Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1995, 208 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1995, 208 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 18 november 1994, 94044496/2504, directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 10, eerste lid, 51, tweede en derde lid, 77, derde lid, 90, 91, eerste lid, 96a, eerste lid, 96c, tweede lid, en 115, eerste en tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs, artikel E 35, vierde lid, van de Overgangswet WBO en de artikelen 9, derde lid, 19a, eerste lid, 59, tweede en derde lid, 85, derde lid, 88j, 88n, eerste lid, 93a, eerste lid, en 93d, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;
Gezien het advies van de Onderwijsraad (advies van 12 augustus 1994, nr. OR 94000411/1P);
De Raad van State gehoord (advies van 6 februari 1995, nr. W05.94.0703);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 21 maart 1995, nr. 95003912/2504, directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Formatiebesluit WBO 19921 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Na de komma aan het eind van onderdeel b wordt toegevoegd: en.
2. Aan het eind van onderdeel c wordt «, en» vervangen door een punt.
3. Onderdeel d vervalt.
Artikel 14 komt te luiden:
Na artikel 15 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door de som van de aantallen formatierekeneenheden berekend op grond van de artikelen 8 en 15, eerste tot en met derde lid, te vermenigvuldigen:
a. met 2,7% indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen 8 en 15, eerste tot en met derde lid, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4, of
b. met 5,0% indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen 8 en 15, eerste tot en met derde lid, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4.
2. De uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid wordt vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
3. Artikel 12 is niet van toepassing.
Na artikel 17 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Wijziging in de besteding van de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie mag niet leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
In artikel 18, tweede lid, wordt «krachtens hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel» vervangen door: krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid komt de eerste volzin te luiden:
Het bevoegd gezag van een school kan telkens voor de periode van een schooljaar besluiten minder formatierekeneenheden te besteden dan voor die school mogelijk zou zijn op grond van het beschikbare formatiebudget, tot ten hoogste:
a. 10% van het voor de school beschikbare formatiebudget daaronder niet begrepen de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie, en
b. de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
2. Toegevoegd wordt een derde lid, luidend:
3. De geldswaarde van de formatierekeneenheden voor speciale doeleinden die zijn verzilverd, wordt besteed aan de speciale doeleinden waarvoor die rekeneenheden waren bestemd.
Artikel 19b wordt vervangen door:
Na artikel 19b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 15a, eerste lid, geldt:
a. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen 8 en 15, eerste tot en met derde lid, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 1,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel 15a, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de uitkomst van de berekening op grond van artikel 13b juncto artikel 19b, onderdeel b,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 2,0%,
3°. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 2,6%, of
b. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen 8 en 15, eerste tot en met derde lid, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 2,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel 15a, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de uitkomst van de berekening op grond van artikel 13b juncto artikel 19b, onderdeel b,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 3,8%, en
3°. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 4,9%.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. De omschrijving van artikel 13b komt te luiden: (vervallen).
2. Na de omschrijving van artikel 15 wordt ingevoegd:
Artikel 15a. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
3. Na de omschrijving van artikel 17 wordt ingevoegd:
Artikel 17a. Wijziging besteding formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
4. De omschrijving van artikel 19b komt te luiden: Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
5. Na de omschrijving van artikel 19b wordt ingevoegd:
Artikel 19c. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995, 1995–1996 en 1996–1997.
Het Huisvestingsbesluit WBO2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In artikel 16, tweede lid, wordt in de omschrijving van factor D na «artikel 14» toegevoegd: , onderdeel a,.
Het Bekostigingsbesluit WBO/OWBO3 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In de bij het besluit behorende bijlage I, onder 1 (Algemeen), wordt «de Minister van Onderwijs en Wetenschappen» telkens vervangen door: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In de bij het besluit behorende bijlage II wordt in de omschrijving van factor D na «artikel 14» toegevoegd: , onderdeel a,.
In de bij het besluit behorende bijlage VI wordt in de laatste volzin «het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door: het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Het Besluit trekkende bevolking WBO4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel B 16c wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel b vervalt het woord «en».
2. Na onderdeel c wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door «, en», toegevoegd:
d. een opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
Na artikel B 16i wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van de artikelen B 16e en B 16k worden ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993–1994 verhoogd met 0,783% en voor het schooljaar 1994–1995 verhoogd met 1,284%. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van de vorige volzin vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
In artikel B 16j wordt na «wet» toegevoegd: en de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
Na artikel B 16k wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door de som van de aantallen formatierekeneenheden berekend op grond van de artikelen B 16e en B 16k te vermenigvuldigen:
a. met 2,7% indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen B 16e en B 16k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4, of
b. met 5% indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen B 16e en B 16k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4.
2. De uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid wordt vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
Artikel C 15d wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel b vervalt het woord «en».
2. Na onderdeel c wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door «, en», toegevoegd:
d. een opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
Na artikel C 15i wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van de artikelen C 15f en C 15k worden ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993–1994 verhoogd met 0,783% en voor het schooljaar 1994–1995 verhoogd met 1,284%. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van de vorige volzin vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
In artikel C 15j wordt na «wet» toegevoegd: en de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
Na artikel C 15k wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door de som van de aantallen formatierekeneenheden berekend op grond van de artikelen C 15f en C 15k te vermenigvuldigen:
a. met 2,7% indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen C 15f en C 15k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4, of
b. met 5% indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen C 15f en C 15k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4.
2. De uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid wordt vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
In titel D vervallen de artikelen D 2, D 2a, D 2b, de afdelingen 2 tot en met 4 en de paragrafen 1 tot en met 4, 5 en 6 van afdeling 5.
Artikel D 12c wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel b vervalt het woord «en».
2. Na onderdeel c wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door «, en», toegevoegd:
d. een opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
Na artikel D 12i wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van de artikelen D 12e en D 12k worden ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993–1994 verhoogd met 0,783% en voor het schooljaar 1994–1995 verhoogd met 1,284%. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van de vorige volzin vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
In artikel D 12j wordt na «wet» toegevoegd: en de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995 en 1995–1996.
Na artikel D 12k wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door de som van de aantallen formatierekeneenheden berekend op grond van de artikelen D 12e en D 12k te vermenigvuldigen:
a. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen D 12e en D 12k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 met 1,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van het tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel D 12i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 met 2,0%, of
b. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen D 12e en D 12k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 met 2,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van het tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel D 12i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 met 3,8%.
2. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
Artikel E 15c zoals dat luidde op 31 juli 1994 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van onderdeel b vervalt het woord «en».
2. Na onderdeel c wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door «, en», toegevoegd:
d. een opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993–1994.
In artikel E 15g zoals dat luidde op 31 juli 1994 wordt «10 formatierekeneenheden» vervangen door: 12 formatierekeneenheden.
Na artikel E 15h zoals dat luidde op 31 juli 1994 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van de artikelen E 15e en E 15j worden ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993–1994 verhoogd met 0,783%. De uitkomst van de berekening op grond van de vorige volzin wordt vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
In artikel F 13c wordt na onderdeel c, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door «, en», toegevoegd:
d. een opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
Na artikel F 13i wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van de artikelen F 13e en F 13k worden ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993–1994 verhoogd met 0,783% en voor het schooljaar 1994–1995 verhoogd met 1,284%. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van de vorige volzin vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
In artikel F 13j wordt na «wet» toegevoegd: en de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995 en 1995–1996.
Na artikel F 13k wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door de som van de aantallen formatierekeneenheden berekend op grond van de artikelen F 13e en F 13k te vermenigvuldigen:
a. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen F 13e en F 13k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 met 1,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van het tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel F 13i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 met 2,0%, of
b. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen F 13e en F 13k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 met 2,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van het tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel F 13i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 met 3,8%.
2. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
Na artikel G 1 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel B 16k.1, eerste lid, geldt:
a. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen B 16e en B 16k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 1,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel B 16k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel B 16i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 2,0%,
3°. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 2,6%, of
b. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen B 16e en B 16k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 2,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel B 16k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel B 16i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 3,8%,
3°. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 4,9%.
In afwijking van artikel C 15k.1, eerste lid, geldt:
a. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen C 15f en C 15k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 1,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel C 15k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel C 15i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 2,0%,
3°. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 2,6%, of
b. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van de artikelen C 15f en C 15k op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4:
1°. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 2,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel C 15k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 als bedoeld in artikel C 15i.1,
2°. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 3,8%,
3°. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 4,9%.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Na de omschrijving van artikel B 16i wordt toegevoegd:
Artikel B 16i.1 Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
2. Na de omschrijving van artikel B 16k wordt toegevoegd:
Artikel B 16k.1 Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
3. Na de omschrijving van artikel C 15i wordt toegevoegd:
Artikel C 15i.1 Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
4. Na de omschrijving van artikel C 15k wordt toegevoegd:
Artikel C 15k.1 Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
5. In de inhoudsopgave worden in het gedeelte dat betrekking heeft op titel D de benamingen van de volgende afdelingen, paragrafen en artikelen: artikelen D 2 tot en met D 2b, afdeling 2, artikel D 3, afdeling 3, artikel D 6, afdeling 4, de artikelen D 6a en D 7, paragraaf 1, artikel D 8, paragraaf 2, artikel D 10, paragraaf 3, artikel D 11, paragraaf 4, artikel D 12, paragraaf 5, de artikelen D 13 en D 13a, paragraaf 6, de artikelen D 14 tot en met D 16 vervangen door: (Vervallen).
