A. TITEL
Verdrag nopens de bestrijding van discriminatie in het onderwijs;
Parijs, 15 december 1960
B. TEKST
De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 1964,
69.
C. VERTALING
Zie Trb. 1964, 69.
D. PARLEMENT
Zie Trb. 1966, 205.
E. BEKRACHTIGING
Zie Trb. 1964, 69, Trb. 1966, 205, Trb. 1968, 1461
en Trb. 1972, 134.
Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten in overeenstemming
met artikel 12, tweede lid, van het Verdrag een akte van bekrachtiging of
aanvaarding bij de Directeur-Generaal van de Organisatie der Verenigde Naties
voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur nedergelegd:
Libië | 9 januari 1973 |
de Duitse Democratische Republiek2 | 5 juli 1973 |
Saudi-Arabië | 17 augustus 1973 |
Jordanië | 6 april 1976 |
Irak3 | 28 juni 1977 |
de Dominicaanse Republiek | 30 augustus 1977 |
Tanzania | 3 januari 1979 |
Ecuador | 5 maart 1979 |
Portugal | 8 januari 1981 |
Nicaragua | 28 september 1981 |
Guatemala | 4 februari 1983 |
Sri Lanka | 11 augustus 1983 |
Moldavië | 17 maart 1993 |
F. TOETREDING
Zie Trb. 1972, 134.
Verklaring van voortgezette gebondenheid
De volgende Staten hebben de Directeur-Generaal van de Organisatie der
Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur medegedeeld, dat zij
zich gebonden achten aan het Verdrag:
Barbados | 24 juni 1975 |
de Salomonseilanden | 19 maart 1982 |
Belize | 1 december 1982 |
Dominica | 14 maart 1983 |
Saint Vincent en de Grenadines | 22 januari 1985 |
Brunei | 25 januari 1985 |
Kroatië | 1 juli 1992 |
Tadzjikistan | 11 agustus 1992 |
Slovenië | 28 oktober 1992 |
Georgië | 4 november 1992 |
Tsjechië | 26 maart 1993 |
Slowakije | 31 maart 1993 |
G. INWERKINGTREDING
Zie Trb. 1964, 69, Trb. 1966, 205 en Trb. 1972, 134.
Vanaf 1 januari 1986 geldt het Verdrag, hetwelk tevoren wat het Koninkrijk
der Nederlanden betreft voor Nederland en de Nederlandse Antillen gold, voor
Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba.
H. TOEPASSELIJKVERKLARING
Zie Trb. 1964, 69, Trb. 1966, 205 en Trb. 1968, 146.
J. GEGEVENS
Zie Trb. 1964, 69, Trb. 1966, 205, Trb. 1968, 146 en Trb. 1972, 134.
Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Statuut van
het Internationale Gerechtshof zie ook, laatstelijk, Trb. 1987, 114.
Voor het op 16 november 1945 te Londen tot stand gekomen Statuut van de
Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, zie
ook, laatstelijk, Trb. 1996, 167.
Voor het op 18 december 1962 te Parijs tot stand gekomen Protocol tot
instellingen van een commissie van verzoening en goede diensten, belast met
het zoeken van een oplossing voor geschillen, welke kunnen rijzen tussen Staten
die partij zijn bij het onderhavige Verdrag, zie ook, laatstelijk, Trb. 1996,
174.
XNoot
1De Bondsrepubliek Duitsland deelde de depositaris op 3 oktober 1990 mede
dat door de toetreding van de Duitse Democratische Republiek tot de Bondsrepubliek
Duitsland met ingang van 3 oktober 1990 de beide Duitse Staten verenigd zijn
in één soevereine Staat, op welke Staat het Verdrag van toepassing
zal blijven.
XNoot
2De Regering van de Duitse Democratische Republiek heeft op 29 juli 1974
de Directeur-Generaal van de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs,
Wetenschap en Cultuur de volgende mededeling gedaan:“Concerning the application
to Berlin (West) of the Convention against Discrimination in Education of
15 December 1960, the Government of the German Democratic Republic affirms,
in conformity with the quadripartite Agreement signed on 3 September 1971
between the Governments of the Union of Soviet Socialist Republics, the United
Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, the United States of America
and the French Republic, that Berlin (West) does not belong to the Federal
Republic of Germany and may not be governed by it. Consequently, the declaration
by the Government of the Federal Republic of Germany to the effect that the
above-mentioned Convention is equally valid for the `Land of Berlin' is in
contradiction with the quadripartite Agreement". (vertaling)
Zie ook noot 1.
XNoot
3Onder de volgende verklaring:
“Ratification of this Convention by the Government of the Republic of
Iraq shall, however, in no way signify recognition of Israel or entry into
such dealings therewith as may be provided for in the Convention". (vertaling)De
Regering van Israël heeft op 2 februari 1978 tegen deze verklaring het
volgende bezwaar gemaakt:“The Government of Israel takes note that an instrument
of ratification of the Convention against Discrimination in Education adopted
at Paris on 14 December 1960, by the General Conference of Unesco, was deposited
with the Director-General by the Government of Iraq, on 28 June 1977.
The instrument deposited by the Government of Iraq contains a statement
of a political character in respect to Israel. In the view of the Government
of Israel, this is not the proper place for making such political pronouncements,
which are, moreover, in flagrant contradiction to the principles, objects
and purposes of the Organization. That pronouncement by the Government of
Iraq cannot in any way affect whatever obligations are binding upon Iraq under
general international law or under particular treaties.
The Government of Israel will, in so far as concerns the substance of
the matter, adopt towards the Government of Iraq an attitude of complete reciprocity."