Besluit van 16 maart 1995, houdende verlenging van de termijn van de tijdelijke uitzonderingssituaties verplichte verzekering Ziekenfondswet en de daarmee samenhangende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfonswet en van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet (Besluit verlenging termijn tijdelijke uitzonderingssituaties verplichte verzekering Ziekenfondswet 1995)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 januari 1995, VMP/VVU-943305, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 16, vijfde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen en artikel 3, eerste lid, onder b, en negende lid, van de Ziekenfondswet;

Gezien het advies van de Ziekenfondsraad (advies van 26 mei 1994, VERZ/15046/94);

De Raad van State gehoord (advies van 20 februari 1995, W13.95.0013);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 maart 1995, VMP/VVU-95738, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De in artikel 16, tweede, derde en vierde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen genoemde termijn van drie jaren, te rekenen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van die wet, wordt met negen jaren verlengd.

Artikel 2

De verlenging, bedoeld in artikel 1, geldt niet voor de groep van personen, die met toepassing van het bepaalde bij en krachtens artikel 16, vierde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen tot 1 april 1995 overeenkomstig hun wens niet verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet en die binnen vier maanden na die datum aan een ziekenfonds, werkend in de gemeente of in het deel van de gemeente waar zij wonen, dan wel aan het in het Besluit aanwijzing ziekenfondsen Ziekenfondswet 1980 voor de daarbedoelde personen aangewezen ziekenfonds te kennen geven vanaf 1 april 1995 niet langer gebruik te willen maken van de in voormeld wetsartikel geboden mogelijkheid om niet verzekerd te zijn ingevolge de Ziekenfondswet.

Artikel 3

In artikel 2 van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. in het achtste lid wordt «negen» vervangen door: twaalf;

2. in het negende lid wordt «negen» vervangen door: twaalf;

3. in het tiende lid wordt «negen» vervangen door: twaalf;

4. in het elfde lid, eerste volzin, wordt «negen» vervangen door: twaalf.

Artikel 4

Degenen die met toepassing van het bepaalde bij en krachtens artikel 2, elfde lid, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet tot 1 april 1995 overeenkomstig hun wens niet verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet en die binnen vier maanden na die datum aan een ziekenfonds, werkend in de gemeente of in het deel van de gemeente waar zij wonen, dan wel aan het in het Besluit aanwijzing ziekenfondsen Ziekenfondswet 1980 voor de daarbedoelde personen aangewezen ziekenfonds te kennen geven vanaf 1 april 1995 niet langer gebruik te willen maken van de in voormeld artikel geboden mogelijkheid om niet verzekerd te zijn ingevolge de Ziekenfondswet, zijn vanaf voormeld tijdstip niet langer van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet uitgezonderd.

Artikel 5

In artikel 2, vierde lid, van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet2 wordt «1 april 1995» vervangen door: 1 april 1998.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 31 maart 1995.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlenging termijn tijdelijke uitzonderingssituaties verplichte verzekering Ziekenfondswet 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 maart 1995

Beatrix

De Minister van Volkgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de dertigste maart 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de totstandkoming van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekering (WTZ) heeft de wetgever bij de uitbreiding van de personele werkingssfeer van de Ziekenfondswet enkele categorieën van personen aangewezen die van rechtswege zijn uitgezonderd van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet dan wel die, indien zij daartoe de wens te kennen geven, ontheffing kunnen verkrijgen van de verplichte ziekenfondsverzekering. Deze uitzonderings- c.q. ontheffingssituaties zijn gebonden aan een termijn, te weten gedurende drie jaren, te rekenen vanaf het tijdstip van de WTZ (1 april 1986).

Bij het Besluit verlenging termijn tijdelijke uitzonderingssituaties verplichte verzekering Ziekenfondswet, van 20 mei 1989, werd voor de categorieën van personen de termijn waarin zij tijdelijk waren uitgezonderd van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet, verlengd tot 1 april 1992. Bij het Besluit verlenging tijdelijke uitzonderingssituaties verplichte verzekering Ziekenfonswet 1992, van 19 december 1991, werd de termijn voor die categorieën verlengd tot 1 april 1995.

Het betreft categorieën van personen, genoemd in artikel 16, tweede, derde en vierde lid, van de WTZ, in artikel 2, achtste, negende, tiende en elfde lid, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet en in artikel 2, vierde lid, van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet.

Tevens werden op grond van die besluiten personen die aanvankelijk de wens te kennen hadden gegeven gebruik te maken van de mogelijkheid om tijdelijk van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet uitgezonderd te worden, gedurende een periode van vier maanden in de gelegenheid gesteld op hun keuze terug te komen, waarna de ziekenfondsverzekering alsnog op deze personen van toepassing werd.

