Besluit van 6 maart 1995, houdende wijziging van het Besluit bestrijding schadelijke organismen in verband met een verruiming van de mogelijkheden op te treden bij het vermoeden van besmetting

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 25 augustus 1994, No. J. 9413431, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Plantenziektenwet;

Gezien de adviezen van het Landbouwschap en het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodukten;

De Raad van State gehoord (advies van 21 november 1994, No. W11.94.0543);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 24 februari 1995, No. J. 9418974, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bestrijding schadelijke organismen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, aanhef, wordt tussen de woorden «andere voorwerpen die» en «zijn of worden gebruikt» gevoegd het woord: kunnen.

B

In artikel 9 wordt het woord «daarvoor» vervangen door het woord: daardoor.

C

In artikel 11, aanhef, wordt tussen de woorden «andere voorwerpen die» en «zijn of worden gebruikt» gevoegd het woord: kunnen.

D

Artikel 17, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Indien in een gebied, op een terrein of in een ruimte de aanwezigheid van een door Onze Minister aangewezen schadelijk organisme is aangetoond of wordt vermoed, kan Onze Minister met betrekking tot dat gebied, dat terrein of die ruimte regels stellen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Plantenziektenwet.

ARTIKEL II

Het Besluit bestrijding ringrot 1981 wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 maart 1995

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de dertigste maart 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Het Besluit bestrijding schadelijke organismen biedt de mogelijkheid om maatregelen te nemen ter voorkoming en bestrijding van schadelijke organismen op planten, plantaardige produkten, (aanhangende) grond en gereedschappen, die met de planten of de grond in aanraking zijn geweest, alsmede maatregelen met betrekking tot de terreinen of ruimten, waarin deze planten zich bevinden of bevonden hebben.

De onderhavige wijziging geeft een verruiming van de mogelijkheden om op te treden bij het vermoeden van de aanwezigheid van schadelijke organismen. Het thans bestaande artikel 17 stelt, dat een vermoeden altijd gebaseerd moet zijn op de aantasting van planten, welke zich op een bepaald terrein of in een ruimte bevinden of bevonden hebben. In de praktijk kunnen ook andere situaties aanleiding geven tot een vermoeden van de aanwezigheid van een schadelijk organisme. Zo kunnen er sterke vermoedens zijn dat een perceel, gelegen naast een perceel waarop een met een zeer besmettelijk organisme aangetaste plant is aangetroffen, eveneens besmet is, ook al is op dat betreffende terrein nog geen aangetaste plant aangetroffen. Datzelfde geldt voor een perceel, waarop gebruik gemaakt is van landbouwmachines, die daarvóór gebruikt zijn op een perceel, waar een aantasting is geconstateerd. Ook een dergelijk perceel kan vermoed worden te zijn besmet met een schadelijk organisme. Door de herformulering van artikel 17 ontvallen de woorden «op grond van de aantasting van planten, welke zich op dat terrein of in die ruimte bevinden of hebben bevonden» en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de teelt, ook als er (nog) geen aantasting is. Op deze wijze worden de lasten van de maatregelen voor de telers beperkt. Als in een vroegtijdig stadium wordt ingegrepen, worden er minder bedrijven met maatregelen geconfronteerd dan in een later stadium en kunnen de maatregelen minder ingrijpend van karakter zijn.

Voorts beoogt deze wijziging het stellen van regels met betrekking tot de teelt mogelijk te maken. De bestaande tekst kent alleen de mogelijkheid de teelt te verbieden. In sommige situaties kunnen risico's echter voldoende worden ingeperkt door regels te stellen aan de teelt. Het opleggen van een verbod zou dan een te zware maatregel zijn. Verder kunnen er op basis van deze gewijzigde tekst maatregelen worden genomen met betrekking tot een gebied, waar zich een of meerdere (vermoedelijke) besmettingen bevinden en niet alleen met betrekking tot een terrein of een ruimte. Dit kan van belang zijn bij schadelijke organismen, die zich over grotere afstand verspreiden, dan wel zich zouden kunnen verspreiden. Dit is tevens van belang om richtlijn nr. 93/85/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van ringrot (PbEG L 259), die in bepaalde situaties het opleggen van maatregelen in een gebied voorschrijft, adequaat ten uitvoer te leggen. De maatregelen, waaraan zou kunnen worden gedacht, zijn het verwijderen van in de grond achtergebleven planten, het reinigen van machines of opslagplaatsen of het stellen van eisen met betrekking tot de bestemming van het produkt.

Teneinde elkaar overlappende regelgeving te voorkomen wordt het Besluit bestrijding ringrot ingetrokken. De specifiek op ringrot van toepassing zijnde maatregelen zullen in een regeling bestrijding ringrot worden neergelegd op grond van het onderhavige gewijzigde besluit. Voor het overige kunnen alle maatregelen, noodzakelijk ter bestrijding van deze ziekte, op grond van het Besluit bestrijding schadelijke organismen zelf worden genomen. Dit geldt ook voor de eisen, die de hierboven genoemde richtlijn nr. 93/85/EEG stelt.

De wijzigingen in de artikelen 5 en 11 hebben tot doel ook maatregelen te kunnen nemen in situaties, waarin onzekerheid bestaat over de vraag of de ruimten en voorwerpen, genoemd in deze artikelen, gebruikt zijn voor (vermoedelijk) besmette partijen of grond.

De wijziging in artikel 9 is uitsluitend van redactionele aard.

Het Landbouwschap stemt in met de wijziging van het besluit. Op het verzoek zorgvuldigheid te betrachten bij het opleggen van maatregelen kan ik meedelen, dat dit altijd uitgangspunt is bij het nemen van maatregelen. Tevens pleit het Landbouwschap voor een financiële voorziening voor telers, die schade oplopen door de genomen maatregelen. Ten aanzien van dit punt merk ik op, dat het verkrijgen van een vergoeding voor schade, ontstaan als gevolg van administratieve maatregelen op grond van de Plantenziektenwet, slechts beperkt mogelijk is, hetgeen blijkt uit artikel 4 van deze wet.

Het Hoofdproduktschap Akkerbouwprodukten zag in het voorgelegde ontwerp van het besluit geen aanleiding tot het geven van commentaar.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1992, 31, gewijzigd bij besluit van 15 januari 1993, Stb. 181.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vijfde lid jo. vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven