Besluit van 7 maart 1995, houdende de inwerkingtreding van de Wet van 21 december 1994 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering (herziening bepalingen inzake gevallen waarin en gronden waarop voorlopige hechtenis kan worden toegepast), Stb. 1995, 31

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 28 februari 1995, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 479822/95/6;

Gelet op artikel II van de Wet van 21 december 1994 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering (herziening bepalingen inzake gevallen waarin en gronden waarop voorlopige hechtenis kan worden toegepast), Stb. 1995, 31;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 21 december 1994 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering (herziening bepalingen inzake gevallen waarin en gronden waarop voorlopige hechtenis kan worden toegepast), Stb. 1995, 31, treedt met ingang van 1 april 1995 in werking.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 maart 1995

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de zestiende maart 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven