Besluit van 8 maart 1995 tot wijziging van het Besluit van 16 juli 1965, houdende uitvoering van artikel 30a van de Vleeskeuringswet (Stb. 345)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 oktober 1994, DGVgz/VVP/V- 942152, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op Richtlijn no. 91/495/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1990 inzake gezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor de produktie en in de handel brengen van konijnevlees en vlees van gekweekt wild (PbEG 191, L 268), op Richtlijn no. 91/497/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/433/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees teneinde deze uit te breiden tot de produktie en het in de handel brengen van vers vlees en tot wijziging van Richtlijn 72/462/EEG (PbEG 1991, L 268), op Richtlijn no. 92/45/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 16 juni 1992 betreffende de gezondheidsvoorschriften voor het doden van vrij wild en het in de handel brengen van vlees van vrij wild (PbEG 1992, L 268), alsmede op artikel 30a van de Vleeskeuringswet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 december 1994, no. W13.94.0666);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 februari 1995, DGVgz/VVP/V-95295, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit van 16 juli 1965, houdende uitvoering van artikel 30a van de Vleeskeuringswet (Stb. 345)1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 1, onder e, g, m en o, 2, 3a, en 13, eerste lid, worden telkens de woorden «Europese Economische Gemeenschappen», respectievelijk «Europese Gemeenschappen» vervangen door: «Europese Unie», en worden in artikel 9, tweede lid en 13, tweede lid, telkens de woorden «Europese Economische Gemeenschap», respectievelijk «Europese Economische Gemeenschappen» vervangen door: Europese Gemeenschappen.

B

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen d, f, h en i wordt vervangen door:

d. vlees: alle voor menselijke consumptie geschikte delen van:

1°. als landbouwhuisdieren gehouden runderen (de soort Bubalus, bubalis en Bison bison daaronder begrepen), varkens, schapen, geiten en eenhoevigen,

2°. gekweekt wild, zijnde niet-gedomesticeerde landzoogdieren met uitzondering van lagomorfen, die niet worden vermeld onder 1, die in gevangenschap zijn gekweekt, gehouden en geslacht, en

3°. vrij wild, zijnde bejaagde niet-gedomesticeerde landzoogdieren (met inbegrip van niet-gedomesticeerde zoogdieren die in een gesloten gebied leven met dezelfde vrijheid als vrij wild) met uitzondering van lagomorfen, die niet in gevangenschap zijn gekweekt, gehouden en geslacht;

f. separatorvlees; vlees van slachtdieren als genoemd in onderdeel d, onder 1, 2 en 3 dat machinaal is afgescheiden van beenderen met daaraan vastzittend vlees;

h. – richtlijn no. 77/99/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese gemeenschappen van 21 december 1976, betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vleesprodukten en bepaalde andere produkten van dierlijke oorsprong (PbEG 1977, L 26),

– richtlijn no. 64/433/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vers vlees (PbEG 1964, 121),

– richtlijn no. 90/675/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 december 1990, tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor produkten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG 1990, L 373),

– richtlijn no. 88/657/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1988, tot vaststelling van de eisen van de produktie van en het handelsverkeer in gehakt, vlees in stukken van minder dan 100 gram en vleesbereidingen en tot wijziging van de Richtlijnen 64/433/EEG, 71/118/EEG en 72/462/EEG (PbEG 1988, L 382),

– richtlijn no. 86/469/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 september 1986, inzake het onderzoek van dieren en vers vlees op de aanwezigheid van residuen (PbEG 1986, L 275),

– richtlijn no. 77/96/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1976 inzake het opsporen van trichinen bij de invoer van vers vlees van varkens, huisdieren, uit derde landen (PbEG 1977, L 26),

– richtlijn no. 92/45/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992, betreffende de gezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor het doden van vrij wild en het in de handel brengen van vlees van vrij wild (PbEG 1992, L 268), en

