Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1995, 219 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1995, 219 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 9 mei 1994, nr. 94033593 WJA/W, gedaan mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 6, vijfde lid, 11, zesde lid, en 21a van de IJkwet en artikel 69 van de Wet personenvervoer;
De Raad van State gehoord (advies van 27 juni 1994, nr. W10.94.0289);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 30 maart 1995, nr. 95006764 WJA/W, uitgebracht mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het IJkreglement1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onderdeel D, wordt gewijzigd als volgt:
1. Na onderdeel a wordt, onder verlettering van de bestaande onderdelen b, c, d en e tot onderscheidenlijk c, d, e en f een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
b. de taxameters;.
2. In het nieuwe onderdeel f wordt «c en d» vervangen door: d en e.
3. Onderdeel 3° komt te vervallen en de onderdelen 4° tot en met 7° worden vernummerd tot 3° tot en met 6°.
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het zesde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
d. voor het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde.
2. Na het zesde lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
7. Onder afvalstoffen wordt verstaan: alle stoffen, preparaten of andere produkten waarvan de houder – met het oog op de verwijdering daarvan – zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
8. Een taxameter mag uitsluitend worden gebruikt in de taxi waarin hij zich bevond toen hij werd gekeurd, dan wel werd herkeurd.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «met uitzondering van de gewichten, vermeld onder hoofd C van dat artikel,» ingevoegd: en de taxameters, vermeld onder hoofd D, onderdeel b, van dat artikel,.
2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. De herkeuring van taxameters geschiedt telkens in aaneensluitende tijdvakken van één jaar, te rekenen vanaf de datum van goedkeuring van de taxameter bij de keuring.
Het Algemeen EEG-IJkbesluit2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van het eerste lid vervalt de aanduiding «1.».
2. Het tweede lid vervalt.
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a en b, vervalt telkens de zinsnede «of gedeeltelijke eerste EEG-ijk».
2. In het tweede lid, onder c, vervallen de zinsneden «of aan artikel 19a, eerste lid, juncto artikel 18, vijfde lid,» en «of gedeeltelijke eerste EEG-ijk».
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het tweede lid wordt vervangen door: Niet-automatische weegwerktuigen voor grove weging mogen uitsluitend worden gebruikt:.
2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
d. voor het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde.
3. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het bestaande derde en vierde lid tot onderscheidenlijk vierde en vijfde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
3. Onder afvalstoffen wordt verstaan: alle stoffen, preparaten of andere produkten waarvan de houder – met het oog op de verwijdering daarvan – zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
5. In het nieuwe vierde lid vervalt: aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder d, 1°.
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 2, eerste lid, onder b» toegevoegd: en onder c, 6°.
2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het bestaande tweede tot en met zesde lid tot onderscheidenlijk derde tot en met zevende lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. De herkeuring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder a, van de wet, geschiedt bij taxameters, aangewezen in artikel 2, eerste lid, onder c, 6°, niet eerder dan na verloop van twee jaren na goedkeuring van de taxameter bij de eerste EEG-ijk.
Artikel 154 van het Besluit personenvervoer3 wordt vervangen door:
1. In een auto waarmee taxivervoer wordt verricht dient een taxameter aanwezig te zijn die zichtbaar voor de reiziger de vervoerprijs overeenkomstig de vastgestelde tarieven aangeeft.
2. De taxameter dient te voldoen aan de regels die bij en krachtens de IJkwet zijn gesteld.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien de taxi uitsluitend wordt gebruikt voor gedurende een bepaalde periode meermalen te verrichten vervoer waarvoor schriftelijk in een overeenkomst tarieven zijn vastgelegd, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 1995.
2. De bij dit besluit aangebrachte wijzigingen zijn, voor zover zij betrekking hebben op taxi's en in taxi's aanwezige taxameters, daarop van toepassing met ingang van de datum, die hierna is vermeld voor het betrokken geval:
Indien het krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit personenvervoer in de vergunning opgenomen adres van de vervoerder ligt in: | datum |
---|---|
de provincie Groningen: | 1 augustus 1995 |
de provincie Friesland: | 1 september 1995 |
de provincies Drenthe en Limburg: | 1 oktober 1995 |
de provincies Overijssel en Zeeland: | 1 november 1995 |
de provincie Gelderland: | 1 december 1995 |
de provincies Utrecht en Flevoland: | 1 januari 1996 |
de provincie Noord-Brabant: | 1 februari 1996 |
de provincie Noord-Holland, met uitzondering van de gemeente Amsterdam: | 1 maart 1996 |
de provincie Zuid-Holland, met uitzondering van de gemeentes Rotterdam en 's-Gravenhage: | 1 april 1996 |
de gemeente 's-Gravenhage: | 1 mei 1996 |
de gemeente Rotterdam: | 1 juni 1996 |
de gemeente Amsterdam: | 1 juli 1996 |
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de zevenentwintigste april 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
In dit besluit zijn wijzigingen aangebracht in het IJkreglement, het Algemeen EEG-IJkbesluit en het Besluit personenvervoer. De wijzigingen hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
a. invoering van een plicht tot keuring en periodieke herkeuring van taxameters aan de hand van door de Minister van Economische Zaken vast te stellen technische voorschriften;
b. creëren van de mogelijkheid om weegwerktuigen voor grove weging te gebruiken bij het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde.
c. vervallen van de verplichting van de gemeentebesturen om lokalen voor periodieke herkeuringen beschikbaar te stellen.
Ten aanzien van de taxameters merken wij het volgende op. Het Besluit personenvervoer regelt in de artikelen 154 en 155 de verplichting van aanwezigheid van een taxameter in de taxi respectievelijk de verplichting tot het gebruik daarvan. Om een juist gebruik van de taxameter te waarborgen is het noodzakelijk dat aan de taxameters nadere eisen worden gesteld.
De taxameter valt onder de werkingssfeer van de IJkwet. Echter, op dit moment vallen de taxameters in de uitzonderingscategorie van meetwerktuigen waarvoor de keuringsplicht niet geldt (zie artikel 1, onderdeel D, van het bestaande IJkreglement). Door het opheffen van deze uitzonderingspositie zullen taxameters onderworpen worden aan het keuringsregime van de IJkwet.
Sinds 1980 is het mogelijk om mechanische taxameters onder het EEG-regime facultatief te laten keuren (zie artikel 2, eerste lid, onder 6°, van het Algemeen EEG-IJkbesluit). Het IJkreglement en het Algemeen EEG-IJkbesluit zullen in het kader van het bovenstaande moeten worden gewijzigd. Het onderhavige besluit strekt hiertoe.
De technische en metrologische voorschriften voor de taxameter zullen worden opgenomen in een specifieke ijkregeling. Deze IJkregeling taxameters zal gelijktijdig met het onderhavige besluit in werking treden.
Het onder b genoemde onderwerp wordt geregeld in een wijziging van artikel 5 van het IJkreglement (artikel I, onderdeel C) en een wijziging van artikel 33 van het Algemeen EEG-IJkbesluit (artikel II, onderdeel I). De strekking is om het gebruik van weegwerktuigen voor grove weging (nauwkeurigheidsklasse IIII) mogelijk te maken voor de weging van produkten met een lage economische waarde per eenheid. Het gebruik van een weegwerktuig van deze klasse is niet bezwaarlijk, omdat een afwijking ter grootte van de maximaal toelaatbare fout een zeer geringe invloed heeft op de uiteindelijke kostprijs. De term «lage economische waarde» is echter onvoldoende bepaald. Daarom is ervoor gekozen om een aantal categorieën van zaken met name te noemen. Vanuit het bedrijfsleven is voor toepassing van klasse IIII-weegwerktuigen gevraagd bij de weging van dit soort zaken.
Voor het begrip «afvalstoffen» wordt aangesloten bij de wet van 13 mei 1993 tot uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer (afvalstoffen) (Stb. 283) waar in artikel I, onder A, het begrip wordt gedefinieerd als: alle stoffen, preparaten of andere produkten, waarvan de houder zich – met het oog op de verwijdering daarvan – ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Voor het onder c genoemde onderwerp geldt het volgende. Artikel 11 van het IJkreglement bepaalt dat de gemeentebesturen aan de ijkinstelling op haar verzoek lokalen ter beschikking stellen ten behoeve van de periodieke herkeuring. Het gaat hierbij met name om de periodieke herkeuring van gewichten. Dit is een kwantitatief in belang afnemende activiteit. Het houden van zittingen voor periodieke herkeuringen in een groot aantal gemeenten wordt steeds minder zinvol geacht, mede gezien de hiermee verband houdende hoge kosten. Daarom kan deze verplichting voor gemeentebesturen komen te vervallen. In verband daarmee vervalt artikel 11. Door het vervallen van dit artikel vervalt tevens van rechtswege de beschikking van 24 december 1946 tot vaststelling van de eisen, waaraan moeten voldoen de lokalen, welke door de gemeentebesturen beschikbaar worden gesteld voor de herkeuring, bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder a, van de IJkwet 1937 (Stcrt. 255).
De verplichting om taxameters aan een keuring te onderwerpen is afgeleid van de in het Besluit personenvervoer opgenomen verplichting om in taxi's een taxameter te gebruiken. Als deze verplichting aan het bedrijfsleven wordt opgelegd dient de overheid ook een goede werking van de taxameter te bevorderen. De IJkwet biedt hiervoor het passende kader. De uitvoering van het besluit behoort tot de verantwoordelijkheid van NMi IJkwezen b.v., zodat hiervoor geen nieuwe organen in het leven behoeven te worden geroepen. Ook worden voor de uitvoering van het besluit geen nieuwe bestuursinstrumenten in het leven geroepen en zijn er weinig gevolgen voor het justitieel apparaat.
Uit het besluit vloeit een lastenverzwaring voor de vervoerder c.q. fabrikant of importeur voort. Bij de nieuwe keuringsverplichting zal de eerste fase van de keuring meestal betaald worden door de fabrikant of de importeur. Deze eenmalige kosten zullen bij grotere aanbiedingen (bijvoorbeeld 10 stuks) ± f 120,– per taxameter bedragen. De tweede fase (à ± f 250,– per stuk) zal gewoonlijk voor rekening van de vervoerder komen. De kosten van herkeuring zullen rond de f 130,– bedragen. Krachtens artikel 24 van de IJkwet dient het tarief, dat het NMi IJkwezen b.v. voor keuring en herkeuring in rekening brengt, aan de Minister van Economische Zaken te worden voorgelegd dan wel door deze minister te worden goedgekeurd en te worden gebaseerd op de werkelijke kosten. De belangen van zowel de consument als de werkgever bij een correct werkende taxameter rechtvaardigen deze lastenverzwaring.
Ten aanzien van het uitoefenen van toezicht op de naleving van het besluit kan worden opgemerkt dat de medewerkers van de Rijksverkeersinspectie hiermee belast zijn. Hiertoe is het Besluit personenvervoer aangepast. Bij de algemene controle van de taxi kan deze medewerker volstaan met een visuele controle van de taxameter, zodat de hieruit voortvloeiende werklast voor de Rijksverkeersinspectie gering zal zijn.
Het betrokken bedrijfsleven is over de onderhavige regeling geraadpleegd. Op verzoek van het bedrijfsleven is de mogelijkheid van vrije tarieven in de taxameter opgenomen. Het bedrijfsleven blijft echter bezwaar houden tegen deze regeling, maar ik acht een goede prijsvaststelling in het belang van de consument. Deze is ook in het belang van de vervoerder en zijn werknemers. Voorts zij opgemerkt, dat in verscheidene andere EG lid-staten gelijksoortige regels zijn gesteld.
De wijziging in verband met de weegwerktuigen voor grove weging is op verzoek van het bedrijfsleven tot stand gekomen. Het betreft een uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van klasse IIII weegwerktuigen. Als gevolg van de uitbreiding van dit besluit treden er bij het toezicht en de opsporing geen wijzigingen op in de bestaande situatie.
Het ontwerp van dit besluit is ingevolge artikel 8 van de richtlijn nr. 83/198/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109) ter kennis gebracht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Dit onderdeel voorziet in de opneming van de taxameters in de categorie van meetwerktuigen waarvoor een keuringsplicht geldt. Tevens wordt hierin de uitzonderingsbepaling voor taxameters opgeheven.
Dit onderdeel voorziet in de noodzakelijke wijzigingen van artikel 5 van het IJkreglement. Voor een toelichting op de wijziging van het zesde lid en op het nieuwe zevende lid van artikel 5 verwijzen wij naar het algemeen deel, onder b.
Ten aanzien van het nieuwe achtste lid van artikel 5 merken wij het volgende op. Een taxameter wordt bij de inbouw in een taxi afgesteld op de kenmerken van de auto, met name de bandenmaat is hierbij bepalend. Na afstelling kan de taxameter uitsluitend nog correct functioneren indien deze kenmerken ongewijzigd blijven. Om dit te kunnen waarborgen wordt op basis van artikel 6, zesde lid, van de IJkwet een nieuw achtste lid aan artikel 5 toegevoegd dat het uitsluitend gebruik van de taxameter in de daarbij behorende taxi regelt.
In de IJkregeling taxameters wordt de bepaling opgenomen dat deze kenmerken door middel van een opschrift in de nabijheid van de taxameter moeten worden vastgelegd, waardoor een controle op een juiste combinatie van taxi en taxameter wordt verkregen.
Dit onderdeel strekt tot wijziging van artikel 9 van het IJkreglement, waardoor de invoering van een periodieke herkeuring van taxameters wordt mogelijk gemaakt. In de wijziging van het eerste lid van artikel 9 wordt de vrijstelling van herkeuring niet van toepassing verklaard op de taxameter. Het nieuwe derde lid van artikel 9 geeft aan dat deze herkeuring jaarlijks moet plaatsvinden.
Gezien de invloed van externe factoren, bijvoorbeeld de bandenmaat, op het meetresultaat en gelet op het feit dat deze kenmerken aan verandering onderhevig kunnen zijn, is een jaarlijkse herkeuring van taxameters geboden. In de opschriften bij een taxameter wordt tevens de datum aangegeven waarop de keuring of herkeuring heeft plaatsgevonden. Een jaar na deze datum moet de taxameter (opnieuw) voor herkeuring worden aangeboden.
Voor de ratio van het in dit onderdeel opgenomen vervallen van artikel 11 van het IJkreglement verwijzen wij naar het het algemeen deel van de toelichting.
Bij koninklijk besluit van 28 april 1980, tot wijziging van het Algemeen EEG-IJkbesluit (Stb. 1978, 168) en het IJktarievenbesluit 1968 (Stb. 676) (Stb. 225) is ter uitvoering van de richtlijn nr. 77/95/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake taxameters (PbEG 1977, L 26) de facultatieve EEG-keuring voor mechanische taxameters ingevoerd. De EEG-keuring van taxameters omvat volgens de richtlijn een onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring en voorts een onderzoek in het kader van de eerste EEG-ijk. Dit laatste onderzoek is uitgesplitst in een eerste fase, waarbij het EEG-zegelmerk kan worden aangebracht, en volgende fasen die volgens de richtlijn ressorteren onder de autoriteiten van het land waar de taxameter in gebruik wordt genomen. Omdat Nederland geen keuringsplicht voor taxameters kende, kon aan de genoemde volgende fasen geen inhoud worden gegeven. Dit vormde de reden om de gedeeltelijke eerste EEG-ijk voor taxameters in het Algemeen EEG-IJkbesluit op te nemen, zodat op die wijze een formele grondslag voor de gedeeltelijke keuring kon worden gegeven. Met de invoering van de keuringsplicht voor taxameters kan de eerste EEG-ijk wel volledig worden afgerond. Er is dan ook geen reden meer om de gedeeltelijke EEG-ijk als aparte categorie te handhaven. De onderdelen A tot en met H voorzien in het vervallen van de gedeeltelijke EEG-ijk als aparte categorie in de daarop betrekking hebbende artikelen 2, 6, 16, 19a, 20, 22 en 23 en het daarop betrekking hebbende opschrift van paragraaf 3 van het Algemeen EEG-IJkbesluit.
Dit onderdeel bevat de noodzakelijke wijzigingen van artikel 33 van het Algemeen EEG-IJkbesluit in verband met het creëren van de mogelijkheid om weegwerktuigen voor grove weging te gebruiken bij het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde. Gewezen zij hiervoor naar het algemeen deel van de toelichting.
Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt, door een wijziging van het bestaande tweede en derde lid (het nieuwe vierde lid) van artikel 33, dit artikel in overeenstemming te brengen met artikel 20 van het EEG-IJkbesluit niet-automatische weegwerktuigen. Door dit artikel 20 is in artikel 2, eerste lid, onder d, onderdeel 1° vervallen. De niet-automatische weegwerktuigen waren in de lijst van meetmiddelen van artikel 2 van het Algemeen EEG-IJkbesluit opgenomen ten aanzien waarvan op een daartoe strekkende aanvraag EEG-keuring wordt toegepast, zulks ter uitvoering van de richtlijn nr. 73/360/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake niet-automatische weegwerktuigen (PbEG L 335). Aangezien deze richtlijn nr. 73/360/EEG volgens artikel 15, vijfde lid, van de richtlijn nr. 90/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake niet-automatische weegwerktuigen (PbEG L 189) op 1 januari 1993 is ingetrokken, dient de vermelding van de niet-automatische weegwerktuigen te vervallen. De bepalingen blijven echter van belang, gelet op de overgangsbepaling van artikel 21, tweede lid, van het Algemeen EEG-IJkbesluit. Daarom wordt alleen de verwijzing naar artikel 2, eerste lid, onder d, 1°, geschrapt.
Voor de wijziging van de door dit onderdeel aangebrachte wijziging van artikel 35 van het Algemeen EEG-IJkbesluit verwijzen wij naar de toelichting hiervoor bij onderdeel C van artikel I.
De in deze onderdelen aangebrachte wijzigingen van de artikelen 37, 38 en 42 van het Algemeen EEG-IJkbesluit zijn noodzakelijk omdat de facultatieve EEG-keuring van taxameters omgezet moet worden in een keuringsregime dat naast het nationale keuringsregime komt te staan. De aanvrager van een keuring voor een mechanische taxameter heeft nu een keuzemogelijkheid om een nationale of een EEG-keuring te laten uitvoeren.
Ten aanzien van het nieuwe tweede lid van artikel 38 (onderdeel L) merken wij nog het volgende op. In de richtlijn nr. 71/316/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (PbEG L 202) (de zgn. kaderrichtlijn) is in artikel 8, derde lid, vastgelegd dat meetmiddelen die een eerste EEG-ijk hebben ondergaan «... tot aan het einde van het jaar volgende op dat waarin het merk van eerste E.E.G.-ijk werd aangebracht ...» niet aan een nationale herkeuring mogen worden onderworpen. De jaarlijks voorziene herkeuring van taxameters die EEG-geijkt zijn, zal derhalve voor de eerste keer geschieden na verloop van twee jaren na goedkeuring van de taxameter bij de eerste EEG-ijk. Dit nieuwe tweede lid van artikel 38 voorziet hierin.
De in artikel 154 van het Besluit personenvervoer aangebrachte wijziging houdt verband met de concentratie van de uitvoering van toezicht en opsporing bij de ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie. De controle-ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie zijn reeds belast met het toezicht op de naleving en de opsporing van overtredingen van voorschriften van de Wet personenvervoer. Dit betekent dat zij ondernemingen, waaronder taxibedrijven, kunnen controleren.
Controle van bedrijven op het gebruik van taxameters bij taxivervoer, in die zin dat deze dienen te voldoen aan de eisen gesteld krachtens de IJkwet, ligt dan ook in het verlengde van hun taak.
Echter, deze controle-ambtenaren kunnen hun bevoegdheden alleen maar gebruiken in het kader van de Wet personenvervoer.
Ten einde het hun mogelijk te maken een controle op de ijkwettelijke voorschriften ten aanzien van taxameters uit te oefenen, wordt in artikel 154 van het Besluit personenvervoer de onderhavige wijziging aangebracht.
De invoering van de keuringsplicht voor taxameters brengt met zich dat alle thans in taxi's aanwezige taxameters worden gekeurd. Vervolgens moeten alle taxameters jaarlijks worden herkeurd. Een doelmatige en efficiënte inzet van de bij de keuring betrokken mensen en middelen wordt bereikt door de (her)keuringen gespreid over het jaar en per regio uit te voeren.
Om deze reden treden de onderdelen met betrekking tot de invoering van de keuringsplicht voor taxameters niet tegelijkertijd voor het hele land in werking. Bij de indeling is rekening gehouden met het aantal te keuren taxi's per provincie en stad. Deze methode leidt ertoe dat de regeling na een periode van twaalf maanden in het gehele land zal zijn ingevoerd.
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van 9 mei 1995, nr. 89.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-219.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.