6. Na de omschrijving van artikel D 12i wordt toegevoegd:
Artikel D 12i.1 Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
7. Na de omschrijving van artikel D 12k wordt toegevoegd:
Artikel D 12k.1 Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995 en 1995–1996.
8. In de inhoudsopgave wordt het gedeelte dat betrekking heeft op titel E vervangen door: Titel E (Vervallen).
9. Na de omschrijving van artikel F 13i wordt toegevoegd:
Artikel F 13i.1 Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
10. Na de omschrijving van artikel F 13k wordt toegevoegd:
Artikel F 13k.1 Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995 en 1995–1996.
11. Na de omschrijving van artikel G 1 wordt toegevoegd:
Artikel G 1.a Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995, 1995–1996 en 1996–1997 voor scholen als bedoeld in titel B
Artikel G 1.b Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995, 1995–1996 en 1996–1997 voor scholen als bedoeld in titel C.
In artikel 2 van het Besluit leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond WBO5 wordt «Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In artikel 1 van het Besluit oude eigendoms- en huurscholen WBO6 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In artikel 1 van het Bouwbesluit WBO7 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Het Formatiebesluit ISOVSO 19928 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Na de komma aan het eind van onderdeel b wordt toegevoegd: en.
2. Aan het eind van onderdeel c wordt «, en» vervangen door een punt.
3. Onderdeel d vervalt.
In artikel 5, tweede lid, wordt na «onderwijs in eigen taal en cultuur» toegevoegd: en voor de berekening van de formatie voor ambulante begeleiding op grond van artikel 11a.
In artikel 11a, tweede lid, wordt in de omschrijving van q na «onderwijs» ingevoegd: en voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
Artikel 21 komt te luiden:
Na artikel 22 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door de som van de aantallen formatierekeneenheden berekend op grond van de artikelen 7 en 22 te vermenigvuldigen met 2,3%.
2. De uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid wordt vervolgens afgerond.
3. De artikelen 8 en 9 zijn niet van toepassing.
Na artikel 24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Wijziging in de besteding van de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie mag niet leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
In artikel 25, vijfde lid, wordt «krachtens hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel» vervangen door: krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid komt de eerste volzin te luiden:
Het bevoegd gezag van een school kan telkens voor de periode van een schooljaar besluiten minder formatierekeneenheden te besteden dan voor die school mogelijk zou zijn op grond van het beschikbare formatiebudget, tot ten hoogste:
a. 10% van het voor de school beschikbare formatiebudget daaronder niet begrepen de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie, en
b. de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
2. In het derde lid wordt na «percentage dat resulteerde in de mededeling bedoeld in het tweede lid» toegevoegd: daaronder niet begrepen de formatie genoemd in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b,.
3. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidend:
5. De geldswaarde van de formatierekeneenheden voor speciale doeleinden die zijn verzilverd, wordt besteed aan de speciale doeleinden waarvoor die rekeneenheden waren bestemd.
Artikel 26b wordt vervangen door:
Na artikel 26d wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 22a, eerste lid, geldt:
a. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 1,2%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel 22a, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de uitkomst van de berekening op grond van artikel 20b juncto artikel 26b, onderdeel b,
b. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 1,7%, en
c. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 2,2%.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. De omschrijving van artikel 20b komt te luiden: (vervallen).
2. Na de omschrijving van artikel 22 wordt ingevoegd:
Artikel 22a. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
3. Na de omschrijving van artikel 24 wordt ingevoegd:
Artikel 24a. Wijziging besteding formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
4. De omschrijving van artikel 26b komt te luiden: Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
5. Na de omschrijving van artikel 26d wordt ingevoegd:
Artikel 26e. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995, 1995–1996 en 1996–1997.
Het Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO9 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In de bij het besluit behorende bijlage I, onder 1 (Algemeen), wordt «de Minister van Onderwijs en Wetenschappen» telkens vervangen door: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In de bij het besluit behorende bijlage II wordt in de noot na de tabel «beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door: beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In de bij het besluit behorende bijlage III wordt in de laatste volzin van de toelichting op kolom 2 «beslissing van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door: beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In de bij het besluit behorende bijlage IV wordt in de laatste volzin «het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door: het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In artikel 1 van het Bouwbesluit ISOVSO10 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In artikel 1 van het Huisvestingsbesluit ISOVSO11 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In artikel 1 van het Onderwijskundig besluit ISOVSO12 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Het Besluit adviesgroep programma's van eisen WBO en ISOVSO13 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 komt de omschrijving van Onze Minister te luiden: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
In de artikelen 4, vierde lid, 5, vierde lid, en 7 wordt «het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen» telkens vervangen door: het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
1. De artikelen I, V, VIII, onderdelen A, B en E tot en met M, en XIII treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat
a. artikel I, onderdeel I, en artikel VIII, onderdeel K, terugwerken tot en met 1 augustus 1993,
b. artikel I, onderdeel G, en artikel VIII, onderdeel I, terugwerken tot en met 1 maart 1994, en
c. artikel I, onderdelen D, E, F, H, eerste lid, en J, en artikel VIII, onderdelen F, G, H, J, eerste en tweede lid, en L, terugwerken tot en met 1 augustus 1994.
2. De artikelen II, III, IV, VI, VII, VIII, onderdelen C en D, IX, X, XI en XII treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het koninklijk besluit voorziet in terugwerkende kracht
a. wat betreft artikel IV, onderdelen C, D, E, H, I, J, N, O, P, S, T, U, W, X en Y, tot en met 1 augustus 1993, en
b. wat betreft artikel II, onderdeel B, artikel III, onderdeel C, artikel IV, onderdelen F, G, K, L, Q, R, Z, AA en BB, tot en met 1 augustus 1994.
Het koninklijk besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens wordt te kennen gegeven dat het in het onderhavige besluit geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.
3. De artikelen 3, onderdeel d, en 13b van het Formatiebesluit WBO 1992 en de artikelen 3, onderdeel d, en 20b van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 zoals die golden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven van toepassing voor de berekening van of geschillen betreffende de formatie voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995.
4. De bepalingen van de titels D en E van het Besluit trekkende bevolking WBO die ingevolge dit besluit vervallen, blijven van toepassing voor berekeningen of geschillen over beschikkingen op basis van deze bepalingen, die betrekking hebben op de periode vóór 1 augustus 1994.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos
Uitgegeven de twintigste april 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Op 22 april 1993 is overeenstemming bereikt over de Raamovereenkomst O&W-Centrales inzake verbetering positie onderwijspersoneel (hierna te noemen «Convenant II»). In deze overeenkomst is de afspraak vastgelegd dat een deel van de beschikbare middelen zal worden aangewend voor een samenhangend pakket maatregelen gericht op het verbeteren en moderniseren van arbeidsverhoudingen, het personeelsbeleid, de functiestructuur alsmede de verbetering van de arbeidspositie. In de «Uitwerkingsovereenkomst inzake onderdeel A van de Raamovereenkomst inzake verbetering positie onderwijspersoneel (verbetering structuur arbeidspositie onderwijspersoneel)» (Uitleg Extra, nr. 7 van 10 maart 1993) is deze afspraak uitgewerkt. In onderdeel A2 van deze uitwerkingsovereenkomst is bepaald de modernisering van arbeidsverhoudingen en versterking van het personeelsbeleid in het onderwijs vorm te geven door middel van het toekennen van een zogenoemd schoolprofielbudget aan de scholen. Dit budget bestaat uit geoormerkte formatie en is bedoeld voor besteding op schoolniveau voor de beleidsgebieden personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
In Convenant II is tevens vastgelegd dat de middelen ten behoeve van het Convenant ter verbetering van de positie van het onderwijs en het daarin werkzame onderwijspersoneel (hierna te noemen «Convenant I»; vindplaats: Kamerstukken II 1990/91, 21 800, hfdst. VIII, nr. 13), te weten de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid, in Convenant II zullen worden opgenomen. Dit betekent dat de artikelen 13b van het Formatiebesluit WBO 1992 en 20b van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 dienen te vervallen. Aangezien de inwerkingtreding van onderhavig besluit niet tijdig voor de aanvang van het schooljaar 1994–1995 heeft kunnen plaatsvinden, zal voor dat schooljaar de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid nog wel apart worden toegekend. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt voor dat schooljaar overeenkomstig verlaagd.
Toekenning van het schoolprofielbudget zal voor het primair onderwijs gebeuren in de vorm van een bepaalde hoeveelheid formatierekeneenheden op basis van een normatieve onderbouwing voor de volgende onderdelen: functie- en taakdifferentiatie, beloningsdifferentiatie en arbeidsmarktknelpunten. De aanwending van deze formatierekeneenheden dienen de scholen af te stemmen op hun eigen specifieke behoeften. Dit betekent dat de scholen zich voor de besteding van het schoolprofielbudget niet tot deze onderdelen behoeven te beperken. Wel dienen zij het budget te besteden aan uitgaven die geacht kunnen worden te vallen binnen het kader van de eerdergenoemde drie beleidsgebieden. In dit verband wordt overigens, wellicht ten overvloede, opgemerkt dat onder deze definitie niet wordt begrepen een eenvoudige verlaging van de gemiddelde groepsgrootte. Hoewel ook het onderdeel arbeidsmarktknelpunten tot de onderwerpen van de normatieve onderbouwing behoort, maken de middelen die aan dit onderwerp gekoppeld zijn geen deel uit van de middelen die op basis van de nieuwe artikelen 15a van het Formatiebesluit WBO 1992 en 22a van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 worden toegekend. Toekenning van middelen voor arbeidsmarktknelpunten is afhankelijk van de relatieve ernst van de knelpunten op de arbeidsmarkt per RBA-regio. Deze middelen zullen door middel van een afzonderlijk regeling worden geïntroduceerd.
Dit besluit houdt verband met de uitvoering van afspraken die zijn gemaakt in het kader van Convenant I en Convenant II. De kosten die uit dit besluit voortvloeien zijn dan ook besloten in de verwerking van Convenant I en Convenant II in de Rijksbegroting 1994. In totaal gaat het hierbij om de volgende bedragen:
< | 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 |
---|---|---|---|---|---|
Schoolprofielbudget | 50.6 | 106.5 | 154.9 | 182.3 | 186.9 (x mln.) |
Het budget voor arbeidsmarktknelpunten is niet in deze bedragen verrekend, omdat dat onderdeel van het schoolprofielbudget niet in het onderhavige besluit wordt geregeld. Voor de toekenning van een vergoeding voor arbeidsmarktknelpunten wordt een afzonderlijke regeling getroffen.
3. Advies Onderwijsraad en overige adviezen
Op 12 augustus 1994 heeft de Onderwijsraad advies uitgebracht (nr. OR 94000411/1P). De Onderwijsraad beschouwt de invoering van het schoolprofielbudget over het geheel bezien als een positieve ontwikkeling en stemt in met de totstandkoming van het besluit.
De Onderwijsraad merkt op dat de omvang van het beschikbare budget vooral voor basisscholen met minder dan 7,4 formatieplaatsen aan de bescheiden kant blijft. De Onderwijsraad vindt dat jammer, maar begrijpelijk gezien de grote zorg omtrent de beheersing van de overheidsuitgaven in het algemeen. De Onderwijsraad acht het in dit verband zorgwekkend dat het Noodfonds in bepaalde gevallen een claim legt op het schoolprofielbudget, omdat dat niet past in het streven naar autonomie van scholen en schoolbesturen op het gebied van personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie. De Nederlandse Katholieke Schoolraad (NKSR; advies van 19 juli 1994, ref. SAB-94.096/EdK7) en de Katholieke Onderwijs Vakorganisatie (KOV; advies van 21 juli 1994, ref.nr. BEL.9402232.CHH) hebben soortgelijke opmerkingen gemaakt.
De door de Onderwijsraad en door de adviesorganisaties omschreven kwestie moet met het Noodfonds zelf worden opgenomen. Kenmerkend voor het Noodfonds is immers dat het onderwijs zelf de verantwoordelijkheid draagt, hetgeen ondermeer tot uitdrukking komt in de bestuurlijke organisatie van dit fonds. Echter, indien het schoolprofielbudget bij daling van het aantal leerlingen wordt ingezet, dan is het wel de bedoeling dat deze formatie wordt besteed in het kader van personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering of innovatie.
Het Nederlands Genootschap van Leraren (advies van 22 juli 1994, ref.nr. 940629–06/en/wba) meent dat de beleidsruimte voor relatief kleine scholen beperkt is. Het NKSR meent in hetzelfde kader dat grote basisscholen worden bevoordeeld.
In de normatieve onderbouwing van het schoolprofielbudget is voor het onderdeel taak- en functiedifferentiatie aangegeven dat alleen basisscholen met een aantal formatieplaatsen van 7,4 of meer hiervoor in aanmerking komen. De wijze waarop de scholen wat betreft taak- en functiedifferentiatie daadwerkelijk tot een eigen beleid overgaan, wordt voor een belangrijk deel bepaald door de omvang van het personeelsbestand. Een differentiatie naar functies binnen een school (bijvoorbeeld remedial teacher of begeleider van leerlingen in achterstandssituaties) ligt bij een school van enige omvang meer voor de hand dan bij een kleinere school.
De Contactcommissie Primair Onderwijs/VNG merkt in haar advies van 18 juli 1994 (ref.nr. 900/94.CC020/JvE/vr) op dat in de overgangsregeling wordt verwezen naar artikel 13b van het Formatiebesluit WBO 1992 en artikel 20b van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, terwijl deze artikelen zijn vervallen.
Deze artikelen zijn inderdaad vervallen, maar juist door de getroffen overgangsregeling in artikel XIV blijven deze artikelen, zoals die golden voor inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing voor specifieke gevallen die in een bepaalde periode hebben plaatsgevonden, nl. voor de berekening van en geschillen betreffende de formatie voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995. Derhalve kan toch naar de betreffende artikelen worden verwezen.
Met betrekking tot de vraag van de KOV over het financiële overzicht in paragraaf 2, zij opgemerkt dat het budget voor arbeidsknelpunten niet in deze bedragen is verrekend, en dat de genoemde bedragen alleen betrekking hebben op het primair onderwijs.
Artikel I, onderdeel D (artikel 14 Formatiebesluit WBO 1992)
De in dit onderdeel opgenomen wijziging van het artikel over de opbouw van de formatie voor speciale doeleinden is noodzakelijk in verband met de uitbreiding van deze formatie zoals geregeld in onderdeel E.
Artikel I, onderdeel E (artikel 15a Formatiebesluit WBO 1992)
In dit onderdeel is aangegeven hoe de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie (het schoolprofielbudget) wordt berekend. Voor de berekening wordt ervan uitgegaan dat voor drie aspecten extra formatierekeneenheden nodig kunnen zijn: de aanpassing van directieschalen, bewust belonen en taak- en functiedifferentiatie. Voor laatstgenoemd aspect wordt alleen extra formatie toegekend indien op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar de som van de aantallen formatieplaatsen op de desbetreffende school berekend op grond van de artikelen 8 en 15, eerste tot en met derde lid, 7,4 of meer bedroeg.
De formatierekeneenheden kunnen vrijelijk over voornoemde aspecten worden verdeeld en kunnen ook aan andere zaken worden besteed, mits de uitgaven geacht kunnen worden te vallen onder de beleidsgebieden personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
Artikel I, onderdeel F (artikel 17a Formatiebesluit WBO 1992)
Indien ten laste van de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie personeel wordt aangesteld, mag een wijziging in de besteding van deze formatie (besteding ten behoeve van andere doeleinden dan dat personeel), niet leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
Artikel I, onderdeel G (artikel 18 Formatiebesluit WBO 1992)
Als gevolg van het Besluit van 4 februari 1994, houdende vaststelling van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel en het Kaderbesluit rechtspositie HBO i.v.m. Convenant II (Stb. 100) komt hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel te vervallen en worden kosten van ontslaguitkeringen voortaan geregeld door middel van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
Artikel I, onderdeel H (artikel 19 Formatiebesluit WBO 1992)
In dit onderdeel is geregeld, dat de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie volledig kan worden verzilverd. Uiteraard moet, zoals voorheen ook al het geval was, de geldswaarde van verzilverde formatierekeneenheden voor speciale doeleinden (waaronder de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie), worden besteed aan de doeleinden waarvoor die rekeneenheden waren bestemd. Voor de duidelijkheid is het voorgaande in dit onderdeel expliciet tot uiting gebracht.
Artikel I, onderdeel J (artikel 19c Formatiebesluit WBO 1992)
Dit onderdeel bevat een overgangsregeling voor het basisonderwijs. Op grond hiervan worden kortingen toegepast op de formatie in verband met de aanpassing van de directieschalen tot 1 augustus 1997 en op de formatie in verband met schaal 10-functies tot 1 augustus 1996. De formatie in verband met bewust belonen wordt voor het eerst berekend voor het schooljaar 1995–1996, maar geldt dan meteen volledig.
Met deze regeling wordt een geleidelijke invoering van het schoolprofielbudget bereikt.
Omdat het onderhavige besluit niet tijdig voor de aanvang van het schooljaar 1994–1995 tot stand is gekomen, wordt voor dit schooljaar de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid nog apart toegekend. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt voor dit schooljaar overeenkomstig verlaagd.
Artikel IV, onderdelen D, I, O, T en X (artikelen B 16h, C 15h, D 12h, E 15g en F 13h van het Besluit trekkende bevolking WBO)
De verhoging van de frictie-opslag van 10 naar 12 formatierekeneenheden werd voor het Formatiebesluit WBO 1992 reeds gerealiseerd door middel van het Besluit van 5 januari 1994, houdende wijziging van het Formatiebesluit WBO 1992 en het Formatiebesluit ISOVSO 1992 inzake de frictie-opslag en de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid, en wijziging van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 inzake de overdracht en verzilvering van niet verbruikte formatierekeneenheden (Stb. 44). Deze verhoging kwam tot stand in overleg met de Centrales van overheids- en onderwijspersoneel en met de Besturenorganisaties en werd destijds aangekondigd in mijn publikatie van 30 december 1992, kenmerk PO/JP-92100047 (Mededelingen OenW 1993, nr. 2).
Thans wordt deze verhoging van de frictie-opslag verwerkt in het Besluit trekkende bevolking WBO. Ten aanzien van een verdere verhoging van de frictie-opslag werd door het KASKI (Instituut voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek, studie en advies) onderzoek verricht, waaruit bleek dat de omvang van de garantie – in tegenstelling tot de verwachtingen – een dalende tendens vertoonde. Verder bleek uit de gegevens van de onderzochte groep scholen dat een groot deel van de scholen (ongeveer 77% van de scholen in het basisonderwijs) geen «formatieve fricties» kende, maar wel frictie-opslag kreeg (A. P. J. Bernts en J. A. M. Helderman, «De omvang van de Fb-formatie in het primair onderwijs op schoolniveau per 1 februari 1993», Rapport nr. 437, Den Haag, mei 1993). Derhalve werd voor het basisonderwijs, mede gezien de budgettaire problematiek, ervoor gekozen de frictie-opslag te bevriezen op het niveau van schooljaar 1993–1994, te weten op 12 formatierekeneenheden. Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs werd de frictie-opslag wel verhoogd, maar, vanwege dezelfde redenen als hiervoor genoemd, met minder formatierekeneenheden dan was voorgenomen. Deze wijziging vond plaats door middel van het Besluit van 2 juni 1994, tot wijziging van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 in verband met aanpassing van de frictie-opslag (Stb. 438).
Artikel IV, onderdelen E, J, P, U en Y (artikelen B 16i.1, C 15i.1, D 12i.1, E 15h.1 en F 13i.1 van het Besluit trekkende bevolking WBO)
De opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid werd voor het Formatiebesluit WBO 1992 reeds ingevoerd door middel van voornoemd besluit van 5 januari 1994. Die opslag berust op een van de afspraken uit Convenant I. Bij schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid valt, zoals vermeld in Convenant I te denken aan: taakbelasting van leerkrachten, waaronder deeltijders en senioren; differentiatie in beloning, zoals toelagen, gratificaties (incl. onderwijsondersteunend personeel); stagebegeleiding; begeleiding van beginnende leerkrachten; managementversterking in verband met personeelsbeleid. Het doel van Convenant I is de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen, waarbij prioriteit wordt gegeven aan het structureel bestrijden van onderwijsachterstanden. Uitgangspunt daarbij is de eigen verantwoordelijkheid van de scholen en schoolbesturen. De formatierekeneenheden ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid maken deel uit van de formatie voor de vervulling van reguliere taken van de school en zijn derhalve vrij inzetbaar.
Thans wordt de toekenning van deze opslag verwerkt in het Besluit trekkende bevolking WBO, met dien verstande dat ingevolge Convenant II de opslag die voortvloeit uit Convenant I slechts voor twee schooljaren (1993–1994 en 1994–1995) apart wordt toegekend, en daarna wordt opgenomen in de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
Voor titel E wordt de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid slechts voor het schooljaar 1993–1994 toegekend, omdat na dat schooljaar de afdelingen van scholen waarvoor titel E geldt, worden opgeheven, danwel de bekostiging van deze afdelingen wordt beëindigd (zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel IV, onderdeel V).
Artikel IV, onderdelen F, K, Q en Z (artikelen B 16j, C 15j, D 12j en F 13j van het Besluit trekkende bevolking WBO)
De toelichting bij artikel I, onderdeel D, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel IV, onderdelen G, L, R en AA (artikelen B 16k.1, C 15k.1, D 12k.1 en F 13k.1 van het Besluit trekkende bevolking WBO)
De toelichting bij artikel I, onderdeel E, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de scholen waarvoor titel D en titel F gelden, slechts voor twee schooljaren (1994–1995 en 1995–1996) wordt toegekend. De overblijvende artikelen (in feite alleen de formatieregelingen) in titel D en titel F zullen namelijk, onder bepaalde voorwaarden, slechts tot en met 31 juli 1996 van toepassing zijn (zie de artikelsgewijze toelichting bij Artikel IV, onderdeel M).
