Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 24 november 2022, kenmerk 3468594-1039227-LZ houdende wijziging van de Regeling langdurige zorg en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met het jaarlijks indexeren van de pgb bedragen, het opnemen van vermogensuitzonderingen en enkele andere wijzigingen

De Minister van Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, 3.6.3 en 3.6.7 van het Besluit langdurige zorg, artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 49e, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.1 komt te luiden:

Artikel 4.1

  • 1. Van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.3.1.2, tweede en derde lid, van het Besluit, wordt het volgende vermogensbestanddeel afgetrokken:

    • a. het bedrag van een uitkering die een schadevergoeding vormt voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak;

    • b. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9ter van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • c. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quater van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • d. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quinquies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • e. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9sexies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • f. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9septies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

  • 2. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.3.1.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt een jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.

  • 3. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdelen c tot en met f, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.3.1.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt drie jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.

B

Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 4.724’ vervangen door ‘€ 5.007’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 4.295’ vervangen door ‘€ 4.552’.

C

In artikel 5.15 wordt in het eerste lid, aanhef, ‘101,55%’ vervangen door ‘105,99%’.

D

In artikel 5.15a, eerste lid, wordt ‘ten hoogste € 324.073’ vervangen door ‘ten hoogste € 343.485’.

E

In artikel 5.17, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 4.724’ vervangen door ‘€ 5.007’.

F

Artikel 5.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘€ 21,68’ vervangen door ’€ 22,98’.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt ‘€ 68,30’ vervangen door ‘€ 72,39’ en wordt ‘€ 62,88’ vervangen door ’€ 66,64’.

G

Het vijfde en zesde lid van artikel 5.1c vervallen.

H

Artikel 8.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 29.681’ vervangen door ‘€ 29.948’.

2. In het tweede lid wordt ’€ 26.550’ vervangen door ’26.511’, wordt ‘€ 3.131’ vervangen door ‘€ 3.437’ en wordt ’15 december 2021’ vervangen door ’15 oktober 2022’.

I

Artikel 8.16 komt te luiden:

Artikel 8.16

De bedragen die in 2022 beschikbaar zijn voor de verstrekking van persoonsgebonden budgetten zijn voor de hiernavolgende regio’s de achter die regio’s opgenomen bedragen:

Groningen:

€ 118.300.261

Friesland:

€ 169.688.622

Drenthe:

€ 125.183.543

Zwolle:

€ 110.933.975

Twente:

€ 128.196.448

Apeldoorn, Zutphen en omstreken:

€ 67.716.624

Midden IJssel:

€ 26.578.610

Arnhem:

€ 188.847.554

Nijmegen:

€ 111.578.854

Utrecht:

€ 233.260.011

Flevoland:

€ 45.726.190

’t Gooi:

€ 96.982.686

Noord-Holland Noord:

€ 87.696.111

Kennemerland:

€ 51.391.540

Zaanstreek/Waterland:

€ 45.995.866

Amsterdam:

€ 146.234.378

Amstelland en de Meerlanden:

€ 31.786.002

Zuid-Holland Noord:

€ 75.787.078

Haaglanden:

€ 182.791.771

Westland Schieland Delfland:

€ 90.362.821

Midden-Holland:

€ 42.652.319

Rotterdam:

€ 149.165.776

Zuid-Hollandse Eilanden:

€ 88.134.670

Waardenland:

€ 75.659.671

Zeeland:

€ 74.009.232

West-Brabant:

€ 161.114.744

Midden-Brabant:

€ 114.308.648

Noordoost Brabant:

€ 160.886.910

Zuidoost Brabant:

€ 185.281.409

Noord- en Midden-Limburg:

€ 109.900.481

Zuid-Limburg:

€ 140.963.501

J

Na artikel 8.16 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 8.17

  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 49e, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg, bedraagt voor het jaar 2023: € 32.640 miljoen.

  • 2. Van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is € 29.902 miljoen bestemd voor zorg in natura en € 3.548 miljoen bestemd voor persoonsgebonden budgetten. Daarbij is rekening gehouden met overhevelingen door de Wlz-uitvoerders tussen de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten tot en met 15 oktober 2022.

Artikel 8.18

De bedragen die in 2023 beschikbaar zijn voor de verstrekking van persoonsgebonden budgetten zijn voor de hiernavolgende regio’s de achter die regio’s opgenomen bedragen:

Groningen:

€ 122.116.708

Friesland:

€ 178.259.674

Drenthe:

€ 129.222.048

Zwolle:

€ 114.512.780

Twente:

€ 132.332.152

Apeldoorn, Zutphen en omstreken:

€ 69.901.208

Midden IJssel:

€ 27.436.054

Arnhem:

€ 194.939.903

Nijmegen:

€ 115.178.463

Utrecht:

€ 240.785.136

Flevoland:

€ 47.201.348

’t Gooi:

€ 100.111.413

Noord-Holland Noord:

€ 90.525.247

Kennemerland:

€ 53.049.465

Zaanstreek/Waterland:

€ 47.479.724

Amsterdam:

€ 149.919.737

Amstelland en de Meerlanden:

€ 32.811.440

Zuid-Holland Noord:

€ 78.232.020

Haaglanden:

€ 188.688.757

Westland Schieland Delfland:

€ 93.277.987

Midden-Holland:

€ 44.028.312

Rotterdam:

€ 151.913.444

Zuid-Hollandse Eilanden:

€ 90.977.954

Waardenland:

€ 78.100.503

Zeeland:

€ 76.396.820

West-Brabant:

€ 166.312.414

Midden-Brabant:

€ 117.996.322

Noordoost Brabant:

€ 166.077.231

Zuidoost Brabant:

€ 191.258.712

Noord- en Midden-Limburg:

€ 113.445.945

Zuid-Limburg:

€ 145.511.079

K

Bijlage H komt te luiden overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 komt te luiden:

Artikel 9

  • 1. Van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, tweede en derde lid, van het Besluit, wordt het volgende vermogensbestanddeel afgetrokken:

    • a. het bedrag van een schadevergoeding voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak;

    • b. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9ter van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • c. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quater van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • d. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9quinquies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • e. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9sexies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • f. het bedrag van een uitkering als bedoeld in artikel 9septies van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

  • 2. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt een jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.

  • 3. De termijn gedurende welke het bedrag van de uitkering, genoemd in het eerste lid, onderdelen c tot en met f, wordt afgetrokken van de vermogensgrondslag, bedoeld in artikel 3.2, tweede en derde lid, van het Besluit, bedraagt drie jaar, welke termijn aanvangt in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is verkregen.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023 en werkt ten aanzien van artikel I, onderdelen H en I, terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

BIJLAGE H. TARIEVENTABEL PERSOONSGEBONDEN BUDGET-WLZ 2023

Zorgprofiel

ZZP

Wel of geen Begeleiding groeps

Persoonlijke Verzorging

Verpleging

Begeleiding Individueel

Begeleiding Groeps

Huishoudelijke hulp

Totaal

Verpleging en verzorging

               
 

1VV

nvt

€ 1.878

€ 4.825

€ 7.477

€ –

€ 4.212

€ 18.392

 

2VV

nvt

€ 10.314

€ 9.648

€ 2.493

€ –

€ 4.212

€ 26.667

 

3VV

nvt

€ 15.949

€ 4.825

€ 7.477

€ –

€ 4.212

€ 32.463

Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging

4VV

nvt

€ 15.949

€ 9.648

€ 13.685

€ –

€ 4.212

€ 43.494

Beschermd wonen met intensieve dementiezorg

5VV

nvt

€ 15.949

€ 17.690

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 59.013

Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging

6VV

nvt

€ 15.949

€ 17.690

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 59.013

Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding

7VV

Nvt

€ 15.949

€ 17.690

€ 36.071

€ –

€ 4.212

€ 73.922

Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging en verpleging

8VV

nvt

€ 21.551

€ 17.690

€ 44.771

€ –

€ 4.212

€ 88.224

Licht verstandelijk gehandicapt

               

Wonen met begeleiding en verzorging

1LVG

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ –

€ 21.162

€ 3.074

€ 4.212

€ 34.083

 

1LVG

ja, met vervoer

€ 5.635

€ –

€ 21.162

€ 3.444

€ 4.212

€ 34.453

Wonen met behandeling en begeleiding

2LVG

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ –

€ 36.071

€ 3.074

€ 4.212

€ 48.992

 

2LVG

ja, met vervoer

€ 5.635

€ –

€ 36.071

€ 3.444

€ 4.212

€ 49.362

Verstandelijk gehandicapt

               
 

1VG

nee

€ 5.635

€ –

€ 13.685

€ –

€ 4.212

€ 23.532

 

1VG

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ –

€ 13.685

€ 15.374

€ 4.212

€ 38.906

 

1VG

ja, met vervoer

€ 5.635

€ –

€ 13.685

€ 17.216

€ 4.212

€ 40.748

 

2VG

nee

€ 5.635

€ –

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 31.009

 

2VG

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ –

€ 21.162

€ 15.374

€ 4.212

€ 46.383

 

2VG

ja, met vervoer

€ 5.635

€ –

€ 21.162

€ 17.216

€ 4.212

€ 48.225

Wonen met begeleiding en verzorging

3VG

nee

€ 1.878

€ –

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 34.683

 

3VG

ja, zonder vervoer

€ 1.878

€ –

€ 28.593

€ 18.448

€ 4.212

€ 53.131

 

3VG

ja, met vervoer

€ 1.878

€ –

€ 28.593

€ 20.289

€ 4.212

€ 54.972

Wonen met begeleiding en intensieve en intensieve verzorging

4VG

nee

€ 5.635

€ 1.607

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 40.047

 

4VG

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ 1.607

€ 28.593

€ 18.448

€ 4.212

€ 58.495

 

4VG

ja, met vervoer

€ 5.635

€ 1.607

€ 28.593

€ 20.289

€ 4.212

€ 60.336

Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging

5VG

nee

€ 15.949

€ 4.825

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 53.579

 

5VG

ja, zonder vervoer

€ 15.949

€ 4.825

€ 28.593

€ 21.523

€ 4.212

€ 75.102

 

5VG

ja, met vervoer

€ 15.949

€ 4.825

€ 28.593

€ 23.365

€ 4.212

€ 76.944

Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragregulering

6VG

nee

€ 5.635

€ –

€ 36.071

€ –

€ 4.212

€ 45.918

 

6VG

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ –

€ 36.071

€ 24.598

€ 4.212

€ 70.516

 

6VG

ja, met vervoer

€ 5.635

€ –

€ 36.071

€ 26.441

€ 4.212

€ 72.359

(besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering

7VG

nee

€ 15.949

€ 1.607

€ 44.771

€ –

€ 4.212

€ 66.539

 

7VG

ja, zonder vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 44.771

€ 27.674

€ 4.212

€ 94.213

 

7VG

ja, met vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 44.771

€ 29.515

€ 4.212

€ 96.054

Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging

8VG

nee

€ 33.745

€ 9.648

€ 13.685

€ –

€ 4.212

€ 61.290

 

8VG

ja, zonder vervoer

€ 33.745

€ 9.648

€ 13.685

€ 21.523

€ 4.212

€ 82.813

 

8VG

ja, met vervoer

€ 33.745

€ 9.648

€ 13.685

€ 23.365

€ 4.212

€ 84.655

Lichamelijk gehandicapt

               

Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015)

1LG

nee

€ 5.635

€ 1.607

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 32.616

 

1LG

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ 1.607

€ 21.162

€ 18.448

€ 4.212

€ 51.064

 

1LG

ja, met vervoer

€ 5.635

€ 1.607

€ 21.162

€ 20.289

€ 4.212

€ 52.905

Wonen met begeleiding en enige verzorging

2LG

nee

€ 15.949

€ 1.607

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 42.930

 

2LG

ja, zonder vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 21.162

€ 18.448

€ 4.212

€ 61.378

 

2LG

ja, met vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 21.162

€ 20.289

€ 4.212

€ 63.219

Wonen met enige begeleiding en verzorging (2015)

3LG

nee

€ 15.949

€ 1.607

€ 13.685

€ –

€ 4.212

€ 35.453

 

3LG

ja, zonder vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 13.685

€ 21.523

€ 4.212

€ 56.976

 

3LG

ja, met vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 13.685

€ 23.365

€ 4.212

€ 58.818

Wonen met begeleiding en verzorging

4LG

nee

€ 15.949

€ 1.607

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 42.930

 

4LG

ja, zonder vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 21.162

€ 18.448

€ 4.212

€ 61.378

 

4LG

ja, met vervoer

€ 15.949

€ 1.607

€ 21.162

€ 20.289

€ 4.212

€ 63.219

Wonen met begeleiding en intensieve verzorging

5LG

nee

€ 21.551

€ 4.825

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 51.750

 

5LG

ja, zonder vervoer

€ 21.551

€ 4.825

€ 21.162

€ 21.523

€ 4.212

€ 73.273

 

5LG

ja, met vervoer

€ 21.551

€ 4.825

€ 21.162

€ 23.365

€ 4.212

€ 75.115

Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging

6LG

nee

€ 27.187

€ 9.648

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 62.209

 

6LG

ja, zonder vervoer

€ 27.187

€ 9.648

€ 21.162

€ 18.448

€ 4.212

€ 80.657

 

6LG

ja, met vervoer

€ 27.187

€ 9.648

€ 21.162

€ 20.289

€ 4.212

€ 82.498

Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging

7LG

nee

€ 27.187

€ 9.648

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 69.640

 

7LG

ja, zonder vervoer

€ 27.187

€ 9.648

€ 28.593

€ 15.374

€ 4.212

€ 85.014

 

7LG

ja, met vervoer

€ 27.187

€ 9.648

€ 28.593

€ 17.216

€ 4.212

€ 86.856

Visueel gehandicapt

               

Wonen met enige begeleiding en enige verzorging (2015)

1ZGvis

nee

€ 5.635

€ –

€ 13.685

€ –

€ 4.212

€ 23.532

 

1ZGvis

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ –

€ 13.685

€ 18.448

€ 4.212

€ 41.980

 

1ZGvis

ja, met vervoer

€ 5.635

€ –

€ 13.685

€ 20.289

€ 4.212

€ 43.821

Wonen met begeleiding en enige verzorging

2ZGvis

nee

€ 5.635

€ –

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 38.440

 

2ZGvis

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ –

€ 28.593

€ 15.374

€ 4.212

€ 53.814

 

2ZGvis

ja, met vervoer

€ 5.635

€ –

€ 28.593

€ 17.216

€ 4.212

€ 55.656

Wonen met intensieve begeleiding en verzorging

3ZGvis

nee

€ 10.314

€ 4.825

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 47.944

 

3ZGvis

ja, zonder vervoer

€ 10.314

€ 4.825

€ 28.593

€ 15.374

€ 4.212

€ 63.318

 

3ZGvis

ja, met vervoer

€ 10.314

€ 4.825

€ 28.593

€ 17.216

€ 4.212

€ 65.160

Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging

4ZGvis

nee

€ 27.187

€ 4.825

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 64.817

 

4ZGvis

ja, zonder vervoer

€ 27.187

€ 4.825

€ 28.593

€ 21.523

€ 4.212

€ 86.340

 

4ZGvis

ja, met vervoer

€ 27.187

€ 4.825

€ 28.593

€ 23.365

€ 4.212

€ 88.182

Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging

5ZGvis

nee

€ 27.187

€ 4.825

€ 36.071

€ –

€ 4.212

€ 72.295

 

5ZGvis

ja, zonder vervoer

€ 27.187

€ 4.825

€ 36.071

€ 21.523

€ 4.212

€ 93.818

 

5ZGvis

ja, met vervoer

€ 27.187

€ 4.825

€ 36.071

€ 23.365

€ 4.212

€ 95.660

Auditief gehandicapt

               

Wonen met begeleiding en enige verzorging

1ZGaud

nee

€ 1.878

€ –

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 34.683

 

1ZGaud

ja, zonder vervoer

€ 1.878

€ –

€ 28.593

€ 24.598

€ 4.212

€ 59.281

 

1ZGaud

ja, met vervoer

€ 1.878

€ –

€ 28.593

€ 26.441

€ 4.212

€ 61.124

Wonen met intensieve begeleiding en verzorging

2ZGaud

nee

€ 21.551

€ 9.648

€ 44.771

€ –

€ 4.212

€ 80.182

 

2ZGaud

ja, zonder vervoer

€ 21.551

€ 9.648

€ 44.771

€ 27.674

€ 4.212

€ 107.856

 

2ZGaud

ja, met vervoer

€ 21.551

€ 9.648

€ 44.771

€ 29.515

€ 4.212

€ 109.697

Wonen intensieve begeleiding en intensieve verzorging

3ZGaud

nee

€ 33.745

€ 17.690

€ 44.771

€ –

€ 4.212

€ 100.418

 

3ZGaud

ja, zonder vervoer

€ 33.745

€ 17.690

€ 44.771

€ 27.674

€ 4.212

€ 128.092

 

3ZGaud

ja, met vervoer

€ 33.745

€ 17.690

€ 44.771

€ 29.515

€ 4.212

€ 129.933

Wonen intensieve begeleiding en enige verzorging

4ZGaud

nee

€ 10.314

€ –

€ 44.771

€ –

€ 4.212

€ 59.297

 

4ZGaud

ja, zonder vervoer

€ 10.314

€ –

€ 44.771

€ 21.523

€ 4.212

€ 80.820

 

4ZGaud

ja, met vervoer

€ 10.314

€ –

€ 44.771

€ 23.365

€ 4.212

€ 82.662

GGZ wonen

               

GGZ wonen met intensieve begeleiding

1GGZ-W

nee

€ 1.878

€ 1.607

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 36.290

1GGZ-W

ja, zonder vervoer

€ 1.878

€ 1.607

€ 28.593

€ 12.300

€ 4.212

€ 48.590

 

1GGZ-W

ja, met vervoer

€ 1.878

€ 1.607

€ 28.593

€ 13.769

€ 4.212

€ 50.059

GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging

2GGZ-W

nee

€ 10.314

€ 4.825

€ 21.162

€ –

€ 4.212

€ 40.513

 

2GGZ-W

ja, zonder vervoer

€ 10.314

€ 4.825

€ 21.162

€ 12.300

€ 4.212

€ 52.813

 

2GGZ-W

ja, met vervoer

€ 10.314

€ 4.825

€ 21.162

€ 13.769

€ 4.212

€ 54.282

GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering

3GGZ-W

nee

€ 5.635

€ 4.825

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 43.265

 

3GGZ-W

ja, zonder vervoer

€ 5.635

€ 4.825

€ 28.593

€ 15.374

€ 4.212

€ 58.639

 

3GGZ-W

ja, met vervoer

€ 5.635

€ 4.825

€ 28.593

€ 17.216

€ 4.212

€ 60.481

GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging

4GGZ-W

nee

€ 15.949

€ 9.648

€ 28.593

€ –

€ 4.212

€ 58.402

 

4GGZ-W

ja, zonder vervoer

€ 15.949

€ 9.648

€ 28.593

€ 12.300

€ 4.212

€ 70.702

 

4GGZ-W

ja, met vervoer

€ 15.949

€ 9.648

€ 28.593

€ 13.769

€ 4.212

€ 72.171

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze wijziging van de Regeling langdurige zorg (Rlz) en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 bevat een viertal wijzigingen. Ten eerste is er een beperking voor vermogensuitzonderingen opgenomen. Deze wijziging heeft betrekking op zowel de Rlz als de Uitvoeringsregeling Wmo 2015. Ten tweede worden de toeslagen en tarieven behorende bij het persoonsgebonden budget (pgb) voor 2023 ge(her)ïndexeerd conform de meest recente ontwikkeling van het prijspeil. Met onderhavige regeling worden ten derde de pgb-kaders geactualiseerd. Tot slot komen met deze regeling de bepalingen omtrent extra kosten voor corona te vervallen omdat deze materieel zijn uitgewerkt. De laatste drie wijzigingen hebben enkel betrekking op de Rlz.

2. Wijzigingen

Beperking vermogensuitzonderingen

Voor zorg c.q. ondersteuning uit de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Wmo 2015 (i.c. bij beschermd wonen) wordt een eigen bijdrage betaald. De hoogte wordt vastgesteld aan de hand van de omvang van het inkomen en vermogen, de zogeheten vermogenstoets. In het Besluit langdurige zorg (Blz) en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (UB Wmo 2015) is geregeld dat van het berekende vermogen (de vermogensgrondslag), op aanvraag van de verzekerde, de op basis van art. 47 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) aangewezen eenmalige uitkeringen kunnen worden afgetrokken. Hierdoor wordt een bepaald bedrag niet meegerekend bij het vaststellen van het vermogen en wordt de eigen bijdrage lager. Artikel 47 Awir is nader geregeld in de Uitvoeringsregeling Awir (UR Awir). Sommige van de in de UR Awir genoemde vermogenstoetsuitzonderingen kennen een beperking in de tijd gedurende welke een uitkering van het vermogen kan worden uitgezonderd.

Met het wijzigen van het Blz en het UB Wmo 2015 (Stb. 2022, 460) met ingang van 1 januari 2023 is het mogelijk gemaakt om ook met betrekking tot de eigen bijdrage in de Wlz en de Wmo 2015 (beschermd wonen), bij ministeriële regeling de aanvraag voor een vermogensuitzonderingen te kunnen beperken tot een bepaalde termijn. In de onderhavige ministeriële regeling is de termijn voor de volgende regelingen gesteld op drie jaar:

  • Hersteloperatie kinderopvangtoeslag (vergl. artikel 9quater, UR Awir);

  • Bijdrage Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (vergl. artikel 9quinquies, UR Awir);

  • Compensatieregeling Dutchbat III en nabestaanden Srebrenica (vergl. artikel 9sexies, UR Awir);

  • Compensatieregeling transgender en intersekse personen (vergl. art. 9 septies, Awir).

Hiermee worden deze op één lijn gebracht met de in de UR Awir opgenomen regelingen waarvan de vermogensuitzondering nu al is beperkt tot drie jaar.

Voor de uitkeringen die in het kader van de Herstelactie kindgebonden budget (vergl. artikel 9ter Awir) plaatsvinden, stelt onderhavige regeling de termijn gedurende welke deze uitkeringen van het vermogen kunnen worden uitgezonderd, op een jaar. Ook voor deze uitkering geldt dat deze beperking op één lijn is gebracht met de in de UR Awir opgenomen regeling, die voor deze vermogensuitzondering al een beperking kent van een jaar.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de op grond van onderhavige regeling vastgestelde beperking in de termijn betrekking heeft op uitkeringen die vanaf het jaar 2021 tot het vermogen behoren. Dit vanwege het feit dat de grondslag om een beperking te stellen aan de termijn gedurende welke de uitkering op het vermogen kan worden uitgezonderd, wordt ingevoerd per 1 januari 2023. Aangewezen uitkeringen als bedoeld in het Blz en het UB Wmo 2015 die vóór 2021 tot het vermogen zijn gaan behoren, kennen geen limiet in de periode gedurende welke zij ten behoeve van de vermogenstoets voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage van het vermogen kunnen worden uitgezonderd. Aan het beperken van de termijn gedurende welke de aangewezen uitkeringen in aftrek kunnen worden gebracht, is immers geen terugwerkende kracht verbonden.

Herindexatie

Met deze wijziging van de Rlz worden de toeslagen en tarieven behorende bij het pgb voor 2023 ge(her)ïndexeerd conform de meest recente ontwikkeling van het prijspeil. In de Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 21 juni 2022, kenmerk 3382194-1030917-LZ, houdende wijziging van de Regeling langdurige zorg in verband met voorzien in de mogelijkheid tot verhoging van het pgb in geval van logeeropvang, het jaarlijks indexeren van de pgb bedragen en enkele andere wijzigingen, heeft ook al een indexatie van het pgb per 1-1-23 plaatsgevonden (Stcrt. 2022, 16877). Echter, door ontwikkelingen van het prijspeil is herindexatie nodig, hetgeen met onderhavige regeling wordt gerealiseerd. Het indexeringspercentage waarmee de bedragen 2022 per 1-1-23 met onderhavige regeling worden gewijzigd, betreft 5,99%.

Actualiseren PGB-kaders

Het beschikbaar gestelde Wlz-kader 2022 is gewijzigd naar aanleiding van de opgave van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) van 24 oktober 2022. Hierin zijn de wijzigingen van het Wlz-kader 2022 zoals vermeld in de definitieve kaderbrief Wlz 2023 verwerkt. De verdeling van het totale Wlz-kader 2022 over de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten is in lijn hiermee ook gewijzigd. In deze opgave zijn de overhevelingen door de Wlz-uitvoerders tussen de regionale deelkaders 2022 voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten tot en met 15 oktober 2022 verwerkt. Met onderhavige regeling worden de bestaande kaders voor 2022 daarom dienovereenkomstig met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 gewijzigd.

Het Wlz-kader 2023 sluit aan bij de definitieve kaderbrief Wlz 2023. Het Wlz-kader 2023 kan gedurende het jaar 2023 nog wijzigen. Dit gebeurt aan de hand van adviezen van de NZa. Deze kunnen aanleiding geven tot het toevoegen van herverdelingsmiddelen aan het Wlz kader 2023. Ook kan de verdeling van het Wlz-kader 2023 over de deelkaders voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten en de verdeling van het pgb-kader over de zorgkantoorregio’s gedurende 2023 nog wijzigen.

Schrappen extra kosten corona

De Rlz bevat een regeling die er (kort gezegd) in voorziet dat het zorgkantoor het pgb kan verhogen in het geval een verzekerde als gevolg van maatregelen in verband met Covid-19 bepaalde extra kosten heeft moeten maken. Omdat deze voorziening per 1 januari 2023 materieel is uitgewerkt, wordt deze per die datum geschrapt.

3. Uitvoeringsconsequenties

Het CAK heeft een zogeheten ‘lichte’ uitvoeringstoets uitgebracht op de wijzigingen in deze regeling die betrekking hebben op de beperking in de periode van de vermogensuitzonderingen. Het CAK heeft aangegeven de eerder beschreven vermogenstoetsuitzonderingen met ingang van 1 januari 2023 binnen de eigen bijdrage regelingen uit te kunnen voeren. Bij de overige onderwerpen is geen sprake van uitvoeringsconsequenties.

4. Financiële aspecten

De in deze regeling vervatte beperking in de termijn van toepassing van vermogensuitzonderingen sluit aan bij de termijn die is genoemd in de UR Awir wat betreft de mogelijkheid deze in een aantal gevallen buiten beschouwing te laten voor de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Met die termijnen is een balans gevonden tussen enerzijds de mogelijkheid om onbelemmerd een compensatie te kunnen ontvangen in de genoemde gevallen en anderzijds een termijn te stellen aan de inzet van de compensatie bij het bepalen van de hoogte van het vermogen. Verwacht mag worden dat gezien de hoogte van de uitkeringen deze op gegeven moment uit het vermogen verdwijnen en er alleen daarom al geen onbeperkt beroep mogelijk moet zijn deze uit te zonderen van het vermogen. Onbeperkte mogelijkheid tot het aanvragen van een uitzondering in deze gevallen zou ook een onevenwichtigheid meebrengen in vergelijking met degenen die niet de mogelijkheid hebben een vermogensuitzondering aan te vragen.

Er zijn geen gevolgen voor de begroting van het CAK. Vanwege de beperkte benodigde capaciteit voor de implementatie kunnen deze activiteiten binnen de huidige begroting van het CAK worden opgevangen.

Bij de andere onderwerpen is geen sprake van financiele consequenties.

5. Administratieve lasten

Deze wijziging van de Rlz betreft voornamelijk een aantal louter technische wijzigingen, deze hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Het adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2023, met uitzondering van de bepalingen die een nieuwe vaststelling van de pgb-kaders voor 2022 bevatten. Die bepalingen werken terug tot 1 januari 2022.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I, onderdeel A

Artikel I omvat wijzigingen van de Rlz. In artikel I, onderdeel A, wordt geregeld dat het bestaande artikel 4.1 van de Rlz wordt gewijzigd in een nieuw artikel 4.1 van het Rlz. Dit artikel geeft invulling aan hetgeen is bepaald in artikel 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel a, van het Blz. In dat artikel is geregeld dat bij ministeriele regeling vermogensbestanddelen kunnen worden aangewezen die op verzoek kunnen worden afgetrokken van de vermogensgrondslag om het vermogen van een persoon ten behoeve van de vermogenstoets te bepalen.

De opsomming in artikel 4.1, eerste lid, van de Rlz vermeldt in onderdeel a, een vermogensbestanddeel dat al was opgenomen in artikel 4.1 van de Rlz zoals dat voor inwerkingtreding van onderhavige regeling luidde, namelijk het vermogensbestanddeel dat een schadevergoeding vormt voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak. Ten aanzien van dit vermogensbestanddeel zijn geen wijzigingen beoogd.

Voor de vermogensbestanddelen die zijn opgesomd in de onderdelen b tot en met f wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting. Hoewel de in deze onderdelen genoemde uitkeringen reeds in de UR Awir zijn aangewezen, worden deze in de Rlz opgenomen om daarmee mogelijk te maken dat een beperking wordt gesteld op de termijn gedurende welke de desbetreffende uitkering kan worden uitgezonderd van het vermogen ten behoeve van de vermogenstoets. In het tweede en derde lid van artikel 4.1 van de Rlz wordt namelijk, op grond van de per 1 januari 2023 in artikel 3.3.1.2, vijfde lid, van het Blz, nieuw opgenomen delegatiegrondslag, een periode vastgesteld gedurende welke een uitkering van de vermogensgrondslag kan worden uitgezonderd. Het tweede lid heeft betrekking op de uitkeringen die zijn ontvangen in het kader van de Herstelactie kindgebonden budget. Hiervoor geldt een termijn van een jaar, zijnde het jaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is genoten. Het derde lid heeft betrekking op de betalingen als bedoeld in de artikelen 9quater tot en met 9septies van de UR Awr. Hiervoor gaat een termijn van drie jaar gelden, te rekenen vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de uitkering is ontvangen.

Artikel I, onderdelen B, C, D, E, F en K

Deze onderdelen indexeren de toeslagen en tarieven behorende bij het pgb naar het prijspeil in 2023. Het indexeringspercentage dat hierbij is gehanteerd bedraagt 5,99%. Bij de eerdergenoemde regeling van 21 juni 2022, kenmerk 3382194-1030917-LZ, waren de bedragen al per 1 januari 2023 geindexeerd tegen een percentage van 4,55%. Vanwege het hoge prijspeil is herindexatie nodig. Tevens wordt bijlage H van de regeling op deze indexering aangepast.

Artikel I, onderdeel G

In dit onderdeel worden het vijfde en zesde lid van artikel 5.1c van de Rlz geschrapt omdat deze materieel uitgewerkt zijn.

Artikel I, onderdelen H, I en J

Voor de wijzigingen in de onderdelen H, I en J wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting, onder het kopje ‘Actualiseren PGB-kaders’.

Artikel II

Artikel II betreft een wijziging van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en houdt in dat artikel 9 van die regeling wordt vervangen door een nieuw artikel 9.

Artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 geeft invulling aan hetgeen is bepaald in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, van het UB Wmo 2015. In dat artikel is geregeld dat bij ministeriele regeling vermogensbestanddelen kunnen worden aangewezen die op verzoek kunnen worden afgetrokken van de vermogensgrondslag om het vermogen van een persoon ten behoeve van de vermogenstoets te bepalen.

De opsomming in artikel 9, eerste lid, vermeldt in onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 een vermogensbestanddeel dat al was opgenomen in de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, namelijk het vermogensbestanddeel dat een schadevergoeding vormt voor letselschade waarvan de hoogte is vastgelegd in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak. Ten aanzien van dit vermogensbestanddeel zijn geen wijzigingen beoogd. Voor de vermogensbestanddelen die zijn opgesomd in de onderdelen b tot en met f wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

In het tweede en derde lid van artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt invulling gegeven aan de in artikel 3.3.1.2, vijfde lid, van het UB Wmo 2015, nieuw opgenomen delegatiegrondslag om een periode aan te wijzen gedurende welke een uitkering van de vermogensgrondslag kan worden uitgezonderd. Het tweede lid heeft betrekking op de uitkeringen die zijn ontvangen in het kader van de Herstelactie kindgebonden budget. Zoals in het algemeen deel is toegelicht, worden die betalingen uitgekeerd in 2019 of 2020. Deze betalingen gelden dan enkel in 2020 respectievelijk 2021 als vermogenstoetsuitzondering. Het derde lid heeft betrekking op de betalingen als bedoeld in de artikelen 9quater tot en met 9septies van de UR Awr.

Artikel III

Dit artikel voorziet in de inwerkingtreding van de voornoemde wijzigingen. De regeling treedt 1 januari 2023 in werking, hetgeen aansluit op de vaste verandermomenten. Wel wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden, hetgeen ingegeven is door de aard van de wijzigingen. Alleen aan artikel I, onderdelen H en I, wordt terugwerkende kracht toegekend. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven