Besluit van 7 april 1995, houdende aanwijzing van ambtenaren belast met opsporing als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 december 1994, nr. RV 188142, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Financiën;

Gelet op artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 4 januari 1995, nr. W09.94.0770);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 3 april 1995, nr. RV 194856, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan;

Artikel 1

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 of van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, zijn belast met het opsporen van overtredingen van de artikelen 36, tweede en derde lid, 72, eerste en tweede lid, 107, eerste en tweede lid, en 160, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2

  • 1. De ambtenaren van het Bureau Handhaving van de Rijksdienst voor het Wegverkeer zijn belast met het opsporen van overtredingen van artikel 72, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en van artikel 5.3.15, tweede tot en met vijfde lid, van het Voertuigreglement.

    2. De ambtenaren van het Bureau Bijzondere Registraties alsmede de externe bedrijvencontroleurs van de Rijksdienst voor het Wegverkeer zijn belast met het opsporen van overtredingen van de artikelen 44, 45, tweede lid, en 49, eerste lid, van het Kentekenreglement.

Artikel 3

De Rijkshoofdcontroleurs van het Verkeer en de Rijkscontroleurs van het Verkeer van de Rijksverkeersinspectie zijn belast met het opsporen van overtredingen van de artikelen 36, tweede en derde lid, 40, eerste lid, 107, eerste en tweede lid, en 160, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en van artikel 5.3.15, tweede tot en met vijfde lid, van het Voertuigreglement.

Artikel 4

Indien de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 in werking treedt, wordt in artikel 1 «Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966» vervangen door: Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1995. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1994, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 7 april 1995

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de elfde mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 1995 treedt de Wegenverkeerswet 1994 in werking. Artikel 159 van die wet regelt de opsporing van overtredingen daarvan. Ingevolge onderdeel c van dit artikel zijn met de opsporing mede belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren van de rijksbelastingdienst, van de Rijks- en de provinciale waterstaat, van de Rijksdienst voor het Wegverkeer en van de verkeersinspecties, een en ander voor zover bij die algemene maatregel van bestuur is bepaald. Het voorliggende besluit strekt ter uitvoering van deze bepaling. Het besluit vervangt het Besluit van 9 september 1994, houdende aanwijzing van personen belast met opsporing als bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet (Stb. 833) op grond van de oude Wegenverkeerswet. Materieel komt het overeen met laatstbedoeld besluit, met dien verstande dat in artikel 2, tweede lid, een aanvullende voorziening is opgenomen inzake het verlenen van opsporingsbevoegdheid aan bepaalde ambtenaren van de Rijksdienst voor het Wegverkeer in het kader van de regeling handelaarskentekens en de regeling erkenning bedrijfsvoorraad.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven