Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 26 januari 2023, nr. IENW/BSK-2023/13807, houdende wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 in verband met de toevoeging van twee nieuwe educatieve maatregelen en aanpassing van de instroomeisen voor de educatieve maatregel gedrag en verkeer en de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009 in verband met het aanpassen van de certificaten scholing educatieve maatregelen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 130, eerste en derde lid, 131, eerste en derde lid, 132, tweede lid, 132a, vijfde lid, 133, vijfde lid, 134, tweede, derde, zevende en achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, onderdeel m, wordt na ‘artikel 8,’ ingevoegd ‘eerste,’.

B

Artikel 8, onderdeel e, vervalt onder verlettering van de onderdelen f tot en met i tot e tot en met h.

C

Artikel 12, onderdeel d, vervalt onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot d tot en met g.

D

Artikel 14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 60 kilometer per uur of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom;.

2. Onderdeel c vervalt onder verlettering van de onderdelen d en e tot c en d.

3. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:

  • c. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 60 kilometer per uur of meer bij wegwerkzaamheden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. betrokkene op grond van artikel 21, aanhef en onderdeel d of e, niet in aanmerking komt voor een lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer.

E

Na paragraaf 4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5a. Educatieve maatregel drugs en verkeer

Artikel 17
  • 1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel drugs en verkeer indien:

    • a. ten aanzien van betrokkene proces-verbaal is opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de wet of wegens het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek, en de politie in het proces-verbaal aanvullende gegevens heeft opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, welke leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen;

    • b. de uitslag van het ingevolge artikel 23, eerste lid, opgelegde onderzoek geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs.

  • 2. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

Betrokkene komt niet in aanmerking voor de educatieve maatregel drugs en verkeer indien:

  • a. hij een ongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander is gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;

  • b. blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de educatieve maatregel drugs en verkeer wordt gegeven, niet of niet in voldoende mate beheerst;

  • c. hij de afgelopen vijf jaar reeds aan de educatieve maatregel drugs en verkeer heeft deelgenomen;

  • d. hij zich de afgelopen vijf jaar heeft moeten onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid wegens drogerende stoffen anders dan alcohol;

  • e. hij naar het oordeel van een medisch deskundige lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis of dementie, dan wel aan een langdurige lichamelijke stoornis die deelname onmogelijk maakt;

  • f. het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van alcoholafhankelijkheid; of

  • g. het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van afhankelijkheid van drogerende stoffen anders dan alcohol.

Artikel 19

Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.

F

Na paragraaf 5a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6. Lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer

Artikel 20
  • 1. Het CBR besluit tot oplegging van een lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:

    • a. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, een rijbewijsplichtige landbouw- of bosbouwtrekker, een rijbewijsplichtig motorrijtuig met beperkte snelheid of een rijbewijsplichtige mobiele machine, een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 50 tot en met 59 kilometer per uur, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

    • b. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een bromfiets, een rijbewijsplichtige landbouw- of bosbouwtrekker, een rijbewijsplichtig motorrijtuig met beperkte snelheid of een rijbewijsplichtige mobiele machine een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 30 tot en met 59 kilometer per uur, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

    • c. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 30 tot en met 59 kilometer per uur bij wegwerkzaamheden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

  • 2. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

Betrokkene komt niet in aanmerking voor de lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:

  • a. hij een ongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander is gedood of waardoor een ander ernstig lichamelijk letsel is toegebracht;

  • b. hij bewust op een andere weggebruiker is ingereden;

  • c. blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer wordt gegeven, niet of niet in voldoende mate beheerst;

  • d. hij in de afgelopen vijf jaar aan een lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer heeft deelgenomen;

  • e. hij in de afgelopen vijf jaar aan een educatieve maatregel gedrag en verkeer heeft deelgenomen;

  • f. hij naar het oordeel van een medisch deskundige lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis of dementie, dan wel aan een langdurige lichamelijke stoornis die deelname onmogelijk maakt;

  • g. het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van alcoholafhankelijkheid; of

  • h. het bij de politie bekend is dat hij regelmatig drogerende stoffen gebruikt of indien het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van afhankelijkheid van drogerende stoffen anders dan alcohol.

Artikel 22

Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.

G

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel f tot g een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. betrokkene op grond van artikel 18 niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel drugs en verkeer;.

2. Het eerste lid, onderdeel g (nieuw), komt te luiden:

  • g. ten aanzien van betrokkene binnen vijf jaar ten minste twee keer proces-verbaal is opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de wet of wegens het weigeren mee te werken aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, en de politie in het proces-verbaal aanvullende gegevens heeft opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, die leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen.

