Beschikking van de Minister van Justitie van 4 april 1995, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 1 maart 1995, Stb. 178

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel VI van de wet van 1 maart 1995, Stb. 178;

Besluit:

de tekst van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 1 maart 1995, Stb. 178, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 4 april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de elfde april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

TEKST VAN DE WET ASSURANTIEBEMIDDELINGSBEDRIJF, ZOALS DEZE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ DE WET VAN 1 MAART 1995 (STB. 178)

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. verzekeraar: ieder die voor eigen rekening het verzekeringsbedrijf uitoefent;

b. tussenpersoon: ieder die, anders dan uit hoofde van een arbeidsovereenkomst, bemiddeling verleent bij het sluiten van een verzekering;

c. sub-agent: de tussenpersoon die voor een andere tussenpersoon zijn bemiddeling verleent bij het sluiten van een verzekering;

d. gevolmachtigd agent: ieder die als gevolmachtigd vertegenwoordiger van een verzekeraar voor diens rekening het verzekeringsbedrijf uitoefent;

e. richtlijn: de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1976, houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van verzekeringsagent en assurantiemakelaar (ex groep 630 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden (PbEG L 26 van 31 januari 1977);

f. Onze Ministers: Onze Ministers van Financiën en van Economische Zaken;

g. de Raad: de Sociaal-Economische Raad.

Artikel 2

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, en zonodig onder welke voorwaarden, deze wet geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is op de bemiddeling in bij dit besluit aan te wijzen vormen van verzekering.

  • 2. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen 30 dagen na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bezwaren ter kennis van Onze Minister van Financiën te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

HOOFDSTUK II. DE TUSSENPERSOON

§ 1 Het register

Artikel 3
  • 1. Het is verboden als tussenpersoon op te treden zonder te zijn ingeschreven in het register van tussenpersonen dat door de Raad wordt gehouden.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de curator in het faillissement van een tussenpersoon. De curator doet terstond mededeling aan de Raad van het tijdstip van de aanvaarding en van de beëindiging van zijn functie.

  • 3. De Raad deelt op verzoek mee of een bepaalde persoon in het register is ingeschreven als tussenpersoon, alsmede of deze een feitelijk leider als bedoeld in artikel 4, vierde lid, heeft aangewezen. In dat geval wordt tevens de naam van de feitelijk leider medegedeeld. Voor het verstrekken van informatie uit het register kan de Raad een kostenvergoeding vaststellen.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na afloop van elk kalenderjaar maakt de Raad de namen bekend van de tussenpersonen die op 31 december van dat kalenderjaar in het register staan ingeschreven. De Raad vermeldt daarbij tenminste het nummer van de inschrijving alsmede aan welke van de in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde vakbekwaamheidseisen de tussenpersoon of de feitelijk leider voldoet. Tussentijds kan de Raad wijzigingen bekend maken.

Artikel 4
  • 1. Inschrijving in het register geschiedt indien de aanvrager voldoet aan:

    a. bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de makelaar in assurantiën te stellen vakbekwaamheidseisen, dan wel

    b. bij algemene maatregel van bestuur aan de overige tussenpersonen te stellen vakbekwaamheidseisen.

  • 2. Als voorwaarden voor de inschrijving gelden voorts dat:

    a. er geen vrees bestaat dat de aanvrager als tussenpersoon het aanzien van de stand der tussenpersonen zal schaden;

    b. de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert.

  • 3. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, dient deze bovendien meerderjarig te zijn of handlichting te hebben verkregen en niet onder curatele te zijn gesteld of wegens onderbewindstelling het vrije beheer over zijn goederen te hebben verloren.

  • 4. Indien de aanvrager niet zelf de feitelijke leiding over een of meer vestigingen van zijn assurantiebemiddelingsbedrijf zal uitoefenen, gelden te zijnen aanzien de vereisten van het tweede en derde lid. Als voorwaarde voor zijn inschrijving geldt voorts dat de natuurlijke personen die blijkens de opgave van de aanvrager met bedoelde feitelijke leiding zullen zijn belast, voldoen aan de vereisten van het eerste lid, het tweede lid, onderdeel a, en het derde lid. Deze personen zullen niet tevens belast mogen zijn met de feitelijke leiding over het assurantiebemiddelingsbedrijf van een andere tussenpersoon, tenzij dit bedrijf deel uitmaakt van dezelfde groep waartoe ook het bedrijf van de aanvrager behoort.

  • 5. De aanvrager dient ten genoegen van de Raad aannemelijk te maken dat hijzelf of de door hem opgegeven natuurlijke personen de feitelijke leiding zullen uitoefenen.

  • 6. De Raad vermeldt in het register bij de inschrijving van een tussenpersoon de namen van degenen die door de tussenpersoon zijn belast met de feitelijke leiding.

  • 7. De Raad vermeldt in het register aan welke in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde vakbekwaamheidseisen de tussenpersoon of de feitelijk leider voldoet.

  • 8. In de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordt, onverminderd het bepaalde in het negende lid, bepaald op welke wijze van het voldoen aan de vakbekwaamheidseisen kan blijken. Voorts is de Raad bevoegd te verklaren dat de aanvrager voldoet aan deze eisen. De Raad stelt regels krachtens welke de afgifte van zodanige verklaring zal plaatsvinden en stelt het bedrag vast, dat verschuldigd is voor het verkrijgen van deze verklaring.

  • 9. Indien de richtlijn op de aanvrager van toepassing is, wordt aan het bewijs dat wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, gelijkgesteld het overleggen van de verklaring als bedoeld in artikel 9 van de richtlijn. Indien de aanvrager blijkens de verklaring voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, tweede gedachtenstreep, alsmede aan de overige voorwaarden bedoeld in de artikelen 4, 7 en 8 van de richtlijn, vermeldt de Raad in het register dat de aanvrager voldoet aan de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde vakbekwaamheidseisen. Indien de aanvrager blijkens de verklaring alleen voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 4, 7 en 8 van de richtlijn, vermeldt de Raad in het register dat de aanvrager voldoet aan de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde vakbekwaamheidseisen.

  • 10. Indien de aanvrager blijkens de in het negende lid bedoelde verklaring voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 6 en 7 van de richtlijn, vermeldt de Raad in het register dat de aanvrager voldoet aan de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde vakbekwaamheidseisen. Degene die op grond van dit lid in het register wordt ingeschreven, mag alleen als sub-agent werkzaam zijn. In het register en op het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 6, tweede lid, vermeldt de Raad in dat geval dat de betrokkene alleen als sub-agent werkzaam mag zijn.

Artikel 5
  • 1. Op een daartoe strekkend verzoek kan de Raad, in het belang van het bedrijf van een tussenpersoon, ontheffing verlenen van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde vakbekwaamheidseisen, aan hetzij:

    a. een der personen die met een overleden tussenpersoon tot het tijdstip van diens overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben gehad;

    b. een der niet tot de huishouding behorende kinderen van een overleden tussenpersoon;

    c. de vereffenaar van een in liquidatie getreden tussenpersoon;

    d. de curator van een onder curatele gestelde tussenpersoon.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing wordt met terugwerkende kracht verleend tot de datum van overlijden, van aanvang van de vereffening of van de ondercuratelestelling. De ontheffing geldt voor ten hoogste een jaar en kan ten hoogste tweemaal met een jaar worden verlengd.

  • 3. Bij de inschrijving in het register van degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, wordt aangetekend:

    a. de grond van de ontheffing;

    b. de termijn gedurende welke de ontheffing geldt;

    c. de naam van de in het eerste lid bedoelde tussenpersoon.

Artikel 6
  • 1. De Raad stelt het bedrag vast dat aan hem moet worden voldaan ter zake van de behandeling van een verzoek om inschrijving. De Raad neemt een verzoek in behandeling nadat het bedrag is voldaan.

  • 2. Diegene, op wiens verzoek gunstig is beslist, ontvangt van de Raad zo spoedig mogelijk een bewijs van inschrijving, vermeldende de naam van de tussenpersoon of de feitelijk leider, de datum en het nummer van de inschrijving alsmede aan welke van de in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde vakbekwaamheidseisen, de tussenpersoon of de feitelijk leider voldoet.

Artikel 7
  • 1. Iedere in het register ingeschreven tussenpersoon deelt wijzigingen in de bij de aanvraag tot inschrijving vermelde gegevens, onverwijld schriftelijk aan de Raad mee.

  • 2. Voor zover deze wijzigingen betrekking hebben op gegevens opgenomen in het register brengt de Raad deze hierin aan.

  • 3. De Raad verstrekt, tegen een door hem te bepalen vergoeding, aan de tussenpersoon op diens verzoek een nieuw bewijs van inschrijving.

Artikel 8
  • 1. In het register wordt doorgehaald de inschrijving van de tussenpersoon die:

    a. daarom verzoekt;

    b. is overleden;

    c. in staat van faillissement verkeert;

    d. in liquidatie is getreden;

    e. onder curatele is gesteld of van wie de handlichting is ingetrokken;

    f. het bedrag, verschuldigd ingevolge artikel 27, tweede lid, niet heeft voldaan, na door de Raad in gebreke te zijn gesteld.

  • 2. In het register wordt voorts doorgehaald de inschrijving van de tussenpersoon die:

    a. naar het oordeel van de Raad in ernstige mate handelt in strijd met het belang van een of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkering of anderszins niet meer voldoet aan de in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, gestelde eis;

    b. de feitelijke leiding over een of meer vestigingen van het assurantiebemiddelingsbedrijf laat uitoefenen door natuurlijke personen die niet voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 4, vierde lid, tweede en laatste volzin;

    c. niet meer in het bezit is van de ontheffing, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

    d. naar het oordeel van de Raad ernstig in gebreke blijft aan de in artikel 28, eerste, tweede en derde lid, bedoelde verplichtingen te voldoen.

  • 3. De Raad is bevoegd op grond van bijzondere omstandigheden de doorhaling, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en d, op door hem te stellen voorwaarden, gedurende een door hem te bepalen tijd, op te schorten. De Raad kan de termijn van opschorting verlengen, zo hij gegronde redenen daartoe aanwezig acht. Van deze opschorting stelt de Raad aantekening in het register onder vermelding van de termijn van opschorting.

Artikel 9
  • 1. De werking van het besluit tot doorhaling van de inschrijving op grond van artikel 8, tweede lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, totdat op het beroep is beslist.

  • 2. Een doorhaling als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, wordt door de Raad bekend gemaakt.

§ 2. De beloning en de rechtspositie van de tussenpersoon

Artikel 10
  • 1. De verzekeraar die door een tussenpersoon wordt benaderd met voorstellen tot het sluiten van verzekeringen, mag niet tot behandeling van die voorstellen overgaan zolang hij niet in het bezit is van een schriftelijke verklaring van die tussenpersoon dat deze op het moment van overlegging van de verklaring in het register is ingeschreven. Tevens vermeldt deze verklaring de datum en het nummer van de inschrijving, en aan welke van de in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde vakbekwaamheidseisen de tussenpersoon of de feitelijk leider voldoet.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor de faillissementscurator van een tussenpersoon. Deze verstrekt een bewijsstuk waaruit zijn aanstelling als curator blijkt.

Artikel 11
  • 1. De tussenpersoon die tevens gevolmachtigde agent is vermeldt dit op zijn briefpapier. Hij vermeldt daarbij de naam van de verzekeraars die hem volmacht hebben verleend.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de tussenpersoon en de gevolmachtigde agent niet in dezelfde natuurlijke of rechtspersoon zijn verenigd doch onder dezelfde leiding staan.

Artikel 12

Een verzekeringsovereenkomst die of door bemiddeling van een tussenpersoon tot stand is gekomen of naar een tussenpersoon is overgeboekt behoort in de relatie tot de betrokken verzekeraar tot de portefeuille van die tussenpersoon zolang die verzekering daaruit niet is overgeboekt.

Artikel 13
  • 1. De beloning van de tussenpersoon bestaat, onverminderd het bepaalde in artikel 15, tweede lid, uitsluitend uit provisies ter zake van het afsluiten van verzekeringen, het verlengen van verzekeringen of het incasseren van premies.

  • 2. De tussenpersoon heeft jegens de verzekeraar aanspraak op provisie over alle tot zijn portefeuille behorende verzekeringen.

  • 3. Doorhaling van de inschrijving van een tussenpersoon in het register laat onverlet zijn aanspraken op provisies ter zake van verzekeringen die op het tijdstip van de doorhaling tot zijn portefeuille behoren, of die daaruit zijn overgeboekt overeenkomstig het tweede lid van artikel 17.

Artikel 14
  • 1. Tenzij anders wordt overeengekomen of de tussenpersoon zich bij de verzekeringsovereenkomst tegenover de verzekeraar tot betaling van premie en kosten als eigen schuld heeft verbonden, verzorgt de tussenpersoon voor de verzekeraar het incasso der premies. Ter zake van dit premie-incasso is hij jegens de verzekeraar te allen tijde rekening en verantwoording schuldig.

  • 2. Tenzij tussen een verzekeraar en een tussenpersoon anders is overeengekomen kan de verzekeraar de tussenpersoon van het premie-incasso ontheffen, indien:

    a. de inschrijving van de tussenpersoon is doorgehaald;

    b. de tussenpersoon het premie-incasso in ernstige mate verwaarloost;

    c. de tussenpersoon in gebreke blijft namens de verzekeraar door hem geïnde premies tijdig aan deze af te dragen;

    d. de tussenpersoon zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen, die de vrees wettigen dat hij niet zal voldoen aan zijn uit het premie-incasso voortvloeiende verplichtingen.

  • 3. In de gevallen waarin in verband met het bepaalde in het tweede lid het premie-incasso door een tussenpersoon eindigt, wordt dit door de verzekeraar overgenomen.

  • 4. Het overnemen van het premie-incasso laat de aanspraak op provisie van de tussenpersoon onverlet. De verzekeraar is dan bevoegd, volgens door Onze Minister van Financiën vast te stellen regelen, hetzij aan de tussenpersoon premie-incassokosten in rekening te brengen, hetzij de aanspraak op provisie van de tussenpersoon af te kopen.

Artikel 15
  • 1. Het is een tussenpersoon verboden aan de verzekeringnemer dan wel aan hen te wier behoeve een verzekering is gesloten, in geval van schade een afmakingscourtage in rekening te brengen.

  • 2. Van dit verbod kan de Raad voor bij ministeriële regeling te bepalen branches of onderdelen van branches, ontheffing verlenen aan de tussenpersoon die over het daartoe geschikte bedrijfsapparaat beschikt en die de redelijkerwijs van hem te eisen bemoeiingen bij de schadeafwikkeling verricht. De Raad kan ten behoeve van het verlenen van ontheffing nadere regels stellen.

  • 3. Het maximum dat voor de afmakingscourtage in rekening mag worden gebracht bedraagt 1% van het aan de verzekerde uit te keren schadebedrag.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde ontheffing geldt voor een periode van ten hoogste vijf jaren en kan telkenmale met ten hoogste vijf jaren worden verlengd.

Artikel 16
  • 1. Het is verboden ter zake van een verzekering direct of indirect provisie, retourprovisie of enig ander op geld waardeerbaar voordeel toe te kennen, af te staan of te beloven aan anderen dan de tussenpersoon tot wiens portefeuille de verzekering behoort.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid, voor zover dit verbod algemeen erkende gebruiken zou aantasten, of zou verhinderen dat overeenkomsten worden gesloten of in stand gehouden, waarvan uit het oogpunt van algemeen vakbelang voor verzekeraars en tussenpersonen geen nadelige gevolgen zijn te duchten. Aan een vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 17
  • 1. De verzekeraar kan slechts met toestemming van de tussenpersoon of diens rechtverkrijgenden een deel of het geheel van diens portefeuille overboeken naar de portefeuille van een andere tussenpersoon.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid boekt de verzekeraar op schriftelijk verzoek van een verzekeringnemer diens verzekering uit de portefeuille van een tussenpersoon over naar die van een andere tussenpersoon, tenzij de verzekeraar gegronde bezwaren heeft tegen die tussenpersoon. Na deze overboeking blijft, in afwijking van het bepaalde in artikel 13, tweede lid, de aanspraak op provisies bestaan tot het einde van het lopende verzekeringsjaar indien het een levensverzekering betreft en indien het een schadeverzekering betreft tot de eerstvolgende contractsvervaldatum van de verzekering.

  • 3. Tenzij anders wordt overeengekomen komt in afwijking van het bepaalde in het tweede lid de provisie over een schadeverzekering, indien deze verzekering voordat de overboeking plaats vindt niet meer door opzegging van de zijde van de verzekeringnemer kan worden beëindigd, toe aan de overdragende tussenpersoon tot het eerstvolgende tijdstip waarop de verzekering door opzegging van de zijde van de verzekeringnemer kan worden beëindigd.

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het door een verzekeraar in eigen beheer nemen van een verzekeringsovereenkomst.

  • 5. De verzekeraar verleent op schriftelijk verzoek van een tussenpersoon zijn medewerking aan de gehele of gedeeltelijke overdracht van de portefeuille van die tussenpersoon aan een andere tussenpersoon, tenzij de verzekeraar gegronde bezwaren heeft tegen die tussenpersoon.

Artikel 18

Het bepaalde in de artikelen 10, 12, 13, 14 en 17, met betrekking tot de verhouding tussen de verzekeraar en de tussenpersoon geldt op overeenkomstige wijze voor de verhouding tussen de tussenpersoon en de sub-agent.

HOOFDSTUK III. DE GEVOLMACHTIGDE AGENT

Artikel 19

  • 1. Daar, waar in deze wet, behoudens in artikel 1 en in dit hoofdstuk, de term verzekeraar wordt gebruikt, wordt daaronder mede verstaan de gevolmachtigde agent.

  • 2. Het bepaalde in dit hoofdstuk met betrekking tot gevolmachtigde agenten is mede van toepassing op agenten, aan wie door een gevolmachtigd agent een ondervolmacht is afgegeven. Ten aanzien van de inschrijving van ondergevolmachtigde agenten in het in artikel 20 bedoelde register, geldt dat voor de toepassing van artikel 21, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder volmacht moet worden verstaan ondervolmacht.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt de gevolmachtigde agent in zijn kwaliteit van verlener van ondervolmachten voor de toepassing van dit hoofdstuk op als verzekeraar.

Artikel 20

  • 1. Het is verboden als gevolmachtigde agent van een verzekeraar op te treden tenzij men als zodanig is ingeschreven in het register van gevolmachtigde agenten, dat door de Raad wordt gehouden.

  • 2. Het register van gevolmachtigde agenten is openbaar. De Raad verstrekt op verzoek informatie uit het register. Voor het verstrekken van informatie uit het register kan de Raad een kostenvergoeding vaststellen.

  • 3. Van de inschrijving van de naam van een gevolmachtigde agent, alsmede van de naam van de verzekeraar, voor wie zijn volmacht geldt, wordt door de Raad onverwijld in de Staatscourant mededeling gedaan.

Artikel 21

  • 1. Inschrijving in het in artikel 20 bedoelde register geschiedt niet dan nadat een door de verzekeraar voor gelijkluidend afschrift getekend exemplaar van de verleende volmacht bij de Raad is gedeponeerd en nadat de Raad heeft geconstateerd dat:

    a. de volmacht is opgemaakt overeenkomstig een door Onze Minister van Financiën vast te stellen model;

    b. de gevolmachtigde agent voldoet aan de in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, bedoelde vakbekwaamheidseisen en aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen eisen ter waarborging van een vakkundige uitoefening van het verzekeringsbedrijf.

  • 2. Als voorwaarde voor de inschrijving geldt voorts dat:

    a. geen vrees bestaat dat de aanvrager als gevolmachtigde agent het aanzien van de stand der gevolmachtigde agenten zal schaden;

    b. de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert.

  • 3. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, dient hij bovendien meerderjarig te zijn of handlichting te hebben verkregen en niet onder curatele te zijn gesteld of wegens onderbewindstelling het vrije beheer over zijn goederen te hebben verloren.

