep heeft gedaan.
Na artikel 21 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de kosten worden veroordeeld. Indien het hoger beroep mondeling wordt ingetrokken, wordt het verzoek door de partij die daarbij aanwezig is mondeling gedaan tegelijk met de intrekking van het hoger beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Indien het hoger beroep schriftelijk wordt ingetrokken, wordt het verzoek schriftelijk gedaan. De artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Artikel 8:75a, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid komen de tweede en derde volzin te luiden:
Indien de uitspraak van de rechtbank, voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld, betrekking heeft op meer dan één besluit of indien het een gezamenlijk beroepschrift van twee of meer indieners ter zake van dezelfde uitspraak betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. In die gevallen bedraagt het griffierecht het hoogste op grond van het tweede lid ter zake van een van de besluiten onderscheidenlijk door een van de indieners verschuldigde griffierecht.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. in onderdeel a wordt de aanduiding van de subonderdelen «1e», «2e» en «3e» vervangen door onderscheidenlijk «1°.», «2°.» en «3°.».
b. in onderdeel a, onder 2°, wordt na «25» ingevoegd: en 29.
c. in onderdeel a wordt aan subonderdeel 3° toegevoegd: of een besluit, genomen op grond van artikel P 9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet,.
d. In onderdeel b wordt na «onderdeel a,» ingevoegd: tenzij bij wet anders is bepaald,.
3. In het derde lid wordt «bevestigd» vervangen door: in stand gelaten.
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «tweede volzin» vervangen door: tweede en derde volzin.
2. In het derde lid, tweede volzin, wordt na «rechtspersoon» ingevoegd: , indien het verzoek wordt ingetrokken,.
3. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:
5. Indien het verzoek is gedaan door het bestuursorgaan en het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de griffier aan de desbetreffende rechtspersoon wordt terugbetaald.
In de bijlage, onderdeel A, onderdeel 8, wordt «Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen» en wordt na de aanhef ingevoegd:
– de artikelen 38, 39, tweede lid, 43 en 43a van de Wet op het voortgezet onderwijs,
– de artikelen 2.45 en 2.46 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs,
– de artikelen 4.5 en 16.23 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
– de artikelen 14, eerste lid, en 35 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek,.
Hoofdstuk XIV (Slotbepalingen) van de Wet van 4 juni 1992, houdende aanpassing van een aantal wetten aan de eerste tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 422) wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef, wordt «1 januari 1993» vervangen door: 1 januari 1994.
2. Onder vervanging van de punt na onderdeel aa door een puntkomma wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
bb. Wet van 27 februari 1992 (Stb. 112), houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de herziening van het bekostigingsstelsel voor scholen voor v.w.o., a.v.o., l.b.o. en m.b.o. (regeling herziening bekostigingsstelsel voortgezet onderwijs).
In deel 4B van de wet van 23 december 1993 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet Awb III) (Stb. 690) komt artikel V (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen), onderdeel 1, eerste streepje, te luiden:
– Artikel 1, aanhef, komt te luiden:
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:.
Deel 6 (Overgangs- en slotbepalingen) van de Wet voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie (Stb. 1993, 650) wordt gewijzigd als volgt:
In artikel I, zevende lid, wordt «De artikelen 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken en 11b van de Tariefcommissiewet» vervangen door: De artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, 39a van de Wet op de Raad van State, 21a van de Beroepswet, 5a, 5aa en 25a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken en 11b en 11c van de Tariefcommissiewet.
Artikel IV, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt na «betrekking hebben op» ingevoegd: het verzekerd zijn of.
2. In onderdeel c wordt «artikel 57, eerste lid» vervangen door: de artikelen 57, 57a en 58.
De aanheffen van hoofdstuk IX, artikel 3, van de wet van 4 juni 1992, houdende aanpassing van een aantal wetten aan de eerste tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 422) en van deel 4, onderdeel F, onderdeel 2, van de Wet voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie (Stb. 1993, 650) komen telkens te luiden: De Waterstaatswet 1900 wordt als volgt gewijzigd:.
De Advocatenwet4 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, derde lid, komt de laatste volzin te luiden:
Op de behandeling van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
In artikel 9b, vijfde lid, wordt «staat voor de stagiaire, onderscheidenlijk de advocaat die is aangewezen, binnen een maand nadat de daarop betrekking hebbende schriftelijke mededeling te zijner kennis is gebracht beroep open op de algemene raad» vervangen door: kan een belanghebbende administratief beroep instellen bij de algemene raad.
Artikel 9e komt te luiden als volgt:
Artikel 13, derde lid, komt te luiden:
3. Binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking, houdende afwijzing van het verzoek, kan de belanghebbende beklag doen bij het hof van discipline. Op de behandeling van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
In artikel 16, vierde lid, wordt «kan binnen dertig dagen na de dag van verzending aan hem van het afschrift tegen een beslissing» vervangen door: binnen zes weken na de bekendmaking daarvan tegen een beslissing.
In artikel 7a van de Bekendmakingswet5 wordt «een bindend besluit van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
De Tariefcommissiewet6 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 11a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «Onverminderd het tweede lid verleent de voorzitter» vervangen door: De voorzitter verleent.
2. In het vierde lid wordt «twee maanden» vervangen door: acht weken.
3. In het achtste lid wordt «Wet tarieven in burgerlijke zaken (Stb. 1960, 541)» vervangen door: Wet tarieven in strafzaken.
Artikel 11b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «gesteld» ingevoegd: over de kosten waar- op een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In het tweede lid wordt «krachtens de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden» vervangen door: krachtens de Wet op de rechtsbijstand.
3. Het derde lid vervalt en het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «zijn het derde en het vierde lid» vervangen door: zijn het derde lid en artikel 11c.
Na artikel 11b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In geval van intrekking van het beroep omdat de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de inspecteur op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 11b in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2. De Tariefcommissie stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de inspecteur in de gelegenheid een vertoogschrift in te dienen. Zij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de Tariefcommissie bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.
3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de Tariefcommissie het onderzoek.
4. In de overige gevallen worden partijen uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van de Tariefcommissie te verschijnen, tenzij partijen toestemming hebben gegeven voor het achterwege blijven van het onderzoek ter zitting. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 1a van de Vreemdelingenwet7 wordt na «vreemdeling» ingevoegd: als zodanig.
Artikel 1 van de Algemene wet op het binnentreden8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.
2. Het vierde lid vervalt.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
De Wet op de consignatie van gelden9 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «maakt» vervangen door «deelt», «bekend» door «mede» en «bekendmaking» telkens door «mededeling» en vervalt: Nederlandse.
2. In het tweede lid wordt «bekendmaking» vervangen door «mededeling» en vervalt: Nederlandse.
In artikel 9, derde lid, vervalt: en diezelfde maand in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.
In artikel 10, derde lid, wordt «maakt» vervangen door «deelt», «bekend» door «mede» en «bekendmaking» telkens door «mededeling» en vervalt: Nederlandse.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «bekendmaking» vervangen door: mededeling.
2. In het tweede lid vervalt: Nederlandse.
De Wet op de rechterlijke organisatie10 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 48, eerste lid, komt tot de zinsnede «moeten aan een universiteit» te luiden: 1. De president van, de coördinerend vice-presidenten van, de vice-presidenten van, de rechters in en de rechters-plaatsvervangers in de arrondissementsrechtbanken.
In artikel 64 wordt «substituut-griffiers van van de gerechtshoven» vervangen door: substituut-griffiers van de gerechtshoven.
In artikel 86 wordt «substituut-griffiers van van de Hoge Raad» vervangen door: substituut-griffiers van de Hoge Raad.
In artikel 88, eerste lid, onderdeel 4°, wordt «ter eenre, en een der bijzondere colleges, bij artikel 1 vermeld, ter andere zijde» vervangen door: enerzijds en een niet tot de rechterlijke macht behorend gerecht anderzijds.
Artikel 48 van de Wet op de rechtsbijstand11 vervalt.
Artikel 9a, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren12 komt te luiden:
1. Een belanghebbende kan tegen een besluit of een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een rechterlijk ambtenaar als zodanig of een rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn, beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
De Wet administratieve rechtspraak belastingzaken13 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, tweede lid, wordt «de Bevoegdhedenwet waterschappen» vervangen door: de Waterschapswet.
Artikel 5a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «gesteld» ingevoegd: over de kosten waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In het tweede lid, wordt «krachtens de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden» vervangen door: krachtens de Wet op de rechtsbijstand.
3. Het derde lid vervalt en het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
Na artikel 5a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In geval van intrekking van het beroep omdat de in artikel 8 bedoelde ambtenaar geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de ambtenaar op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 5a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2. Het gerechtshof stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de in artikel 8 bedoelde ambtenaar in de gelegenheid een vertoogschrift in te dienen. Het gerechtshof stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan het gerechtshof bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.
3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit het gerechtshof het onderzoek.
4. In de overige gevallen zijn de artikelen 10 tot en met 11b, 13 en 15a en hoofdstuk IIa van overeenkomstige toepassing.
5. Het eerste lid, het tweede lid, eerste en tweede volzin, en de artikelen 23 en 24, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing bij beroep in cassatie.
Na artikel 25 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In geval van intrekking van het beroep in cassatie door Onze Minister van Financiën of door een orgaan als bedoeld in artikel 19, eerste lid, kan Onze Minister of het orgaan op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijk arrest met overeenkomstige toepassing van artikel 5a in de kosten worden veroordeeld. De griffier zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van de intrekking onverwijld aan de belanghebbende. De artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De artikelen 5aa, tweede lid, eerste en tweede volzin, 23 en 24, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 8, eerste lid, van de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484)14 vervalt in onderdeel b «bevat» en in onderdeel d «vermeldt».
In artikel 11 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven15 wordt «indien de commissie zijn persoonlijke verschijning verlangde» vervangen door: indien hij op verzoek van de commissie in persoon is verschenen.
De Wet op de samenstelling van de burgerlijke gerechten16 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5a, onderdelen a en b, komt te luiden:
a. het aantal coördinerend vice-presidenten, vice-presidenten en raadsheren dat bij elk gerechtshof ten hoogste kan worden benoemd,
b. het aantal coördinerend vice-presidenten, vice-presidenten en rechters dat bij elke arrondissementsrechtbank ten hoogste kan worden benoemd, en.
Artikel 10 komt te luiden:
De wet van 4 februari 1994 tot wijziging van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten (wijziging bezoldigingsstructuur) (Stb. 81) wordt gewijzigd als volgt:
Artikel VI wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel B komt te luiden:
B
In artikel 5, derde lid, wordt «De gewone en buitengewone leden» vervangen door: De gewone leden, de plaatsvervangende leden en de buitengewone leden.
2. Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wat hun bezoldiging betreft de voorzitter is gelijkgesteld met de president van, de ondervoorzitters en de gewone leden die het lidmaatschap als hoofdfunctie bekleden zijn gelijkgesteld met de vice-presidenten van, de overige gewone leden zijn gelijkgesteld met de raadsheren in en de plaatsvervangende leden zijn gelijkgesteld met de raadsheren-plaatsvervangers in een gerechtshof.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De aan de buitengewone leden toe te kennen beloning wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
Het Burgerlijk Wetboek17 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 68, tweede lid, van Boek 2 wordt na «schuldeisers;» ingevoegd «of» en vervalt «; of dat het in het vorige lid bedoelde bedrag niet is voldaan».
In artikel 125, tweede lid, van Boek 2 wordt na «doeleinden;» ingevoegd «of» en vervalt «; of dat het in het volgende lid bedoelde bedrag niet is voldaan».
In artikel 179, tweede lid, van Boek 2 wordt na «schuldeisers;» ingevoegd «of» en vervalt «; of dat het in het vorige lid bedoelde bedrag niet is voldaan».
In artikel 235, tweede lid, van Boek 2 wordt na «doeleinden;» ingevoegd «of» en vervalt «; of dat het in het volgende lid bedoelde bedrag niet is voldaan».
In de artikelen 194, zesde lid, en 784, zevende lid, van Boek 8 wordt «de aanvraag» telkens vervangen door: het verzoek.
In artikel 517, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering18 wordt «artikel 29» vervangen door: artikel 512.
Artikel 2, onderdeel k, van de Ambtenarenwet19 komt te luiden:
k. de leden van dagelijkse besturen van waterschappen, met uitzondering van de voorzitters,.
In artikel V, onderdeel E, van de Invoeringswet van de wet materiële belastingbepalingen Gemeentewet (Stb. 1994, 420) wordt in artikel 131, eerste lid, na «een gebouwde onroerende zaak» ingevoegd: , in afwijking van artikel 25 van de Algemene wet,.
De Algemene burgerlijke pensioenwet20 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel B10, zesde lid, komt te luiden:
6. De bevestiging, bedoeld in het vierde en vijfde lid, is een beslissing als bedoeld in artikel S2, eerste lid. Op deze beslissing is artikel S4 niet van toepassing.
Artikel L5, tweede lid, onder i, komt te luiden:
i. de beslissingen, bedoeld in artikel S2, vierde lid;.
Artikel L 21, negende lid, komt te luiden:
9. Aan de getuigen en deskundigen wordt door de voorzitter ten laste van het Rijk een vergoeding toegekend. Het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
Artikel L27, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
1. Met uitzondering van aangelegenheden ter zake van de beleggingen en de beslissingen, bedoeld in artikel S2, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, kan Onze Minister het bestuur aanwijzingen geven:.
Artikel N21 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «als bedoeld in artikel S1, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel S2, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt «Artikel S3» vervangen door: Artikel S4.
Artikel S2 komt te luiden:
1. Een belanghebbende bij een beslissing van de hoofddirectie ter uitvoering van deze wet, kan tegen die beslissing administratief beroep instellen bij het bestuur. Geen administratief beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing als bedoeld in hoofdstuk L, met uitzondering van artikel L9, hoofdstuk M en artikel R2, tweede lid. Evenmin kan, in afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht, tegen een beslissing als bedoeld in de tweede volzin bezwaar worden gemaakt.
2. Ten aanzien van een beslissing van een orgaan ter uitvoering van deze wet kan een belanghebbende, met toepassing van de artikelen B10, B11 of C2 en met overeenkomstige toepassing van het eerste lid, een beslissing of een nadere beslissing vragen van het bestuur. Op de beslissing of de nadere beslissing is het eerste lid van toepassing.
3. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 7:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, beslist het bestuur binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift onderscheidenlijk het beroepschrift.
4. De beslissing van het bestuur op bezwaar of beroep is gedagtekend. Zij behelst mede de dag van inwerkingtreding.
5. De vermelding ingevolge artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien de eerdere beslissing wordt gehandhaafd, worden beperkt tot een verwijzing naar deze beslissing.
6. Indien krachtens een beslissing van het bestuur als bedoeld in het vierde lid het recht op pensioen wordt ontzegd of een lager pensioen wordt toegekend, vindt geen terugvordering plaats van ter zake reeds betaalde of teveel betaalde bedragen.
Artikel 259, vijfde lid, derde volzin, van de Provinciewet21 komt te luiden:
Artikel 18a van de Wet op de Raad van State is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 31, vijfde lid, van de Financiële-Verhoudingswet 198422 wordt «artikel 7:24» vervangen door: artikel 7:10.
De Wet Nationale ombudsman23 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 17, eerste lid, wordt «artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1978, 581)» vervangen door: artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs24 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 110a, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:
Onze minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in de eerste volzin. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
Artikel 16, zevende lid, van de Monumentenwet 198825 komt te luiden:
7. De werking van de vergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep beslist. De vergunninghouder kan de president van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
In de Wet op het basisonderwijs26 worden aan artikel 114a, derde lid, twee volzinnen toegevoegd, luidende: Onze minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in de eerste volzin. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
De Wet op het cursorisch beroepsonderwijs27 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel F.10, onderdeel b, komt te luiden:
b. een uitspraak van de Kroon of de administratieve rechter.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek28 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2.7, tweede lid, wordt «deelt elke instelling» vervangen door «maakt aan elke instelling» en wordt «mede» vervangen door: bekend.
Artikel 2.15, elfde en twaalfde lid, komt te luiden:
11. Indien een of meer voorwaarden van het fonds als bedoeld in het zevende tot en met negende lid, de vrijheid van inrichting van het onderwijs in ernstige mate aantast, kan het instellingsbestuur daartegen beroep instellen bij Onze Minister. Op het beroep zijn de hoofdstukken 6 en 7, met uitzondering van de artikelen 7:24 en 7:25, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
12. Onze Minister beslist binnen zes weken na ontvangst van het beroepschrift. Indien Onze Minister het beroep gegrond acht, bepaalt hij dat een of meer van de voorwaarden niet in het saneringsplan behoeven te worden opgenomen. De instelling stelt met inachtneming van de uitspraak van Onze Minister het saneringsplan opnieuw vast en treedt daarover in overleg met het fonds. De laatste twee volzinnen van het zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 9.4, vierde lid, wordt «wordt het in artikel 14.1 bedoelde kroonberoep ingesteld» vervangen door: kan beroep worden ingesteld.
In artikel 9.8, tweede lid, wordt «voor zover tegen die maatregel geen beroep krachtens de Ambtenarenwet 1929 openstaat of heeft opengestaan» vervangen door: tenzij de maatregel mede is genomen op grond van de Ambtenarenwet.
In artikel 9.71, tweede lid, wordt «het tweede lid van dit artikel» vervangen door: artikel 7:25 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 11.4, tweede lid, komt te luiden:
2. Tegen een maatregel van het college van bestuur tot ontzegging van de toegang tot universitaire gebouwen en terreinen, genomen op grond van het eerste lid, kan de belanghebbende beroep instellen bij het college van beroep voor het hoger onderwijs, tenzij de maatregel mede is genomen op grond van de Ambtenarenwet.
In artikel 12.3, vierde lid, wordt «wordt het in artikel 14.1 bedoelde kroonberoep ingesteld» vervangen door: kan beroep worden ingesteld.
De Wet op het voortgezet onderwijs29 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 61 wordt «de artikelen 75, 76b, 105 en 111» vervangen door: de artikelen 76b, 105 en 111.
Artikel 75, zesde en zevende lid, komt te luiden:
6. Onze minister beslist binnen tien maanden na ontvangst van een aanvraag tot omzetting, splitsing of verplaatsing. Indien de beschikking niet binnen tien maanden kan worden gegeven, stelt Onze minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
7. Tegen een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede en vijfde lid kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In de artikelen 83, derde lid, 89, tweede lid, en 95 wordt «waarop» telkens vervangen door: waarbinnen.
Aan artikel 98a, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:
Onze Minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
De Wet op de onderwijsverzorging30 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 62, tweede lid, vervalt «bij aangetekend schrijven» en wordt «medegedeeld» vervangen door: bekendgemaakt.
Aan artikel 95, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Onze minister beslist binnen zes maanden.
Artikel XX van de wet van 27 februari 1992, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de herziening van het bekostigingsstelsel voor scholen voor v.w.o., a.v.o., l.b.o. en m.b.o. (regeling herziening bekostigingsstelsel voortgezet onderwijs) (Stb. 112) vervalt.
De Wet op de studiefinanciering31 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 31a, tweede lid, worden de eerste en tweede volzin vervangen door:
Over het studiejaar waarin de studerende blijkens de mededeling aan de Informatie Beheer Groep als bedoeld in artikel 17b, derde lid, tweede volzin, dan wel de mededeling als bedoeld in artikel 7.9a, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de norm van de studievoortgang niet heeft behaald, wordt met ingang van 31 december van het kalenderjaar waarin het desbetreffende studiejaar is geëindigd, het beursdeel van de studiefinanciering van rechtswege omgezet in rentedragende lening. De Informatie Beheer Groep maakt de omzetting zo spoedig mogelijk aan de studerende bekend.
In artikel 112, eerste lid, onderdeel a, wordt «vice-president van, de senior-rechters in» vervangen door: coördinerend vice-president van, de vice-presidenten van.
Aan artikel 119a wordt een volzin toegevoegd luidende: Artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
De Invorderingswet 199032 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 19, derde lid, wordt na de derde volzin een volzin ingevoegd, luidende:
De ontvanger maakt de beschikking tevens bekend aan de belastingschuldige.
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid, wordt in de derde volzin na «is verplicht» ingevoegd «bij beschikking» en wordt de laatste volzin vervangen door: De ontvanger kan bij beschikking instemming met de overdracht of het pandrecht weigeren. De ontvanger maakt de beschikking bekend door middel van een gedagtekende kennisgeving waarin, bij weigering tot instemming met de overdracht of het pandrecht, de grond is vermeld waarop de weigering berust.
2. In het vijfde lid wordt de eerste volzin vervangen door «De belastingschuldige kan binnen een week na de dagtekening van de in het vierde lid bedoelde kennisgeving waarmee de beschikking is bekendgemaakt beroep instellen bij de directeur.» en wordt in de laatste volzin «beslissing van de directeur» vervangen door: kennisgeving waarmee de beslissing van de directeur is bekendgemaakt.
In artikel 50, vierde lid, onderdeel b, wordt «aansprakelijkstelling wordt» vervangen door: beschikking is.
Artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen33 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Tegen de in rekening gebrachte kosten» vervangen door «Tegen de door de ontvanger of de belastingdeurwaarder in rekening gebrachte kosten» en wordt «bezwaarschrift» vervangen door: bezwaarschrift, onderscheidenlijk een beroepschrift.
2. In het tweede lid wordt «bezwaarschrift» vervangen door: bezwaar- of beroepschrift.
Artikel 32 van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf34 komt te luiden:
Artikel 33 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen35 komt te luiden:
In artikel 5, derde lid, van de Wet op de internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen36 wordt «vier weken» vervangen door: zes weken.
Artikel 156a van de Wet inzake de douane37 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt in de derde volzin na «is verplicht» ingevoegd «bij beschikking» en wordt de laatste volzin vervangen door: De ontvanger kan bij beschikking instemming met de overdracht of het pandrecht weigeren. De ontvanger maakt de beschikking bekend door middel van een gedagtekende kennisgeving waarin, bij weigering tot instemming met de overdracht of het pandrecht, de grond is vermeld waarop de weigering berust.
2. In het vijfde lid wordt de eerste volzin vervangen door «De schuldenaar kan binnen een week na de dagtekening van de in het vierde lid bedoelde kennisgeving waarmee de beschikking is bekendgemaakt beroep instellen bij de directeur» en wordt in de laatste volzin «beslissing van de directeur» vervangen door: kennisgeving waarmee de beslissing van de directeur is bekendgemaakt.
Artikel 30 van de Wet toezicht effectenverkeer38 komt te luiden:
In artikel 44k, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 196439 wordt «eerste tot en met vierde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
Artikel 19 van de Wet interne lastenverevening particulier ziektekostenverzekeringsbedrijf40 komt te luiden:
In artikel 30, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting41 wordt «de de in het tweede lid bedoelde beschikking» vervangen door: de in het tweede lid bedoelde beschikking.
Artikel 18 van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden42 komt te luiden:
De Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen43 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 11 komt te luiden:
1. Onze minister kan een vennootschap ontheffing verlenen van de in artikel 9 omschreven verplichting indien naar zijn oordeel de openbaarmaking in strijd zou zijn met het algemeen belang dan wel indien naar zijn oordeel de vennootschap door de openbaarmaking ernstig nadeel zou kunnen ondervinden en het achterwege blijven van de openbaarmaking niet kan leiden tot misleiding van het publiek met betrekking tot feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de door de vennootschap uitgegeven aandelen van wezenlijk belang zijn. Een verzoek om ontheffing dat is ingediend binnen de in artikel 9, eerste lid, bedoelde termijn schorst de openbaarmakingsplicht tot door Onze minister op het verzoek is beslist.
2. Indien toepassing is gegeven aan artikel 15, eerste lid, hoort Onze minister de in dat artikel bedoelde rechtspersoon, voordat hij op het verzoek om ontheffing beslist.
3. Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «In afwijking van het eerste lid is Onze minister» vervangen door: Onze minister is.
In artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 196844 wordt «de voor bezwaar vatbare beschikking» vervangen door: die beschikking.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen45 wordt gewijzigd als volgt:
De Militaire Ambtenarenwet 193146 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 47, tweede lid, van de Inkwartieringswet47 vervalt.
De Wet gewetensbezwaren militaire dienst48 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 7 wordt voor het artikel de aanduiding «1.» geplaatst en wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Indien verzoeker zonder gegronde redenen niet voor het onderzoek ter zitting voor de commissie, bedoeld in artikel 5, is verschenen, wordt het verzoek in ieder geval afgewezen.
Artikel 7b komt te luiden:
Artikel 7c komt te luiden:
De Kadasterwet49 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 6, derde lid, komt te luiden:
3. Bij afwezigheid, belet, ontstentenis of schorsing van een bewaarder wordt deze waargenomen door een der andere bewaarders op een door het bestuur van de Dienst te bepalen wijze.
In artikel 45, tweede lid, wordt na «bestuursorgaan» ingevoegd: onderscheidenlijk het rechterlijk orgaan.
Artikel 56b, tweede lid, komt te luiden:
2. Geen bezwaar staat open tegen bijhoudingen als bedoeld in de artikelen 71 en 72 alsmede tegen een vernieuwing als bedoeld in artikel 78, eerste lid.
Artikel 56c, vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een afschrift van het stuk waarin het resultaat van de desbetreffende bijwerking is bekendgemaakt;.
In hoofdstuk 5, titel 2, afdeling 1, wordt na artikel 87a een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Belanghebbenden kunnen tegen beschikkingen inzake de bijwerking, genomen krachtens deze titel, bezwaar maken nadat zij is voltooid.
2. Geen bezwaar staat open tegen bijhoudingen als bedoeld in artikel 87, tweede lid.
3. De artikelen 56c, 56d, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 56e zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het beroep moet worden ingesteld bij de arrondissementsrechtbank binnen welker rechtsgebied het kantoor van de Dienst, waar het desbetreffende schip te boek staat, is gelegen.
In hoofdstuk 6, titel 2, afdeling 1, wordt na artikel 94a een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Belanghebbenden kunnen tegen beschikkingen inzake de bijwerking, genomen krachtens deze titel, bezwaar maken nadat zij is voltooid.
2. Geen bezwaar staat open tegen bijhoudingen als bedoeld in artikel 94, tweede lid.
3. De artikelen 56c, 56d, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 56e zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het beroep moet worden ingesteld bij de arrondissementsrechtbank binnen welker rechtsgebied het kantoor van de Dienst, waar het desbetreffende luchtvaartuig te boek staat, is gelegen.
De Organisatiewet Kadaster50 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 18, eerste en vierde lid, wordt «Ambtenarenwet 1929» telkens vervangen door: Ambtenarenwet.
De Wet op de architectentitel51 wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 21 wordt, onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid, een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 8:4, onderdeel e, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
In artikel 87 van de Wet bodembescherming52 wordt, onder aanduiding van de huidige tekst als eerste lid, een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Geen beroep staat open tegen een besluit op grond van artikel 43, voor zover inhoudende de afwijzing van een verzoek.
De Wet geluidhinder53 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 64, tweede lid, wordt «de artikelen 26, eerste lid, laatste volzin, en tweede lid, 27, 28, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, en 30, eerste en derde lid» vervangen door: de artikelen 27, 28, eerste tot en met vierde lid, en negende lid, en 30.
De Wet milieubeheer54 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7.8b wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vijfde lid, eerste volzin en tweede volzin tot en met de woorden «bekend door:» wordt vervangen door:
Het bevoegd gezag doet mededeling van zijn beslissing door:.
2. In het vijfde lid, onderdeel a, vervalt: Nederlandse.
3. In het zesde lid wordt de puntkomma na onderdeel b vervangen door een punt en vervallen de onderdelen c en d.
4. Het zevende lid vervalt.
Artikel 7.8d wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag doet van de beslissing mededeling door:
a. terinzagelegging;
b. kennisgeving in een publicatie in een ander land indien er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in dat andere land;
c. kennisgeving in de Staatscourant indien is beslist dat voor de activiteit geen milieu-effectrapport wordt gemaakt.
2. Het vijfde lid, aanhef komt te luiden:
Bij de bekendmaking en mededeling van de beslissing vermeldt het bevoegd gezag ten minste:.
3. In het vijfde lid wordt de puntkomma na onderdeel b vervangen door een punt en vervallen de onderdelen c en d.
Artikel 7.28 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor het eerste lid wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het tweede lid wordt «verklaart de aanvrager tevens niet-ontvankelijk» vervangen door: laat de aanvraag tevens buiten behandeling.
In artikel 7.33, eerste lid, wordt «artikel 13.18» vervangen door: artikel 3:25 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 14.12, eerste lid, vervalt: waarop afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is en.
Artikel 20.1, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de opsomming wordt «bodembescherming en» vervangen door «bodembescherming,» en wordt de punt aan het slot vervangen door: en.
2. Aan de opsomming wordt toegevoegd: de artikelen 125 van de Gemeentewet, 122 van de Provinciewet en 61 van de Waterschapswet, voor zover het besluiten betreft die betrekking hebben op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wetten waarop hoofdstuk 18 van deze wet van toepassing is.
Artikel 20.2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het eerste, tweede en derde lid tot tweede, derde en vierde lid, wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit inzake een milieubeleidsplan, genomen krachtens de artikelen 4.3, 4.6, 4.9, 4.12, 4.15a, 4.16 of 4.19.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: tweede lid.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: als bedoeld in het derde lid.
Artikel 20.3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. De eerste volzin komt te luiden:
Een besluit als bedoeld in artikel 20.1, eerste lid, wordt van kracht met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift dan wel, indien ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar kan worden gemaakt, van een beroepschrift.
b. In de tweede volzin wordt «de beroepstermijn» vervangen door: die termijn.
2. In het tweede lid wordt «voordat op het beroep is beslist» vervangen door: voordat op een beroep is beslist.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening55 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2a, negende lid, komt te luiden:
9. De bekendmaking van het goedgekeurde plan geschiedt door terinzagelegging op door Onze in het eerste lid bedoelde Ministers te bepalen plaatsen. Voorafgaand aan de bekendmaking wordt in de Staatscourant en in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen aangekondigd op welke plaatsen en vanaf welk tijdstip het goedgekeurde plan ter inzage zal liggen.
Artikel 4a komt te luiden:
1. Provinciale Staten kunnen voor één of meer gedeelten of voor het gehele gebied der provincie een streekplan vaststellen, waarin de toekomstige ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied in hoofdlijnen wordt aangegeven, alsmede een vastgesteld streekplan herzien. Zij geven daarbij aan in hoeverre het voorgenomen beleid is afgestemd op, dan wel leidt tot aanpassing van het provinciale milieubeleid of het provinciale waterhuishoudingsbeleid en in hoeverre en binnen welke termijn zij voornemens zijn het geldende provinciale mileubeleidsplan of het geldende provinciale waterhuishoudingsplan te herzien. Een streekplan strekt tot grondslag aan aanwijzingen als bedoeld in artikel 37, vijfde lid.
2. Gedeputeerde Staten zijn met de voorbereiding belast. Hierbij horen zij de provinciale planologische commissie en plegen zij overleg met alle bij het plan betrokken gemeentebesturen.
3. Op de voorbereiding van een streekplan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. Het ontwerp ligt gedurende acht weken voor een ieder ter inzage ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten op wier gebied het betrekking heeft. De kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt tevens in de Staatscourant geplaatst.
4. Gedurende de in het derde lid genoemde termijn kan een ieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent het ontwerp naar voren brengen. Binnen vier maanden na afloop van deze termijn stellen Provinciale Staten het streekplan vast. Zij kunnen hun besluit éénmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Indien tegen het ontwerp een zienswijze over het ontwerp kenbaar is gemaakt of bij de vaststelling van het plan wordt afgeweken van het ontwerp, gelijk het ter inzage heeft gelegen, wordt het besluit met redenen omkleed.
5. De bekendmaking van een besluit als bedoeld in het vierde lid geschiedt door het besluit te zamen met het vastgestelde streekplan voor een ieder ter inzage te leggen ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten, op wier gebied het betrekking heeft. Voorafgaand aan de bekendmaking wordt in de Staatscourant en in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen aangekondigd op welke plaatsen en vanaf welk tijdstip het besluit en het streekplan ter inzage zullen liggen.
6. Besluiten tot vaststelling, herziening of intrekking van een streekplan worden aan Onze Minister medegedeeld.
7. Voor zover een of meer onderdelen van een streekplan zijn aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan een ieder tegen een besluit als bedoeld in het zesde lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8. Bij een streekplan wordt bepaald, in hoeverre Gedeputeerde Staten volgens bij het plan aan te geven regelen het plan moeten uitwerken en binnen bij het plan te bepalen grenzen met handhaving van de daarin neergelegde van wezenlijk belang zijnde beslissingen van het plan mogen afwijken.
9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de voorbereiding en inrichting van streekplannen.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de tweede volzin wordt «bedenkingen tegen» vervangen door: zijn zienswijze over.
2. In de derde volzin wordt «bedenkingen» vervangen door: hun zienswijze.
Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:
1. De bekendmaking van een besluit als bedoeld in artikel 7, eerste of tweede lid, geschiedt door het besluit te zamen met het vastgestelde structuurplan voor een ieder ter inzage te leggen ter gemeentesecretarie. Voorafgaand aan de bekendmaking wordt in de Staatscourant en in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen aangekondigd op welke plaatsen en vanaf welk tijdstip het besluit en het structuurplan ter inzage zullen liggen. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het structuurplan mededeling gedaan aan Gedeputeerde Staten en aan de inspecteur van de ruimtelijke ordening.
In artikel 27, tweede lid, wordt «schriftelijk bedenkingen inbrengen tegen het bestemmingsplan» vervangen door: daartegen schriftelijk bedenkingen inbrengen.
Artikel 36f komt te luiden:
De bekendmaking van een besluit als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, geschiedt door het besluit tezamen met het regionaal structuurplan voor een ieder ter inzage te leggen ter secretarie van het regionaal openbaar lichaam en van de gemeenten op wier gebied het betrekking heeft. Voorafgaand aan de bekendmaking wordt in de Staatscourant en in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen aangekondigd op welke plaatsen en vanaf welk tijdstip het besluit en het regionaal structuurplan ter inzage zullen liggen. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van de goedkeuring van het regionaal structuurplan mededeling gedaan aan de provinciale planologische commissie en aan de inspecteur van de ruimtelijke ordening.
De Wet voorkeursrecht gemeenten56 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel II van de wet van 4 februari 1994 tot wijziging van de regeling van de milieu-effectrapportage in de Wet milieubeheer (Stb. 99) komen de onderdelen a, b en c te luiden:
a. van het ontwerp van het bij de activiteit aangewezen besluit reeds mededeling is gedaan en dat ontwerp ter inzage is gelegd;
b. indien krachtens wettelijk voorschrift van het voorontwerp van het besluit mededeling wordt gedaan, van het voorontwerp reeds mededeling is gedaan en dat voorontwerp ter inzage is gelegd;
c. de bij de activiteit aangewezen vergunningaanvraag reeds is ingediend en in behandeling is genomen.
De Woningwet57 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 46 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt na «eerste» ingevoegd: lid.
2. In het vijfde lid, wordt «zesde lid» vervangen door: vierde lid.
Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door burgemeester en wethouders ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt twee weken.
2. In het tweede lid wordt «Het eerste lid blijft buiten toepassing» vervangen door: Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt.
3. Het derde tot en met zesde lid vervallen.
Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «artikel 21, vierde of zevende lid» vervangen door: artikel 21, vierde of zesde lid.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. In afwijking in zoverre van het derde lid, duurt de aanhouding voort indien nog niet is voldaan aan een verplichting als bedoeld in artikel 30 of 40a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of een ingevolge artikel 30, 40a of 40b van die wet vastgesteld plan nog niet in werking is getreden. De aanhouding eindigt in elk geval indien binnen een jaar na het verlopen van de termijn, bedoeld in artikel 30 van genoemde wet, geen ontwerp van een bestemmingsplan of van een herziening daarvan ter inzage is gelegd.
Artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:
1. De onderdelen a en b van het eerste lid komen te luiden:
a. tegen het ontwerp van de beschikking geen bedenkingen zijn ingebracht en de beschikking niet afwijkt van dat ontwerp, of
b. indien het onder a gestelde niet van toepassing is, de beschikking ingevolge artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer van kracht is geworden.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In onderdeel a wordt «zienswijzen zijn kenbaar gemaakt» vervangen door: bedenkingen zijn ingebracht.
b. Onderdeel b komt te luiden:
b. indien het onder a gestelde niet van toepassing is: met ingang van de dag waarop de beschikking ingevolge artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer van kracht is geworden.
Artikel 81, vierde lid, komt te luiden:
4. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid, kunnen voorschriften worden gegeven omtrent het door provincies overdragen van krachtens het derde lid aan hen toegekende bevoegdheden en verplichtingen aan een gemeente of aan een samenwerkingsverband van gemeenten. De voorschriften betreffen in elk geval:
a. het geval waarin een provincie bevoegdheden en verplichtingen al dan niet dient over te dragen;
b. de gehoudenheid van een provincie uitvoering te geven aan een door Onze Minister gegeven aanwijzing ter zake van een overdracht als bedoeld in onderdeel a, binnen een in die aanwijzing bepaalde termijn, en
c. de wijze waarop in geval van overdracht verantwoording aan het Rijk wordt afgelegd.
In artikel 8 van de Belemmeringenwet Verordeningen58 wordt voor de eerste volzin de aanduiding «1.» geplaatst.
De Grondwaterwet59 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «genomen» vervangen door: gegeven.
2. In het derde lid wordt «in afwijking van de artikelen 43, tweede lid, 44, tweede lid, en 45, derde lid, van deze wet» vervangen door: in afwijking van artikel 43, eerste lid, van deze wet.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, wordt in de eerste volzin «artikel 8.26» vervangen door «artikel 8.27» en wordt in de tweede volzin «tweede lid» vervangen door: derde lid.
2. Het derde lid vervalt.
Artikel 16, achtste lid, van de Luchtvaartwet60 wordt vernummerd tot zevende lid.
De Meetbrievenwet 198161 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 7, eerste lid, wordt «veertien dagen» vervangen door «twee weken» en vervalt: schriftelijk.
In artikel 12, eerste lid, wordt «veertien dagen» vervangen door «twee weken» en vervalt: schriftelijk.
In artikel 15, eerste lid, wordt «veertien dagen» vervangen door «twee weken» en vervalt: schriftelijk.
Artikel 8 van de Tracéwet62 wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef komt te luiden:
Binnen een door Onze Minister te bepalen termijn van ten hoogste vier maanden na de dag waarop de trajectnota ter inzage is gelegd, geven de betrokken bestuursorganen in een met redenen omkleed advies ten minste aan:.
2. Het tweede lid vervalt; het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
De Waterschapswet63 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 30a komt te luiden:
1. Tegen bij provinciale verordening aangewezen besluiten, die met toepassing van die verordening worden genomen met het oog op de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en die naar hun aard noodzaken tot een spoedige behandeling van de daartegen ingestelde beroepen kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. Artikel 7:1 en titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht blijven buiten toepassing.
3. In afwijking van artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling kan een kortere termijn stellen.
4. De Afdeling behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4. blijft buiten toepassing. Aan het dagelijks bestuur wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.
5. Bij provinciale verordening kan in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht de termijn voor het indienen van de in het eerste lid bedoelde beroepschriften worden bekort.
In artikel 119, vierde lid, wordt «een maand» vervangen door «vier weken» en wordt «ingekomen bezwaarschriften» vervangen door: naar voren gebrachte bedenkingen.
In artikel 131, eerste lid, wordt na «dagelijks bestuur» ingevoegd: , in afwijking van artikel 25 van de Algemene wet,.
Artikel 150 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «schriftelijk medegedeeld» vervangen door: bekendgemaakt.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend, indien gedeputeerde staten niet binnen twee weken na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn hun beslissing, of hun besluit tot verdaging van hun beslissing, dan wel hun beslissing binnen de termijn waarvoor de beslissing is verdaagd, bekend hebben gemaakt.
In de artikelen 151, tweede lid, en 153, tweede lid, wordt «binnen twee weken na» telkens vervangen door «gelijktijdig met» en «vier weken» telkens door: zes weken.
In artikel 16, tweede lid, onder 4e, van de Wegenverkeerswet64 vervalt: (Stb. 1990, 435).
Artikel 18a, tweede lid, van de Wegenwet65 komt te luiden:
2. In het geval dat een gemeente haar verplichting tot onderhoud van een weg aan een andere gemeente overdraagt, is in afwijking van het eerste lid geen goedkeuring vereist. De overeenkomst tot overdracht wordt aan gedeputeerde staten medegedeeld.
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren66 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7a, derde lid, komt te luiden:
3. In gevallen als bedoeld in het tweede lid, onder a en b, kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat in daarbij aangegeven gevallen artikel 8.25, achtste lid, van de Wet milieubeheer van toepassing is in plaats van de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 of paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer.
Aan artikel 16 wordt, onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid, een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien in een geval als bedoeld in artikel 8.28 van de Wet milieubeheer, dan wel in de Kernenergiewet juncto dat artikel, beroep is ingesteld tegen een beschikking inzake een vergunning krachtens een van die wetten, en krachtens artikel 7 of 7a van deze wet een daarmee samenhangende beschikking is gegeven, kan de uitspraak in beroep ook op de laatstbedoelde beschikking betrekking hebben.
De Wet op de waterhuishouding67 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 10, vijfde lid komt te luiden:
5. Van het besluit houdende de aanwijzing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.
2. Het vijfde lid vervalt.
Artikel 44, eerste volzin, komt te luiden:
Tegen een beschikking ter zake van een vergunning als bedoeld in artikel 24 of de aanvrage daarvan staat, ingeval het een beschikking betreft van een beheerder, niet zijnde het Rijk of een provincie, voor belanghebbenden beroep open op gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen het gebied van de beheerder is gelegen.
Artikel 53, derde lid, komt te luiden:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Na artikel 12b van de In- en uitvoerwet68 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:
In artikel 20, eerste lid, van de Kernenergiewet69 wordt «de de paragrafen 3.5.2» vervangen door: de paragrafen 3.5.2.
Artikel 26, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten70 komt te luiden:
2. De verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze bekendgemaakt. Indien zij de goedkeuring van Onze Minister behoeven, geschiedt de bekendmaking niet dan nadat de goedkeuring is verleend en wordt bij de bekendmaking aan de voet van de verordening het besluit vermeld, waarbij deze is goedgekeurd. De verordeningen treden, indien zij niet anders bepalen, niet eerder in werking dan de tweede dag na die van de bekendmaking.
Artikel 23, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants71 komt te luiden:
2. De verordeningen worden door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze bekendgemaakt. Indien zij de goedkeuring van een Onzer Ministers behoeven, geschiedt de bekendmaking niet dan nadat de goedkeuring is verleend en wordt bij de bekendmaking aan de voet van de verordening het besluit vermeld, waarbij deze is goedgekeurd. De verordeningen treden, indien zij niet anders bepalen, niet eerder in werking dan de tweede dag na die van de bekendmaking.
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren72 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de aanduiding «1.» en wordt na «eindigt» toegevoegd: en stelt daarbij tevens vast welke op het bedrijf aanwezige dieren op het tijdstip waarop de verdenking is ontstaan reeds ziek waren en welke dieren op dat tijdstip van de ziekte verdacht waren.
2. Het tweede lid vervalt.
Artikel 27 komt te luiden:
In artikel 34, derde lid, van de Kampeerwet73 wordt «veertien dagen» vervangen door: twee weken.
In artikel 23a van de Landbouwwet74 wordt «gegevens» vervangen door: gegeven.
De Landinrichtingswet75 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 138, vierde lid, wordt «de in het eerste lid bedoelde openbare lichamen en de aldaar bedoelde andere rechtspersonen» vervangen door: belanghebbende openbare lichamen en andere rechtspersonen.
In artikel 208, vijfde lid, wordt «De artikelen 60 tot en met 63 van de Kadasterwet» vervangen door: De artikelen 56b tot en met 56e van de Kadasterwet.
Artikel 19 van de Natuurbeschermingswet76 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Tegen een besluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 13 en 18» vervangen door: Tegen een besluit op grond van deze wet.
2. In het tweede lid wordt «de artikelen 11, eerste lid, en 12» vervangen door: de artikelen 11, eerste lid, en 13, alsmede van een besluit tot verlening van een vergunning voor het verrichten van handelingen in een staatsnatuurmonument.
De Visserijwet 196377 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2c, eerste lid, wordt «met door Onze Minister bij in de Staatscourant bekend te maken regeling» vervangen door: met bij ministeriële regeling.
Artikel 21, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. voor het vissen met niet meer dan één hengel, geaasd met door Onze Minister ingevolge artikel 10, zevende lid, onder a, aangewezen aas, in openbare vaarwateren voor zover deze niet in het belang van een doelmatige bevissing bij ministeriële regeling zijn uitgezonderd, zomede in andere wateren voor zover deze op verzoek van de eigenaren van de grond daaronder bij ministeriële regeling zijn aangewezen.
Artikel 22, zesde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. het verlenen van vergunningen voor het vissen in het IJsselmeer en andere bij ministeriële regeling aan te wijzen wateren of complexen van wateren.
In artikel 24 wordt «en in andere wateren of complexen van wateren, door Onze Minister bij in de Staatscourant bekend te maken regeling aan te wijzen.» vervangen door: en in andere bij ministeriële regeling aan te wijzen wateren of complexen van wateren.
Artikel 54 komt te luiden:
De Wet op de dierenbescherming78 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:
2. Een belanghebbende kan tegen een beschikking als bedoeld in het eerste lid beroep instellen bij gedeputeerde staten.
De Wet verplaatsing mestproduktie79 wordt gewijzigd als volgt:
De Zaaizaad- en Plantgoedwet80 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 67 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid.
2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Het is de raden en de plaatsvervangende raden verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke bij hen in behandeling zijn of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze door hen behandeld zullen worden.
Artikel 78 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Tegen de beschikking, bedoeld in de artikelen 75, eerste lid, en 76, eerste en tweede lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij Onze Minister.
2. In het tweede lid wordt «bezwaarschrift» vervangen door: beroep.
In artikel 79 wordt «in de Nederlandse Staatscourant bekend te maken beschikking» vervangen door «bij regeling» en wordt «bezwaarschriften» vervangen door: beroep.
Artikel 35 van de Arbeidsomstandigenhedenwet81 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervallen de derde en vierde volzin.
2. In het tweede lid vervallen de tweede en derde volzin.
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet82 wordt gewijzigd als volgt:
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 1992 ingediende voorstel van wet tot nadere wijziging van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (wijziging van de kring van gerechtigden en van de grondslagvaststelling) (22 968) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt aan artikel 10 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet een nieuw lid toegevoegd, luidende:
7. Op een beschikking als gevolg van een herziening van de grondslag ingevolge het bepaalde in dit artikel zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
De Arbeidswet 191983 wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 19, eerste lid, 21, tweede lid, 21quater, tweede lid, 22, derde lid, 28, eerste lid, 32, tweede lid, 48, tweede lid, 52, derde lid, 53, tweede lid, 58, tweede lid, 63, tweede lid, en artikel 66, tweede lid, vervalt telkens: schriftelijk en.
De Algemene Bijstandswet84 wordt gewijzigd als volgt:
Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt in artikel 45 een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Een aanvraag kan worden gedaan tot het tijdstip waarop burgemeester en wethouders:
a. een besluit inzake de verlening van bijstand hebben genomen,
b. schriftelijk hebben geweigerd een besluit inzake de verlening van bijstand te nemen, of
c. in gebreke zijn tijdig een besluit inzake de verlening van bijstand te nemen.
In artikel 51, tweede lid, wordt «doorzending als bedoeld in artikel 26» vervangen door: doorzending als bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht of tot het aanhangig maken van het geschil als bedoeld in artikel 25.
Aan artikel 84, vijfde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 13a, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet85 wordt «toeslag» vervangen door «opslag» en «tweede» door: eerste.
De Noodwet Arbeidsvoorziening86 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 13, tweede lid, komt te luiden:
2. Van een krachtens het eerste lid tot de werknemer gerichte beschikking wordt mededeling gedaan aan diens werkgever.
Na artikel 116 van de Organisatiewet sociale verzekeringen87 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De Pensioen- en spaarfondsenwet88 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 10, eerste lid, wordt «bezwaar heeft gemaakt» vervangen door «bedenkingen heeft geuit» en «dit bezwaar» door: deze bedenkingen.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «bezwaar heeft gemaakt» vervangen door: bedenkingen heeft geuit.
2. In het tweede lid wordt «bezwaar maken» vervangen door «bedenkingen uiten» en «Het bezwaar wordt» door: De bedenkingen worden.
In artikel 5, tweede lid, van de Stoomwet89 wordt «artikel 11, eerste lid, tweede zin» vervangen door: artikel 11, eerste lid, eerste volzin.
Artikel 4, derde en vierde lid, van de Stuwadoorswet90 komt te luiden:
3. De in het eerste lid bedoelde vergunning kan door het ter plaatse bevoegde districtshoofd, bedoeld in artikel 17, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk worden verleend met betrekking tot een persoon van 16 of 17 jaar ten behoeve van diens opleiding tot havenarbeider volgens het leerlingstelsel, bedoeld in de Wet op het leerlingwezen. Het districtshoofd behoeft hiertoe de machtiging van de directeur-generaal van de arbeid.
4. Tegen de beschikking van het districtshoofd op een verzoek om vergunning als bedoeld in het eerste lid, kunnen belanghebbenden beroep instellen bij Onze Minister.
In artikel 11 van de Toeslagenwet91 wordt, onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot het vijfde, zesde en zevende lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
4. Verzoekt de belanghebbende binnen een redelijke termijn echter om bekendmaking van de in het derde lid bedoelde beschikking, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.
De Werkloosheidswet92 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 6, onderdeel a, van de Werkloosheidswet, komt te luiden:
a. bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Ambtenarenwet;.
Aan artikel 22 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. Verzoekt de belanghebbende binnen een redelijke termijn echter om bekendmaking van de in het derde lid bedoelde beschikking, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.
Aan artikel 8 van de Wet arbeid gehandicapte werknemers93 worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge dit artikel dient te worden gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt met ingang van 1 januari 1999.
6. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de bedrijfsvereniging binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering94 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 2, tweede lid, onder a, van de Ambtenarenwet 1929» vervangen door: artikel 2, onderdeel a, van de Ambtenarenwet.
De Wet op de Bedrijfsorganisatie95 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 38, derde en vierde lid, komt te luiden:
3. Verordeningen van de Raad als bedoeld in het eerste lid en in artikel 47, worden bekendgemaakt op de wijze, bij algemene maatregel van bestuur te bepalen. Indien zij Onze goedkeuring behoeven, geschiedt de bekendmaking niet dan nadat deze is verleend. Zij treden, indien zij niet anders bepalen, in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
4. Verordeningen als bedoeld in het eerste lid, waarvan het ontwerp niet overeenkomstig het daar bepaalde openbaar is gemaakt, behoeven de goedkeuring van Onze betrokken Ministers.
Artikel 100, derde lid, komt te luiden:
3. Verordeningen, waarvan het ontwerp niet overeenkomstig het eerste lid openbaar is gemaakt, behoeven de goedkeuring van Onze betrokken Ministers.
De Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling96 wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 27 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 18, vijfde, zesde en zevende lid, van de Wet financiering volksverzekeringen97 komt te luiden:
5. In het geval, bedoeld in het vierde lid, wordt voor zover de voor de algemene ouderdomsverzekering verschuldigd gebleven premie alsnog is betaald, de aantekening doorgehaald. De premieplichtige wordt geacht over het betrokken tijdvak in zoverre niet schuldig nalatig te zijn geweest.
6. Aan de belanghebbende wordt bij brief met ontvangstbevestiging kennis gegeven van een beslissing met betrekking tot het stellen van een aantekening als bedoeld in het eerste lid dan wel tot het doorhalen van een zodanige aantekening. De Sociale Verzekeringsbank bewaart de bewijsstukken van de verzending van het besluit.
7. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het bepaalde in dit artikel nadere regels worden gesteld.
In artikel 12, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen98 vervalt: dan wel op een bezwaarschrift naar aanleiding van de beslissing op de aanvraag.
Hoofdstuk IV van de Wet Werkloosheidsvoorziening99 vervalt.
In artikel 13, vijfde lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen100 wordt «vierde en vijfde lid» vervangen door: derde en vierde lid.
De Ziektewet101 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 2, tweede lid, onder a, van de Ambtenarenwet 1929» vervangen door: artikel 2, onderdeel a, van de Ambtenarenwet.
Artikel 47 komt te luiden:
Artikel 52c wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: en de beëindiging.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:
2. Op de beëindiging van ziekengeld als gevolg van een spontane hervatting in zijn arbeid zijn de artikelen 3:40 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
3. Verzoekt de belanghebbende binnen een redelijke termijn echter om bekendmaking van de in het eerste of tweede lid bedoelde beschikking, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.
De Destructiewet102 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 18, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde onderscheidenlijk vierde lid, die komen te luiden:
3. Wordt het besluit van gedeputeerde staten bij koninklijk besluit vernietigd, dan doen deze opnieuw uitspraak met inachtneming van het koninklijk besluit.
4. De artikelen 261, 267 en 269 tot en met 273 van de Provinciewet en de artikelen 140 tot en met 145 van de Gemeentewet zijn van toepassing, met dien verstande, dat de afkondiging geschiedt binnen twee weken, nadat het besluit, waarbij de goedkeuring is verleend, onherroepelijk is geworden.
Vervallen
In artikel 34 van de Noodwet Geneeskundigen103 wordt «bestuursorgaan» vervangen door: bevoegd gezag.
Artikel 22, derde lid, van de Vleeskeuringswet104 komt te luiden:
3. De artikelen 261, 267 en 269 tot en met 273 van de Provinciewet en de artikelen 140 tot en met 145 van de Gemeentewet zijn van toepassing, met dien verstande, dat de afkondiging geschiedt binnen twee weken, nadat het besluit, waarbij de goedkeuring is verleend, onherroepelijk is geworden.
Artikel 1a, vierde lid, van de Wet op de bejaardenoorden105 vervalt.
In artikel 14, eerste lid, van de Wet op het bevolkingsonderzoek106 wordt «drie maanden» vervangen door «dertien weken» en wordt «een maand» vervangen door «vier weken».
Artikel 24 van de Wet inzake bloedtransfusie107 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid vervalt de tweede volzin.
2. Het vijfde en zesde lid vervallen, onder vernummering van het zevende lid tot vijfde lid.
De Wet buitengewoon pensioen 1940–1945108 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «nemen» vervangen door: geven.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede onderscheidenlijk derde lid.
De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet109 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «nemen» vervangen door: geven.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede onderscheidenlijk derde lid.
De Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers110 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 35e wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «nemen» vervangen door: geven.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede onderscheidenlijk derde lid.
Artikel 9, derde lid, van de Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad111 vervalt.
De Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945112 wordt gewijzigd als volgt:
De Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945113 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 19 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen114 wordt «in de artikelen 7» vervangen door: in de artikelen 6, 7.
De Ziekenfondswet115 wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 11a wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge deze wet door de bedrijfsvereniging dient te worden gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt met ingang van 1 januari 1999.
Afdeling 7.1 van de Algemene wet bestuursrecht vindt geen toepassing ten aanzien van geschillen die betrekking hebben op besluiten die zijn voorbereid met toepassing van een van de procedures, geregeld in de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne onderscheidenlijk hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer, zoals deze golden voor 1 maart 1993 onderscheidenlijk voor 1 januari 1994.
Artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, blijft gedurende zes weken na dat tijdstip van kracht met betrekking tot besluiten:
a. waarop artikel 20.1 van de Wet milieubeheer van toepassing is,
b. waartegen ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar moet worden gemaakt alvorens daartegen beroep kan worden ingesteld, en
c. die zijn genomen voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.
Voor de studerenden voor wie de omzetting met betrekking tot het studiejaar 1993/94 van beurs in rentedragende lening als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de studiefinanciering, zoals dit luidde voor inwerkingtreding van deze wet, niet op 31 december 1994 heeft plaatsgevonden, vindt van rechtswege omzetting plaats op de laatste dag van de maand waarin deze wet in werking treedt. In dat geval gaat de renteberekening in op de eerste dag na de omzetting.
De tekst van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad, de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt in het Staatsblad geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstamm
Uitgegeven de zestiende mei 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 780.
Handelingen II 1994/95, blz. 3202–3203.
Kamerstukken I 1994/95, 23 780 (220, 220a).
Handelingen I zie vergadering d.d. 25 april 1995.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-250.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.