3. In het derde lid wordt onder vervanging van ‘, of’ aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder verlettering van het onderdeel c tot d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. indien betrokkene op grond van artikel 21, onderdelen a, b, c, f, g of h niet in aanmerking komt voor een lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer; of

H

De bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A, onder III, onder 4, onder h, i en j, wordt ‘binnen de bebouwde kom’ telkens vervangen door ‘binnen of buiten de bebouwde kom’.

2. In onderdeel B, onder III, vervallen de onderdelen f en g.

3. Onderdeel B, onder III, ‘Andere drogerende stoffen of een combinatie van drogerende stoffen’, komt te luiden:

  • ten aanzien van betrokkene is binnen vijf jaar ten minste twee keer proces-verbaal opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de wet of wegens het weigeren mee te werken aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, en de politie in het proces-verbaal aanvullende gegevens heeft opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, die leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen.

ARTIKEL II

De Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17 komt te luiden:

De certificaten scholing educatieve maatregel zijn overeenkomstig de modellen in bijlage 3 bij deze regeling.

B

Bijlage 3 wordt vervangen door de bijlage, behorend bij deze regeling.

ARTIKEL III

Ten aanzien van gedragingen die hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van deze regeling, blijft de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 van toepassing, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

BIJLAGE BIJ ARTIKEL II, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, VAN 26 MAAND 2023, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE REGELING MAATREGELEN RIJVAARDIGHEID EN GESCHIKTHEID 2011 IN VERBAND MET DE TOEVOEGING VAN TWEE NIEUWE EDUCATIEVE MAATREGELEN EN AANPASSING VAN DE INSTROOMEISEN VOOR DE EDUCATIEVE MAATREGEL GEDRAG EN VERKEER EN DE REGELING RIJONDERRICHT MOTORRIJTUIGEN 2009 IN VERBAND MET HET AANPASSEN VAN DE CERTIFICATEN SCHOLING EDUCATIEVE MAATREGELEN

Bijlage 3. Modellen van certificaten als bedoeld in artikel 17 van de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling bevat een wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: RMRG 2011). Hierin zijn twee nieuwe bestuursrechtelijke maatregelen voor het Centraal Bureau voor de uitgifte van Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) geïntroduceerd. Het betreft de educatieve maatregel drugs en verkeer (EMD), gericht op het voorkomen van drugsgebruik in het verkeer, en de lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer (LEMG), gericht op het voorkomen van gevaarlijk gedrag in het verkeer. Daarnaast wordt het middels de wijziging van de RMRG 2011 mogelijk om ook voor feiten gepleegd buiten de bebouwde kom een educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) op te leggen.

Hiernaast is de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009 (hierna: RRM 2009) aangepast om de certificaten scholing educatieve maatregelen in overeenstemming te brengen met de nieuwe maatregelen.

2. Aanleiding voor de wijziging

Al tijdens de rijopleiding is er aandacht voor de risico’s van middelengebruik en te snel rijden. Zo worden er bij het theorie-examen vragen gesteld over de gevolgen van het gebruik van alcohol en drugs in het verkeer. Daarnaast worden regelmatig verschillende campagnes ingezet om mensen bewust te maken van het gevaar en de gevolgen van middelengebruik in het verkeer.

Toch blijkt uit verschillende onderzoeken dat veel gebruikers de effecten van drugs op hun rijvaardigheid onderschatten en niet weten hoelang een drug werkt. Deze bestuurders zijn meer gebaat bij een cursus over effecten en handelingsalternatieven dan een geschiktheidsonderzoek.

Per 1 juli 2017 zijn er enkele wettelijke drugslimieten in het verkeer ingevoerd. Tegelijkertijd met de invoering van deze limieten kreeg de politie de beschikking over een speekseltest en een psychomotorische test. Daarmee beschikt de politie over betere handvatten om rijden onder invloed van drugs op te sporen dan voor 1 juli 2017. Als gevolg van deze ontwikkelingen is het aantal aanhoudingen vanwege rijden onder invloed van drugs sterk toegenomen.

Bij zware snelheidsovertredingen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom wordt een gedragsmaatregel opgelegd. Bij recidive of meerdere of zwaardere verkeersonveilige rijgedragingen in een rit wordt de zwaardere EMG opgelegd in plaats van de hier nieuw geïntroduceerde LEMG.

De onderhavige wijzigingen zijn nodig omdat het vanuit verkeersveiligheidsoverwegingen wenselijk is gebleken om twee nieuwe bestuursrechtelijke maatregelen in te voeren: de EMD en de LEMG. Daarnaast is het uitbreiden van de instroomcriteria van de bestaande EMG nodig gebleken. De samenstelling van de overtredersgroepen naar aanleiding van deze drie maatregelen is namelijk divers. Er zijn verschillende overtredersprofielen te onderscheiden, die elk een specifieke benadering en maatwerk in aanpak in de educatieve maatregel vereisen, waar de nieuwe cursussen op aansluiten.

Om het gewenste maatwerk te kunnen leveren is een goed inzicht in de individuele problematiek van overtreders van belang om het recidiverisico te beperken. Een effectieve interventie richt zich op de aanpak van factoren die samenhangen met het specifieke probleemgedrag én sluit aan bij de vermogens, mogelijkheden en motivatie van de overtreder.

EMD

In geval van drugsgebruik bestond tot nu toe alleen een onderzoek naar drugsmisbruik door een psychiater. Het CBR kon bij een vermoeden van drugsmisbruik in het verkeer alleen de geldigheid van het rijbewijs schorsen en een geschiktheidsonderzoek opleggen. Tot op heden onderzocht het CBR dus voor elke drugsgebruiker in het verkeer die door de politie gemeld werd of diegene misbruik maakte of afhankelijk was van drugs. Uit een analyse van de uitkomsten van deze onderzoeken door het CBR blijkt echter dat een grote groep bestuurders niet verslaafd is aan drogerende stoffen, maar er sprake is van de zogenoemde recreatieve gebruikers zonder aantoonbare afhankelijkheid. Voor hen levert een onderzoek dus niets op. Door enkel een onderzoek op te leggen werd ook de kans gemist om het gedrag te beïnvloeden en daarmee recidive te voorkomen. Een EMD biedt kennis en inzichten om gedrag vervolgens te kunnen aanpassen.

LEMG

Met de huidige instroomcriteria van de EMG worden enkel zeer zware snelheidsovertreders binnen de bebouwde kom bereikt.

Uit expertsessies blijkt dat een grote groep verkeersovertreders die minder zware snelheidsovertredingen begaat,ontvankelijk lijkt te zijn voor een gedragsbeïnvloedende cursus.

Met de introductie van de LEMG wordt bij de gedragsmaatregelen ook het ‘stepped care’ principe gehanteerd, zoals ook bij de alcoholmaatregelen het geval is.

3. Inhoud van de wijziging

3a. EMD

Met de invoering van de EMD wordt gekozen voor een stepped-care (van licht naar zwaar) aanpak. Iedere bestuurder die voor de eerste keer wordt gepakt voor het rijden onder invloed van drugs krijgt een EMD opgelegd. Wanneer er bij het CBR contra-indicaties zijn (indicaties dat een EMD niet effectief (genoeg) kan zijn), zoals een vermoeden bij het CBR van alcohol- en/of drugsafhankelijkheid, wordt de bestuurder toch direct een onderzoek opgelegd en krijgt hij eventueel daarna alsnog een EMD opgelegd. De bestuurder die in de afgelopen vijf jaar al eerder is gepakt onder invloed van drugs achter het stuur krijgt wel het bestaande onderzoek naar drugsmisbruik opgelegd.

Bij gebleken rijgeschiktheid kan de bestuurder daarna alsnog een EMD opgelegd krijgen. Door deze instroomcriteria wordt vermeden dat teveel zware gevallen eerst naar een EMD gaan, terwijl een onderzoek naar drugsmisbruik geschikter lijkt. Met het opleggen van de gedrag beïnvloedende cursus EMD aan bestuurders die voor het eerst worden staande gehouden met drugs in het verkeer, verwachten gedragsdeskundigen en deskundigen op het gebied van middelengebruik dat de kans op herhaling afneemt.

3b. LEMG

In de praktijk zijn verreweg de meeste mededelingen over gevaarlijk gedrag naar aanleiding van snelheidsovertredingen. Daarom spitsen de instroomcriteria van de LEMG zich toe op:

  • overschrijden van de maximumsnelheid met 50 km/u maar niet meer dan 59 km/u, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

  • overschrijden van de maximumsnelheid met bromfiets of (land)bouwvoertuig met 30 km/u maar niet meer dan 59km/u, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

  • overschrijden van de maximumsnelheid bij wegwerkzaamheden met 30 km/u maar niet meer dan 59 km/u, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

Door de implementatie van de LEMG komen zware snelheidsovertreders buiten de bebouwde kom al eerder in aanmerking voor een bestuursrechtelijke afhandeling, naast de strafrechtelijke afhandeling van hun overtreding. Hierdoor wordt het bereik groter en wordt verwacht dat de kans op herhaling eerder wordt verlaagd. Dit komt de handhaving ten goede.

De LEMG is expliciet ontwikkeld om meer differentiatie in het maatregelenstelsel aan te brengen. Deelnemers binnen een maatregel vertonen straks meer overeenkomsten wat betreft het overtredende rijgedrag. Dit komt de effectiviteit van de cursus naar verwachting ten goede. De LEMG is een kortere cursus dan de EMG met bijpassende lagere kosten. In overleg met een expertgroep is gekeken voor welk gedrag welke maatregel passend zou zijn. De LEMG is bedoeld voor first offenders die de snelheidslimiet binnen of buiten de bebouwde kom met 50 km/u maar niet meer dan 60 km/u hebben overschreden. Een snelheidsoverschrijding van meer dan 60 km/u (binnen of buiten de bebouwde kom) is door experts een dermate ernstige overtreding bevonden dat dit reden is voor directe instroom in de EMG.

3c. EMG

Om de veiligheid op de wegen buiten de bebouwde kom te verhogen en het volledig doorvoeren van de ‘stepped-care’ aanpak worden de instroomcriteria van de EMG uitgebreid met snelheidsovertredingen buiten de bebouwde kom.

Dit is om twee redenen van belang: buiten de bebouwde kom vinden veel ongevallen met zwaar letsel plaats die gerelateerd zijn aan te hard rijden en het leidt tot een consistent geheel van instroomcriteria dat ook goed uitlegbaar is voor de handhavers (politie, OM, marechaussee).

De aanvullende instroomcriteria voor de EMG zijn:

  • overschrijden van de maximumsnelheid met 60 km/u of meer, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

  • overschrijden van de maximumsnelheid met bromfiets en/of (land)bouwvoertuig met 60 km/u of meer, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

  • overschrijden van de maximumsnelheid bij wegwerkzaamheden met 60 km/u of meer, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

3d. Wijziging RRM 2009

De toevoeging van de twee nieuwe educatieve maatregelen – EMD en LEMG – aan de RMRG 2011 maakt dat artikel 17 alsmede bijlage 3 van de RRM 2009 niet meer in overeenstemming zijn met de RMRG 2011. Gekozen is het model van het certificaat te wijzigen naar één model voor alle soorten educatieve maatregelen, waarbij op het certificaat wordt aangegeven voor welke soort educatieve maatregel de houder van het certificaat bevoegd is scholing te geven. Wijziging van artikel 17 en alsmede de nieuwe bijlage dat artikel zorgt ervoor dat de RRM 2009 weer in overeenstemming is met de RMRG 2011.

4. Verhouding tot hoger recht

Uit de derde rijbewijsrichtlijn1 blijkt dat het de Lidstaten vrij staat om maatregelen in te voeren om verkeersovertreders aan te kunnen pakken.

Gelet op het bepaalde in artikel 131 van de Wegenverkeerswet kan er door de in artikel 131 van het Reglement Rijbewijzen genoemde personen een schriftelijke mededeling worden gedaan, waarna het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid dan wel een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.

5. Communicatie

Het CBR heeft naar aanleiding van deze wijziging de externe communicatie zoals de website en besluitbrieven aangepast. Daarnaast heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat informatie over de nieuwe educatieve maatregelen toegevoegd aan rijksoverheid.nl.

6. Financiële gevolgen

De totale eenmalige kosten voor de ontwikkeling en implementatie van de LEMG inclusief aanpassing EMG zijn begroot op € 550.000,–. De totale kosten voor de ontwikkeling en implementatie van de EMD bedragen € 593.919,–.

Het CBR heeft deze ontwikkel- en implementatiekosten ontvangen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Voor de uitvoering dienen de kosten voor alle educatieve maatregelen gedekt te worden door het vast te stellen tarief bij deelname aan de maatregel. Hierbij dient aandacht te zijn voor de verhoudingen van de tarieven in het kader van de proportionaliteit.

De groepsgrootte voor de LEMG wordt geschat op gemiddeld 10,5 deelnemers per cursus (4.200 deelnemers op 400 cursussen). De EMD kent een groepsgrootte van gemiddeld 10,7 deelnemers per cursus (3.500 deelnemers op 325 cursussen).

  • De kosten voor de deelnemer voor het volgen van de EMD zullen naar verwachting in 2023 € 1.099,– bedragen.

  • De kosten voor de deelnemer voor het volgen van de EMG worden in 2023 € 1.285,–. Dit tarief voor 2023 is gebaseerd op een lichte afname van volume ten opzichte van de huidige EMG-aantallen.

  • Voor de LEMG zullen de kosten voor de deelnemer € 843,– zijn.

Daarnaast bestaan de kosten voor de deelnemer uit de tijd die besteed moet worden aan de cursus.

De EMD zal bestaan uit 3 halve dagen van 4 uur, de LEMG zal een tijdsduur kennen 2 halve dagen van 4 uur en een individueel nagesprek van een half uur en de EMG bestaat uit een individueel voorgesprek van 1 uur, een bijeenkomst van 1 hele dag van 8 uur en twee bijeenkomsten van een halve dag van 4 uur.

Het rijbewijs van de bestuurder die de cursus volgt wordt niet geschorst of ongeldig verklaard. De deelnemer kan dus met eigen vervoer naar de door hem of haar gekozen cursuslocatie, tenzij er in het strafrecht een rijontzegging is opgelegd. De cursussen worden gegeven op de CBR locaties in Amsterdam, Assen, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en Zwolle.

7. Advies en consultatie

Het CBR heeft op basis van expertmeetings met gedragsdeskundigen en deskundigen op het gebied van middelengebruik geadviseerd om een EMD en een LEMG te ontwikkelen. Het CBR heeft het stelsel van educatieve maatregelen afgestemd met experts op het gebied van gedrag en verkeer, de politie en het OM. Daarnaast is op basis van deze expertmeetings geadviseerd om overtreders van zware snelheidsovertredingen buiten de bebouwde kom ook de EMG op te leggen. De aanpassing heeft tot gevolg dat er meer differentiatie in bestuursrechtelijke maatregelen mogelijk is.

Voor beide nieuwe maatregelen heeft het CBR een uitvoeringstoets opgesteld.

De regeling is voor advies voorgelegd aan het CBR, de politie en het Openbaar Ministerie. Zij kunnen zich vinden in deze voorgestelde wijziging.

Verder is de ontwerpregeling in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 27 november 2022 voorgelegd voor internetconsultatie. Deze internetconsultatie heeft niet geleid tot reacties.

De ATR heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een formeel advies. Dit gelet op de analyse dat de regeling naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

8. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Met de invoering van de nieuwe educatieve maatregelen is overgangsrecht nodig. Mededelingen aan het CBR die uitsluitend zijn gebaseerd op een of meer gedragingen die zijn geconstateerd voor de inwerkingtreding van deze regeling worden afgedaan overeenkomstig de bepalingen die golden voor de inwerkingtreding van deze regeling. Criterium is derhalve of de gedraging of gedragingen waarop de mededeling is gebaseerd, heeft of hebben plaatsgevonden voor de inwerkingtreding. De reden voor deze keuze is gelegen in het feit dat de politie op grond van artikel 3, derde lid, tot zes maanden na constatering van het meest recente feit, een mededeling kan uitbrengen. Op grond van het overgangsrecht leidt een mededeling die na inwerkingtreding van de regeling door het CBR is ontvangen, maar waarvan de gedraging heeft plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van de regeling, tot toepassing van de regelgeving die gold tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.

Voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij het stelsel van vaste verandermomenten. De datum van inwerkingtreding is afgestemd met het CBR en gecommuniceerd naar belanghebbende partijen, zoals de politie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A (artikel 5)

In artikel 5 staan de gevallen benoemd waarin overgifte van het rijbewijs wordt gevorderd. Door de toevoeging van het eerste lid van artikel 8 van de wet is de meer algemene grond toegevoegd voor het vorderen van de overgifte van het rijbewijs. Dat zal ook worden gedaan als binnen een periode van vijf jaar ten minste drie maal proces-verbaal is opgemaakt op verdenking van overtreding van het verbod een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen of tot behoorlijk te begeleiden in staat moet worden geacht.

Onderdelen B, C en H, onder 2, (artikelen 8, 12 en bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011)

In deze onderdelen zijn de verwijzingen naar het alcoholslotprogramma verwijderd. Inmiddels zijn er al meer dan 5 jaar geen bestuurders die hieraan meedoen omdat het alcoholslotprogramma in 2015 is gestopt.

Onderdelen D en H, onder 1, (artikel 14 en bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011)

In artikel 14, onderdelen b en d, is de snelheidsoverschrijding waarvoor een EMG kan worden opgelegd verhoogd van 50 kilometer per uur dan wel 30 kilometer per uur bij wegwerkzaamheden binnen de bebouwde kom naar 60 kilometer per uur. Tevens besluit het CBR tot oplegging van een EMG als de snelheidsoverschrijding buiten de bebouwde kom is geconstateerd. Onderdeel c kon vervallen, omdat er voor de instroom in de EMG geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen bromfietsen, landbouw- of bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines enerzijds en andere motorrijtuigen anderzijds.

Bij een overschrijding van de maximumsnelheid van de 50 respectievelijk 30 (bij wegwerkzaamheden) tot en met 59 kilometer per uur zal nu eerst een LEMG worden opgelegd. Dit geldt voor overtredingen gepleegd zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

In de onderstaande tabel is dit ter illustratie aangegeven:

Artikel 14

 

EMG (huidig)

EMG (nieuw)

LEMG

Motorrijtuig:

Binnen bebouwde kom

50 kilometer of meer

60 kilometer of meer

50–59 kilometer

 

Buiten bebouwde kom

60 kilometer of meer

50–59 kilometer

Bromfiets of trekker:

Binnen bebouwde kom

30 kilometer of meer

60 kilometer of meer

30–59 kilometer

 

Buiten bebouwde kom

60 kilometer of meer

30–59 kilometer

Motorrijtuig bij wegwerkzaamheden

Binnen bebouwde kom

30 kilometer of meer

60 kilometer of meer

30–59 kilometer

 

Buiten bebouwde kom

60 kilometer of meer

30–59 kilometer

Een en ander is ook verwerkt in de bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, onderdeel A, onder III, onder 4, onder h, i en j.

Door de toevoeging van een nieuw onderdeel f aan artikel 14 wordt duidelijk wanneer iemand niet in aanmerking komt voor een LEMG. Hiertoe verwijst dit artikel naar artikel 21, onder d en e. Indien betrokkene in de afgelopen 5 jaar al aan een LEMG of EMG heeft deelgenomen, dan is opnieuw deelnemen geen mogelijkheid.

Onderdeel E (nieuwe artikelen 17, 18 en 19)

In artikel 17 staan de gevallen genoemd waarin het CBR besluit tot oplegging van een EMD. In het eerste lid wordt verwezen naar artikel 8, eerste of vijfde lid, van de Wegenverkeerswet. Op grond van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is het voor een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na het gebruik van een of meer van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen drugs en uit onderzoek is gebleken dat de bij die drugs vermelde grenswaarden zijn overschreden. Artikel 8, vijfde lid, maakt daarbij een onderscheid tussen grenswaarden voor enkel- en meervoudig drugsgebruik en gecombineerd gebruik van drugs en alcohol. De grenswaarden voor meervoudig of gecombineerd gebruik zijn lager gesteld dan de grenswaarden voor enkelvoudig gebruik omdat een bestuurder die onder invloed van een combinatie van drugs of van een of meer drugs en alcohol aan het verkeer deelneemt, een aanzienlijk groter risico voor de verkeersveiligheid vormt dan een bestuurder die maar één drug of alleen alcohol heeft gebruikt.

Voor het opleggen van de educatieve maatregel moet een proces-verbaal door de politie zijn opgemaakt en met een mededeling worden ingestuurd naar het CBR. In dat proces-verbaal dient dan wel de constatering opgenomen te zijn dat de bestuurder afwijkend (rij)gedrag of uiterlijke kenmerken vertoont die duiden op het gebruik van drugs. Bij gegevens betreffende het (rij)gedrag gaat het om een beschrijving van het gedrag van bestuurder dat heeft geleid, dan wel mede heeft geleid, tot de staandehouding of de aanhouding of het gedrag van de bestuurder dat kort na de staandehouding of aanhouding heeft plaatsgevonden. Enkele mogelijke voorbeelden zijn: de politie heeft waargenomen dat de bestuurder tijdens het rijden drugs tot zich nam, dat de bestuurder slingerend reed, dat hij zich bij staandehouding agressief heeft gedragen of dat hij juist heel versuft was en daardoor vragen niet of nauwelijks kon beantwoorden. Bij uiterlijke kenmerken die wijzen op drugsgebruik kan het bijvoorbeeld gaan om bloeddoorlopen ogen en verwijde pupillen. Bij de andere omstandigheden kan worden gedacht aan de omstandigheid dat bij de aanhouding of staandehouding restanten van joints of gebruikersbenodigdheden zijn aangetroffen, aan verklaringen van de bestuurder dat hij kort voor of tijdens het rijden verdovende middelen heeft gebruikt en aan een sterke geur van verdovende middelen in de auto.

Bij de verdenking van het rijden onder invloed van drugs naar aanleiding van bovengenoemde kenmerken neemt de politie een speekseltest af. Als de speekseltester een indicatie geeft dat de bestuurder drugs heeft gebruikt, is dat voldoende om de bestuurder te bevelen bloed af te staan.

Daarnaast is het resultaat van het onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties, waardoor de bestuurder door de politie zal worden verdacht van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, voldoende voor een bloedonderzoek bij de politie.

In de praktijk dient de politie het proces-verbaal tezamen met de resultaten van het bloedonderzoek in bij het CBR. Op basis van deze stukken kan het CBR overgaan tot oplegging van een EMD.

In artikel 17, eerste lid, onderdeel b, is bepaald dat de EMD ook wordt opgelegd als het onderzoek naar rijgeschiktheid geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs.

In artikel 18 zijn de contra-indicaties opgenomen. Voor deze contra-indicaties is aangesloten bij de overige artikelen met contra-indicaties voor educatieve maatregelen.

In artikel 19 is artikel 13 van overeenkomstige toepassing verklaard voor de EMD. Artikel 13 bepaalt dat de kosten van oplegging van de educatieve maatregel worden betaald door betrokkene binnen vijf weken nadat het besluit tot oplegging van die maatregel aan hem bekend is gemaakt.

Na ontvangst van de mededeling door het CBR volgt beoordeling en neemt het CBR een eerste besluit. De betrokken rijbewijshouder wordt hiervan in kennis gesteld en ontvangt de factuur voor het opleggingsbesluit en heeft vervolgens vijf weken de tijd om de factuur te voldoen. Gebeurt dit niet, dan volgt een aanmaning en eventueel een incassoprocedure. Zodra de kosten voor het opleggingsbesluit zijn betaald, wordt de factuur ten behoeve van de uitvoering en de uitnodiging voor respectievelijk de educatieve maatregel of het onderzoek verstuurd. Zodra deze factuur is betaald (binnen vijf weken in geval van een lichte educatieve maatregel of binnen tien weken in geval van een educatieve maatregel of onderzoek), kan de kandidaat de educatieve maatregel in plannen.

Als de rijbewijshouder niet of niet volledig betaalt binnen deze periode, wordt het rijbewijs ongeldig verklaard wegens niet meewerken aan de maatregel of het onderzoek. De rijbewijshouder kan binnen drie jaar als spijtoptant, nadat de kosten van de opleggingsfactuur via incasso zijn betaald, alsnog aangeven te willen deelnemen aan het opgelegde onderzoek of de opgelegde educatieve maatregel.

Onderdeel F (nieuwe artikelen 20, 21 en 22)

In de nieuwe paragraaf wordt in de artikelen 20, 21 en 22 de LEMG geïntroduceerd. In het algemeen deel van de toelichting is al uitgebreid ingegaan op deze maatregel.

In artikel 20 wordt bepaald in welke gevallen het CBR besluit tot oplegging van de maatregel. In artikel 14 is al bepaald dat de EMG wordt opgelegd bij overschrijdingen van de toegestane maximumsnelheid met 60 of meer kilometer per uur op wegen binnen of buiten de bebouwde kom. In artikel 20, onderdeel c, is bepaald dat de bestuurder van een motorrijtuig waarbij een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 30 tot en met 59 kilometer per uur bij wegwerkzaamheden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, in aanmerking komt voor een LEMG. Een bestuurder die 60 of meer kilometer per uur te hard rijdt bij wegwerkzaamheden binnen of buiten de bebouwde kom, komt gelijk in aanmerking voor de EMG. Een EMG kan maximaal tweemaal worden opgelegd.

Artikel 9, dat gaat over wat moet worden verstaan onder niet meewerken aan een educatieve maatregel, is voor de LEMG van overeenkomstige toepassing verklaard.

Ook hier geldt dat omwille van de leesbaarheid de contra-indicaties in een apart artikel zijn opgenomen (artikel 21). Er zijn enkele nieuwe contra-indicaties opgenomen. Mutatis mutandis geldt hier hetzelfde als bij de contra-indicaties die bij de EMD zijn toegelicht. In onderdeel h is nieuw opgenomen dat betrokkene niet in aanmerking komt voor de LEMG als het bij de politie bekend is dat hij regelmatig drogerende stoffen gebruikt of indien het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van afhankelijkheid van drogerende stoffen anders dan alcohol. In dat geval wordt de bestuurder een onderzoek opgelegd.

Voor een toelichting op de kosten wordt verwezen naar hetgeen hierover is opgemerkt in de toelichting op artikel 19.

Onderdeel G (artikel 23)

Artikel 23 ziet op de gevallen waarin het CBR besluit dat de betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijgeschiktheid.

In het eerste lid, onderdeel f, wordt bepaald dat er een onderzoek wordt opgelegd als betrokkene niet in aanmerking komt voor de EMD. De contra-indicaties voor het volgen van de EMD zijn in artikel 18 genoemd en zijn hierboven verder toegelicht.

In het eerste lid, onderdeel g (nieuw), is bepaald dat een onderzoek wordt opgelegd als er tweemaal binnen vijf jaar een proces-verbaal is opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de wet of wegens het weigeren van medewerking aan een bloedonderzoek.

Zoals hierboven in het algemeen deel van de toelichting al is uitgelegd, bestond er in geval van drugsgebruik tot nu toe alleen een onderzoek naar drugsmisbruik door een psychiater. Het CBR kon bij een vermoeden van drugsmisbruik in het verkeer alleen de geldigheid van het rijbewijs schorsen en een geschiktheidsonderzoek opleggen. Tot op heden onderzocht het CBR dus voor elke drugsgebruiker in het verkeer die door de politie gemeld werd of diegene misbruik maakte van drugs. Uit een analyse van de uitkomsten van deze onderzoeken door het CBR blijkt echter dat een grote groep bestuurders geen misbruik maakt of afhankelijk is van drogerende stoffen. Voor hen levert een onderzoek dus niets op. Door bij voorbaat een onderzoek op te leggen werd ook de kans op preventie en voorkoming van recidive gemist. Daarnaast blijkt uit onderzoeken dat veel gebruikers de effecten van drugs op hun rijvaardigheid onderschatten en niet weten hoelang een drug werkt. Deze bestuurders zijn meer gebaat bij een cursus over effecten en handelingsalternatieven dan een geschiktheidsonderzoek. Desondanks is het van belang dat de mogelijkheid blijft om een onderzoek naar de geschiktheid van bepaalde bestuurders op te leggen. Dit artikel biedt hiervoor de kaders.

Onderdeel H (bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011)

Door de wijziging van de bijlage bij de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, onderdeel B, onder III, ‘Andere drogerende stoffen of een combinatie van drogerende stoffen’ is toegevoegd dat er binnen vijf jaar ten minste twee keer een proces-verbaal is opgemaakt. Bij een dergelijke situatie is het vermoeden gerechtvaardigd dat de betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorvoertuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven.

Artikel II (wijziging Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009)

Onderdeel A (artikel 17)

Met artikel 17 is een wijziging aangebracht in de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009 ten aanzien van de certificaten scholing educatieve maatregel in verband met het toevoegen van de nieuwe educatieve maatregelen. In artikel 17 waren de verschillende educatieve maatregelen opgesomd. Deze opsomming is vervallen, omdat deze niet nodig werd geacht in deze bepaling. De bepaling is nu algemeen van aard, van toepassing voor alle soorten scholing educatieve maatregel.

Onderdeel B (Bijlage 3 Modellen van certificaten als bedoeld in artikel 17 van de Regeling rijonderricht motorrijtuigen 2009)

In bijlage 3 is het model van het certificaat scholing educatieve maatregel teruggebracht tot één model voor alle soorten educatieve maatregel. Welke scholing met het desbetreffende certificaat mag worden gegeven, wordt aangegeven op het certificaat. Hierdoor is er niet voor iedere scholing een ander certificaat en hoeft een trainer die meerdere soorten scholing mag geven, niet meerdere certificaten te krijgen en bij zich te hebben.

Overigens was een aanpassing ten aanzien van de (examen)eisen aan een trainer niet nodig. Deze eisen voor het geven van scholing educatieve maatregel, die zijn opgenomen in hoofdstuk IV van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009, zijn hetzelfde voor alle educatieve maatregelen en dus onverminderd van toepassing voor de nieuwe educatieve maatregelen.

Artikelen III en IV

Voor het overgangsrecht en de inwerkingtreding in respectievelijk de artikelen III en IV wordt verwezen naar paragraaf 8 van het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Richtlijn 2006/126/eg van het Europees parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs. (Pb L403, 30.12.2006)

Naar boven