Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1995, 176 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1995, 176 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 juni 1993, nr. J 31.116/93, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Wet op de zeevaartdiploma's en op artikel 5 van de Schepenwet;
Gelet op het op 7 juli 1978 tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978, met Bijlage (Trb. 1981, 144);
De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1993, nr. W09.93.0404);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 maart 1995, nr. J 32.894/94, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit zeevaartdiploma's1. wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 2 wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde met betrekking tot het bezit van diploma's en bewijzen van diensttijd, kan worden volstaan met het bezit van een verklaring van geschiktheid en bekwaamheid, uitgereikt op grond van artikel 119 van het Schepenbesluit 1965, waaruit blijkt dat de houder bevoegd is de in het eerste lid bedoelde functie te vervullen.
Het Bemanningseisenbesluit2. wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. De huidige tekst van artikel 9 wordt genummerd tot eerste lid.
b. Aan artikel 9 wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 20 met betrekking tot het bezit van diploma's en bewijzen van diensttijd, kan worden volstaan met het bezit van een verklaring van geschiktheid en bekwaamheid, uitgereikt op grond van artikel 119 van het Schepenbesluit 1965, waaruit blijkt dat de houder bevoegd is de desbetreffende functie te vervullen.
In artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, wordt de zinsnede «twee maritieme officieren nautische» vervangen door: twee maritieme officieren specialisatie navigatie.
In artikel 12, onderdeel d, onder 3°, wordt de zinsnede «artikel 17, in verband met artikel 22;» vervangen door: artikel 22, in verband met artikel 27;.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de elfde april 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
In 1985 zijn de eerste HBO-opleidingen voor maritiem officier gestart en in 1986 is het eerste project middelbaar maritiem officier, een MBO-opleiding, van start gegaan. Deze opleidingen gaan uit van integratie van de functie van stuurman en van scheepswerktuigkundige. De HBO-opgeleide maritiem officier wordt in het bezit gesteld van zowel het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart als van het diploma A als scheepswerktuigkundige. De MBO-opgeleide maritiem officier wordt in het bezit gesteld van zowel het diploma als stuurman voor de kleine handelsvaart en het aanvullingsdiploma als stuurman voor de kleine handelsvaart als van het diploma A als scheepswerktuigkundige.
De functie van maritiem officier heeft in 1991 zijn intrede in de bemanningswetgeving, het Bemanningseisenbesluit, gedaan. Uit dit besluit kan onder meer worden afgeleid hoe de maritiem officier een hogere vaarbevoegdheid kan behalen. In het Bemanningseisenbesluit is voor ieder bemanningsmodel bepaald over welke kwalificaties de (maritiem) officieren moeten beschikken. Degene die aan de vereiste kwalificaties voldoet, is daarmee bevoegd om de betreffende functie uit te oefenen. De bevoegdheid, een verklaring van geschiktheid en bekwaamheid als bedoeld in artikel 119 Schepenbesluit 1965, wordt verkregen op grond van het bezit van een diploma in zowel de nautische als de werktuigkundige discipline en van het behaald hebben van de vereiste diensttijd. Duidelijkheidshalve wordt in het navolgende een beknopte uiteenzetting gegeven op welke wijze de maritiem officier een hogere vaarbevoegdheid in beide disciplines kan verwerven.
De opleiding maritiem officier leidt een officier op, die zowel als stuurman en als scheepswerktuigkundige dienst kan doen, met dien verstande dat de opleiding de kandidaat ofwel in de discipline navigatie ofwel in de discipline scheepswerktuigkundige specialiseert. Het diploma maritiem officier geeft tegelijkertijd toegang, wat de theoretische of kennis-aspecten betreft, tot enerzijds het traject dat begint met de laagste functie van zijn specialisatie en dat leidt tot de hoogste functie van zijn specialisatie, als scheepswerktuigkundige of als stuurman, en anderzijds tot het laagste niveau van die andere discipline.
Ingevolge artikel 119 van het Schepenbesluit 1965 moet eenieder, die aan boord een functie uitoefent ten aanzien waarvan bij onder meer de Wet op de zeevaartdiploma's eisen zijn gesteld, in het bezit zijn van een verklaring van geschiktheid en bekwaamheid (verder te noemen vaarbevoegdheidsbewijs), waaruit blijkt dat hij aan de gestelde eisen voldoet. Naast medische eisen worden aan de aanvrager van een vaarbevoegdheidsbewijs enerzijds theoretische en anderzijds ervaringseisen gesteld. Het vaarbevoegdheidsbewijs wordt afgegeven door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie en is een tot de uitoefening van een functie concluderend document van geschiktheid en bekwaamheid. Voor de maritiem officier wordt een vaarbevoegdheidsbewijs als stuurman en een vaarbevoegdheidsbewijs als scheepswerktuigkundige afgegeven, als hij door middel van onder meer (school-)diploma's heeft aangetoond dat hij het vereiste kennisniveau voor die functies heeft en aan de andere in artikel 119 voorgeschreven eisen voldoet.
In het Bemanningseisenbesluit is voor de verschillende categorieën een verschillende diensttijd in een bepaalde functie voorgeschreven. Als deze vaartijd nog niet is behaald, mag in beginsel de (hogere) functie niet worden vervuld. Met het behalen van het diploma maritiem officier wordt het theoretische gedeelte van een opleiding tot de hoogste functie van zijn specialisatie afgerond geacht. De maritiem officier heeft alleen (het behalen van de voorgeschreven) diensttijd nodig om de bevoegdheid te verwerven om een hogere functie van zijn specialisatie te bekleden.
Indien de maritiem officier (aantoont dat hij) de diensttijd heeft vervuld, die nodig is voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheid voor de naast-hogere functie van zijn specialisatie, blijft een nadere examinering van de kennis die benodigd is voor die hogere functie, achterwege.
De maritiem officier is in beginsel werkzaam als stuurman én als scheepswerktuigkundige. Hij verkrijgt door het behalen van diensttijd steeds een hogere bevoegdheid in de functie van zijn specialisatie, en behoudt daarnaast de bevoegdheid in het laagste door hem bereikte niveau van de andere discipline. In de discipline die niet zijn specialisatie is, kan hij alleen een bevoegdheid voor een hogere functie verkrijgen door een aanvullend theorie-examen te doen en de voor die functie relevante diensttijd te behalen. Dit systeem heeft ook ten grondslag gelegen aan het Besluit zeevaartdiploma's experimenterend hoger nautisch onderwijs (Stb. 1976, 437).
De maritiem officier kan zowel geïntegreerd als monodisciplinair varen. Hij kan dus ook een functie vervullen waarvoor een traditioneel zeevaartdiploma (monodisciplinair) is voorgeschreven op grond van hetzij het Besluit zeevaartdiploma's hetzij het Bemanningseisenbesluit. Hierbij doet zich ten aanzien van het vervullen van functies waarvoor een hoger zeevaartdiploma is vereist dan de diploma's waarover de maritiem officier beschikt het probleem voor dat aan de maritiem officier geen hoger zeevaartdiploma, ook al is daarvoor de vereiste diensttijd behaald, wordt uitgereikt. Dit daar de inhoud van de studie maritiem officier niet te vergelijken is met de studie voor de diploma's als tweede en als eerste stuurman c.q. voor de diploma's B en C als scheepswerktuigkundige.
Vooruitlopend op de algehele herziening van de diploma- en bemanningswetgeving – een van de onderdelen van het majeure wetgevingsproject ter codificatie en modernisering van het publiek zeerecht, met als streeftermijn van invoering het jaar 1998 – wordt bij de maritiem officier niet meer uitgegaan van het traditionele zeevaartdiploma voor het mogen vervullen van een functie aan boord, maar van de vaarbevoegdheid. Een hogere vaarbevoegdheid wordt dan verkregen op grond van behaalde diensttijd. Hoewel de maritiem officier dus niet in het bezit is van het hogere zeevaartdiploma, heeft hij wel de bevoegdheid om de betreffende functie uit te oefenen, hetgeen uit de verklaring van geschiktheid en bekwaamheid blijkt. Teneinde te voorkomen dat de maritiem officier desondanks niet tot de functie waarvoor een hoger zeevaartdiploma wordt voorgeschreven, kan worden toegelaten, is in het Besluit zeevaartdiploma's (artikel I) en in het Bemanningseisenbesluit (artikel II, onderdeel A) bepaald dat een functie eveneens mag worden uitoefend indien iemand op grond van de verklaring van geschiktheid en bekwaamheid bevoegd is om de betreffende functie uit te oefenen.
Op 22 november 1994 heeft de Raad van de Europese Unie een richtlijn vastgesteld inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (Richtlijn 94/58/EG; PbEG nr. L 319/28 van 12 december 1994). Deze richtlijn voorziet in de verplichting voor de Lid-Staten tot invoering van een bewijs van beroepsbekwaamheid voor zeevarenden in een aantal functies aan boord (kapitein, officieren, wachtlopende gezellen en sloepsgasten) op de voet van de minimumeisen wat betreft opleiding en ervaring welke zijn neergelegd in de desbetreffende voorschriften, behorende bij het STCW-Verdrag (Trb. 1981, 144). Bedoelde voorschriften zijn opgenomen in een bijlage bij de genoemde richtlijn. Het onderhavige besluit behoeft geen aanpassing in het licht van de Bemanningsrichtlijn nr. 94/58/EG. De aanpassingen in de Nederlandse regelgeving die op enkele punten wel nodig zijn, zullen worden verwerkt in het Schepenbesluit 1965.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om redactionele wijzigingen (artikel II, onderdelen B en C) in de artikelen 10 en 12 van het Bemanningseisenbesluit aan te brengen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 9 mei 1995, nr. 89.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-176.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.