Besluit van 14 april 1995 tot wijziging van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 (wijziging in de systematiek van toekenning van budgetten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 januari 1995, nr. MJZ27195019, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 67, 81, 82, 84 en 88 van de Woningwet en artikel 42 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 11 april 1995, nr. W08.95.0035);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 april 1995, nr. MJZ 12495031, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit woninggebonden subsidies 19951 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, tweede lid, aanhef, wordt «en voor elk betrokken kalenderjaar» vervangen door: , voor het jaar waarvoor het voorlopige programma voor het eerste jaar geldt,.

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Gedeputeerde staten geven in het advies, bedoeld in artikel 9, eerste lid, voor elke ontvanger het budget aan, dat naar hun oordeel met de uitvoering van het programma gemoeid is..

2. In het derde lid wordt «voor het betrokken kalenderjaar bepaalde bedrag» vervangen door: bepaalde bedrag voor het jaar waarvoor het programma geldt.

3. Het vierde lid vervalt.

4. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid, van welk lid de tweede volzin vervalt.

C

In artikel 14, tweede lid, onderdeel b, vervalt: , of vijfde lid, eerste volzin.

D

In artikel 15:

a. wordt «de budgetten» vervangen door «het budget» en

b. vervalt: en het voorlopige programma voor het eerste, tweede en derde jaar.

E

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

Onze Minister verleent geldelijke steun door jaarlijks de volgens artikel 15 vastgestelde budgetten aan de ontvangers toe te kennen.

F

In artikel 18 vervalt: of het voorlopige programma voor het eerste of tweede jaar.

G

In artikel 19, onderdeel a, wordt «de toegekende budgetten ter uitvoering van het programma en het voorlopige programma voor op dat jaar volgende jaren» vervangen door: het toegekende budget ter uitvoering van het programma voor het op dat jaar volgende jaar.

H

In artikel 27, derde lid, onderdeel c, wordt na «Monumentenwet 1988» ingevoegd: of als beschermd monument is aangewezen in een provinciale of gemeentelijke verordening.

I

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het budgethoudende bestuursorgaan neemt in het verslag, bedoeld in het eerste lid, op:

    a. een uiteenzetting waarin het aangeeft op welke wijze de ontvanger bij de besteding van de toegekende budgetten toepassing heeft gegeven aan de criteria, genoemd in artikel 23, onderdelen a tot en met e, en waarin het aannemelijk maakt dat de ontvanger daarmee artikel 23 heeft nageleefd, en

    b. een uiteenzetting over het beleid dat het heeft gevoerd ten aanzien van het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van ingevolge dit besluit verleende geldelijke steun..

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De accountant die de in het derde lid bedoelde verklaring afgeeft, onderzoekt of de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde uiteenzetting, voor zover hij dat kan beoordelen, overeenkomstig dat onderdeel is opgesteld. Hij stelt voorts een verslag van bevindingen op, waarin hij de hem gebleken tekortkomingen van het verslag, bedoeld in het eerste lid, en van de uiteenzettingen, bedoeld in het tweede lid, vermeldt en toelicht..

J

In artikel 30, eerste lid, onderdeel b, en in artikel 32 wordt «uiteenzetting» vervangen door: uiteenzettingen.

K

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De vrijdom van legesheffing, van de kosten van legalisatie en van griffiekosten ten aanzien van stukken als bedoeld in artikel 88 van de Woningwet, is van toepassing op door sociale verhuurders te verhuren woningen in de sociale-bouwsector, woonwagens en standplaatsen, ten aanzien waarvan toepassing wordt gegeven aan artikel 22, alsmede op woningen, beheerd door een sociale verhuurder, waaraan voorzieningen worden getroffen waarvan de kosten meer bedragen dan f 50 000..

L

Aan artikel 36 wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 7. Op de uitbetaling van op voet van het Besluit woninggebonden subsidies verleende geldelijke steun blijft dat besluit van toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van bijlage III, punt 3, onderdelen a, c en e, als luidende op 31 december 1994, van dat besluit het percentage, bedoeld in genoemd onderdeel a, gelijk staat aan het percentage dat, met gebruikmaking van de in dat onderdeel opgenomen berekeningswijze daarvan, blijkt uit het verslag dat ingevolge dat besluit is of wordt uitgebracht over het jaar waarvoor het budget voor de sociale-bouwsector in de zin van dat besluit, waarop die bijlage wordt toegepast, is toegekend..

M

Artikel 37, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het budgethoudende bestuursorgaan voegt aan het laatstelijk op voet van dit besluit toegekende budget ter uitvoering van het programma toe elk bedrag dat beschikbaar komt als gevolg van:

    a. een intrekking van een besluit, genomen krachtens artikel 24, eerste of derde lid, 28, 32, eerste lid, 38, 42, eerste lid, 45, eerste of tweede lid, 48, eerste of tweede lid, of 49 van het Besluit woninggebonden subsidies, die plaatsvindt voor de melding van de voltooiing van de woning, standplaats of woonwagen, of van de voorziening aan de woning of standplaats, en de vaststelling van het bedrag aan geldelijke steun die voor die woning, standplaats, woonwagen of voorziening aan die woning of standplaats is verleend, of

    b. een verlaging van de hoofdsom krachtens artikel 37, vierde lid, van het Besluit woninggebonden subsidies, die volgt op het voor de eerste maal toepassing geven aan artikel 37, eerste lid, van dat besluit, zonder dat aan die toepassing een verzoek als bedoeld in artikel 37, tweede lid, van dat besluit is voorafgegaan..

N

Artikel 39 vervalt.

O

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

Het budgethoudende bestuursorgaan maakt voor 1 juli 1995 een zodanige verordening bekend, dat na die bekendmaking wordt voldaan aan artikel 24..

P

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In de volzin die direct aan tabel A voorafgaat, wordt «de toegekende budgetten ter uitvoering van het programma en het voorlopige programma voor de jaren die volgen op het verslagjaar» vervangen door: het toegekende budget ter uitvoering van het programma voor het jaar dat volgt op het verslagjaar.

2. Aan het slot wordt ingevoegd: Uiteenzetting over het gevoerde beleid ten aanzien van het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van ingevolge het Besluit woninggebonden subsidies 1995 verleende geldelijke steun (met gebruikmaking van de handleiding voor het ter zake te voeren beleid).

Q

Het onderdeel, getiteld «Richtlijnen», van bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

1. In punt 2, onderdeel c, wordt:

a. na «tweede lid,» ingevoegd «onderdeel a,» en

b. «dat lid» vervangen door: dat onderdeel.

2. Na punt 3 wordt, onder vernummering van de punten 4 en 5 tot de punten 5 en 6, een punt ingevoegd, luidend:

4. Ook geeft de accountant in het rapport van bevindingen zijn oordeel over het door het budgethoudende bestuursorgaan gevoerde beleid op het terrein van misbruik en oneigenlijk gebruik..

ARTIKEL II

Het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van bijlage I wordt ingevoegd: C. Uiteenzetting over het gevoerde beleid ten aanzien van het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van ingevolge de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing verleende geldelijke steun (met gebruikmaking van de handleiding voor het ter zake te voeren beleid).

B

In het onderdeel, getiteld «Richtlijnen», van bijlage II:

a. wordt aan punt 3 een volzin toegevoegd, luidende «Indien de rechtmatigheid niet voldoende gewaarborgd is, geeft hij daarin tevens een oordeel over de mate waarin de financiële processen op orde zijn.» en

b. vervallen de tweede en de derde volzin van punt 4.

ARTIKEL III

Met ingang van het tijdstip waarop het Besluit geldelijke steun volkshuisvesting wordt ingetrokken, berusten de ministeriële regelingen, gegeven krachtens dat besluit, op artikel 33 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995.

ARTIKEL IV

  • 1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen K en M, en artikel III in werking met ingang van de dag die twee maanden ligt na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel K, en artikel III treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 3. Artikel I, onderdeel M, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 oktober 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 14 april 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Uitgegeven de zevenentwintigste april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met het onderhavige besluit worden het Besluit woninggebonden subsidies 1995 en het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing gewijzigd. Het belangrijkste bestanddeel ervan is een wijziging van eerstgenoemd besluit, waarmee de meerjarige zekerheid voor subsidie-ontvangers bij de besteding van hun budget, die in dat besluit in het vooruitzicht is gesteld, komt te vervallen.

In artikel 17 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 was bepaald dat op een zodanige wijze budgetten dienen te worden toegekend dat de subsidie-ontvangers op verplichtingenbasis beschikken over het gehele budget ter uitvoering van het programma in de zin van dat besluit, en over 80 respectievelijk 60 procent van het budget ter uitvoering van het voorlopige programma voor het eerste respectievelijk tweede jaar in de zin van dat besluit. Daarnaast was in artikel 39, onderdeel c, van dat besluit bepaald dat het ter beschikking stellen van die percentages van de budgetten ter uitvoering van het voorlopige programma voor 1996 en 1997 kan worden uitgesteld tot en met uiterlijk 30 juni 1995.

Met dit besluit is artikel 17 zodanig gewijzigd dat, evenals voorheen onder het regime van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992, jaarlijks het budget ter uitvoering van het programma dient te worden toegekend. Hieruit vloeide voort dat aan de mogelijkheid die in artikel 39, onderdeel c, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 was neergelegd, geen behoefte meer bestond; genoemd artikel is daarom vervallen.

Het ligt in de bedoeling nog in 1995, naast de regionale openbare lichamen in de zin van de Kaderwet bestuur in verandering, andere gebieden voor locatiegebonden subsidies in aanmerking te brengen. Dit zal dienen te geschieden door middel van een wijziging van het Besluit locatiegebonden subsidies; een zodanige wijziging is in voorbereiding. Het voornemen bestaat om in samenhang daarmee met ingang van 1997 de kring van budgethouders van woninggebonden subsidies zodanig te wijzigen, dat die subsidies grotendeels zullen worden ingezet op die plaatsen waar ook locatiegebonden subsidies kunnen worden ingezet. Ook is het niet uitgesloten dat de methoden van toekenning van die categorieën subsidies meer op elkaar worden afgestemd.

Een toekenning op korte termijn van woninggebonden subsidies ten aanzien van 1996 èn 1997 is niet goed verenigbaar met deze voornemens. Een zodanige toekenning zou er immers toe kunnen leiden dat woninggebonden subsidies voor 1997 mede kunnen worden besteed in delen van het land waar die subsidies volgens die voornemens niet meer besteed zouden moeten kunnen worden. Door de onderhavige wijziging van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 is het ontstaan van een dergelijke frictie voorkomen.

Dit besluit omvat naast de hiervoor besproken wijziging enkele andere wijzigingen van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 en een met één van die wijzigingen samenhangende aanpassing van het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing. Deze wijzigingen worden bij de betrokken artikelen van dit besluit toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A tot en met D

In deze onderdelen zijn enkele technische wijzigingen opgenomen, waarmee de procedures die voorafgaan aan de verlening van geldelijke steun op voet van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 in overeenstemming worden gebracht met het toekennen van één budget per jaar, het gehele budget ter uitvoering van het programma in de zin van dat besluit.

De minister berekent daartoe voor elke provincie alleen nog het te verdelen bedrag aan geldelijke steun voor het jaar waarvoor het programma geldt (onderdeel A). De provincie adviseert vervolgens slechts nog over het budget ter uitvoering van het programma (onderdeel B, onder 1 en 2). In dit systeem is het voorheen geldende vierde lid van artikel 10 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 niet meer noodzakelijk (onderdelen B, onder 3 en 4, en C). Logischerwijs kan na de adviesprocedure als bij dit besluit gewijzigd nog slechts sprake zijn van de vaststelling van het budget ter uitvoering van het programma (onderdeel D).

Artikel I, onderdelen E en F

Door de keuze om jaarlijks alleen nog het budget ter uitvoering van het programma toe te kennen, kon artikel 17 van het Besluit woninggebonden subsidies aanzienlijk worden vereenvoudigd en ingekort (onderdeel E). Verwezen wordt naar het algemene deel van deze nota van toelichting. De inperking van het toepassingsbereik van artikel 18 tot het programma (onderdeel F) vloeit daar logisch uit voort.

Artikel I, onderdelen G en P, onder 1

Ook de aanpassing van artikel 19, onderdeel a, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 en de betrokken aanpassing van bijlage I bij dat besluit zijn een gevolg van het jaarlijks alleen nog toekennen van het budget ter uitvoering van het programma. Om te bepalen of het zogenoemde spaarsaldo op 31 december van een jaar al dan niet te hoog is, blijft een zuivering van het totale verplichtingensaldo op die datum voor het nieuw toegekende budget noodzakelijk. Dat nieuwe budget is immers voor die datum aan het verplichtingensaldo toegevoegd.

Artikel I, onderdeel H

Met deze wijziging van artikel 27, derde lid, onderdeel c, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 is dat onderdeel beter in overeenstemming gebracht met de Woningwet. Blijkens de artikelen 43, tweede lid, en 44 van die wet alsmede artikel 3 van het Besluit meldingplichtige bouwwerken wordt ook in andere situaties geen verschil gemaakt tussen rijksmonumenten enerzijds en provinciale en gemeentelijke monumenten anderzijds.

Artikel I, onderdelen I, J, P, onder 2, en Q

De verplichting dat een uiteenzetting als bedoeld in het nieuwe onderdeel b van artikel 28, tweede lid, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 deel uitmaakt van het ingevolge dat artikel uit te brengen verslag (onderdeel I), vloeit voort uit de ontwikkelingen op het terrein van de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Met het opnemen van die verplichting wordt onderstreept dat het gewenst is dat de controle van de accountant zich mede uitstrekt tot het beleid dat het budgethoudende bestuursorgaan voert om misbruik en oneigenlijk gebruik van woninggebonden subsidies tegen te gaan. Ook in de op de artikelen 15, aanhef en onderdeel a, en 69 van de Comptabiliteitswet gebaseerde «Geïntegreerde Rijksbegrotingsaanschrijving en voorschriften» is de verplichting opgenomen om bij de verantwoording van de uitgaven in te gaan op misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Een en ander heeft geen raakvlak met een eventuele verplichting tot fraudemelding door accountants, waaromtrent momenteel wetgeving wordt voorbereid.

De handleiding waaraan wordt gerefereerd aan het slot van de in onderdeel P, onder 2, opgenomen volzin is de Handreiking bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van gedecentraliseerde volkshuisvestingssubsidieregelingen van VROM (versie 1993).

Met artikel II van dit besluit is het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing dienovereenkomstig aangepast. Een wijziging van het Besluit locatiegebonden subsidies op dit punt is in voorbereiding.

Artikel I, onderdeel K

Gebleken is dat de tekst van artikel 34 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 in relatie tot artikel 3, eerste lid, van dat besluit aanleiding kan geven tot misverstanden over de reikwijdte van eerstgenoemd artikel. Met het eerste lid van dit onderdeel is de tekst van genoemd artikel op enkele punten verduidelijkt.

Zo is duidelijker dan voorheen aangegeven op welke voorzieningen aan woningen het van toepassing is. Uit de nieuwe tekst blijkt beter dan uit de voorheen geldende tekst dat dat artikel ook op voorzieningen aan woningen van toepassing is, waarvoor geen geldelijke steun op voet van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 wordt verleend. Ook blijkt duidelijker dan uit de voorheen geldende tekst, dat de legesvrijdom, zoals al bij de inwerkingtreding van dat besluit de bedoeling was, niet geldt voor nieuwbouwwoningen, met uitzondering van de op voet van genoemd besluit gesubsidieerde woningen in de sociale-bouwsector.

Artikel I, onderdeel L

In bijlage III, punt 3, van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992 is aangegeven met gebruikmaking van welk rentepercentage het resterende gedeelte van een budget voor de sociale bouwsector wordt bepaald, telkens nadat een jaarbedrag is uitbetaald. Dat rentepercentage wordt voor elk budget elke vijf jaar gewijzigd. Ten behoeve van de eerste, derde en eventuele vijfde rentewijziging wordt het procentuele aandeel van de sociale-koopwoningen en, vanaf 1993, de koopstandplaatsen en de koopwoonwagens in het bestede budget voor de sociale-bouwsector berekend, als blijkend uit de verantwoordingsverslagen dienaangaande die in de jaren 1993 tot en met 1997 zijn en zullen worden ingediend.

Deze methode van wijziging van het rentepercentage blijkt op voorhand op uitvoeringsproblemen te stuiten. Met de inwerkingtreding van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 is er geen sprake meer van een afzonderlijk budget voor onder meer de sociale-bouwsector. Uit de verslagen die in de jaren 1996 en 1997 zullen worden ingediend zal dan ook geen procentueel aandeel van de sociale-koopsector in het totaal van de sociale-bouwsector kunnen worden afgeleid. Vóór die inwerkingtreding was die bepaling van dat aandeel al bemoeilijkt door de ingrijpende wijziging, met ingang van 1993, van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992, en de daaruit voortvloeiende samenvoegingen van budgetten.

Hierom is een overgangsregeling getroffen die inhoudt dat het meergenoemde procentuele aandeel in feite wordt bepaald aan de hand van één verantwoordingsverslag, en wel het verslag over het jaar waarvoor het betrokken budget voor de sociale-bouwsector is toegekend. Bij de herberekeningen van dat budget voor 1992 is derhalve het verslag over 1992 bepalend. Hetzelfde geldt voor de jaren 1993 en 1994.

Hiermee wordt vroegtijdig duidelijkheid verschaft over de grootte van dat aandeel, dat nadien niet meer wijzigt. De tijdstippen van de betrokken rentewijzigingen blijven ongewijzigd, evenals de wijze van bepaling van de nieuwe rente. De eventuele voor- en nadelen van een gewijzigde rente komen voor rekening van de budgethouders; ook in dat principe komt geen verandering.

Artikel I, onderdeel M

In het tweede lid van artikel 37 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 is een overgangsregeling opgenomen inzake de besteding van middelen die beschikbaar komen als gevolg van intrekkingen van geldelijke steun die op voet van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992 is verleend. Gebleken is, dat genoemd lid ten onrechte afweek van de regeling die voordien in artikel 50 van laatstgenoemd besluit was opgenomen en inhield dat een gedeelte van die middelen werd aangemerkt als vrijvallende middelen, wat wilde zeggen dat aan de besteding daarvan geen voorwaarden werden gesteld.

In de mate waarin op lokaal en regionaal niveau nog risico's zullen worden gelopen in de sfeer van rentefluctuaties en, in verband daarmee, het achterblijven van de bouwproduktie komt geen verandering waar het gaat om de geldelijke steun die op voet van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992 is verleend. Het is dan ook onjuist om de daartegenover staande mogelijke toekomstige voordelen die met de faciliteit van de vrijvallende middelen verbonden zijn, wel te laten vervallen. Artikel 37, tweede lid, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 is in verband met het bovenstaande zodanig aangepast, dat ook in die voordelen geen verandering komt. Daartoe is zo nauw mogelijk aangesloten bij artikel 50 van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992.

Artikel I, onderdeel N

Bij de eerste toekenning van budgetten op voet van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die is opgenomen in artikel 39, onderdeel b, van dat besluit. Dit zal geen vervolg krijgen in het uiterlijk op 30 juni 1995 gebruik maken van de mogelijkheid die in onderdeel c van dat artikel is neergelegd. Verwezen wordt naar het algemene deel van deze nota van toelichting.

Artikel I, onderdeel O

Gebleken is dat de verordening die ingevolge artikel 12, onderdeel a, van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992 door de budgethoudende bestuursorganen diende te worden opgesteld, zodanig verschilt van de verordening die ingevolge artikel 24, eerste lid, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 tot stand dient te worden gebracht, dat eerstgenoemde verordening een ongeschikt instrument is om tijdelijk als grondslag te dienen voor verlening van geldelijke steun onder het regime van laatstgenoemd besluit. De budgethouders hebben dan ook in het algemeen het voornemen hun huidige verordeningen niet te wijzigen met ingang van 1 juli 1995, maar deze reeds met ingang van 1 januari 1995 in te trekken en nieuwe verordeningen voor te bereiden, gericht op totstandkoming daarvan op uiterlijk 1 juli 1995. In de tussentijd zal het model voor een subsidieverordening dat door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is opgesteld, als richtsnoer voor het subsidiebeleid van de budgethouders dienen. Een soortgelijke overgangssituatie heeft ook gegolden gedurende het gehele jaar 1992. Artikel 58 van het Besluit woninggebonden subsidies van 1992 opende indertijd de mogelijkheid voor de budgetbeherende gemeenten om gedurende 1992 een verordening voor te bereiden die aan dat besluit zou voldoen.

Met de nieuwe tekst van artikel 41 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 wordt beter op de hiervoor geschetste gang van zaken aangesloten.

Artikel II

Met de in dit onderdeel opgenomen aanpassingen in het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing is dat besluit ten aanzien van de vereisten aan de verslaglegging op het punt van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies in overeenstemming gebracht met het Besluit woninggebonden subsidies 1995 als door dit besluit gewijzigd. De wijzigingen betreffen dezelfde punten als die waarop artikel I, onderdelen I, J, P, onder 2, en Q betrekking hebben. Verwezen wordt naar de toelichting op die onderdelen.

Artikel III

Tot op heden gelden nog enkele artikelen van het Besluit geldelijke steun volkshuisvesting. Op dat besluit is de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies gebaseerd, die in september 1991, kort na het Besluit woninggebonden subsidies van 1992, is bekendgemaakt. Gezien de doorwerking van die regeling in de jaren na 1991 ten aanzien van de eigenaren en opvolgende eigenaren van tot en met dat jaar gesubsidieerde sociale-koopwoningen, is het gewenst dat deze voorlopig nog blijft gelden. Het is echter evenzeer gewenst dat op een zo kort mogelijke termijn tot intrekking van het restant van het Besluit geldelijke steun volkshuisvesting wordt overgegaan.

Met dit artikel wordt bewerkstelligd, dat de intrekking van genoemd besluit niet leidt tot het vervallen van genoemde regeling. Die regeling komt te berusten op artikel 33 van het Besluit woninggebonden subsidies 1995.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel


XNoot
1

Stb. 1994, 744.

XNoot
2

Stb. 1994, 799.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 9 mei 1995, nr. 89.

Naar boven