– richtlijn no. 72/462/EEG: – Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1972, inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en geiten, van vers vlees of van vleesprodukten uit derde landen (PbEG 1972, L 302);

i. gehakt: vlees dat in kleine stukken is gehakt of is gemalen;

2. In onderdeel j. wordt de zinsnede «of vlees in stukken van minder dan 100 gram die» vervangen door het woord: «dat» en wordt de zinsnede «van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1988, no. 88/657/EEG (PbEG L 382)» vervangen door: van richtlijn no. 88/657/EEG;

3. In onderdeel p. wordt het leesteken aan het slot vervangen door een puntkomma, waarna vijf nieuwe onderdelen worden toegevoegd, luidende:

q. vrij-wildverwerkingsinrichting: een inrichting waar het vrij wild wordt behandeld en het vlees van vrij wild wordt verkregen en gekeurd;

r. speciale noodslachting: het doden, op last van een dierenarts, wegens een ongeval of ernstige lichamelijke en functionele stoornissen. De speciale noodslachting wordt buiten een slachthuis uitgevoerd indien de dierenarts meent dat vervoer onmogelijk is of onnodig lijden van het dier zou meebrengen;

s. karkas: het uitgebloede gehele slachtdier dat is ontdaan van de ingewanden, waarvan de poten zijn afgesneden ter hoogte van het voorkniegewricht respectievelijk het spronggewricht, en waarvan de kop, de staart en de uier zijn verwijderd; voor runderen, schapen, geiten en eenhoevigen betreft het karkassen als hierboven bedoeld na het onthuiden. Bij varkens hoeven de poten niet ter hoogte van het voorkniegewricht, respectievelijk het spronggewricht te worden afgesneden en hoeft de kop niet te worden verwijderd wanneer het vlees bestemd is om te worden behandeld overeenkomstig de regelen gesteld krachtens richtlijn no.77/99/EEG;

t. slachtafval: vlees dat geen deel uitmaakt van het karkas als omschreven onder s, ook indien het op natuurlijke wijze met het karkas verbonden blijft;

u. ingewanden: het slachtafval in de borst-, buik- en de bekkenholte, met inbegrip van de luchtpijp en de slokdarm.

C

Artikel 3 wordt vervangen door:

Artikel 3

  • 1. Het is verboden uit een der lid-staten van de Europese Unie naar Nederland verzonden vlees op Nederlands grondgebied te brengen, anders dan in doorvoer naar een derde land, indien het betreft:

    a. vlees van:

    1°. dieren waarbij een van de volgende ziekten is vastgesteld:

    – Mond- en klauwzeer (MKZ),

    – Klassieke varkenspest (KVP),

    – Afrikaanse varkenspest (AVP),

    – Vesiculaire varkensziekte (VVZ),

    – Newcastle Disease (ND),

    – Runderpest,

    – Ziekte van kleine herkauwers («Peste des petits ruminants»),

    – Vesiculaire stomatitis (VS),

    – Bluetongue,

    – Paardepest,

    – Virale paardepest-encefalomyelitis,

    – Teschener-ziekte,

    – Vogelpest,

    – Schape- en geitepokken,

    – Nodulaire dermatose,

    – Rifvalleykoorts,

    – Besmettelijke bovine pleuropneumonie,

    – gegeneraliseerde actinobacillose of gegeneraliseerde actinomycose,

    – miltvuur en boutvuur,

    – gegeneraliseerde tuberculose,

    – gegeneraliseerde lymfadenitis,

    – kwade droes,

    – hondsdolheid,

    – tetanus,

    – acute salmonellose,

    – acute brucellose,

    – vlekziekte,

    – botulisme,

    – septicemie, pyaemie, toxemie en viremie,

    2°. dieren die acute laesies vertoonden van bronchopneumonie, pleuritis, peritonitis, metritis, mastitis, arthritis, pericarditis, enteritis of meningo-encephalomyelitis, bevestigd door een gedetailleerde keuring, eventueel aangevuld met een bacteriologisch onderzoek en een onderzoek op residuen van stoffen met farmacologische werking. Wanneer de resultaten van deze bijzondere onderzoeken gunstig zijn, worden de karkassen evenwel geschikt voor menselijke consumptie verklaard na verwijdering van de voor consumptie ongeschikte delen,

    3°. dieren die leden aan de volgende parasitaire ziekten: gegeneraliseerde sarcosporidiose en gegeneraliseerde cysticercose en trichinose,

    4°. gestorven dieren, doodgeboren dieren of ongeboren dode vruchten,

    5°. te jong geslachte dieren waarvan het vlees oedeemverschijnselen vertoont,

    6°. sterk vermagerde dieren of dieren met uitgesproken anemie, en

    7°. dieren die multiple tumoren, multiple abcessen of multiple ernstige verwondingen in verschillende delen van het karkas of in verschillende ingewanden vertoonden,

    b. vlees van:

    1°. dieren die positief of onduidelijk hebben gereageerd op tuberculine waarbij bij de keuring na het slachten verricht onderzoek plaatselijke tuberculoselaesies heeft aangetoond in meerdere organen of meerdere delen van het karkas. Wanneer een tuberculoselaesie is geconstateerd in de klieren van een zelfde orgaan of deel van een karkas, worden evenwel enkel het aangetaste orgaan of deel van het karakas en de bijbehorende lymfklieren ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard,

    2°. dieren die positief of onduidelijk hebben gereageerd op een brucellosetest waarbij de ziekte is bevestigd door laesies die wijzen op een acute aandoening. Zelfs indien dergelijke laesies niet zijn geconstateerd, worden toch de uier, het genitaal apparaat en het bloed ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard,

    c. delen van karkassen die ernstige serum- of bloedinfiltraties, gelokaliseerde abcessen of gelokaliseerde verontreinigingen vertonen,

    d. slachtafvallen en ingewanden die pathologische laesies van infectieuze, parasitaire of traumatische oorsprong vertonen,

    e. vlees van koortsige dieren,

    f. vlees dat ernstige afwijkingen vertoont inzake kleur, geur, consistentie en smaak,

    g. wanneer de keuringsdierenarts constateert dat karkassen of slachtafvallen aangetast zijn door lymfadenitis caseosus of een andere etterige aandoening die echter niet gegeneraliseerd is noch gepaard gaat met sterke vermagering:

    1°. alle organen en daarmee verbonden lymfeklieren die deze aandoening in- of uitwendig vertonen, en

    2°. in alle gevallen waarop sub 1 niet van toepassing is, de laesie en de aangrenzende delen, die hij, te zijner beoordeling, ongeschikt acht, de ouderdom en de activiteit van de laesie in aanmerking genomen, met dien verstande dat een oude goed ingekapselde laesie als inactief mag worden beschouwd,

    h. vlees van de weggesneden steekplaats,

    i. wanneer de keuringsdierenarts constateert dat hele karkassen of delen van karkassen dan wel slachtafvallen aangetast zijn door een andere ziekte of aandoening dan die vermeld in de voorgaande punten, het gehele karkas en de slachtafvallen of het deel van het karkas of het slachtafval waarvan hij denkt dat het ongeschikt voor menselijke consumptie moet worden verklaard,

    j. karkassen waarvan de slachtafvallen niet aan de keuring na het slachten zijn onderworpen,

    k. het bloed van dieren waarvan het vlees overeenkomstig de bovenstaande punten ongeschikt voor menselijke consumptie is verklaard, alsmede bloed dat besmet is door de maaginhoud of door een andere stof,

    l. vlees van dieren waaraan de volgende stoffen zijn toegediend:

    1°. door Onze Minister aangewezen produkten waardoor het vlees gevaarlijk of schadelijk voor de gezondheid van de mens kan zijn, en

    2°. malsmakers (tenderizers),

    m. vlees dat residuen bevat van door Onze Minister aangewezen stoffen en residuen van geneesmiddelen, van antibiotica, van bestrijdingsmiddelen of van andere stoffen die schadelijk zijn of er eventueel toe te kunnen leiden dat de consumptie van vers vlees gevaarlijk of schadelijk is voor de gezondheid van de mens, in hoeveelheden die de door Onze Minister vastgestelde toleranties overschrijden,

    n. vlees dat besmet of aangetast is in een door Onze Minister vastgestelde mate.

    o. levers en nieren van dieren van meer dan twee jaar oud afkomstig uit gebieden waarin men bij de uitvoering van overeenkomstig richtlijn no. 86/469/EEG goedgekeurde plannen een algemene aanwezigheid van zware metalen in het milieu heeft kunnen constateren,

    p. vlees dat behandeld is met ioniserende of ultraviolette stralen, onverminderd eventuele communautaire voorschriften inzake doorstraling,

    q. vlees dat een uitgesproken seksuele geur verspreidt,

    r. vlees van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood,

    s. vlees afkomstig van op grond van artikel 4 van richtlijn no. 64/433/EEG door de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat erkende inrichtingen,

    t. vlees van vrij wild, dat door Onze Minister aan te wijzen stoffen heeft opgenomen, waardoor de consumptie van het vlees gevaarlijk of schadelijk voor de gezondheid van de mens kan zijn,

    u. vlees van vrij wild waarbij de dood aan andere oorzaken is te wijten dan de jacht,

    v. vlees dat met andere kleurstoffen is gemerkt dan door Onze Minister voorgeschreven,

    w. vlees, niet zijnde vlees van gehouden wild of vrij wild, van mannelijke varkens bestemd voor de fok, van cryptorchiede en hermafrodiete varkens en van niet-gecastreerde mannelijke varkens met een geslacht gewicht hoger dan 80 kg, tenzij de inrichting op basis van een door Onze Minister goedgekeurde methode kan garanderen dat karkassen met een uitgesproken seksuele geur kunnen worden opgespoord en het vlees is voorzien van het speciale merk als bedoeld in beschikking no. 84/371/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 juli 1984 (PbEG L 196) en bestemd is om een behandeling als bedoeld in richtlijn no. 77/99/EEG te ondergaan,

    x. vlees van dieren die niet op gegeneraliseerde wijze zijn aangetast door Cysticercus bovis of Cysticercus cellulosae, tenzij het een koudebehandeling heeft ondergaan, overeenkomstig een door Onze Minister goedgekeurde methode,

    y. vlees van varkens of paarden, dat niet overeenkomstig het bepaalde in richtlijn no. 77/96/EEG op trichinen is onderzocht, tenzij het een koudebehandeling heeft ondergaan overeenkomstig bijlage IV van die richtlijn. Vlees van everzwijnen of van andere voor besmetting met trichinen vatbare soorten gekweekt wild of vrij wild, moet zijn onderzocht met behulp van een digestiemethode overeenkomstig richtlijn no.77/ 96/EEG,

    z. separatorvlees,

    aa. slachtafvallen van vrij wild,

    ab. delen van organen, met uitzondering van in plakken gesneden levers van als huisdier gehouden runderen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 1,

    ac. gehakt dat slachtafvallen bevat, alsmede gehakt verkregen van separatorvlees, vlees van eenhoevige dieren en vlees van vrij wild en gehouden wild,

    ad. gehakt dat niet onderworpen is geweest aan microbiologisch onderzoek en niet voldoen aan de microbiologische normen, overeenkomstig de bijlage I en II van de richtlijn no. 88/657/EEG neergelegde voorschriften,

    ae. gehakt dat niet binnen de door Onze Minister vastgestelde termijn is verkregen van bevroren of diepgevroren vlees zonder been of ander vlees, en

    af. gehakt dat niet voldoet aan de door Onze Minister vastgestelde eisen met betrekking tot de benaming.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister onder door hem vast te stellen voorwaarden, toestemming verlenen om uit door hem aangewezen lid-staten vlees als bedoeld in het eerste lid, onderdeel z en ab tot en met af, op Nederlands grondgebied te brengen.

