Wet van 1 maart 1995 tot wijziging van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling inzake de gevolmachtigde agent te moderniseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet assurantiebemiddelingsbedrijf1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 15, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De Raad kan ten behoeve van het verlenen van ontheffing nadere regels stellen.

B

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid komt de tweede volzin na «geldt» als volgt te luiden: dat voor de toepassing van artikel 21, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder volmacht moet worden verstaan ondervolmacht.

2. Het vierde lid vervalt.

C

In artikel 20, eerste lid, vervalt de zinsnede: , dan wel deze titel te voeren,.

D

Artikel 21 komt als volgt te luiden:

Artikel 21

  • 1. Inschrijving in het in artikel 20 bedoelde register geschiedt niet dan nadat een door de verzekeraar voor gelijkluidend afschrift getekend exemplaar van de verleende volmacht bij de Raad is gedeponeerd en nadat de Raad heeft geconstateerd dat:

    a. de volmacht is opgemaakt overeenkomstig een door Onze Minister van Financiën vast te stellen model;

    b. de gevolmachtigde agent voldoet aan de in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, bedoelde vakbekwaamheidseisen en aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen eisen ter waarborging van een vakkundige uitoefening van het verzekeringsbedrijf.

  • 2. Als voorwaarde voor de inschrijving geldt voorts dat:

    a. geen vrees bestaat dat de aanvrager als gevolmachtigde agent het aanzien van de stand der gevolmachtigde agenten zal schaden;

    b. de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert.

  • 3. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, dient hij bovendien meerderjarig te zijn of handlichting te hebben verkregen en niet onder curatele te zijn gesteld of wegens onderbewindstelling het vrije beheer over zijn goederen te hebben verloren.

  • 4. Indien de aanvrager niet zelf de feitelijke leiding over een of meer vestigingen van zijn gevolmachtigdenbedrijf zal uitoefenen, gelden te zijnen aanzien de vereisten van het tweede en derde lid. Als voorwaarde voor zijn inschrijving geldt voorts dat de natuurlijke personen die blijkens de opgave van de aanvrager met bedoelde feitelijke leiding zullen zijn belast, voldoen aan de vereisten van het eerste lid, onderdeel b, het tweede lid, onderdeel a en het derde lid. Deze personen zullen niet tevens belast mogen zijn met de feitelijke leiding over het gevolmachtigdenbedrijf van een andere gevolmachtigde agent, tenzij dit bedrijf deel uitmaakt van dezelfde groep waartoe ook het bedrijf van de aanvrager behoort.

  • 5. De aanvrager dient ten genoegen van de Raad aannemelijk te maken dat hijzelf of de door hem opgegeven natuurlijke personen de feitelijke leiding zullen uitoefenen.

  • 6. De Raad vermeldt in het register bij de inschrijving van een gevolmachtigde agent de namen van degenen die door de gevolmachtigde agent zijn belast met de feitelijke leiding.

  • 7. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt bepaald op welke wijze van het voldoen aan de eisen ter waarborging van een vakkundige uitoefening van het verzekeringsbedrijf kan blijken. Voorts is de Raad bevoegd te verklaren dat de aanvrager voldoet aan deze eisen. De Raad stelt regels krachtens welke de afgifte van zodanige verklaring zal plaatsvinden en stelt het bedrag vast, dat verschuldigd is voor het verkrijgen van deze verklaring.

  • 8. Van zijn beslissing op een verzoek tot inschrijving in het register doet de Raad onverwijld mededeling aan de verzekeraar.

  • 9. Indien door de Raad op een verzoek tot inschrijving gunstig is beslist, zendt de Raad aan de gevolmachtigde agent een bewijs van inschrijving, vermeldende de naam van de gevolmachtigde agent, de naam van de verzekeraar voor wie zijn volmacht geldt, het nummer, waaronder hij is ingeschreven, zomede de datum van inschrijving. Het bewijs van inschrijving wordt niet verstrekt aan degene, die aan zijn verplichtingen, voortvloeiende uit het tiende lid van dit artikel, niet heeft voldaan.

  • 10. De Raad stelt het bedrag vast, dat door de gevolmachtigde agent aan hem moet worden voldaan ter verkrijging van het in het negende lid bedoelde bewijs van inschrijving.

  • 11. Indien de aanvrager in het register, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is ingeschreven op grond van werkzaamheden die hij in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap heeft uitgeoefend, wordt met het voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, gelijkgesteld de uitoefening van eerder bedoelde werkzaamheden in een onderneming waar hij de leiding heeft gehad over tenminste tien werknemers.

E

Na artikel 21 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 21a

  • 1. Op een daartoe strekkend verzoek kan de Raad, in het belang van het bedrijf van een gevolmachtigde agent en na raadpleging van de volmachtgevende verzekeraar, ontheffing verlenen van de in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, bedoelde eisen, aan hetzij:

    a. een der personen die met een overleden gevolmachtigde agent tot het tijdstip van diens overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben gehad;

    b. een der niet tot de huishouding behorende kinderen van een overleden gevolmachtigde agent;

    c. de vereffenaar van een in liquidatie getreden gevolmachtigde agent;

    d. de curator van een onder curatele gestelde gevolmachtigde agent.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing wordt met terugwerkende kracht verleend tot de datum van overlijden, aanvang van de vereffening of de ondercuratelestelling. De ontheffing geldt voor ten hoogste een jaar en kan ten hoogste tweemaal met een jaar worden verlengd.

  • 3. Bij de inschrijving in het in artikel 20 bedoelde register van degene aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, wordt aangetekend:

    a. de grond van de ontheffing;

    b. de termijn gedurende welke de ontheffing geldt;

    c. de naam van de in het eerste lid bedoelde gevolmachtigde agent.

Artikel 21b

  • 1. Iedere in het in artikel 20 bedoelde register ingeschreven gevolmachtigde agent deelt wijzigingen in de bij de aanvraag tot inschrijving vermelde gegevens onverwijld schriftelijk aan de Raad mee.

  • 2. Voor zover deze wijzigingen betrekking hebben op gegevens opgenomen in het register brengt de Raad deze hierin aan.

  • 3. De Raad verstrekt, tegen een door hem te bepalen vergoeding, aan de gevolmachtigde agent op diens verzoek een nieuw bewijs van inschrijving.

F

Artikel 22 komt als volgt te luiden:

Artikel 22

  • 1. Een volmacht kan door de verzekeraar worden beperkt.

  • 2. Een ondervolmacht kan zowel door de verzekeraar als door diens gevolmachtigde, zolang de volmacht van de gevolmachtigde van kracht is, worden beperkt. De ondergevolmachtigde geldt jegens de verzekeraar niet als derde.

  • 3. Beperkingen van de volmacht kunnen niet aan derden worden tegengeworpen.

G

Artikel 23 komt als volgt te luiden:

Artikel 23

  • 1. In het register, bedoeld in artikel 20, wordt doorgehaald de inschrijving van de gevolmachtigde agent:

    a. die daarom verzoekt;

    b. wiens volmachten zijn beëindigd;

    c. die is overleden;

    d. die in staat van faillissement verkeert;

    e. die in liquidatie is getreden;

    f. die onder curatele is gesteld of van wie de handlichting is ingetrokken.

  • 2. In het register wordt voorts doorgehaald de inschrijving van de gevolmachtigde agent die:

    a. naar het oordeel van de Raad in ernstige mate handelt in strijd met het belang van een of meer verzekeraars, verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkering of anderszins niet meer voldoet aan de in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, gestelde eis;

    b. de feitelijke leiding over een of meer vestigingen van het gevolmachtigdenbedrijf laat uitoefenen door natuurlijke personen die niet voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 21, vierde lid, tweede en laatste volzin;

    c. niet meer in het bezit is van de ontheffing, bedoeld in artikel 21a, eerste lid;

    d. naar het oordeel van de Raad ernstig in gebreke blijft aan de in artikel 28, eerste tot en met derde lid, bedoelde verplichtingen te voldoen.

  • 3. De Raad is bevoegd op grond van bijzondere omstandigheden de doorhaling, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en d, op door hem te stellen voorwaarden, gedurende een door hem te bepalen tijd, op te schorten. De Raad kan de termijn van opschorting verlengen, zo hij gegronde redenen daartoe aanwezig acht. Van deze opschorting stelt de Raad aantekening in het register onder vermelding van de termijn van opschorting.

  • 4. De werking van het besluit tot doorhaling op grond van het tweede lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, totdat op het beroep is beslist.

  • 5. Van het besluit tot doorhaling doet de Raad onverwijld mededeling door toezending van een afschrift aan de verzekeraar(s). Tevens wordt hiervan mededeling gedaan in de Staatscourant.

H

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. De beëindiging van een volmacht gaat, onverminderd de overige vereisten bij de wet gesteld, niet eerder in dan op het tijdstip, waarop de verzekeraar of de gevolmachtigde agent aan de Raad per aangetekende brief mededeling heeft gedaan van die beëindiging.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid.

3. In het derde lid (nieuw) vervalt de zinsnede: in artikel 20 bedoelde.

I

Artikel 25 komt als volgt te luiden:

Artikel 25

De gevolmachtigde agent heeft jegens de verzekeraar recht op een beloning voor de door hem voor rekening van de verzekeraar verrichte werkzaamheden.

J

Artikel 26 vervalt.

K

In artikel 28, tweede en derde lid, wordt «boeken en zakelijke bescheiden» gewijzigd in: boeken, zakelijke bescheiden of andere informatiedragers.

ARTIKEL II

  • 1. De ontheffingen van de verplichting tot inschrijving in het in artikel 20 bedoelde register, verleend op grond van de artikelen 2 of 4 van de Ontheffingsregeling Gevolmachtigde Agent (Stcrt. 1991, 61) worden op het moment van inwerkingtreding van deze wet van rechtswege omgezet in inschrijvingen in dat register. Daarbij blijft de verleende dispensatie van de vakbekwaamheidseisen vervat in die regeling in stand.

  • 2. De inschrijvingen in het register op grond van een verleende ontheffing op grond van artikel 9 van de Ontheffingsregeling Gevolmachtigde Agent blijven na inwerkingtreding van deze wet gehandhaafd. Daarbij blijft de verleende dispensatie van de vakbekwaamheidseisen in stand.

  • 3. Indien de gevolmachtigde agent niet een natuurlijk persoon is, geldt hetgeen in het eerste en tweede lid is bepaald met betrekking tot het instandblijven van de verleende dispensatie van de vakbekwaamheidseisen, slechts zolang degenen die voor 1 april 1991 belast waren met de feitelijke leiding van het verzekeringsbedrijf, op het kantoor of de kantoren van die agent als zodanig aldaar werkzaam zijn.

  • 4. Volmachten die voor 1 januari 1989 zijn opgemaakt in overeenstemming met de destijds ter beurze gebruikelijke volmachten worden gelijk gesteld met volmachten, opgemaakt overeenkomstig het model, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL III

Ondervolmachten die zijn afgegeven op grond van de beschikking van 13 juli 1964 (Stb. 152) of de regeling Model machtiging van 27 maart 1991 (Stcrt. 61), worden gelijk gesteld met ondervolmachten die zijn opgemaakt overeenkomstig het model, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL IV

De Wet op de economische delicten2 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, onder 4°, vervalt in de zinsnede met betrekking tot de bepalingen van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf de verwijzing naar de artikelen 22, tweede en vierde lid en 25, eerste lid.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 1 oktober 1993 ingediende voorstel voor de Invoeringswet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Kamerstukken II 1993/94, 23 429) tot wet wordt verheven, wordt met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt, dan wel indien deze wet op een later tijdstip in werking treedt, met ingang van dat latere tijdstip, deze wet als volgt gewijzigd:

ARTIKEL I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel D wordt in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, een zinsnede toegevoegd, luidende: en dat ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen niet van toepassing is.

2. In onderdeel G wordt in artikel 23, eerste lid, onderdeel d, een zinsnede ingevoegd, luidende: of ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

ARTIKEL VI

De tekst van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 maart 1995

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de elfde april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1991, 78, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 december 1993, Stb. 650.

XNoot
2

Stb. 1950 K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 maart 1995, Stb. 145.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 577.

Handelingen II 1994/95, blz. 2891.

Kamerstukken I 1994/95, 23 577 (200, 200a).

Handelingen I 1994/95, blz. 749.

Naar boven