  • 4. Indien de aanvrager niet zelf de feitelijke leiding over een of meer vestigingen van zijn gevolmachtigdenbedrijf zal uitoefenen, gelden te zijnen aanzien de vereisten van het tweede en derde lid. Als voorwaarde voor zijn inschrijving geldt voorts dat de natuurlijke personen die blijkens de opgave van de aanvrager met bedoelde feitelijke leiding zullen zijn belast, voldoen aan de vereisten van het eerste lid, onderdeel b, het tweede lid, onderdeel a en het derde lid. Deze personen zullen niet tevens belast mogen zijn met de feitelijke leiding over het gevolmachtigdenbedrijf van een andere gevolmachtigde agent, tenzij dit bedrijf deel uitmaakt van dezelfde groep waartoe ook het bedrijf van de aanvrager behoort.

  • 5. De aanvrager dient ten genoegen van de Raad aannemelijk te maken dat hijzelf of de door hem opgegeven natuurlijke personen de feitelijke leiding zullen uitoefenen.

  • 6. De Raad vermeldt in het register bij de inschrijving van een gevolmachtigde agent de namen van degenen die door de gevolmachtigde agent zijn belast met de feitelijke leiding.

  • 7. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt bepaald op welke wijze van het voldoen aan de eisen ter waarborging van een vakkundige uitoefening van het verzekeringsbedrijf kan blijken. Voorts is de Raad bevoegd te verklaren dat de aanvrager voldoet aan deze eisen. De Raad stelt regels krachtens welke de afgifte van zodanige verklaring zal plaatsvinden en stelt het bedrag vast, dat verschuldigd is voor het verkrijgen van deze verklaring.

  • 8. Van zijn beslissing op een verzoek tot inschrijving in het register doet de Raad onverwijld mededeling aan de verzekeraar.

  • 9. Indien door de Raad op een verzoek tot inschrijving gunstig is beslist, zendt de Raad aan de gevolmachtigde agent een bewijs van inschrijving, vermeldende de naam van de gevolmachtigde agent, de naam van de verzekeraar voor wie zijn volmacht geldt, het nummer, waaronder hij is ingeschreven, zomede de datum van inschrijving. Het bewijs van inschrijving wordt niet verstrekt aan degene, die aan zijn verplichtingen, voortvloeiende uit het tiende lid van dit artikel, niet heeft voldaan.

  • 10. De Raad stelt het bedrag vast, dat door de gevolmachtigde agent aan hem moet worden voldaan ter verkrijging van het in het negende lid bedoelde bewijs van inschrijving.

  • 11. Indien de aanvrager in het register, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is ingeschreven op grond van werkzaamheden die hij in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap heeft uitgeoefend, wordt met het voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, gelijkgesteld de uitoefening van eerder bedoelde werkzaamheden in een onderneming waar hij de leiding heeft gehad over tenminste tien werknemers.

Artikel 21a

  • 1. Op een daartoe strekkend verzoek kan de Raad, in het belang van het bedrijf van een gevolmachtigde agent en na raadpleging van de volmachtgevende verzekeraar, ontheffing verlenen van de in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, bedoelde eisen, aan hetzij:

    a. een der personen die met een overleden gevolmachtigde agent tot het tijdstip van diens overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben gehad;

    b. een der niet tot de huishouding behorende kinderen van een overleden gevolmachtigde agent;

    c. de vereffenaar van een in liquidatie getreden gevolmachtigde agent;

    d. de curator van een onder curatele gestelde gevolmachtigde agent.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing wordt met terugwerkende kracht verleend tot de datum van overlijden, aanvang van de vereffening of de ondercuratelestelling. De ontheffing geldt voor ten hoogste een jaar en kan ten hoogste tweemaal met een jaar worden verlengd.

  • 3. Bij de inschrijving in het in artikel 20 bedoelde register van degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, wordt aangetekend:

    a. de grond van de ontheffing;

    b. de termijn gedurende welke de ontheffing geldt;

    c. de naam van de in het eerste lid bedoelde gevolmachtigde agent.

Artikel 21b

  • 1. Iedere in het in artikel 20 bedoelde register ingeschreven gevolmachtigde agent deelt wijzigingen in de bij de aanvraag tot inschrijving vermelde gegevens onverwijld schriftelijk aan de Raad mee.

  • 2. Voor zover deze wijzigingen betrekking hebben op gegevens opgenomen in het register brengt de Raad deze hierin aan.

  • 3. De Raad verstrekt, tegen een door hem te bepalen vergoeding, aan de gevolmachtigde agent op diens verzoek een nieuw bewijs van inschrijving.

Artikel 22

  • 1. Een volmacht kan door de verzekeraar worden beperkt.

  • 2. Een ondervolmacht kan zowel door de verzekeraar als door diens gevolmachtigde, zolang de volmacht van de gevolmachtigde van kracht is, worden beperkt. De ondergevolmachtigde geldt jegens de verzekeraar niet als derde.

  • 3. Beperkingen van de volmacht kunnen niet aan derden worden tegengeworpen.

Artikel 23

  • 1. In het register, bedoeld in artikel 20, wordt doorgehaald de inschrijving van de gevolmachtigde agent:

    a. die daarom verzoekt;

    b. wiens volmachten zijn beëindigd;

    c. die is overleden;

    d. die in staat van faillissement verkeert;

    e. die in liquidatie is getreden;

    f. die onder curatele is gesteld of van wie de handlichting is ingetrokken.

  • 2. In het register wordt voorts doorgehaald de inschrijving van de gevolmachtigde agent die:

    a. naar het oordeel van de Raad in ernstige mate handelt in strijd met het belang van een of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkering of anderszins niet meer voldoet aan de in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, gestelde eis;

    b. de feitelijke leiding over een of meer vestigingen van het gevolmachtigdenbedrijf laat uitoefenen door natuurlijke personen die niet voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 21, vierde lid, tweede en laatste volzin;

    c. niet meer in het bezit is van de ontheffing, bedoeld in artikel 21a, eerste lid;

    d. naar het oordeel van de Raad ernstig in gebreke blijft aan de in artikel 28, eerste tot en met derde lid, bedoelde verplichtingen te voldoen.

  • 3. De Raad is bevoegd op grond van bijzondere omstandigheden de doorhaling, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en d, op door hem te stellen voorwaarden, gedurende een door hem te bepalen tijd, op te schorten. De Raad kan de termijn van opschorting verlengen, zo hij gegronde redenen daartoe aanwezig acht. Van deze opschorting stelt de Raad aantekening in het register onder vermelding van de termijn van opschorting.

  • 4. De werking van het besluit tot doorhaling op grond van het tweede lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, totdat op het beroep is beslist.

  • 5. Van het besluit tot doorhaling doet de Raad onverwijld mededeling door toezending van een afschrift aan de verzekeraar(s). Tevens wordt hiervan mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 24

  • 1. De beëindiging van een volmacht gaat, onverminderd de overige vereisten bij de wet gesteld, niet eerder in dan op het tijdstip, waarop de verzekeraar of de gevolmachtigde agent aan de Raad per aangetekende brief mededeling heeft gedaan van die beëindiging.

  • 2. Door de Raad worden de namen van hen, wier volmacht is geëindigd, voor wat betreft de betrokken volmacht, doorgehaald in het register, bedoeld in artikel 20.

  • 3. In de gevallen, waarin de naam van een gevolmachtigde agent, al dan niet na herroeping van zijn volmacht, in het register is doorgehaald, kan de verzekeraar de agent, wiens volmacht is vervallen, ongeacht de bepalingen dezer wet, belasten met het beheer en de afwikkeling van de door hem gevormde verzekeringsportefeuille. Aan de verzekeraar blijft echter het recht voorbehouden op andere wijze in het beheer en de afwikkeling van die portefeuille te voorzien.

Artikel 25

De gevolmachtigde agent heeft jegens de verzekeraar recht op een beloning voor de door hem voor rekening van de verzekeraar verrichte werkzaamheden.

Artikel 26

(Vervallen)

HOOFDSTUK IV. UITVOERING VAN DE WET

Artikel 27

  • 1. De kosten van de Raad in verband met de uitvoering van deze wet worden, tenzij anders is bepaald, voor de helft gedragen door tussenpersonen en voor de helft door verzekeraars.

  • 2. De Raad stelt jaarlijks voor elke betrokkene diens bijdrage in de kosten vast.

Artikel 28

  • 1. Iedere verzekeraar en tussenpersoon verstrekt aan de Raad binnen de door deze laatste te bepalen termijn de inlichtingen die deze voor de vervulling van de hem bij of krachtens deze wet opgelegde taak mocht verlangen.

  • 2. Verzekeraars en tussenpersonen zijn verplicht op eerste verzoek van de Raad of van personen, door deze daartoe gemachtigd, inzage te verstrekken van alle tot hun administratie behorende boeken, zakelijke bescheiden of andere informatiedragers waarvan de Raad de inzage wenselijk oordeelt voor de controle op de juiste naleving van de bepalingen van deze wet.

  • 3. Indien de boeken, zakelijke bescheiden of andere informatiedragers van een verzekeraar of tussenpersoon zich buiten Nederland bevinden, geschiedt de inzage volgens nader door Onze Ministers te stellen regels.

  • 4. Van gegevens die op grond van deze wet door verzekeraars en tussenpersonen moeten worden verstrekt aan de Raad, mag, voor zover deze gegevens betrekking hebben op zaken- en bedrijfsgeheimen, uitsluitend door het secretariaat van de Raad kennis worden genomen.

HOOFDSTUK V. BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 29

  • 1. De Raad verstrekt aan een belanghebbende op diens verzoek een verklaring waaruit blijkt dat deze in Nederland werkzaamheden heeft uitgeoefend als in de richtlijn bedoeld en voorts voldoet aan de in de richtlijn gestelde eisen betreffende de duur en de aard van de betrokken werkzaamheden.

  • 2. De Raad stelt het bedrag vast dat aan hem moet worden voldaan ter verkrijging van de in het eerste lid bedoelde verklaring.

Artikel 30

(Vervallen)

Artikel 31

Op grond van deze wet uit te vaardigen algemeen verbindende voorschriften worden niet vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken dan nadat daarover het advies van de Raad is ingewonnen.

HOOFDSTUK VI. BEROEP

Artikel 32

Tegen een op grond van deze wet genomen beschikking kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

HOOFDSTUK VII. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 33

  • 1. Met het voldoen aan de vakbekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk b, wordt gelijkgesteld het voldoen aan de vakbekwaamheidseisen die golden voor de inschrijving in het register A onderscheidenlijk B bedoeld in de Wet Assurantiebemiddeling (Stb. 1952, 34).

    (De leden 2 en 3 zijn vervallen)

Artikel 34

(Vervallen)

Artikel 35

(Vervallen)

Artikel 36

De Raad geeft op een verzoek, gedaan binnen 4 jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, een verklaring af dat aan de vakbekwaamheidseisen van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, is voldaan aan degene die op het tijdstip waarop ingevolge artikel 34, eerste lid, het register C wordt opgeheven:

a. ten minste 50 jaren oud is;

b. onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van opheffing van het register C ten minste 10 jaren onafgebroken in het register C ingeschreven is geweest of de feitelijke leiding in de zin van artikel 5, vijfde lid, van de Wet Assurantiebemiddeling heeft uitgeoefend;

c. gedurende de onder b genoemde termijn het assurantiebemiddelingsbedrijf als hoofdactiviteit heeft uitgeoefend of als feitelijk leider heeft gefungeerd bij een rechtsvorm die als hoofdactiviteit de assurantiebemiddeling uitoefent;

d. ten minste 10 jaren voldoet aan de eisen ter waarborging van een vakkundige uitoefening van het assurantiebemiddelingsbedrijf, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet Assurantiebemiddeling; en

e. regelmatig aangelegenheden heeft behandeld betreffende:

1. levensverzekeringen, anders dan verzekeringen tot het doen van uitkeringen in natura in verband met het overlijden van de mens;

2. brandverzekeringen en verzekeringen ter zake van bedrijfsschade; en

3. variaverzekeringen.

HOOFDSTUK VIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 t/m 41

(Vervallen)

Artikel 42

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 43

Deze wet kan worden aangehaald als Wet assurantiebemiddelingsbedrijf.

Naar boven