Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2006, 11 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2006, 11 | Verdrag |
Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten; (met Protocollen en Verklaringen)
Nice, 26 februari 2001
De Nederlandse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 47.
Zie ook Trb. 2001, 74 voor correcties in de Nederlandse tekst.
Zie rubriek J van Trb. 2004, 10 voor de tekst van het Besluit van de Raad van 15 juli 2003 tot wijziging van het statuut van het Hof van Justitie.
Zie Trb. 2004, 333 voor de tekst van het Besluit van de Raad van 26 april 2004 tot wijziging van de artikelen 51 en 54 van het statuut van het Hof van Justitie.
Het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt gewijzigd door Besluit 2005/696/EG, Euratom van de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2005, waarvan de tekst als volgt luidt:
Besluit van de Raad van 3 oktober 2005 tot wijziging van het protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie, houdende vaststelling van de wijze waarop en de grenzen waarbinnen het Hof van Justitie de beslissingen van het Gerecht van eerste aanleg kan heroverwegen (2005/696/EG, Euratom)
De Raad van de Europese Unie,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 225, leden 2 en 3, en artikel 245, tweede alinea,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 140 A, leden 2 en 3, en artikel 160, tweede alinea,
Gezien het verzoek van het Hof van Justitie van 12 september 2003,
Gezien het advies van het Europees Parlement van 10 februari 2004,
Gezien het advies van de Commissie van 11 februari 2005,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Artikel 225, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd bij artikel 2, punt 31, van het Verdrag van Nice bepaalt:
„2. Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen de beslissingen van de krachtens artikel 225A ingestelde rechterlijke kamers.
De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg op grond van dit lid geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het gemeenschapsrecht wordt aangetast.
3. Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd uit hoofde van artikel 234 en beperkt blijven tot specifieke, in het statuut bepaalde aangelegenheden.
Wanneer het Gerecht van eerste aanleg van oordeel is dat in een zaak een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht, kan het de zaak naar het Hof van Justitie verwijzen voor een uitspraak.
De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg over prejudiciële vragen geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het gemeenschapsrecht wordt aangetast.’’.
(2) Artikel 140 A, leden 2 en 3, van het EGA-Verdrag is op vergelijkbare wijze gewijzigd bij artikel 3, punt 13, van het Verdrag van Nice.
(3) Met deze wijzigingen is gedeeltelijk rekening gehouden in artikel 62 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat bepaalt: „In de in artikel 225, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag en artikel 140A, leden 2 en 3, van het EGA-Verdrag bedoelde gevallen kan de eerste advocaat-generaal het Hof voorstellen, de beslissing van het Gerecht te heroverwegen, wanneer hij van oordeel is dat er een ernstig risico bestaat dat de eenheid of de samenhang van het gemeenschapsrecht wordt aangetast.
Het voorstel moet binnen een maand na de uitspraak van het Gerecht gedaan worden. Het Hof beslist binnen een maand na het door de eerste advocaat-generaal gedane voorstel of heroverweging van de uitspraak noodzakelijk is.’’.
(4) Overeenkomstig de aan de Slotakte van het Verdrag van Nice gehechte Verklaring nr. 13 moeten de bepalingen betreffende de heroverweging van de arresten van het Gerecht op beslissingen van de rechterlijke kamers en over prejudiciële vragen worden vastgesteld, welke nader dienen te regelen:
„– de rol van de partijen in de procedure voor het Hof van Justitie, teneinde de bescherming van hun rechten te waarborgen;
– de gevolgen van de heroverwegingsprocedure voor het executoire karakter van de beslissing van het Gerecht van eerste aanleg;
– de gevolgen van de beslissing van het Hof van Justitie voor het geschil tussen de partijen.’’,
Besluit:
Het huidige artikel 62 bis van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt artikel 62 ter en de volgende artikelen worden ingevoegd:
„Artikel 62 bis
Het Hof doet, op basis van het dossier dat het Gerecht hem doet toekomen, in het kader van een spoedprocedure uitspraak op de vragen waarop de heroverweging betrekking heeft.
De in artikel 23 bedoelde belanghebbenden en de partijen in de procedure voor het Gerecht in de gevallen omschreven in artikel 225, lid 2, van het EG-Verdrag en in artikel 140A, lid 2, van het EGA-Verdrag hebben het recht om over de vragen waarop de heroverweging betrekking heeft, bij het Hof memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen binnen een daartoe gestelde termijn.
Het Hof kan besluiten een mondelinge behandeling te openen alvorens uitspraak te doen.
Artikel 62 ter
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 242 en 243 van het EG-Verdrag hebben het voorstel tot heroverweging en het besluit om de heroverwegingsprocedure te openen, in de gevallen bedoeld in artikel 225, lid 2, van het EG-Verdrag en in artikel 140A, lid 2, van het EGA-Verdrag geen schorsende werking. Indien het Hof vaststelt dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht door de beslissing van het Gerecht wordt aangetast, verwijst het de zaak naar het Gerecht, dat gebonden is aan de rechtsvragen die door het Hof zijn beslist; het Hof kan verklaren welke gevolgen van de beslissing van het Gerecht ten aanzien van de partijen in het geschil als definitief moeten worden beschouwd. Indien de oplossing van het geschil, gelet op het resultaat van de heroverweging, evenwel voortvloeit uit de feitelijke vaststelling waarop de beslissing van het Gerecht is gebaseerd, doet het Hof de zaak zelf af.
In de in artikel 225, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 140A, lid 3, van het EGA-Verdrag bedoelde gevallen en indien geen voorstel tot heroverweging is ingediend of geen besluit tot opening van de heroverwegingsprocedure is genomen, wordt het antwoord of worden de antwoorden van het Gerecht op de hem gestelde vragen bindend bij het verstrijken van de daartoe in artikel 62, tweede alinea, vastgestelde termijn. Is er wel een heroverwegingsprocedure geopend, dan wordt het antwoord of worden de antwoorden waarvan de heroverweging wordt gevraagd, bindend na afloop van deze procedure, behoudens andersluidende beslissing van het Hof. Wanneer het Hof van oordeel is dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht door de beslissing van het Gerecht wordt aan getast, wordt het antwoord van het Gerecht op de vragen waarop de heroverweging betrekking heeft, vervangen door het antwoord van het Hof.’’.
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in hetPublicatieblad van de Europese Unie.
GEDAAN te Luxemburg, 3 oktober 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
D. ALEXANDER
De tekst van het onderhavige Besluit is eveneens afgedrukt inPb. EU L 266 van 11 oktober 2005, blz. 60 en 61.
Zie Trb. 2003, 27 en Trb. 2004, 333.
Het Besluit van 3 oktober 2005 behoeft ingevolge artikel 245 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.
Zie Trb. 2003, 27 en Trb. 2004, 333.
Het Besluit van 3 oktober 2005 is ingevolge artikel 2 van datzelfde Besluit in werking getreden op 11 oktober 2005.
Voor verwijzingen en overige verdragsgegevens, zie Trb. 2001, 47, Trb. 2003, 27, Trb. 2004, 10 en Trb. 2004, 333.
Verwijzingen
Titel | : | Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Economische Gemeenschap; |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 77 |
Titel | : | Besluit van de Raad in de samenstelling van de Staatshoofden en regeringsleiders inzake een wijziging van artikel 10.2 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (2003/223/EG); Brussel, 21 maart 2003 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 122 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2006-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.