Wet van 12 april 1995 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en enkele andere wetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten enkele wijzigingen van wetstechnische of ondergeschikte aard aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht1 wordt als volgt gewijzigd:

A

1. Artikel 138, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

2. Artikel 138a, derde lid, aanhef, komt te luiden:

  • 3. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft computervredebreuk gepleegd door tussenkomst van de telecommunicatie-infrastructuur of van een telecommunicatie-inrichting die wordt aangewend voor dienstverlening aan het publiek, indien de dader vervolgens.

B

In artikel 389ter vervalt de zinsnede «van artikel 200,».

C

In artikel 441 vervalt de zinsnede «, hetzij daarvan aantekening houdt, hetzij op enige wijze gebruikt».

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40

  • 1. Het bureau rechtsbijstandvoorziening kan ingeschreven advocaten die zich daartoe bereid hebben verklaard, aanwijzen voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand aan in verzekering gestelde verdachten.

  • 2. Is een krachtens het voorgaande lid aangewezen advocaat beschikbaar voor het verlenen van rechtsbijstand aan een in verzekering gestelde verdachte, dan treedt hij, voor de duur van de inverzekeringstelling, als diens raadsman op. De officier van justitie of een hulpofficier licht de advocaat onverwijld omtrent de inverzekeringstelling in.

  • 3. In gevallen waarin geen advocaat beschikbaar is voor het verlenen van rechtsbijstand op de voet van het bepaalde in de voorgaande leden, brengt de officier van justitie of de hulpofficier dit onverwijld ter kennis van de voorzitter van de rechtbank. Deze geeft een last aan het bureau rechtsbijstandvoorziening dat voor de duur van de in verzekeringstelling een raadsman aan de verdachte toevoegt.

  • 4. De in dit artikel bedoelde aanwijzingen en kennisgevingen geschieden overeenkomstig door de Minister van Justitie vast te stellen bepalingen.

  • 5. Het tweede en het derde lid blijven buiten toepassing indien de verdachte een gekozen raadsman heeft.

  • 6. De krachtens het tweede of het derde lid toegevoegde raadsman treedt ook als raadsman voor de verdachte op tijdens de behandeling door de rechtbank van het hoger beroep van de officier van justitie als bedoeld in artikel 59c.

B

Artikel 360, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Van het gebruik als bewijsmiddel van de verklaring

    – van de getuige, bedoeld in artikel 216, tweede lid, of

    – van de bedreigde getuige, of

    – van de getuige verhoord op de wijze als voorzien in de artikelen 190, tweede lid, en 284, eerste lid, tweede en derde volzin,

    of van schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344, derde lid, geeft het vonnis in het bijzonder reden.

C

1. Artikel 320, derde lid komt te luiden:

  • 3. Hetgeen bij artikel 265, dan wel artikel 370, eerste lid, ten opzichte van de dagvaarding van de verdachte is bepaald, geldt hier ten aanzien van de oproeping van de verdachte.

2. Aan artikel 370 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In geval de termijn van dagvaarding korter is dan acht dagen moet het bezwaarschrift, bedoeld in artikel 250, eerste lid, of artikel 262, eerste lid, worden ingediend voor het tijdstip van de terechtzitting, dat in de dagvaarding staat vermeld.

3. In artikel 371, onder a, vervalt de zinsnede «, of artikel 262, derde lid».

D

Artikel 509m wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. De in het tweede lid genoemde artikelen vinden geen toepassing voor zover deze betrekking hebben op een getuige wiens identiteit niet of slechts ten dele blijkt.

2. Het oorspronkelijke derde lid wordt vernummerd tot het vierde lid.

ARTIKEL III

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt de laatste volzin vervangen door: De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 20a, eerste lid. In geval van wijziging van de voornamen van een buiten Nederland geboren persoon geeft de rechtbank die de beschikking geeft, voor zoveel nodig ambtshalve hetzij een last tot inschrijving van de akte van geboorte dan wel van de akte of de uitspraak, bedoeld in artikel 25g, eerste lid, hetzij de in artikel 25c bedoelde beschikking.

B

Het opschrift van Titel 4 komt te luiden: Burgerlijke stand.

C

In artikel 25 wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid in het vijfde tot en met achtste lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Alvorens op grond van het eerste of het derde lid tot de inschrijving van een huwelijksakte over te gaan, doet de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage zich een door de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 44, onder k, van dit boek overleggen. Deze verklaring wordt opgesteld op verzoek van de echtgenoot op wie zij betrekking heeft. Heeft deze geen woonplaats in Nederland, dan wordt zij opgesteld op verzoek van de andere echtgenoot. De verklaring is niet vereist indien de echtgenoten aannemelijk kunnen maken dat zij beiden buiten Nederland woonplaats hebben.

D

In artikel 44, eerste lid, onderdeel h, wordt «artikel 61» vervangen door de woorden «afdeling 12 van Titel 4 van dit boek».

E

Artikel 46, als vastgesteld bij de wet van 2 juni 1994 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Stb. 405), wordt vernummerd tot artikel 45a. Voorts wordt in artikel 45a «artikel 58 onder c» vervangen door «artikel 44, eerste lid, onder c».

ARTIKEL IV

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b, wordt «boeken» vervangen door: administratie.

2. In onderdeel c, wordt «boeken» vervangen door: administratie.

B

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b van het eerste lid, wordt de zinsnede «een deskundige als bedoeld in artikel 393» vervangen door: een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1.

2. In onderdeel b van het tweede lid, wordt de zinsnede «een deskundige als bedoeld in artikel 393» vervangen door: een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1.

C

In artikel 138, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 6 van het Wetboek van Koophandel» vervangen door: artikel 15a van Boek 3.

D

In artikel 248, tweede lid, wordt de zinsnede «artikel 6 van het Wetboek van Koophandel» vervangen door: artikel 15a van Boek 3.

E

In artikel 358, tweede lid, wordt «het handelsregister» vervangen door: het handels-, verenigingen- of stichtingenregister.

ARTIKEL V

Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 100 wordt «vordering» vervangen door: rechtsvordering.

ARTIKEL VI

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 56 wordt «vordering» vervangen door: rechtsvordering.

ARTIKEL VII

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 428, tweede lid, wordt «Wet Assurantiebemiddeling» vervangen door: Wet assurantiebemiddelingsbedrijf.

B

In artikel 439, eerste lid, wordt «doen eindigen» vervangen door: doet eindigen.

C

In artikel 445, eerste lid, wordt «artikelen 401, 402 en 403,» vervangen door: artikelen 401, 402, 403 en 426 lid 2.

D

In artikel 445, tweede lid, vervallen de woorden «van deze afdeling».

E

In artikel 465, zoals dit ingevolge artikel VI van de Wet van 17 november 1994, Stb. 837, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de opneming van bepalingen omtrent de overeenkomst tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst, met ingang van 1 april 1995 luidt, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede «onder curatele staat, in welk geval nakoming jegens de curator geschiedt» vervangen door: en onder curatele staat of ten behoeve van hem het mentorschap is ingesteld, in welke gevallen nakoming jegens de curator of de mentor geschiedt.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «niet onder curatele staat» vervangen door: niet onder curatele staat of ten behoeve van hem niet het mentorschap is ingesteld.

ARTIKEL VIII

Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1623e, vierde lid, wordt «het verzoek» vervangen door: de vordering.

B

Artikel 1623h, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De woorden «gedaan verzoek» worden vervangen door: ingestelde vordering.

2. De woorden «dit verzoek» worden vervangen door: deze vordering.

3. De woorden «het verzoek» worden vervangen door: de vordering.

4. Het woord «verzoeker» wordt vervangen door: eiser.

C

In artikel 1623i, derde lid, onder c, wordt «verzoeker» vervangen door: eiser.

D

In artikel 1623l, eerste lid, wordt «verzoeker» vervangen door: eiser.

E

Artikel 1638nn, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De vorige leden vinden overeenkomstige toepassing op gedeputeerden, wethouders en leden van het dagelijks bestuur van een waterschap, veenschap of veenpolder wier functie niet als een volledige wordt bezoldigd. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald, welke gedeputeerdenfuncties en wethoudersfuncties voor de toepassing van dit artikel als volledig bezoldigd worden aangemerkt.