Aan de verlengingen lag telkens de motivering ten grondslag dat binnen die termijn de voorgenomen stelwijziging ziektekostenverzekering zou zijn voltooid en dat er in afwachting daarvan geen grote verschuiving van categorieën van verzekerden tussen de verschillende verzekeringssegmenten plaast zou moeten vinden.

In Bijlage 1 van het Regeerakkoord (Kamerstukken II 1993/94, 23 715, nr. 11, blz. 38) staat vermeld dat de systematiek van de Ziekenfondswet en de particuliere verzekeringen gedurende deze kabinetsperiode blijft gehandhaafd. Gezien deze omstandigheid is de vraag gerezen of het tijdelijke karakter van de uitzonderings- c.q. ontheffingssituaties gecontinueerd moet worden, met andere woorden of ermee moet worden voortgegaan om telkens opnieuw een drie jaar durende uitzonderings- c.q. ontheffingsgrond in de wet- en regelgeving op te nemen.

In dat licht zijn verschillende opties bezien.

De eerste optie was de mogelijkheid van uitzonderings- c.q. ontheffingssituaties op te heffen. Daarbij diende dan te worden bezien of een overgangsmaatregel moest worden gecreëerd voor personen die thans gebruik maken van de mogelijkheid. Zo'n overgangsregeling zou hebben kunnen bestaan uit een éénmalige keuzemogelijkheid om wel of niet van de Ziekenfondswet uitgezonderd dan wel ontheven te zijn.

De tweede optie was de tijdelijke aard van de mogelijkheid van uitzonderings- c.q. ontheffingssituaties te laten vervallen. Daarmee zou de huidige mogelijkheid voor bepaalde categorieën van verzekerden om op hun verzoek van de ziekenfondsverzekering te worden vrijgesteld permanent wordt gemaakt. En niet telkens te hoeven te worden verlengd.

Een derde optie was de thans uiteenlopende criteria waarbij men voor uitzondering c.q. ontheffing in aanmerking komt (waaronder soms wel, soms niet een inkomenseis) gelijk te trekken. Dit mede met het oog op de administratieve eenvoud voor de uitvoeringsorganisatie.

Tenslotte is bezien of de bestaande uitzonderings- c.q. ontheffingsmogelijkheden dienen te worden uitgebreid voor vergelijkbare categorieën van personen.

Desgevraagd adviseerde de Ziekenfondsraad (advies van 26 mei 1994, VERZ/15046/94) de uitzonderings- c.q. ontheffingssituaties van permanent karakter te voorzien en waar mogelijk de criteria te uniformeren om daarmee de uitzonderings- c.q. ontheffingsmogelijkheden voor alle categorieën van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet van toepassing te kunnen laten zijn. De gevolgen die het overnemen van het advies met zich zouden kunnen brengen vergen een zorgvuldigde voorbereiding, afweging en besluitvorming. Bovendien betekent het eventueel opvolgen ven het advies dat de Ziekenfondswet en de WTZ moeten worden gewijzigd. Omdat de besluitvorming en de eventueel te treffen maatregelen niet voor de thans geledende expiratiedatum van 1 april 1995 kuunen zijn afgerond is, overeenkomstig het hierover op 26 mei 1994 door de Ziekenfondsraad uitgebrachte advies, besloten de duur van de tijdelijke uitzonderings- c.q. ontheffingssituaties nogmaals met drie jaren te verlengen, tot 1 april 1998. Het onderhavige besluit strekt daartoe.

Ook dit besluit kent, evenals bij de voorgaande besluiten tot verlenging, een «spijtoptantenregeling»: personen die destijds te kennen hebben gegeven gebruik te maken van de mogelijkheid om tijdelijk van de verplichte verzekering ingevolge de Ziekenfondswet uitgezonderd te worden, worden vanaf 1 april 1995 gedurende vier maanden in de gelegenheid gesteld om op bedoelde keuze terug te komen, in welk geval de ziekenfondsverzekering vanaf die datum alsnog op hen van toepassing zal zijn (Artikel 2 en Artikel 4).

Met name de mogelijk dat personen terugkomen op hun eerder geuite wens om niet verzekerd te worden ingevolge de Ziekenfondswet kan extra werk voor het personeel van de ziekenfondsen met zich brengen. Gelet op het feit dat bij de eerdere verlenging in 1989 en 1992 eenzelfde mogelijkheid is geboden, waarvan de onderhavige categorieën van personen gebruik hebben kunnen maken, wordt dat aanvaardbaar geacht.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1987, 227, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 december 1994, Stb. 912.

XNoot
2

Stb. 1986, 694, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 juli 1994, Stb. 535.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven