Besluit van 22 maart 1995, houdende wijziging van het Mijnreglement 1964 en het Mijnreglement continentaal plat (drukvaten van eenvoudige vorm)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 17 januari 1995, nr. 95002833 WJA/W;

Gelet op de richtlijn nr. 87/404/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1987 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake drukvaten van eenvoudige vorm (PbEG L 220) alsmede op artikel 9, eerste en derde lid, van de Mijnwet 1903 en op artikel 26, eerste lid, onder b, van de Mijnwet continentaal plat;

De Raad van State gehoord (advies van 6 maart 1995, nr. W10.95.0025);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 16 maart 1995, nr. 95018643 WJA/W;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Mijnreglement 19641 wordt na artikel 112 een nieuw artikel 112a ingevoegd, luidende:

Artikel 112a

  • 1. In dit artikel wordt onder «drukvat» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm.

  • 2. Artikel 106 is niet van toepassing op drukvaten. Artikel 112, eerste lid, is niet van toepassing op drukvaten voor zover de toepassing van deze bepaling eisen stelt met betrekking tot het ontwerp, de vervaardigingswijze of de eigenschappen van drukvaten of daarop aangebrachte vermeldingen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm.

ARTIKEL II

In het Mijnreglement continentaal plat2 wordt na artikel 90 een nieuw artikel 90a ingevoegd, luidende:

Artikel 90a

  • 1. In dit artikel wordt onder «drukvat» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm.

  • 2. Het is verboden op een mijnbouwinstallatie of bij mijnbouwkundig werk drukvaten voorhanden te hebben of te gebruiken die niet in overeenstemming zijn met het bij en krachtens het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm bepaalde. Dit verbod geldt niet voor drukvaten als bedoeld in artikel 3 van het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm.

  • 3. Het bij en krachtens artikel 11, eerste en derde lid, van het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm bepaalde is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot drukvaten die aanwezig zijn op een mijnbouwinstallatie of worden gebruikt bij mijnbouwkundig werk, met dien verstande dat het in artikel 11, eerste lid, van het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm gestelde niet geldt ten aanzien van de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

  • 4. De artikelen 83 en 90 zijn niet van toepassing op drukvaten. Artikel 89, eerste lid, is niet van toepassing op drukvaten voor zover de toepassing van deze bepaling eisen stelt met betrekking tot het ontwerp, de vervaardigingswijze of de eigenschappen van drukvaten of daarop aangebrachte vermeldingen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm.

  • 5. De Inspecteur-Generaal der Mijnen is bevoegd drukvaten te beproeven of te onderzoeken en zo nodig herstelling daarvan binnen een door hem vast te stellen termijn te eisen. Voorts kan hij, indien blijkt dat een drukvat niet in overeenstemming is met het bij en krachtens het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm bepaalde, dat drukvat voorzien van een merk van afkeuring. Door het aanbrengen van een merk van afkeuring verliest de op het drukvat aangebrachte CE-markering van rechtswege haar geldigheid. Een krachtens de eerste zin gestelde eis moet worden nageleefd door degene tot wie hij is gericht.

ARTIKEL III

  • 1. Het verbod gesteld in artikel 90a, tweede lid, van het Mijnreglement continentaal plat geldt tot 1 juli 2002 niet voor het gebruiken of voorhanden hebben van drukvaten, welke voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstig de tot dan toe geldende regels in de handel zijn gebracht, tenzij:

    a. zij na dat tijdstip een ingrijpende wijziging of reparatie hebben ondergaan, of

    b. zij zijn voorzien van een merk van afkeuring.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan door Onze Minister van Economische Zaken worden verlengd.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 maart 1995

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de zesde april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Dit besluit tot wijziging van het Mijnreglement 1964 (Mr64) en het Mijnreglement continentaal plat (Mrcp) strekt ertoe de in het algemeen geldende voorschriften inzake drukvaten van eenvoudige vorm (verder: drukvaten) mede van toepassing te doen zijn op de mijnbouw op het continentaal plat en het Mijnreglement 1964 met die voorschriften in overeenstemming te brengen. Daarmee wordt tevens voor deze sector uitvoering gegeven aan de richtlijn nr. 87/404/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1987 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake drukvaten van eenvoudige vorm (PbEG L 220) zoals die gewijzigd is bij de richtlijnen nrs. 90/488/EEG en 93/68/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 17 september 1990, respectievelijk 22 juli 1993 (PbEG 1990 L 270, resp. PbEG 1993 L 220).

Doelstelling van de drukvatenrichtlijn is het harmoniseren van de nationale veiligheidsvoorschriften ten aanzien van drukvaten in de lid-staten om zodoende een einde te maken aan de huidige verscheidenheid aan voorschriften die leiden tot belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer. Hierbij is het uitgangspunt dat de bestaande en gerechtvaardigde veiligheidsniveaus in de lid-staten niet worden verlaagd. Zie de nota van toelichting bij het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm in Stb. 1992, 456, pagina's 7 tot en met 9, voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de inhoud van de richtlijn.

De richtlijn is voor Nederland uitgevoerd in het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm (verder: Besluit drukvaten) en de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september 1992, nr. DGA/WJZ/92/12 679, houdende regels ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm (Stcrt. 208) (verder: Regeling drukvaten).

Aangezien de Wet op de gevaarlijke werktuigen (WGW), waarop het Besluit drukvaten is gebaseerd, ook van toepassing is op de mijnbouw op het land (artikel 25 WGW), kan wat het Mijnreglement 1964 betreft voor de implementatie van de richtlijn volstaan worden met enkele kleine aanpassingen (artikel I van het besluit). Voor het continentaal plat geschiedt de implementatie door in het Mijnreglement continentaal plat de eisen van het Besluit drukvaten van toepassing te verklaren (artikel II).

Nu de beide reglementen reeds bepalingen bevatten die (mede) op drukvaten van toepassing zijn (artikelen 106 en 112, eerste lid, Mr64 en 83, 89, eerste lid, en 90 Mrcp), dient met betrekking tot de uitvoering van de drukvatenrichtlijn in de mijnwetgeving het volgende te gebeuren:

1. De samenloop van de regeling inzake drukvaten van het Mijnreglement 1964 en het Besluit drukvaten, die sinds de inwerkingtreding van het Besluit drukvaten bestaat, moet ongedaan worden gemaakt. Dit gebeurt door het Mijnreglement 1964, voor waar het drukvaten betreft, te laten terugtreden ten gunste van het Besluit drukvaten (artikel I).

2. In het Mijnreglement continentaal plat moet de drukvatenrichtlijn alsnog worden geïmplementeerd. Dit gebeurt door de eisen die het Besluit drukvaten stelt ook te laten gelden voor drukvaten op het continentaal plat. Tevens wordt bepaald dat bestaande bepalingen in het Mijnreglement continentaal plat die op deze materie betrekking hebben terugtreden (artikel II).

De wijzigingsrichtlijnen van 14 juni 1993 (PbEG L 175) en van 22 juli 1993 (PbEG L 220) worden geïmplementeerd door aanpassing van het Besluit drukvaten. Deze aanpassingen zullen automatisch doorwerken voor de mijnbouwsector.

Dit besluit heeft geen financiële consequenties voor het Rijk of enige lagere overheid. Het Staatstoezicht op de Mijnen heeft tot taak toezicht te houden op de naleving van dit besluit en medewerking te verlenen aan de uitvoering hiervan. Vooralsnog zullen de taken die hieruit voortvloeien door Staatstoezicht met de bestaande formatie kunnen worden uitgevoerd. Het is niet te verwachten dat dit besluit gevolgen heeft voor de werkdruk van het openbaar ministerie of de rechterlijke macht. Er kunnen enige directe financiële consequenties voor ondernemingen uit voortvloeien; de omvang hiervan kan op dit moment nog niet worden vastgesteld, maar deze zullen niet van dien aard zijn dat zij niet gerechtvaardigd zijn gezien het belang dat de regeling beoogt te dienen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Zoals in het algemene deel van de toelichting is gemeld, is de Wet op de gevaarlijke werktuigen, en daarmee het Besluit drukvaten, ook van toepassing op de mijnbouw op het land. Aangezien het Mijnreglement 1964 reeds bepalingen over drukvaten bevatte, moet er een afstemming van de beide besluiten plaatsvinden om tegenstrijdigheden te voorkomen. Nu het Besluit drukvaten een uitvoering van de drukvatenrichtlijn is, betekent dit dat het Mijnreglement 1964 moet worden aangepast om niet in strijd met de drukvatenrichtlijn te zijn.

Het Besluit drukvaten verstaat in artikel 1 onder «drukvat»: een in serie vervaardigd gelast drukvat van eenvoudige vorm met een inwendige overdruk van meer dan 0,5 bar,

1e. dat ertoe bestemd is lucht, dan wel stikstof te bevatten en

2e. dat niet bestemd is om aan vlambelasting te worden onderworpen en

3e. waarvan de delen en verbindingen die van belang zijn voor de sterkte van het drukvat zijn vervaardigd uit niet-gelegeerd kwaliteitsstaal dan wel uit niet-gelegeerd aluminium of geen dispersieharding vertonende aluminiumlegeringen en

4e. dat bestaat uit:

– een cilindrisch gedeelte met een cirkelvormige dwarsdoorsnede, afgesloten door gewelfde bodems met de holle zijde naar binnen of door platte bodems, welke bodems een zelfde omwentelingsas hebben als het cilindrisch gedeelte, of

– twee gewelfde bodems met een zelfde omwentelingsas en

5e. waarvan de maximale bedrijfsdruk ten hoogste gelijk is aan 30 bar en het produkt van deze druk en de inhoud van het vat (PS·V) niet groter is dan 10 000 bar·l en

6e. waarvan de minimale bedrijfstemperatuur niet lager is dan –50° C en de maximale bedrijfstemperatuur niet hoger is dan 300°C bij een drukvat van staal en 100°C bij een drukvat van aluminium of aluminiumlegeringen.

Blijkens artikel 3 van het Besluit drukvaten is dat besluit echter niet van toepassing op:

a. drukvaten speciaal ontworpen voor nucleair gebruik, die bij defecten het verspreiden van radioactiviteit kunnen veroorzaken;

b. drukvaten speciaal bestemd zijn voor installatie in of voor voortstuwing van schepen en luchtvaartuigen;

c. brandblusapparaten.

Het tweede lid van artikel 112a Mr64 zondert drukvaten uit van de werking van artikel 106. Dit artikel schrijft voor dat, onder andere, drukvaten moeten voldoen aan de eis van goed en veilig werk en in een goede staat van onderhoud moeten verkeren. Nu in de drukvatenrichtlijn is vastgelegd welke de essentiële veiligheidsvoorschriften zijn waar drukvaten aan moeten voldoen, is er ten aanzien van drukvaten geen ruimte meer om een eigen eis van goed en veilig werk te stellen. De eis dat drukvaten in een goede staat van onderhoud moeten verkeren, blijft langs een andere weg gehandhaafd. Hij is namelijk neergelegd in het reeds van toepassing zijnde artikel 10, tweede lid, van het Besluit drukvaten.

Artikel 112, eerste lid, Mr64 stelt eisen met betrekking tot drukvaten in verband met de veiligheid van de op een mijnbouwinstallatie werkzame personen. De drukvatenrichtlijn laat de lid-staten nadrukkelijk de bevoegdheid om dit soort regels te stellen, voor zover zulke regels geen eisen stellen die afwijken van de bepalingen van de drukvatenrichtlijn op het gebied van ontwerp, vervaardigingswijze, eigenschappen of aan te brengen markeringen.

Eisen met betrekking tot de opstelling van een drukvat en het zorgen voor beschutting zijn geen eisen die tot gevolg zullen hebben dat een drukvat afwijkingen krijgt ten opzichte van de richtlijn. Bij voorwaarden met betrekking tot de inrichting van een drukvat is het echter niet ondenkbaar dat deze aanpassingen van het drukvat vereisen. Voor dergelijke voorwaarden is, naast de voorschriften die de richtlijn aan drukvaten stelt, geen ruimte meer.

Artikel II

Zie voor een toelichting op de definitie van het begrip «drukvat» de toelichting hierboven bij het eerste lid van artikel 112a Mr64.

In het tweede lid van artikel 90a Mrcp wordt het Besluit drukvaten, met inbegrip van daarop gebaseerde ministeriële regelingen, van toepassing verklaard op de mijnbouwsector op het continentaal plat. Deze verwijzing omvat ook alle toekomstige wijzigingen van de genoemde artikelen uit het Besluit drukvaten, alsmede de toekomstige wijzigingen van de daarop gebaseerde ministeriële regelingen. Als voorbeeld voor het tweede lid van artikel 90a Mrcp heeft artikel 10, tweede lid, van de WGW gediend, zij het dat de formulering van het tweede lid is toegesneden op drukvaten.

Op 1 januari 1995 is het Besluit drukvaten gewijzigd door het besluit van 15 november 1994, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur ter voldoening aan de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake CE-markering (Stb. 829). De wijziging dient ter uitvoering van de richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 (PbEG L 220), onder andere ter wijziging van de drukvatenrichtlijn in verband met de CE-markering.

Het in het derde lid van artikel 90a Mrcp genoemde artikel 11, eerste lid, van het Besluit drukvaten verbiedt het om een op een drukvat aangebracht merk van afkeuring te verwijderen, te beschadigen of onleesbaar te maken. Krachtens artikel 11, derde lid, van het Besluit drukvaten kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere bepalingen ten aanzien van merken van afkeuring vaststellen. Hij heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van artikel 6 van de Regeling drukvaten.

Zie voor een toelichting op het vierde lid van artikel 90a Mrcp de toelichting hierboven op het tweede lid van artikel 112a Mr64.

Het vijfde lid van artikel 90a Mrcp biedt mogelijkheden om op te treden tegen drukvaten die niet voldoen, of waarvan wordt vermoed dat ze niet voldoen, aan de krachtens het tweede lid van artikel 90a Mrcp van toepassing zijnde voorschriften. Als teken van het niet voldoen aan deze voorschriften kan een merk van afkeuring worden aangebracht. Zie voor het merk van afkeuring artikel 6 van de Regeling drukvaten. Door het aanbrengen van een merk van afkeuring vervalt van rechtswege de geldigheid van de aangebrachte CE-markering. Het gebruik van een drukvat waarop een merk van afkeuring is aangebracht is krachtens het tweede lid van artikel 90a verboden.

Artikel 12, eerste lid, WGW heeft als voorbeeld voor het vijfde lid van artikel 90a gediend. Waar artikel 12, eerste lid, WGW echter de mogelijkheid biedt om voor de daar genoemde bevoegdheden ambtenaren aan te wijzen, is deze aanwijzing in het vijfde lid van artikel 90a meteen al aangebracht. Verder geldt artikel 12, eerste lid, WGW voor alle gevaarlijke werktuigen en beveiligingsmiddelen en is het vijfde lid van artikel 90a alleen van toepassing op drukvaten.

Artikel III

De richtlijn heeft tot doel onder het voorschrijven van een bepaald veiligheidsregime de belemmeringen weg te nemen voor het in de handel brengen van drukvaten. Dit betekent dat de richtlijn van toepassing is op in de lid-staten vervaardigde en op vanuit derde landen ingevoerde vaten, maar niet op in de lid-staten aanwezige reeds in gebruik genomen vaten. Het is aan de lid-staten overgelaten welk veiligheidsregime voor laatstgenoemde vaten zal gelden. Naar het voorbeeld van artikel 16 van het Besluit drukvaten is gekozen voor een ruime overgangsperiode.

Transponeringstabel

RichtlijnMijnreglement
(drukvaten)continentaal plat
190a.1
2.190a.2
2.2*
390a.2
490a.4
5**
6*
7.1 1e al.90a.5
7.1 2e al.*
7.2*
7.390a.5
7.4*
8**
9*
10–15**
1690a.2
17***
18–19*

* Deze bepalingen behoeven geen uitvoering in de nationale wetgeving.

** Niet relevant voor het continentaal plat. Deze bepalingen zijn voor Nederland uitgevoerd in het Besluit drukvaten.

*** Wordt geregeld in de Algemene wet bestuursrecht.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XNoot
1

Stb. 1964, 538, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 februari 1995, Stb. 111.

XNoot
2

Stb. 1983, 83, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 februari 1995, Stb. 111.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven