Wet van 26 april 1995 tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet op de studiefinanciering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Algemene Kinderbijslagwet te vereenvoudigen door de onderhoudsvoorwaarden aan te passen, alsmede enige wijzigingen van technische aard aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene Kinderbijslagwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. De verzekerde heeft overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op kinderbijslag voor een eigen kind, een aangehuwd kind en een pleegkind dat

    a. jonger is dan 16 jaar en tot zijn huishouden behoort, of

    b. jonger is dan 18 jaar en door hem in belangrijke mate wordt onderhouden.

2. In het derde lid wordt «eerste lid, onder c» vervangen door: tweede lid, onderdeel a

3. In het vierde tot en met zevende lid wordt «eerste lid, onder e» vervangen door: tweede lid, onderdeel c

4. Het tiende lid vervalt.

5. Onder vernummering van het tweede tot en met negende lid tot het vijfde tot en met twaalfde lid worden de volgende leden toegevoegd:

  • 2. De verzekerde heeft voor een kind van 16 of 17 jaar slechts recht op kinderbijslag indien het kind

    a. zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels besteedt aan of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding, of

    b. als rechtstreeks en medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken buiten staat is om 55 percent te verdienen van hetgeen een lichamelijk en geestelijk gezond kind, dat overigens in gelijke omstandigheden verkeert, kan verdienen, en daartoe ook hetzij in het afgelopen jaar buiten staat is geweest hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat zal zijn, of

    c. werkloos is.

  • 3. Een kind, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt voor het vaststellen van het aantal kinderen voor wie recht op kinderbijslag bestaat voor twee kinderen geteld, indien het door de verzekerde grotendeels wordt onderhouden en

    a. jonger is dan 16 jaar en

    i° door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding niet tot het huishouden van de verzekerde behoort, of

    ii° in verband met ziekte of gebreken vermoedelijk het eerstkomende jaar niet tot het huishouden van de verzekerde zal behoren, of

    b. 16 of 17 jaar is en niet tot het huishouden van de verzekerde behoort en ook niet tot het huishouden van een ander.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld naar welke wordt beoordeeld of een kind in belangrijke mate of grotendeels door de verzekerde wordt onderhouden.

B

In artikel 8, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 7, negende lid» vervangen door: artikel 7, twaalfde lid

C

Artikel 9 vervalt.

D

Onder vernummering van artikel 10 tot artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het derde lid wordt in de tweede volzin «tweede lid» gewijzigd in: eerste lid

2. Het eerste en vierde lid vervallen.

3. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot het eerste en tweede lid.

E

Onder vernummering van artikel 10a tot artikel 10 wordt in de eerste volzin «7, 8, 9 en 10» gewijzigd in: 7, 8 en 9

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede en derde lid wordt «juncto de artikelen 8 en 9» gewijzigd in: juncto artikel 8

G

In artikel 14, vierde lid, wordt «drie jaren» vervangen door: een jaar

H

Artikel 25 komt als volgt te luiden:

  • 1. Indien over een tijdvak, waarover krachtens hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering aan een kind studiefinanciering is verleend, naderhand ten behoeve van dat kind recht op kinderbijslag wordt vastgesteld, is de Sociale Verzekeringsbank bevoegd die kinderbijslag over dat tijdvak en over latere tijdvakken, in plaats van aan degene aan wie de kinderbijslag zou dienen te worden betaald, zonder diens machtiging tot het bedrag van de betaalde studiefinanciering over dat tijdvak te betalen aan de Informatie Beheer Groep.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan de Sociale Verzekeringsbank gebruik maken tot en met twee kalenderjaren na de vaststelling van het recht op kinderbijslag.

I

In artikel 26, vierde lid, wordt «10» gewijzigd in: 9

J

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «10» gewijzigd in: 9

2. Een vierde lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld naar welke wordt beoordeeld of een kind, dat niet tot het huishouden van de verzekerde behoort, en ook niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander, geheel of nagenoeg geheel op kosten van de verzekerde wordt onderhouden.

ARTIKEL II

Artikel 150 van de Wet op de studiefinanciering2 wordt vervangen door:

Artikel 150. Verrekening kinderbijslag

  • 1. Indien over een tijdvak, waarover krachtens de Algemene Kinderbijslagwet ten behoeve van een studerende kinderbijslag is verleend, naderhand voor die studerende recht op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van deze wet wordt vastgesteld, is de Informatie Beheer Groep bevoegd die studiefinanciering over dat tijdvak en over latere tijdvakken, in plaats van aan degene aan wie de studiefinanciering zou dienen te worden betaald, zonder diens machtiging tot het bedrag van de betaalde kinderbijslag over dat tijdvak te betalen aan de Sociale Verzekeringsbank.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan de Informatie Beheer Groep gebruik maken tot en met twee kalenderjaren na de vaststelling van het recht op studiefinanciering.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 oktober 1995, met uitzondering van artikel I, onderdeel G, en artikel II, en is slechts van toepassing op het recht op kinderbijslag over na 30 september 1995 gelegen tijdvakken. De artikelen I, onderdeel G en artikel II treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en zijn slechts van toepassing op na die datum gelegen tijdvakken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 april 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Uitgegeven de zevenentwintigste april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1990, 128, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 april 1995, Stb. 200.

XNoot
2

Stb. 1991, 112, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 april 1995, Stb. 200.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 795.

Handelingen II 1994/95, blz. 3289–3300; 3343.

Kamerstukken I 1994/95, 23 795 (245).

Handelingen I 1994/95, zie vergadering d.d. 25 april 1995.

Naar boven