F

Artikel 1718 komt als volgt te luiden:

De bepalingen van het tweede lid en van het laatste lid van artikel 951, mitsgaders de artikelen 953, 954 en 958 van Boek 4, zijn op schenkingen toepasselijk.

G

In artikel 1729, eerste lid, wordt «artikel 1725,» vervangen door: artikel 1725, onder 2 en 3,.

ARTIKEL IX

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering4 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 592, eerste lid, wordt de zinsnede «volgens een door den Koning vastgesteld tarief» vervangen door: volgens een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen tarief.

B

Artikel 596, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 3° vervalt.

2. De onderdelen 4° en 5° worden genummerd 3° en 4°.

ARTIKEL X

Het eerste Boek van het Wetboek van Koophandel5 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van de vierde titel wordt vervangen door:

Van beurzen van koophandel, makelaars en de handelsreizigersovereenkomst.

B

In artikel 75a, tweede lid, wordt «artikelen 429, 431 lid 2 en 432 lid 2, laatste zin» vervangen door: artikelen 426 lid 2, 429 en 431 lid 2.

C

In artikel 75a, derde lid, worden de woorden «boek 7» vervangen door: Boek 7.

ARTIKEL XI

De Auteurswet 19126 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende:

Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan kan de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.

2. Aan het derde lid wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende:

Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan kan de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.

B

In artikel 31a wordt de zinsnede «b. bewaart uit winstbejag» vervangen door: d. bewaart uit winstbejag.

ARTIKEL XII

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen7 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 41, eerste lid, en in artikel 56, eerste lid, onder e, worden de woorden «38, vijfde lid, vierde volzin» telkens vervangen door: 38, vijfde lid, derde volzin.

B

In artikel 56, tweede lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «8, derde lid, 14, derde lid, 25, zevende lid, en 34, derde lid» vervangen door: 5, eerste lid, 16, eerste lid, 20, zevende lid, en 33, derde lid.

ARTIKEL XIII

De Vreemdelingenwet8 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 7a, vierde lid, en 34h wordt «regiem» telkens vervangen door: regime.

B

In artikel 15b, eerste lid, onder f, wordt de zinsnede «en zich er daar op heeft beroepen» vervangen door: en zich daar erop heeft beroepen.

C

In artikel 16, derde lid, wordt de zinsnede «een bepaalde groep» vervangen door: een bepaalde sociale groep.

D

In artikel 18a, vijfde lid, worden de woorden «het eerste lid» vervangen door: artikel 17a.

E

In artikel 33d wordt na «(Stcrt. 1814, 4)» een komma geplaatst.

F

In artikel 33e wordt de zinsnede «op grond van deze wet» vervangen door: gegeven op grond van deze wet.

G

In artikel 34c, derde lid, wordt de zinsnede «de meest gerede van een hier te lande verblijvende bloed- of aanverwant» vervangen door: de meest gerede van zijn hier te lande verblijvende bloed- of aanverwanten.

H

In artikel 48, tweede lid, wordt «Wet gemeentelijke basisadministratie» vervangen door: Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

ARTIKEL XIV

Indien de Wet van 7 juli 1994 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, en andere wetten in verband met de herziening van het strafrecht voor jeugdigen (Stb. 528) in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel D, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 77j wordt als volgt gewijzigd:

a. Het derde lid vervalt.

b. Het vierde lid wordt vernummerd tot het derde lid.

c. Het vijfde lid vervalt.

2. Artikel 77n, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.

3. Artikel 77t wordt als volgt gewijzigd:

a. In het vijfde lid, onder a, wordt de zinsnede «ten hoogste één maand voor het indienen van de vordering» vervangen door: recent.

b. Het laatste lid wordt vernummerd tot het zesde lid.

4. Artikel 77ff, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c vervallen de woorden «en de raden voor de kinderbescherming».

b. Onderdeel d komt als volgt te luiden:

d. de wijze waarop een beslissing tot voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgelokt.

B

In artikel II, onderdeel B, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 494, vijfde lid, vervalt.

2. artikel 504, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De bepalingen van het eerste lid geldt niet ten aanzien van de raadsman in zaken waarvan het kantongerecht kennisneemt, ook niet in hoger beroep van zodanige zaken.

ARTIKEL XV

A

De Wet op de economische delicten9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, onder 2°, vervalt: de Wet bodembescherming, de artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 29, 30, tweede, derde en vierde lid, 31, 32, tweede lid, tweede volzin, 38, 43, eerste, derde en vierde lid, 44, 45, vierde lid, 49 juncto 30, tweede, derde en vierde lid, 70, eerste lid, 71, eerste en tweede lid, 72 en 94, alsmede artikel 75 juncto artikel 67 van de Wet milieubeheer;

2. in artikel 1, onder 4°, wordt in het gedeelte betreffende de Diergeneesmiddelenwet na «30, eerste lid,» ingevoegd: 31, eerste lid,;

3. In artikel 1, onder 4°, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet melding buitenlandse boycotmaatregelen 1991, artikel 2;

4. In artikel 1a, onder 1°, wordt in de alfabetische opsomming ingevoegd: de Wet van 2 juli 1992, Stb. 415, tot uitbreiding en wijziging van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne en daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (milieubeleidsplanning en milieukwaliteitseisen; provinciale milieuverordening, totstandkoming algemene maatregelen van bestuur), artikel XIX, voor zover het betreft provinciale verordeningen, vastgesteld krachtens artikel 36 of artikel 41 van de Wet bodembescherming;

5. In artikel 1a, onder 1°, vervalt het gedeelte betreffende de Wet chemische afvalstoffen;

6. In artikel 1a, onder 2°, vervalt:

a. het gedeelte betreffende de Afvalstoffenwet;

b. het gedeelte betreffende de Wet chemische afvalstoffen;

c. in het gedeelte betreffende de Wet milieubeheer: 10.10, eerste lid, 10.17, eerste lid.

7. Artikel 1a, onder 3°, wordt als volgt gewijzigd:

a. de zinsnede met betrekking tot de Destructiewet wordt vervangen door: de Destructiewet, de artikelen 3, eerste en tweede lid, 4a, 6, 9, 10, eerste en vijfde lid, 11, 12, 13, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 15, 17, eerste lid, en 25, vierde lid;

b. In de alfabetische opsomming wordt opgenomen:

1. de Wet milieubeheer, de artikelen 10.10, eerste lid, en 10.17 eerste lid;

2. de Wet van 13 mei 1993, Stb. 283, tot uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer (afvalstoffen), artikel VII, voor zover het betreft gemeentelijke verordeningen, vastgesteld krachtens artikel 2 van de Afvalstoffenwet.

8. In artikel 23, eerste lid, eerste volzin en artikel 25 wordt na «artikel 1» telkens toegevoegd: en artikel 1a.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 februari 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (afvalwater) (23 603)10 tot wet wordt verheven, wordt, met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt, dan wel indien de onderhavige wet op een later tijdstip in werking treedt, met ingang van dat latere tijdstip, artikel VI van die wet vervangen door:

Artikel VI

In de Wet op de economische delicten wordt in artikel 1a, onder 3°, in het gedeelte betreffende de Wet milieubeheer na «10.10, eerste lid,» ingevoegd: 10.15, eerste lid, 10.16,.

C

De tekst van artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL XVI

Artikel IX van de Wet van 6 april 1994 houdende regeling van de bevoegdheid van bepaalde rechtspersonen om ter bescherming van de belangen van andere personen een rechtsvordering in te stellen (Stb. 269) komt als volgt te luiden:

Artikel IX

Artikel 19 van de Wet op de naburige rechten vervalt.

ARTIKEL XVII

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 april 1993 ingediende voorstel van wet, houdende Aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmede vaststelling en invoering van titel 7.12 (Aanneming van werk) (Kamerstukken II, 23 095), nog niet tot wet is verheven en die wet nog niet in werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek als volgt gewijzigd:

Artikel 1637b komt te luiden:

Artikel 1637b

De aanneming van werk is de overeenkomst, waarbij de eene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, den aanbesteder, tegen eenen bepaalden prijs een bepaald werk van stoffelijke aard tot stand te brengen.

ARTIKEL XVIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 juni 1989 ingediende voorstel van wet houdende aanvulling van de Boeken 3, 6 en 8 nieuw BW met regels betreffende de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem (Kamerstukken II, 1988/1989, 21 202, nr. 2)11 tot wet zal zijn verheven wordt titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, als volgt gewijzigd:

In artikel 176, tweede lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «artikel 6 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Stb. 1988, 133)» vervangen door: artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.

ARTIKEL XIX

Artikel 16 van de Tariefcommissiewet12 komt te luiden:

Artikel 16

  • 1. De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wat hun bezoldiging betreft de voorzitter is gelijkgesteld met de president van, de ondervoorzitters en de gewone leden die het lidmaatschap als hoofdfunctie bekleden zijn gelijkgesteld met de vice-presidenten van, de overige gewone leden zijn gelijkgesteld met de raadsheren in en de plaatsvervangende leden zijn gelijkgesteld met de raadsheren-plaatsvervangers in een gerechtshof.

  • 2. Indien iemand die met toepassing of overeenkomstige toepassing van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt bezoldigd voor het vervullen van een volledige werktijd tevens wordt aangesteld als voorzitter, ondervoorzitter of gewoon lid van de Tariefcommissie, wordt zijn salaris tot en met de laatste dag van de maand waarin de aanstelling bij de Tariefcommissie wordt beëindigd, vermeerderd met 1/5 deel van het salaris dat is verbonden aan het vervullen van een volledige werktijd in het ambt waarin hij bij de Tariefcommissie is aangesteld.

  • 3. De aan de buitengewone leden toe te kennen beloning wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

ARTIKEL XX

De Wet van 7 juli 1994 houdende wijziging van de Auteurswet 1912 in verband met de rechtsbescherming van computerprogramma's (Stb. 521) wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 45j en 45k wordt in de zinsnede «een werk, als bedoeld» de komma geschrapt.

ARTIKEL XXI

De Wet persoonsregistraties13 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 38, tweede lid, laatste volzin, vervallen de woorden «ten hoogste eenmaal».

B

Artikel 40, eerste en tweede lid, komt te luiden:

  • 1. De voorzitter en de andere leden genieten een bezoldiging voor hun werkzaamheden. De plaatsvervangende en buitengewone leden genieten een zittingsgeld. Hun rechtspositie wordt nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Artikel 3, tweede lid, is niet van toepassing.

  • 2. Tevens genieten zij een vergoeding van reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren gelden.

ARTIKEL XXII

De Pensioen- en spaarfondsenwet14 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt de punt aan het einde van de laatste zin vervangen door een puntkomma en na onderdeel j een nieuw onderdeel k toegevoegd luidende:

k. «nabestaandenpensioen»: weduwen-, weduwnaars-, partner- of wezenpensioen.

B

In artikel 2, derde lid, onderdeel c, sub 2e, wordt de zinsnede «zulks indien en voor zolang aan het gestelde onder 1e wordt voldaan en de toezegging voldoet aan bij ministeriële regeling, de Verzekeringskamer gehoord, te stellen regels;» vervangen door: zulks indien en voor zolang aan het gestelde onder 1e wordt voldaan en de toezegging voldoet aan de met betrekking tot dit onderdeel bij ministeriële regeling, de Verzekeringskamer gehoord, vast te stellen nadere regels;.

C

In artikel 25, derde lid, wordt «artikel 2a, onderdeel c, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf» vervangen door: artikel 3, onderdeel c, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

D

In artikel 30, tweede lid, wordt de zinsnede «Met dezelfde straf wordt gestraft» vervangen door: Met een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft.

E

1. In artikel 32, vijfde lid, wordt de laatste volzin vervangen door:

In het geval de rechthebbende zich in het buitenland heeft gevestigd geldt voor het in de eerste volzin genoemde bedrag het tweevoudige en is het pensioenfonds of de verzekeraar op verzoek van de rechthebbende verplicht voor het tijdstip van ingang aanspraken op pensioen af te kopen indien op het tijdstip van afkoop de hoogte van de pensioenaanspraak het tweevoudige van het in de eerste volzin genoemde bedrag niet te boven gaat.

2. Het zesde lid van artikel 32 komt te luiden:

  • 6. Het bedrag, genoemd in het vorige lid, wordt bij ministeriële regeling telkens herzien met ingang van 1 januari met hetzelfde percentage waarmee de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, over de maand oktober daaraan voorafgaande naar boven of beneden afwijkt van die index over de maand oktober van het jaar voorafgaande aan de eerstgenoemde maand oktober.

F

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, onder 2°, wordt «door Onze minister» vervangen door: bij ministeriële regeling.

2. In onderdeel f, laatste volzin, vervalt het zinsdeel «, onder B,».

G

Artikel 32b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom aanspraken op pensioen te verwerven bij de instelling waar de onderneming waaraan hij verbonden is de toezegging omtrent pensioen ter uitvoering heeft ondergebracht,

2. In onderdeel c wordt de zinsnede «de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling waarop de Verzekeringskamer toezicht houdt of die bij ministeriële regeling is aangewezen,» vervangen door:

de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling:

1°. waarop de Verzekeringskamer toezicht houdt;

2°. die bij ministeriële regeling is aangewezen;

3°. die heeft voldaan aan de ingevolge de artikel 37 of 38 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland, dan wel

4°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 indien het de aldaar bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft,.

3. In onderdeel c, laatste volzin, komt het zinsdeel «, onderdeel B,» te vervallen.

ARTIKEL XXIII

De wet van 28 april 1994 tot vaststelling van regels met betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed (Wet verevening pensioenrechten bij scheiding) en daarmee verband houdende wijzigingen in andere wetten (Stb 1994, 342)15 wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel I wordt in artikel 3, derde lid, de zinsnede «artikel 32, vierde lid van de Pensioen- en spaarfondsenwet» vervangen door: Artikel 32, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

B

In artikel III komt onderdeel E te vervallen.

ARTIKEL XXIV

De wet Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (wettelijk recht op waarde-overdracht en enige andere maatregelen op het aanvullende pensioenterrein) (Stb. 1994, 496) wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel XVI vervalt het tweede lid, waarna het derde en het vierde lid worden vernummerd tot het tweede en derde lid.

B

In artikel XXII komt het tweede lid als volgt te luiden:

  • 2. Ongeacht het bepaalde in het eerste lid treedt artikel 2b van de Pensioen- en spaarfondsenwet in werking op 1 januari 2000.

ARTIKEL XXV

De Algemene wet gelijke behandeling16 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, onderdeel a, komt te luiden als volgt:

a. rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, alsmede binnen andere genootschappen op geestelijke grondslag;

B

In artikel 12, tweede lid, onderdeel e, wordt de zinsnede «een vereniging of stichting die in overeenstemming met haar statuten» vervangen door: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of stichting, die in overeenstemming met haar statuten.

C

Artikel 30 vervalt.

ARTIKEL XXVI

De Wet Nationale ombudsman17 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1a, tweede lid, vervalt de punt aan het eind van de volzin en wordt de zinsnede toegevoegd: noch op gedragingen van de Commissie gelijke behandeling als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling.

ARTIKEL XXVII

De tekst van de Tariefcommissiewet wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL XXVIII

  • 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel XII treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.

  • 3. Artikel XXV treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 1994.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 12 april 1995

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de vierde mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, Stb. 195.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 februari 1995, Stb. 225.

XNoot
3

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 1994, Stb. 507.

XNoot
4

Stb. 1912, 308, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 juli 1994, Stb. 521.

XNoot
5

Stb. 1992, 671, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 november 1994, Stb. 837.

XNoot
6

Stb. 1965, 40, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 februari 1995, Stb. 43.

XNoot
7

Stb. 1950 K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 maart 1995, Stb. 191.

XNoot
8

Stb. 1994, 798.

XNoot
9

Stb. 1994, 846.

XNoot
10

Stb. 1994, 7, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 maart 1995, Stb. 116.

XNoot
11

Stb. 1988, 665, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 1994, Stb. 573.

XNoot
12

Stb. 1981, 18, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 1994, Stb. 573.

XNoot
13

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juni 1994, Stb. 496.

XNoot
14

Stb. 1994, 230, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 april 1994, Stb. 269.

XNoot
15

Stb. 1989, 235, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 maart 1994, Stb. 230.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 855.

Handelingen II 1994/95, blz. 3605.

Kamerstukken I 1994/95, 23 855 (233, 233a).

Handelingen I 1994/95, zie vergadering d.d. 11 april 1995.

Naar boven