A. TITEL

Stabilisatie- en Associatie-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds;

Luxemburg, 9 april 2001

B. TEKST

De Nederlandse tekst van de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen is geplaatst in Trb. 2001, 81.

Zie voor correcties van de Nederlandse tekst Trb. 2004, 160.

Zie voor de Nederlandse tekst van het op 7 december 2004 te Brussel bij briefwisseling tot stand gekomen Toetredingsprotocol Trb. 2005, 79.

Zie voor de Nederlandse tekst van het op 22 november 2004 totstandgekomen Protocol, het op 13 december 20051) totstandgekomen Protocol en het op 20 december 2007 totstandgekomen Besluit Trb. 2008, 71.


Op 22 februari 2008 is te Brussel een Protocol bij de Overeenkomst tot stand gekomen in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. De Nederlandse2) tekst van het Protocol3) luidt als volgt:


Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

de Republiek Hongarije,

Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

hierna „de lidstaten” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, en

De Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

hierna „de Gemeenschappen” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie,

enerzijds, en

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds,

Gelet op de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië (hierna „de nieuwe lidstaten” genoemd) tot de Europese Unie en daarmee tot de Gemeenschap op 1 januari 2007,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1. De Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds (hierna „de SAO” genoemd), is op 9 april 2001 te Luxemburg ondertekend bij briefwisseling en is op 1 april 2004 in werking getreden.

  • 2. Het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (hierna „het Toetredingsverdrag” genoemd) is op 25 april 2005 te Luxemburg ondertekend.

  • 3. De Republiek Bulgarije en Roemenië zijn op 1 januari 2007 tot de Europese Unie toegetreden.

  • 4. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de aan het Toetredingsverdrag gehechte Akte wordt de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de SAO geregeld door sluiting van een protocol bij de SAO.

  • 5. Overeenkomstig artikel 35, lid 3, van de SAO is overleg gevoerd tussen de partijen, teneinde de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, als omschreven in deze overeenkomst, in aanmerking te kunnen nemen,

Zijn het volgende overeengekomen:

AFDELING I OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN

Artikel 1

De Republiek Bulgarije en Roemenië worden partij bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, die op 9 april 2001 te Luxemburg is ondertekend, en dienen, op dezelfde wijze als de andere lidstaten, de tekst van de overeenkomst en die van de gemeenschappelijke verklaringen, en de unilaterale verklaringen die aan de op diezelfde datum ondertekende slotakte zijn gehecht goed te keuren dan wel er nota van te nemen.

AANPASSINGEN VAN DE TEKST VAN DE SAO EN DE BIJLAGEN EN PROTOCOLLEN DAARBIJ

AFDELING II LANDBOUWPRODUCTEN
Artikel 2 Landbouwproducten in strikte zin
  • 1. Bijlage IV a) bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij dit protocol.

  • 2. Bijlage IV b) bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij dit protocol.

  • 3. Bijlage IV c) bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage III bij dit protocol.

  • 4. Bijlage IV d) bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage IV bij dit protocol.

Artikel 3 Visserijproducten
  • 1. Artikel 28, lid 2, van de SAO wordt vervangen door de volgende tekst:

    • „2. De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gaat over tot de afschaffing van alle heffingen die een gelijke werking hebben als douanerechten en van de douanerechten van toepassing op de invoer van vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de producten die zijn opgenomen in de bijlagen V b) en V c) van de SAO, waarin de tariefverlagingen voor de daarin opgenomen producten worden vastgelegd.”.

  • 2. De tekst van bijlage V bij dit protocol wordt aan de SAO toegevoegd als bijlage V c).

Artikel 4 Verwerkte landbouwproducten
  • 1. Bijlage II bij protocol 3 bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage VI bij dit protocol.

  • 2. Bijlage III bij protocol 3 bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage VII bij dit protocol.

Artikel 5 Wijnovereenkomst

De leden 1 en 3 van bijlage I (Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen, waarnaar wordt verwezen in artikel 27, lid 4 van de SAO) bij het Aanvullend Protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de SAO om rekening te houden met de uitkomst van de onderhandelingen tussen de partijen over wederzijdse preferentiële concessies voor bepaalde wijnen en gedistilleerde dranken, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van wijnbenamingen en de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van aanduidingen vangedistilleerde dranken en gearomatiseerde dranken wordt vervangen door de tekst van bijlage VIII bij dit protocol.

AFDELING III OORSPRONGSREGELS
Artikel 6

Protocol 4 bij de SAO wordt vervangen door de tekst van bijlage IX bij dit protocol.

OVERGANGSBEPALINGEN

AFDELING IV
Artikel 7 WTO

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zal geen vordering, verzoek of raadpleging doen noch enige concessie krachtens de artikelen XXIV.6 en XXVIII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) 1994 aanpassen of intrekken in verband met deze uitbreiding van de Gemeenschap.

Artikel 8 Bewijs van oorsprong en administratieve samenwerking
  • 1. Bewijzen van oorsprong die op de juiste wijze zijn afgegeven door de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een nieuwe lidstaat in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die tussen hen van toepassing zijn, worden in de respectieve landen aanvaard, op voorwaarde dat:

    • a. de aanvaarding van het bewijs van oorsprong betekent dat een preferentieel tarief wordt gehanteerd overeenkomstig de in de SAO opgenomen preferentiële tariefmaatregelen;

    • b. het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag vóór de datum van toetreding zijn afgegeven;

    • c. het bewijs van oorsprong binnen een periode van vier maanden na de toetreding bij de douaneautoriteiten is ingediend.

    Indien goederen vóór de toetredingsdatum zijn aangegeven voor invoer in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of in een nieuwe lidstaat krachtens in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of die nieuwe lidstaat op dat moment geldende preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen, kunnen nadien krachtens deze overeenkomsten of regelingen afgegeven bewijzen van oorsprong ook worden aanvaard, op voorwaarde dat ze binnen de periode van vier maanden na de toetredingsdatum bij de douaneautoriteiten zijn ingediend.

  • 2. De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de nieuwe lidstaten mogen de vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur” is toegekend in het kader van tussen hen toegepaste preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen handhaven, mits:

    • a. een dergelijke bepaling ook is opgenomen in de vóór de toetredingsdatum gesloten overeenkomst tussen de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Gemeenschap, en

    • b. de toegelaten exporteurs de op grond van die overeenkomst geldende oorsprongsregels toepassen.

    Deze vergunningen moeten uiterlijk één jaar na de datum van toetreding worden vervangen door nieuwe vergunningen die onder de voorwaarden van de SAO zijn afgegeven.

  • 3. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven krachtens de preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen als bedoeld in leden 1 en 2 worden gedurende een periode van drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong aanvaard door de bevoegde douaneautoriteiten van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of de nieuwe lidstaten, en kunnen gedurende een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong nog worden gedaan door die autoriteiten ter rechtvaardiging van een invoeraangifte.

Artikel 9 Goederen in doorvoer
  • 1. De bepalingen van de SAO kunnen worden toegepast op goederen die worden uitgevoerd uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar een van de nieuwe lidstaten of van een van de nieuwe lidstaten naar de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, die voldoen aan de voorwaarden van protocol 4 bij de SAO en die op de toetredingsdatum en route dan wel in tijdelijke opslag zijn in een douane-entrepot of een vrije zone in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of in die nieuwe lidstaat.

  • 2. In dergelijke gevallen mag preferentiële behandeling worden verleend, mits binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt ingediend dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING V
Artikel 10

Dit protocol en de bijbehorende bijlagen vormen een integrerend onderdeel van de SAO.

Artikel 11
  • 1. Dit protocol wordt goedgekeurd door de Gemeenschap, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië volgens hun eigen procedures.

  • 2. De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de in lid 1 bedoelde procedures. De akten van goedkeuring worden nedergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 12
  • 1. Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum waarop de laatste akte van goedkeuring is nedergelegd.

  • 2. Het is van toepassing vanaf 1 januari 2007.

Artikel 13

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in elk van de officiële talen van de partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 14

De tekst van de SAO, de bijlagen en de protocollen die daarvan een integrerend onderdeel vormen, de slotakte en de daaraan gehechte verklaringen worden opgemaakt in de Bulgaarse en de Roemeense taal. De teksten in deze talen zijn evenzeer authentiek als de oorspronkelijke teksten. De Stabilisatie- en associatieraad moet deze teksten goedkeuren.


Bijlage IX
Protocol 4 betreffende de definitie van het begrip „Producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking in verband met de toepassing van de Overeenkomst tussen de Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

  • b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

  • c. „product”: het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • d. „goederen”: zowel materialen als producten;

  • e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

  • f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is betaald;

  • h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

  • i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor deze materialen werd betaald;

  • j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;

  • k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

  • l. „zending”: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;

  • m. „gebieden”: ook de territoriale wateren.

TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2 Algemene voorwaarden
  • 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap:

    • a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b. in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6;

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

    • a. geheel en al in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b. in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

Artikel 3 Cumulatie in de Gemeenschap
  • 1. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Gemeenschap of een ander land dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie1) , of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 van toepassing is2) , mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.

  • 3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en grondgebieden die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

    • a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT) van toepassing is;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol, en

    • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De Gemeenschap zal de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast.

    De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.

Artikel 4 Cumulatie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
  • 1. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Gemeenschap of een ander land dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie1)1) , of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 van toepassing is2)2) , mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2. Indien de in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen en gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gebruikte materialen van oorsprong.

  • 3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en grondgebieden die in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

    • a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de GATT van toepassing is;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol, en

    • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verstrekt de Gemeenschap door tussenkomst van de Europese Commissie nadere bijzonderheden over de overeenkomsten, zoals de datum van inwerkingtreding en de erin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast.

    De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.

Artikel 5 Geheel en al verkregen producten
  • 1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen worden beschouwd:

    • a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

    • b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

    • c. aldaar geboren en gehouden levende dieren;

    • d. producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;

    • e. producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;

    • f. producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië uit de zee gewonnen producten;

    • g. producten die uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;

    • h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    • i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

    • j. producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

    • k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

    • a. die in een lidstaat of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn ingeschreven of geregistreerd;

    • b. die de vlag van een lidstaat of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voeren;

    • c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten of onderdanen van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat of onderdaan van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;

    • d. waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, en

    • e. waarvan de bemanning voor ten minste 75 procent uit onderdanen van lidstaten of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bestaat.

Artikel 6 Toereikende bewerking of verwerking
  • 1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

    De in de eerste alinea bedoelde voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen, en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product, dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product voldoet, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

  • 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, indien:

    • a. de totale waarde ervan niet hoger is dan 10% van de prijs af fabriek van het product;

    • b. de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

    Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

  • 3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.

Artikel 7 Ontoereikende bewerking of verwerking
  • 1. Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

    • a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

    • b. splitsen en samenvoegen van colli;

    • c. wassen, schoonmaken; stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

    • d. strijken of persen van textiel;

    • e. eenvoudig schilderen of polijsten;

    • f. ontvliezen of doppen, geheel of gedeeltelijk bleken, polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;

    • g. kleuren van suiker of vormen van suikerklonten;

    • h. pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

    • i. aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden;

    • j. zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);

    • k. eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

    • l. aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

    • m. eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;

    • n. eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

    • o. twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelingen tezamen;

    • p. slachten van dieren.

  • 2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 8 Determinerende eenheid
  • 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

    Hieruit volgt:

    • a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    • b. wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

  • 2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel, de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10 Stellen en assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11 Neutrale elementen

Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van:

  • a. energie en brandstof;

  • b. fabrieksuitrusting;

  • c. machines en werktuigen;

  • d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.

TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel
  • 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn voldaan, behoudens de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel.

  • 2. Onverminderd de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

    • b. de goederen tijdens de periode dat zij waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

  • 3. Een buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerking van de uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig titel II indien:

    • a. de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde hebben ondergaan, en

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

      • i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en

      • ii. de totale buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

  • 4. Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.

  • 5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.

  • 6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.

  • 7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem.

  • 8. Buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 13 Rechtstreeks vervoer
  • 1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of over het grondgebied van een in de artikelen 3 en 4 genoemd ander land of gebied zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

    Producten van oorsprong uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden vervoerd.

  • 2. Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:

    • a. een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of

    • b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:

      • i. met een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

      • ii. met de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen, en

      • iii. met een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven, of

    • c. bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 14 Tentoonstellingen
  • 1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

    • b. deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

    • c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden, en

    • d. de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.

  • 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 15 Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten
  • 1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

  • 2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor algehele gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen, worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

  • 3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet op verzoek van de douane steeds alle stukken overleggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

  • 4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op producten die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.

  • 5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 16 Algemene voorwaarden
  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden ingevoerd en producten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van

    • a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen, of

    • b. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.

  • 2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van de overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
  • 1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

  • 2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

  • 3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië indien de producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

  • 6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

  • 7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
  • 1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien

    • a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd, of

    • b. ten genoegen van de douane is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

  • 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

  • 3. Vóór de douane tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

  • 4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht:

    „ISSUED RETROSPECTIVELY”.

  • 5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
  • 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

  • 2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht:

    „DUPLICATE”.

  • 3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

  • 4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum.

Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1- certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Dit certificaat wordt (deze certificaten worden) afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 21 Gescheiden boekhouding
  • 1. Wanneer het met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkene, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.

  • 2. Met behulp van deze gescheiden boekhouding moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode eenzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

  • 3. De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het gebruik van deze methode op de door hen wenselijk geachte voorwaarden.

  • 4. Deze methode wordt geregistreerd en toegepast op basis van de algemene boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.

  • 5. Het bedrijf dat deze vergunning heeft verkregen, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

  • 6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 22 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring
  • 1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:

    • a. toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23, of

    • b. een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.

  • 2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

  • 3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.

  • 5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

  • 6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

Artikel 23 Toegelaten exporteurs
  • 1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna „toegelaten exporteurs” genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

  • 3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.

  • 4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

  • 5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

Artikel 24 Geldigheid van bewijzen van oorsprong
  • 1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douane van het land van invoer.

  • 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

  • 3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aangebracht.

Artikel 25 Overlegging van bewijzen van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.

Artikel 26 Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douane ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong
  • 1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

  • 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.

  • 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 28 Bewijsstukken

De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

  • b. in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

  • c. in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in de voormalige JoegoslavischeRepubliek Macedonië blijkt;

  • d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;

  • e. passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig artikel 12, waaruit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.

Artikel 29 Bewaring van bewijzen van oorsprong en andere bewijsstukken
  • 1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.

  • 2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.

  • 3. De douane van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeeft, bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.

  • 4. De douane van het land van invoer bewaart de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 30 Verschillen en vormfouten
  • 1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

  • 2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31 Bedragen in euro
  • 1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of van een van de andere landen of gebieden bedoeld in de artikelen 3 en 4, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

  • 2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.

  • 3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De bedragen worden de Commissie van de Europese Gemeenschap uiterlijk op 15 oktober meegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.

  • 4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

  • 5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door het Stabilisatie- en associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië herzien. Bij deze herziening onderzoekt het comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32 Wederzijdse bijstand
  • 1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië doen elkaar, via de Europese Commissie, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.

  • 2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- certificaten en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 33 Controle van bewijzen van oorsprong
  • 1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2. Voor de toepassing van lid 1 zendt de douane van het land van invoer het EUR.1-certificaat en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

  • 3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aanvragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 34 Beslechting van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Stabilisatie- en associatiecomité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de beslechting van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.

Artikel 35 Sancties

Sancties worden getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of doet opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Artikel 36 Vrije zones
  • 1. De Gemeenschap en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

  • 2. In afwijking van lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.

TITEL VII CEUTA EN MELILLA

Artikel 37 Toepassing van het protocol
  • 1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

  • 2. Producten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van protocol 2 bij de Akte van toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zal op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde douaneregeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

  • 3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.

Artikel 38 Bijzondere voorwaarden
  • 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, worden beschouwd als:

    • 1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

      • a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

      • b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:

        • i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6, of voor

        • ii. die producten van oorsprong zijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde be- of verwerkingen;

    • 2. producten van oorsprong uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië:

      • a. geheel en al in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten;

      • b. in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:

        • i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6, of voor

        • ii. die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen.

  • 2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

  • 3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.

  • 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 39 Wijzigingen van het protocol

De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2004, 160 en voor het Toetredingsprotocol Trb. 2005, 79 en 286.


Het Protocol behoeft ingevolge artikel 7, onderdeel a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen juncto artikel 2 van de Rijkswet van 15 juni 2006 (Stb. 2006, 298) niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

E. PARTIJGEGEVENS

Partijgegevens van de Overeenkomst

Zie Trb. 2004, 160.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

België

09-04-01

29-12-03

R

01-04-04

  

Cyprus

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Denemarken

09-04-01

10-04-02

R

01-04-04

  

Duitsland

09-04-01

20-06-02

R

01-04-04

  

EG (Europese Gemeenschap)

09-04-01

25-02-04

R

01-04-04

  

Estland

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Finland

09-04-01

06-01-04

R

01-04-04

  

Frankrijk

09-04-01

04-06-03

R

01-04-04

  

Griekenland

09-04-01

27-08-03

R

01-04-04

  

Hongarije

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Ierland

09-04-01

06-05-02

R

01-04-04

  

Italië

09-04-01

30-10-03

R

01-04-04

  

Letland

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Litouwen

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Luxemburg

09-04-01

28-07-03

R

01-04-04

  

Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek

09-04-01

27-04-01

R

01-04-04

  

Malta

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Nederlanden, het Koninkrijk der

– Nederland

– Ned. Antillen

– Aruba

09-04-01

09-09-02

R

01-04-04

  

Oostenrijk

09-04-01

06-09-02

R

01-04-04

  

Polen

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Portugal

09-04-01

14-07-03

R

01-04-04

  

Slovenië

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Slowakije

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Spanje

09-04-01

04-10-02

R

01-04-04

  

Tsjechië

 

01-08-05

T

01-08-05

  

Verenigd Koninkrijk, het

09-04-01

17-12-02

R

01-04-04

  

Zweden

09-04-01

25-06-02

R

01-04-04

  

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring, of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

Partijgegevens van het Protocol van 7 december 2004

Zie Trb. 2005, 79 en 286.

Partijgegevens van het Protocol van 22 februari 2008

Goedkeuring is voorzien in artikel 11 van het Protocol.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

België

22-02-08

     

Bulgarije

22-02-08

     

Cyprus

22-02-08

     

Denemarken

22-02-08

     

Duitsland

22-02-08

     

EG (Europese Gemeenschap)

22-02-08

     

Estland

22-02-08

     

EURATOM (Europese Gemeenschap voor Atoomenergie)

22-02-08

     

Finland

22-02-08

     

Frankrijk

22-02-08

     

Griekenland

22-02-08

     

Hongarije

22-02-08

     

Ierland

22-02-08

     

Italië

22-02-08

     

Letland

22-02-08

     

Litouwen

22-02-08

     

Luxemburg

22-02-08

     

Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek

22-02-08

     

Malta

22-02-08

     

Nederlanden, het Koninkrijk der

– Nederland

– Ned. Antillen

– Aruba

22-02-08

     

Oostenrijk

22-02-08

     

Polen

22-02-08

     

Portugal

22-02-08

     

Roemenië

22-02-08

     

Slovenië

22-02-08

     

Slowakije

22-02-08

     

Spanje

22-02-08

     

Tsjechië

22-02-08

     

Verenigd Koninkrijk, het

22-02-08

     

Zweden

22-02-08

     

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring, of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2005, 79.


Het Protocol van 22 februari 2008 wordt ingevolge zijn artikel 12, tweede lid, vanaf 1 januari 2007 voorlopig toegepast.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de voorlopige toepassing alleen voor Nederland.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2004, 160, Trb. 2005, 286 en Trb. 2008, 71.

Anders dan in Trb. 2008, 71 werd vermeld, is het Protocol tot wijziging van 13 december 2005 niet op 1 januari 2006, maar op 1 juli 2006 in werking getreden.


De bepalingen van het Protocol van 22 februari 2008 zullen ingevolge artikel 12, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum waarop de laatste akte van goedkeuring is nedergelegd.

J. VERWIJZINGEN

Voor verwijzingen en andere verdragsgegevens zie Trb. 2001, 81, Trb. 2004, 160, Trb. 2005, 79 en Trb. 2008, 71.

Titel

:

Verdrag betreffende de Europese Unie;

Maastricht, 7 februari 1992

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 53

   

Titel

:

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Rome, 25 maart 1957

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 51

   

Titel

:

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM);

Rome, 25 maart 1957

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 52

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Toetredingsprotocol van 22 februari 2008 zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de zestiende juli 2008.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN


XNoot
1)

In Trb. 2008, 71 stond ten onrechte 21 november 2005 vermeld als datum totstandkoming.

XNoot
2)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Spaanse, de Slowaakse, de Tsjechische, de Zweedse en de Macedonische tekst zijn niet afgedrukt.

XNoot
3)

De Bijlagen bij het Protocol zijn niet opgenomen: deze liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De tekst van het Protocol, met Bijlagen, is tevens gepubliceerd in Pb EU L 99 van 10 april 2008, blz. 2 e.v.

XNoot
1)

Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad van april 1997 en in de mededeling van de Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces in de landen van Zuidoost-Europa.

XNoot
2)

Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 geldt voor producten andere dan landbouwproducten zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en andere dan kolen- en staalproducten zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is.

XNoot
1)

Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad van april 1997 en in de mededeling van de Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces in de landen van Zuidoost-Europa.

XNoot
2)

Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 geldt voor producten andere dan landbouwproducten zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en andere dan kolen- en staalproducten zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is.

Naar boven