Artikel IV, onderdelen M en V (Titels D en E van het Besluit trekkende bevolking WBO)
Het grootste deel van titel D kan vervallen aangezien scholen waarvoor deze titel geldt op grond van artikel IV, eerste en tweede lid, van de Wet van 15 december 1993, houdende wijziging van het stelsel van stichtingsnormen en opheffingsnormen in de Wet op het basisonderwijs en van het huisvestingsstelsel in de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 716) met ingang van 1 augustus 1994 basisscholen zijn geworden. Het tweede lid van voornoemd artikel bepaalt dat voor scholen als bedoeld in titel D tot 1 augustus 1996 de formatieregeling van titel D wordt toegepast, indien dit leidt tot een hogere formatie dan het geval zou zijn bij toepassing van het Formatiebesluit WBO 1992. In verband hiermee zijn artikel D 1 (waarin is aangegeven op welke scholen titel D van toepassing is) en de artikelen D 12a tot en met D 12m (die de formatieregeling bevatten) gehandhaafd.
Titel E kan vervallen aangezien de bekostiging van de afdelingen van scholen waarvoor deze titel geldt, met ingang van 1 augustus 1994 is beëindigd, danwel deze afdelingen met ingang van 1 augustus 1994 zijn opgeheven op grond van artikel IV, derde lid, van voornoemde wet van 15 december 1993.
Artikel IV, onderdeel BB (artikelen G 1.a en G 1.b van het Besluit trekkende bevolking WBO)
De toelichting bij artikel I, onderdeel J, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel VIII, onderdeel C (artikel 5 Formatiebesluit ISOVSO 1992)
Hoewel uit de tekst van artikel 11a van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 reeds blijkt dat het gaat om het bepalen van de formatie voor ambulante begeleiding voor àl het speciaal onderwijs van de school dus inclusief de afdeling voor speciaal onderwijs, is ter voorkoming van misverstanden ook in artikel 5 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 tot uitdrukking gebracht dat voor de berekening in eerstgenoemd artikel een afdeling voor speciaal onderwijs als een geheel met het overige speciaal onderwijs van de school wordt beschouwd.
Artikel VIII, onderdeel D (artikel 11a Formatiebesluit ISOVSO 1992)
In artikel 11a van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 is ten aanzien van de factor q de bedoeling dat het aldaar gaat om een school met speciaal onderwijs duidelijker tot uitdrukking gebracht door de beide schoolsoorten waarbinnen dit onderwijs voorkomt expliciet te vermelden.
Artikel VIII, onderdeel F (artikel 21 Formatiebesluit ISOVSO 1992)
De toelichting bij artikel I, onderdeel D, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel VIII, onderdeel G (artikel 22a Formatiebesluit ISOVSO 1992)
In het speciaal onderwijs is het schoolprofielbudget alleen opgebouwd uit formatie in verband met aanpassing van directieschalen en formatie in verband met bewust belonen. Evenals in het basisonderwijs kunnen de hiervoor berekende formatierekeneenheden vrijelijk over deze aspecten worden verdeeld en kunnen zij ook aan andere zaken worden besteed, mits de uitgaven geacht kunnen worden te vallen onder de beleidsgebieden personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.
Artikel VIII, onderdeel H (artikel 24a Formatiebesluit ISOVSO 1992)
De toelichting bij artikel I, onderdeel F, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel VIII, onderdeel I (artikel 25 Formatiebesluit ISOVSO 1992)
De toelichting bij artikel I, onderdeel G, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel VIII, onderdeel J (artikel 26 Formatiebesluit ISOVSO 1992)
De toelichting bij artikel I, onderdeel H, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel VIII, onderdeel L (artikel 26e Formatiebesluit ISOVSO 1992)
Dit artikel bevat voor het (voortgezet) speciaal onderwijs een soortgelijke regeling als artikel I, onderdeel J, voor het basisonderwijs, met dien verstande dat het slechts betrekking heeft op formatie in verband met aanpassing van directieschalen en formatie in verband met bewust belonen.
Artikel I, onderdeel G, en artikel VIII, onderdeel I, werken terug tot en met 1 maart 1994, te weten: het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en het tijdstip waarop hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel is vervallen.
De opslag voor schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid (artikelen 3, onderdeel d, en 13b van het Formatiebesluit WBO 1992 – zoals die golden voor inwerkingtreding van dit besluit – juncto artikel 19b, van het Formatiebesluit WBO 1992, en artikelen 3, onderdeel d, en 20b van het Formatiebesluit WBO 1992 – zoals die golden voor inwerkingtreding van dit besluit – juncto artikel 26b, van het Formatiebesluit ISOVSO 1992) is niet geoormerkt. Het schoolprofielbudget, waaraan de in de vorige volzin bedoelde formatie uiteindelijk wordt toegevoegd, betreft geoormerkte formatie. Gelet op het voorgaande wordt de opslag voor schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994–1995 nog apart toegekend, aangezien het besluit niet tijdig voor de berekening van de formatie voor het schooljaar 1994–1995 in werking is getreden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 9 mei 1995, nr. 89.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-208.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.