Besluit van 20 februari 1995, houdende vaststelling van het Besluit wijziging toelatingsvoorschriften bestrijdingsmiddelen (Besluit wijziging toelatingsvoorschriften bestrijdingsmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 21 november 1994, nr. J. 9417911, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op richtlijn, nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230) en op artikel 5, vijfde lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

Gezien het advies van de Bestrijdingsmiddelencommissie;

De Raad van State gehoord (advies van 23 januari 1995, no. W11.94.0721);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 3 februari 1995, nr. J. 9555, Directie Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder «wet» verstaan: Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

Artikel 2

  • 1. De in artikel 5, vijfde lid, van de wet bedoelde gevallen doen zich voor indien:

    a. aanwijzingen bestaan dat niet langer wordt voldaan aan de eisen, gesteld bij of krachtens de artikelen 3 en 3a van de wet;

    b. blijkt dat op grond van de nieuwe ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis de wijze van gebruik en de gebruikte hoeveelheden kunnen worden gewijzigd, of

    c. zulks noodzakelijk is ter uitvoering van een communautaire maatregel.

  • 2. De toelating kan zo nodig worden verlengd voor de periode die nodig is om de wijziging af te handelen.

Artikel 3

Indien artikel 1, onderdeel H, onder 3, van het bij koninklijke boodschap van 1 juni 1993 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Kamerstukken II 1992/93, 23 177, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven en in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit wijziging toelatingsvoorschriften bestrijdingsmiddelen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 februari 1995

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de achtentwintigste februari 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Het onderhavige op artikel 5, vijfde lid, van de wet, zoals deze luidt na inwerkingtreding van wetsvoorstel 23 177, gebaseerde besluit strekt tot implementatie van artikel 4, vijfde en zesde lid, onderdeel c, van richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230).

Artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bepaalt dat een toelating te allen tijde kan worden herzien indien niet langer wordt voldaan aan de toelatingscriteria. De lid-staat kan daarbij van de toelatinghouder of van degene aan wie uitbreiding van het gebruik is verleend aanvullende informatie verlangen. Voor die periode kan de oorspronkelijke toelating indien nodig verlengd worden.

Artikel 4, zesde lid, onderdeel c, van de richtlijn bepaalt dat een toelating in bepaalde gevallen moet worden gewijzigd. Gelet op de imperatieve formulering van dit artikel, zal de in artikel 5, vijfde lid, van de wet neergelegde discretionaire bevoegdheid in een dergelijk geval in de praktijk niet aan de orde zijn. Dit bekent dat ook het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) bij de uitvoering van haar taken hieraan gebonden zal zijn.

Deze bepalingen van de richtlijn zijn in artikel 2, eerste lid, van het onderhavige besluit geïmplementeerd, met dien verstande dat nationaalrechtelijk in plaats van herziening steeds wordt gesproken van een (ambtshalve) wijziging. Onder de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, genoemde nieuwe ontwikkeling is mede begrepen de aanpassing van toelatingsvoorschriften naar aanleiding van gewijzigde inzichten, onder meer op grond van praktische ervaringen of beleidsontwikkelingen (bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsbescherming). Een en ander vloeit voort uit de wijze waarop is gebruik gemaakt van de wijzigingsmogelijkheid ingevolge artikel 5, vijfde lid, van de wet, zoals dat artikel luidde voor de implementatie van de richtlijn.

Overigens merk ik op dat artikel 10, eerste lid, laatste alinea, van de richtlijn de mogelijkheid biedt om in het kader van een wederzijdse erkenning de eerste toelating in Nederland van een middel afhankelijk te stellen van wijzigingen in de gebruiksvoorwaarden. Een en ander staat los van het onderhavige besluit, aangezien dat uitgaat van reeds toegelaten middelen. Tenslotte zij aangegeven dat de bepalingen van het onderhavige besluit zowel op gewasbeschermingsmiddelen als op niet-landbouwbestrijdingsmiddelen van toepassing zijn.

Het ontwerp heeft de Bestrijdingsmiddelencommissie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen gegeven.

Voor de goede orde zij opgemerkt dat in afwijking van het voor advies voorgelegde ontwerp uit redactioneel oogpunt in artikel 2, onderdeel b, het woord «gebruiksvoorwaarden» is vervangen door «toelatingsvoorschriften».

Voor wat betreft de inwerkingtreding van het onderhavige besluit is voorgenomen om dit te laten plaatsvinden op hetzelfde moment als de inwerkingtreding van het voor de implementatie van richtlijn nr. 91/414/EEG aangepaste artikel 5, vijfde lid, van de wet.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 91/414/EEGBesluit wijziging toelatingsvoorschriften bestrijdingsmiddelen
artikel 4, vijfde lidartikel 2, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid
artikel 4, zesde lid, onderdeel cartikel 2, eerste lid, onderdeel b

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 14 maart 1995, nr. 52.

Naar boven