  • 3. Onze Minister kan toestemming verlenen om uit door hem aangewezen lid-staten of delen van lid-staten vlees op Nederlands grondgebied te brengen, dat niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel y, wanneer:

    a. met epidemiologische studies is aangetoond dat er geen trichinen aanwezig zijn, en

    b. de levende en gedode dieren worden onderworpen aan een doeltreffende opsporings- en controlemethode.

  • 4. De in het eerste lid, onderdeel w, bedoelde behandeling wordt uitgevoerd in een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig richtlijn no. 77/99/EEG aangewezen inrichting.

D

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

  • 2. Een partij vlees waarop artikel 3a van toepassing is, met uitzondering van vlees van vrij wild, voldoet aan de eisen dat:

    a. hele karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie stukken zijn verdeeld, of voeten:

    1°. zijn verkregen in een door de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat erkend slachthuis, dan wel indien het vlees afkomstig is uit een derde land, in een door Onze Minister krachtens artikel 30a van de wet aangewezen slachthuis,

    2°. afkomstig zijn van een slachtdier dat vóór het slachten is gekeurd door een officiële dierenarts en daarbij geschikt is bevonden om voor de toepassing van richtlijn no. 64/433/EEG te worden geslacht,

    3°. op voldoende hygiënische wijze zijn behandeld,

    4°. na het slachten door een officiële dierenarts zijn gekeurd en daarbij geen enkele afwijking vertoonden, met uitzondering van kort vóór het slachten opgelopen traumatische laesies en plaatselijke misvormingen of afwijkingen, voor zover is vastgesteld, zo nodig door passend laboratoriumonderzoek, dat het karkas en de daarbij behorende slachtafvallen door deze laesies, misvormingen of afwijkingen niet ongeschikt zijn voor menselijke consumptie of gevaarlijk voor de gezondheid van de mens,

    5°. zijn voorzien van een keurmerk,

    6°. gedurende het vervoer vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat of een handelsdocument,

    7°. na de keuring na het slachten onder voldoende hygiënische omstandigheden zijn opgeslagen in een door de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat erkende inrichting,

    8°. in voldoende hygiënische omstandigheden zijn vervoerd, en

    9°. geschikt zijn voor menselijke consumptie.

    b. uitgesneden delen of stukken die kleiner zijn dan die bedoeld in onderdeel a of uitgebeend vlees:

    1°. uitgesneden of uitgebeend zijn in een door de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat erkende uitsnijderij,

    2°. uitgesneden of uitgebeend en verkregen zijn onder voldoende hygiënische omstandigheden, en

    – afkomstig zijn van vers vlees dat voldoet aan de in onderdeel a genoemde voorwaarden, behalve die welke zijn genoemd in sub 8, en dat op voldoende hygiënische wijze is vervoerd, of

    – afkomstig zijn van vers vlees, dat uit derde landen is ingevoerd overeenkomstig richtlijn no. 90/675/EEG,

    3°. onder voldoende hygiënische omstandigheden zijn opgeslagen in een door de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat erkende inrichting,

    4°. gekeurd zijn door een officiële dierenarts,

    5°. op voldoende wijze zijn verpakt, en

    6°. voldoen aan het bepaalde in onderdeel a, sub 3, 5, 6, 8 en 9.

    c. slachtafvallen:

    1°. afkomstig zijn van een door de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat erkend slachthuis of erkende uitsnijderij,

    2°. indien het hele slachtafvallen betreft, voldoen aan het bepaalde in onderdeel a en b, en

    3°. indien het slachtafvallen betreft in plakken gesneden, voldoen aan het bepaalde in onderdeel b.

    d. vers vlees dat overeenkomstig dit besluit in een erkend koel- of vrieshuis is opgeslagen en nadien geen andere behandeling dan voor de opslag heeft ondergaan:

    1°. voldoet aan het bepaalde in onderdeel a, sub 3, 5, 7, 8 en 9, en onderdeel b en c, of overeenkomstig richtlijn no. 90/675/EEG uit een derde land is ingevoerd, en

    2°. tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat of een handelsdocument.

    e. vers vlees dat overeenkomstig dit besluit is verkregen en dat onder douanetoezicht is opgeslagen in een overeenkomstig richtlijn no. 72/462/EEG goedgekeurd koel- of vrieshuis van een derde land en nadien geen andere behandeling dan voor de opslag heeft ondergaan:

    1°. voldoet aan het bepaalde in onderdeel a, b en c,

    2°. beantwoordt aan de bijzondere waarborgen betreffende de keuring en de verklaring dat is voldaan aan de eisen met betrekking tot de opslag en het vervoer, en

    3°. vergezeld gaat van een certificaat.

    f. gehakt:

    1°. is bereid uit vlees, dat voldoet aan het bepaalde in onderdeel a en b,

    2°. is geproduceerd in een werkplaats die is erkend door de bevoegde autoriteit van de betrokken lid-staat,

    3°. indien het is bereid uit varkensvlees afkomstig uit derde landen, is onderzocht op trichinen overeenkomstig het bepaalde in richtlijn no. 77/96/EEG,

    4°. is onderworpen geweest aan een controle door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van produktie,

    5°. op voldoende hygiënische wijze is geproduceerd, verpakt, opgeslagen en vervoerd,

    6°. op voldoende wijze is geëtiketteerd,

    7°. is vergezeld van een gezondheidscertificaat of ander document en

    8°. voldoet aan het bepaalde in onderdeel a, sub 5 en 9.

2. Het bestaande derde en vierde lid, worden aangeduid als vijfde en zesde lid. Na het tweede lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Een partij vlees van vrij wild waarop artikel 3a van toepassing is, met uitzondering van gehele stukken niet onthuid grof wild, voldoet aan de volgende eisen:

    a. het is afkomstig van vrij wild dat is gedood in een jachtgebied met door de betrokken lid-staat of derde land in de nationale jachtwet geoorloofde middelen,

    b. het is afkomstig van vrij wild dat onmiddellijk na de dood overeenkomstig door Onze Minister vast te stellen regels is behandeld,

    c. het is afkomstig van vrij wild dat binnen een termijn van twaalf uur is vervoerd naar een verzamelplaats waar het op de door Onze Minister voorgeschreven temperaturen is gebracht en waarvandaan het naar een in onderdeel d bedoelde verwerkingsinrichting, slachthuis of uitsnijderij is vervoerd binnen een termijn van twaalf uur;

    d. het is verkregen:

    1°. in een door de bevoegde centrale autoriteit van de betrokken lid-staat, overeenkomstig artikel 7 van richtlijn no. 92/45/EEG erkende vrij-wildverwerkingsinrichting, of

    2°. in een door de bevoegde centrale autoriteit van de betrokken lid-staat erkende slachthuis of uitsnijderij,

    e. het is gehanteerd onder bevredigende hygiënische omstandigheden,

    f. het is post-mortem gekeurd door een officiële dierenarts en vertoonde geen afwijkingen, met uitzondering van eventueel bij het doden opgelopen traumatische laesies of van plaatselijke misvormingen of afwijkingen voor zover geconstateerd, zonodig met behulp van geschikte laboratoriumtests, die het vlees niet ongeschikt maken voor menselijke consumptie, noch enig gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens,

    g. het is voorzien van een officieel goedkeuringsmerk, en

    h. het is vergezeld van een gezondheidscertificaat of ander document.

  • 4. Een partij vlees bestaande uit gehele stukken niet onthuid of grof wild, waarop artikel 3a van toepassing is, voldoet aan het bepaalde in het derde lid, onderdeel a, b, c en e en aan de volgende eisen:

    a. het heeft in een vrij-wild verwerkingsinrichting een keuring van de ingewanden ondergaan,

    b. het is vergezeld van een gezondheidscertificaat, dat door de officiële dierenarts is ondertekend en waarin wordt verklaard dat het resultaat van de keuring bedoeld in onderdeel a bevredigend is en dat het vlees geschikt is voor menselijke consumptie,

    c. het is gebracht op een temperatuur die hoger is dan of gelijk is aan –1°C en lager dan +7°C en is op deze temperatuur gehouden tijdens het vervoer naar een verwerkingsinrichting binnen een termijn van ten hoogste zeven dagen die begint te lopen vanaf de in onderdeel a bedoelde keuring of lager dan +1°C en op deze temperatuur gehouden tijdens het vervoer naar een verwerkingsinrichting binnen een termijn van ten hoogste vijftien dagen die begint te lopen vanaf de in onderdeel a bedoelde keuring, en

    d. het wordt in de verwerkingsinrichting van bestemming onthuid en ondergaat een keuring post mortem, als bedoeld in het derde lid, onderdeel f.

3. In het nieuwe zesde lid wordt de zinsnede «in het tweede lid, onder a–j en l–p, bepaalde» vervangen door: het tweede, derde en vierde lid.

E

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

  • 1. Een wijziging van een of meer onderdelen van richtlijnen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, treedt voor de toepassing van de artikelen van dit besluit waarin naar die onderdelen van deze richtlijnen wordt verwezen, in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven dan wel zoveel eerder in de betrokken lid-staat aan die wijziging uitvoering is gegeven.

2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit inzake vlees uit andere lid-staten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 maart 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de achttiende april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 24 september 1991 is gepubliceerd richtlijn no. 91/495/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1990 inzake gezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijk voorschriften voor de produktie en in de handel brengen van konijnevlees en vlees van gekweekt wild (PbEG 1991, L 268). Daarna kwamen tot stand richtlijn no. 91/497/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/433/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intra-communautaire handelsverkeer in vers vlees teneinde deze uit te breiden tot de produktie en het in de handel brengen van vers vlees en tot wijziging van richtlijn 72/462/EEG (PbEG 1991, L 268) en richtlijn no. 92/45/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 betreffende de gezondheidsvoorschriften voor het doden van vrij wild en het in de handel brengen van vlees van vrij wild (PbEG 1992, L 268). Het onderhavige besluit strekt tot implementatie van de gezondheidsvoorschriften van genoemde richtlijnen die betrekking hebben op het op Nederlands grondgebied brengen van vlees dat afkomstig is uit andere lid-staten. Bovengenoemde zogenaamde verticale richtlijnen zijn in een relatief korte tijd achter elkaar tot stand gekomen. Bovendien gebeurde dit midden in een periode dat, door middel van de horizontale richtlijn no. 89/662/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 december 1989, inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 395), de desbetreffende controles voor vers vlees op een geheel andere wijze moesten worden uitgevoerd en de nieuwe bepalingen hieromtrent in het Besluit van 16 juli 1965, houdende uitvoering van artikel 30a van de Vleeskeuringswet (Stb. 345), moesten worden geïmplementeerd. De desbetreffende richtlijnen hebben betrekking op het gehele handelsverkeer in vers vlees, terwijl de Nederlandse wetgeving op dit gebied, nog steeds een onderscheid maakt tussen het op Nederlands grondgebied brengen van vlees afkomstig uit andere lid-staten, het nationaal verkeer en de uitvoer naar andere lid-staten. Bovendien zijn hiervoor verschillende departementen verantwoordelijk en moet hierbij ook nog een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende diersoorten. Deze complexiteit heeft tot gevolg gehad, dat wettelijke verplichte overleg- en adviesprocedures langdurig zijn geweest. Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn dat de complexiteit bij het implementeren van de desbetreffende richtlijnen in de Nederlandse wetgeving, een zeer grote rol heeft gespeeld bij de vertraging van de implementatie van deze richtlijnen in het Besluit van 16 juli 1965, houdende uitvoering van artikel 30a van de Vleeskeuringswet (Stb. 345).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Bij de in dit artikel opgenomen nieuwe definities is aangesloten bij hetgeen richtlijn no. 91/495/EEG, richtlijn no. 91/497/EEG en richtlijn no. 92/45/EEG terzake voorschrijven.

Artikel 3 en 6

De gezondheidseisen die zijn opgenomen in artikel 3 en artikel 6, tweede lid voor vlees afkomstig uit andere lid-staten, zijn eisen die zijn overgenomen uit richtlijn no. 91/495/EEG, richtlijn no. 91/497/EEG en richtlijn no. 92/45/EEG. De bevoegdheid van de minister om op basis van artikel 3, tweede lid, de invoer toe te staan van bepaalde delen vlees, van separatorvlees of van bepaald gehakt waarvan het op Nederlands grondgebied brengen in principe is verboden, vloeit voort uit de mogelijkheden die de desbetreffende EG-richtlijnen hieromtrent bieden. Van de mogelijkheid voor de minister om op grond van artikel 6, zesde lid, nadere regelen te stellen ten aanzien van bepaalde eisen genoemd in artikel 6, tweede, derde en vierde lid zal gebruik worden gemaakt, door voornamelijk te verwijzen naar de desbetreffende nadere gezondheidseisen die aan vlees zijn gesteld in de betrokken richtlijnen of in de bijlagen van deze richtlijnen. Aangezien richtlijnbepalingen met nadere eisen ten aanzien van bepaalde produkten regelmatig worden gewijzigd, is gekozen voor het opnemen van deze nadere eisen in een ministeriële regeling.

Artikel 15

In het nieuwe eerste lid is opgenomen dat bij eventuele wijzigingen van de desbetreffende richtlijnen, deze wijzigingen in werking treden op de uiterste datum van implementatie of, indien het betreft een voorschrift gericht tot de landen van verzending, zoveel eerder als in een land van verzending van een partij vlees, deze nieuwe voorschriften in de nationale wetgeving van dat land zijn overgenomen. In een nieuw derde lid is een citeertitel opgenomen voor het Besluit van 16 juli 1965, houdende uitvoering van artikel 30a van de Vleeskeuringswet (Stb. 345), die tevens het onder-scheid tot uitdrukking brengt met andere besluiten ten aanzien van de invoer uit derde landen of het op Nederlands grondgebied brengen van vlees, vleesprodukten en andere produkten van dierlijke oorsprong.

Transponeringstabel

Richtlijn 91/495/EEGbesluitRichtlijn 91/495/EEG besluit
112.1
2I,B2
3.13  
213
4.114.1
22
33
54
6.1I,C15
216.1besluit
32
7.117
218
319
820.1
92
103
11.14
221
322.1
42
  23
Richtlijn 91/497/EEGbesluitRichtlijn 91/497/EEG besluit
110.1
22
33  
44
Bijlage-111
2I,B12.1
3.1I,D2
213.1
42
5.1I,C14.1
22
6.1I,C15
2I,C (3.3)16.1
7.12
23
8.117
218
919
Richtlijn 91/45/EEGbesluitRichtlijn 91/45/EEGbesluit
1.111.1
22
33
2.1I,B12
213.1
3.1I,D (6.3)2
2I,C (3.1)14.1besluit
3I,C (3.1y)2
4I,D (6.3)3
4.115
216.1
32
5.1I,D(6.3)3
24
3I,D(6.4)5
617.1
7.12
218
319
420
8.121
222.1
32
93
10.123.1
22
33
424

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 november 1993, Stb. 623.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 9 mei 1995, nr. 89.

Naar boven