Besluit van 13 maart 1995, houdende regels in het belang van de hygiëne, de gezondheid en de veiligheid met betrekking tot kampeerterreinen (Besluit hygiëne, gezondheid en veiligheid kampeerterreinen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 december 1994, nr. MJZ 28d94010, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 17 van de Wet op de openluchtrecreatie;

De Raad van State gehoord (advies van 1 maart 1995, nr. W08.95.0001);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 maart 1995, nr. MJZ 09395034, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet op de openluchtrecreatie;

b. houder: houder van een vergunning, vrijstelling of ontheffing;

c. vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet;

d. drinkwater: water bestemd of mede bestemd tot drinkwater voor menselijk gebruik.

HOOFDSTUK II. KAMPEERTERREINEN MET VERGUNNING

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 2

Ten aanzien van een kampeerterrein voor het houden waarvan een vergunning is vereist, moet de houder voldoen aan de in dit hoofdstuk gegeven voorschriften.

Paragraaf 2. Drinkwater

Artikel 3

  • 1. Er is een voorziening voor het verstrekken van drinkwater die voldoet aan de door het Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties, NEN 1006, 5e druk, 1981.

  • 2. Het drinkwater voldoet aan de eisen van het Waterleidingbesluit.

Artikel 4

  • 1. De in artikel 3 bedoelde voorziening is, tenzij gebruik is gemaakt van de in artikel 5 gegeven bevoegdheid, aangesloten op het distributienet van de openbare waterleiding.

  • 2. De houder laat het drinkwater ten minste eenmaal in twee jaar aan het einde van het distributienet van het kampeerterrein door een laboratorium onderzoeken op het aantal thermotolerante bacteriën van de coligroep en het aantal bij 22°C kweekbare kiemen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen indien een ernstig vermoeden bestaat dat het drinkwater niet voldoet aan de eisen van het Waterleidingbesluit, na overleg met de inspecteur, verlangen dat:

    a. het drinkwater op andere parameters wordt onderzocht dan in het tweede lid zijn aangegeven;

    b. het drinkwater vaker wordt onderzocht op de in het tweede lid genoemde parameters dan in dat lid is aangegeven.

Artikel 5

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de vergunning, na overleg met de inspecteur, bepalen dat door de houder voor de toevoer van water aan de in artikel 3 bedoelde voorziening water onttrokken mag worden aan de bodem.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen dit slechts bepalen indien:

    a. degene die de vergunning heeft aangevraagd, de resultaten heeft overgelegd van een onderzoek van dit water door een laboratorium op het aantal thermotolerante bacteriën van de coligroep, op het aantal faecale streptococcen en op de hoeveelheid ammonium;

    b. uit die resultaten gebleken is dat de waarden ten aanzien van deze parameters, gesteld in de bij het Waterleidingbesluit behorende bijlage A, niet zijn overschreden.

  • 3. De houder laat, voordat hij de drinkwatervoorziening in gebruik neemt, het drinkwater dat in het distributienet van het kampeerterrein wordt gebracht door een laboratorium onderzoeken op de volgende parameters:

    a. thermotolerante bacteriën van de coligroep;

    b. faecale streptococcen;

    c. kleurintensiteit;

    d. troebelingsgraad;

    e. geurverdunningsfactor;

    f. smaakverdunningsfactor;

    g. temperatuur;

    h. zuurgraad;

    i. ammonium;

    j. nitriet;

    k. nitraat;

    l. ijzer;

    m. mangaan;

    n. minerale olie;

    o. agressiviteit;

    p. geleidingsvermogen voor elektriciteit;

    q. gehalogeneerde koolwaterstoffen, geen pesticiden zijnde;

    r. het aantal bij 22°C kweekbare kiemen.

  • 4. De houder laat in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober het drinkwater dat in het distributienet van het kampeerterrein wordt gebracht ten minste eenmaal door een laboratorium onderzoeken op de in het derde lid onder a, b, g, h, i, j, k, p en r genoemde parameters. Hij laat ten minste eenmaal in twee jaar het drinkwater tevens aan het einde van het distributienet van het kampeerterrein door een laboratorium onderzoeken op het aantal thermotolerante bacteriën van de coligroep en het aantal bij 22°C kweekbare kiemen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen, indien een ernstig vermoeden bestaat dat het drinkwater niet voldoet aan de eisen van het Waterleidingbesluit, na overleg met de inspecteur, verlangen dat:

    a. het drinkwater op andere parameters wordt onderzocht dan in het tweede, derde en vierde lid zijn aangegeven;

    b. het drinkwater vaker wordt onderzocht op de in het vierde lid bedoelde parameters dan in dat lid is aangegeven.

  • 6. Zij kunnen tevens, indien de resultaten van de in het tweede, derde, vierde en vijfde lid bedoelde onderzoekingen daartoe aanleiding geven, ook na het verlenen van de vergunning bepalen dat de houder alsnog moet voldoen aan het voorschrift gegeven in artikel 4.

Artikel 6

  • 1. Indien uit de onderzoekingen bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, en artikel 5, derde, vierde en vijfde lid, blijkt dat het drinkwater niet voldoet aan de eisen van het Waterleidingbesluit stelt de houder de inspecteur hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

  • 2. In een geval als bedoeld in het eerste lid neemt de houder, na overleg met burgemeester en wethouders en de inspecteur, die maatregelen die bewerkstelligen dat het drinkwater hieraan weer voldoet.

  • 3. De resultaten van de onderzoekingen bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, en artikel 5, derde, vierde en vijfde lid, worden schriftelijk vastgelegd en gedurende twee jaar door de houder bewaard.

Paragraaf 3. Toiletten

Artikel 7

  • 1. Er zijn toiletten die zijn voorzien van waterspoeling.

  • 2. Het aantal bedraagt:

    a. bij een aantal van ten hoogste 100 toe te laten kampeerders: telkens ten minste een voor elke 25 kampeerders of een gedeelte van dat aantal;

    b. bij een aantal van meer dan 100 toe te laten kampeerders: telkens ten minste een meer voor elke 35 kampeerders of een gedeelte van dat aantal meer.

  • 3. Van het op grond van het tweede lid vastgestelde aantal toiletten mag ten hoogste een vierde gedeelte vervangen worden door urinoirs.

  • 4. Voor het berekenen van het vereiste aantal toiletten wordt bij het bepalen van het aantal kampeerders geen rekening gehouden met kampeerders die gebruik maken van een kampeermiddel of een zomerhuis, dat is voorzien van een toilet dat is aangesloten op een voorziening als bedoeld in artikel 13.

Artikel 8

Burgemeester en wethouders kunnen, na overleg met de inspecteur, bepalen dat in afwijking van artikel 7 toiletten niet behoeven te zijn voorzien van waterspoeling, indien dat naar hun oordeel in verband met de aard van het kampeerterrein en het aantal toe te laten kampeerders niet noodzakelijk is.

Artikel 9

Indien het gebruik van chemische toiletten is toegestaan, is er ten minste een deugdelijke voorziening voor het ledigen van die toiletten.

Paragraaf 4. Tappunten en wasgelegenheid

Artikel 10

  • 1. Er zijn wasbakken die zijn geplaatst in een daarvoor bestemde ruimte.

  • 2. Boven de wasbakken zijn tappunten.

  • 3. Het aantal tappunten bedraagt:

    a. bij een aantal van ten hoogste 100 toe te laten kampeerders: telkens ten minste een voor elke 25 kampeerders of een gedeelte van dat aantal;

    b. bij een aantal van meer dan 100 toe te laten kampeerders: telkens ten minste een meer voor elke 35 kampeerders of een gedeelte van dat aantal.

  • 4. Artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

  • 1. Er zijn, naast de in artikel 10 bedoelde tappunten, afzonderlijke tappunten die zijn geplaatst op een hoogte van ten minste 45 cm en ten hoogste 100 cm.

  • 2. Het aantal bedraagt:

    a. bij een aantal van ten hoogste 20 toe te laten kampeerders: ten minste een;

    b. bij een aantal van meer dan 20 en ten hoogste 100 toe te laten kampeerders: ten minste twee;

    c. bij een aantal van meer dan 100 toe te laten kampeerders: telkens ten minste een meer voor elke 100 kampeerders of gedeelte van dat aantal meer.

  • 3. Artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, na overleg met de inspecteur, bepalen dat er douches zijn, die zijn geplaatst in een daarvoor bestemde ruimte, indien dat naar hun oordeel in verband met de aard van het kampeerterrein en het aantal toe te laten kampeerders noodzakelijk is.

  • 2. Het aantal bedraagt:

    a. bij een aantal van ten hoogste 100 toe te laten kampeerders: ten minste een;

    b. bij een aantal van meer dan 100 en ten hoogste 200 toe te laten kampeerders: ten minste twee;

    c. bij een aantal van meer dan 200 toe te laten kampeerders: telkens ten minste een meer voor elke 100 kampeerders of een gedeelte van dat aantal meer.

  • 3. Artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 5. Afvalwater

Artikel 13

  • 1. Er is een voorziening voor het opvangen en afvoeren van afvalwater, waarop in ieder geval de toiletten, wasbakken en douches zijn aangesloten.

  • 2. Onder tappunten als bedoeld in artikel 11, is een voorziening voor het opvangen en afvoeren van afvalwater.

HOOFDSTUK III. KAMPEERTERREINEN MET EEN VRIJSTELLING OF ONTHEFFING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE WET

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 14

Ten aanzien van een kampeerterrein, waarvoor een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de wet is verleend, moet de houder voldoen aan de in dit hoofdstuk gegeven voorschriften.

Paragraaf 2. Drinkwater

Artikel 15

  • 1. Er zijn tappunten voor het verstrekken van drinkwater, die zijn aangesloten op het distributienet van de openbare waterleiding of op een andere deugdelijke voorziening.

  • 2. Het aantal bedraagt:

    a. bij een aantal van ten hoogste vijf toe te laten kampeermiddelen: ten minste een;

    b. bij een aantal van meer dan vijf toe te laten kampeermiddelen: ten minste twee.

  • 3. Indien de tappunten niet zijn aangesloten op het distributienet van de openbare waterleiding, zijn de artikelen 3, tweede lid, 5, vierde lid, tweede volzin, en vijfde lid, en 6, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3. Toiletten

Artikel 16

  • 1. Er zijn toiletten voorzien van waterspoeling.

  • 2. Het aantal bedraagt:

    a. bij een aantal van ten hoogste vijf toe te laten kampeermiddelen: ten minste een;

    b. bij een aantal van meer dan vijf toe te laten kampeermiddelen: ten minste twee.

  • 3. Indien het gebruik van chemische toiletten is toegestaan, is er ten minste een deugdelijke voorziening voor het ledigen van die toiletten.

HOOFDSTUK IV. KAMPEERTERREINEN MET EEN VRIJSTELLING OF ONTHEFFING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, TWEEDE LID, ONDERDEEL B OF C, VAN DE WET

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 17

Ten aanzien van een kampeerterrein, waarvoor een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b of c, van de wet is verleend, moet de houder voldoen aan de in dit hoofdstuk gegeven voorschriften.

Paragraaf 2. Drinkwater

Artikel 18

  • 1. Het drinkwater dat ter beschikking wordt gesteld, voldoet aan de eisen van het Waterleidingbesluit.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, na overleg met de inspecteur, verlangen dat het drinkwater wordt onderzocht op de parameters, door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen, ten aanzien waarvan zij het ernstige vermoeden hebben dat deze niet voldoen aan de eisen van het Waterleidingbesluit.

Paragraaf 3. Toiletten

Artikel 19

  • 1. Er is ten minste een toiletvoorziening voor elke 35 kampeerders of een gedeelte van dat aantal.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde toiletvoorziening een chemisch toilet is of indien het gebruik van chemische toiletten is toegestaan, is er ten minste een deugdelijke voorziening voor het ledigen van die toiletten.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de aard van de in het eerste lid bedoelde toiletvoorzieningen bepalen.

Paragraaf 4. Afvalwater

Artikel 20

Indien er toiletten, wasbakken en douches zijn, is er een voorziening voor het opvangen en afvoeren van afvalwater, waarop deze toiletten, wasbakken en douches zijn aangesloten. Indien er tappunten zijn die niet zijn aangebracht boven wasbakken, is er een voorziening voor het opvangen en afvoeren van afvalwater.

HOOFDSTUK V. OVERIGE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

De houder draagt er zorg voor dat op een duidelijk zichtbare plaats een lijst hangt, waarop de juiste adressen en telefoonnummers van een dienstdoende huisarts en centrale post ambulancevervoer, alsook van de brandweer en de politie duidelijk leesbaar zijn aangegeven. Daarbij wordt op duidelijke wijze aangegeven waar zich een telefoon bevindt, waarvan de kampeerders gebruik kunnen maken.

Artikel 22

  • 1. De houder draagt er zorg voor dat op het kampeerterrein aanwezige voorzieningen, als in dit besluit voorgeschreven, deugdelijk functioneren.

  • 2. De houder draagt er zorg voor dat het kampeerterrein en de voorzieningen daarop in voldoende staat van onderhoud en reinheid verkeren.

Artikel 23

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit hygiëne, gezondheid en veiligheid kampeerterreinen.

Artikel 24

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de hoofdstukken III tot en met XIII van de Wet op de openluchtrecreatie in werking treden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 maart 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de zestiende maart 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 25 maart 1994 is de Wet op de openluchtrecreatie (hierna te noemen: de wet) vastgesteld (Stb. 1994, 300). Deze wet dient mede ter vervanging van de Wet van 14 mei 1981, houdende regelen met betrekking tot kampeerplaatsen (Kampeerwet). De hoofdstukken I en II van de wet zijn op 9 juli 1994 in werking getreden. De overige hoofdstukken treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen datum.

In artikel 17 van de wet is bepaald dat in het belang van de hygiëne, gezondheid en veiligheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot kampeerterreinen en jachthavens regels worden gesteld. Voor wat betreft kampeerterreinen dient het Besluit hygiëne, gezondheid en veiligheid kampeerterreinen (hierna te noemen: het besluit) daartoe. Een algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de hygiëne, gezondheid en veiligheid in jachthavens zal op een later moment tot stand worden gebracht.

De inhoud van het besluit is vrijwel identiek aan de inhoud van het op de Kampeerwet gebaseerde Besluit hygiëne en gezondheid kampeerplaatsen. In artikel 41 van de wet is bepaald dat de Kampeerwet wordt ingetrokken op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Omdat op dat moment de grondslag aan het Besluit hygiëne en gezondheid kampeerplaatsen komt te vervallen, is het noodzakelijk een nieuw besluit op basis van artikel 17 van de wet vast te stellen. Tot dat moment is het Besluit hygiëne en gezondheid kampeerplaatsen van toepassing. De wijzigingen ten opzichte van het Besluit hygiëne en gezondheid kampeerplaatsen beperken zich tot aanpassingen aan de structuur en terminologie van de wet en zijn daarmee louter technisch van aard. Dat geldt ook voor de toevoeging van het element «veiligheid». Artikel 17 van de wet schrijft regeling ten aanzien daarvan voor. Het element is opgenomen in het opschrift en de citeertitel van het besluit. Het besluit bevat, met name in de artikelen 21 en 22, voorschriften die mede de veiligheid betreffen. Onderzocht zal worden of het wenselijk is op termijn nog aanvullende regels met betrekking tot de veiligheid van kampeerterreinen op te nemen. Voorts zijn enkele redactionele verbeteringen aangebracht en is het besluit aangepast in verband met de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Ten gevolge van de andere systematiek van de Wet op de openluchtrecreatie wijkt de werkingssfeer van het onderhavige besluit in enkele opzichten af van het op de Kampeerwet gebaseerde besluit. Zo is dit besluit niet van toepassing op zomerhuizen. Dit houdt verband met het feit dat, anders dan in de Kampeerwet, bouwwerken waarin recreatief nachtverblijf wordt gehouden, niet automatisch onder de reikwijdte van de wet vallen. Wel bestaat de mogelijkheid om hoofdstuk IV van de wet op dergelijke bouwwerken van overeenkomstige toepassing te verklaren. Nog nader zal worden bezien of er aanleiding bestaat om van deze mogelijkheid gebruik te maken. In het Bouwbesluit zijn ten aanzien van logiesverblijven (waartoe zomerhuizen kunnen worden gerekend) voorschriften opgenomen die de aspecten gezondheid, veiligheid en bruikbaarheid betreffen en die in sommige opzichten verder gaan dan de huidige regeling op grond van de Kampeerwet.

Voorts wijken de mogelijkheden om vrijstelling en ontheffing te verlenen in de Wet op de openluchtrecreatie in sommige opzichten af van de vrijstellingsmogelijkheden op grond van de Kampeerwet. Daardoor kan de aard en de omvang van de gevallen waarop de hoofdstukken III en IV van dit besluit betrekking hebben verschillen van de huidige regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Waar het besluit geen inhoudelijke wijzigingen van het Besluit hygiëne en gezondheid kampeerplaatsen bevat, is de inhoud van de artikelen niet opnieuw toegelicht, maar wordt volstaan met verwijzing naar de toelichting op de overeenkomstige bepalingen van het laatstgenoemde besluit.

De artikelen 1, 2, 4, 5, 8, 12, 14, 17, en 22

In deze artikelen en waar nodig in de opschriften van de hoofdstukken waartoe zij behoren, zijn de verwijzingen naar de Kampeerwet aangepast aan de wet en is het woord «kampeerplaats» of «kampeerplaatsen» vervangen door «kampeerterrein» respectievelijk «kampeerterreinen».

Artikel 3

De NEN-norm waarnaar in het eerste lid wordt verwezen, is verkrijgbaar bij het Nederlands Normalisatie Instituut te Delft.

Artikel 5

Hoewel de wet in tegenstelling tot de Kampeerwet geen kampeerseizoen kent, is in artikel 5, vierde lid, de periode van 15 maart tot en met 31 oktober gehandhaafd. De bedoeling van dit artikellid is dat de houder het drinkwater dat in het distributienet van het kampeerterrein wordt gebracht ten minste eenmaal door een laboratorium laat onderzoeken overeenkomstig de voorschriften van dit artikel in de periode dat er wordt gekampeerd. Dit laatste zal in de genoemde periode vrijwel zeker het geval zijn. Daarom is de periode in de bepaling gehandhaafd.

De artikelen 13 en 20

In deze artikelen en de opschriften van de paragrafen waartoe zijn behoren, is de term «vloeibare afvalstoffen» vervangen door de inmiddels meer gangbare term «afvalwater».

De artikelen 15 en 16

De redactie van deze artikelen is aangepast in verband met het gewijzigde vrijstellings- en ontheffingssysteem in de wet.

Artikel 21

Omdat de onderhavige bepaling inzake de veiligheid zowel geldt voor kampeerterreinen met vergunning, als voor kampeerterreinen met een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de wet, en voor kampeerterreinen met een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b of c, van de wet, is deze in hoofdstuk V geplaatst. De bepaling wordt dus niet meer in elk hoofdstuk opnieuw van toepassing verklaard, zoals in het Besluit hygiëne en gezondheid kampeerplaatsen het geval was.

Artikel 24

Het besluit treedt in werking op het tijdstip dat de hoofdstukken III tot en met XIII van de wet in werking treden en het Besluit hygiëne en gezondheid kampeerplaatsen ten gevolge van de intrekking van de Kampeerwet vervalt.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, vierde lid jo derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Naar boven