Besluit van de Minister van Financiën van 12 mei 2021, 2021-0000094671, directie Financiële Markten, tot instelling van de Evaluatiecommissie Conservatrix (Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Conservatrix)

De Minister van Financiën,

Handelende in overeenstemming met de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank N.V.;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2;

DNB:

De Nederlandsche Bank N.V.;

Minister:

de Minister van Financiën;

RvC DNB:

de Raad van Commissarissen van DNB.

Artikel 2. Instelling en taak van de commissie

  • 1. Er is een onafhankelijke Evaluatiecommissie Conservatrix.

  • 2. De commissie heeft tot taak onderzoek te doen naar de handelwijze van DNB en het Ministerie van Financiën ten aanzien van de Nederlandsche Algemeene Maatschappij van Levensverzekering ‘Conservatrix’ N.V. bij de overdracht aan Trier Holding B.V. en in de periode daarna tot aan het faillissement alsmede naar de toereikendheid van het betreffende wettelijke kader.

  • 3. De commissie richt het onderzoek naar eigen inzicht in.

Artikel 3. Samenstelling en ondersteuning

  • 1. De commissie bestaat uit twee leden. Als leden worden benoemd:

    • mevrouw mr. P.F.M. van der Meer Mohr;

    • de heer R. Konterman.

  • 2. De commissie wordt ondersteund door een externe secretaris.

  • 3. De commissie kan zich voorts laten ondersteunen door personen en instanties die zij nodig acht.

Artikel 4. Vergoedingen

  • 1. De leden van de commissie ontvangen voor de duur van het onderzoek een vaste vergoeding, gebaseerd op salarisschaal 18, trede 10, van paragraaf 6.3 van de laatst afgesloten CAO Rijk en een arbeidsduurfactor van 40%.

  • 2. De kosten voor de externe secretaris en overige kosten van de commissie worden op basis van een vooraf goedgekeurde raming door de Minister en DNB vergoed.

Artikel 5. Inwinnen van inlichtingen en medewerking

  • 1. De leden van de commissie kunnen zich binnen het kader van de taak van de commissie rechtstreeks wenden tot alle instanties en personen die aan het uitvoeren van haar taak een bijdrage kunnen leveren.

  • 2. De leden van de commissie krijgen toegang tot alle informatie van DNB en de Minister die zij nodig hebben om hun opdracht te kunnen vervullen.

  • 3. De commissie legt in het evaluatierapport verantwoording af over de door instanties en personen aan haar geboden medewerking.

Artikel 6. Geheimhouding

  • 1. De leden van de commissie, de secretaris en overige personen die de commissie ondersteunen zijn, behoudens de rapportage(s) aan de RvC DNB en de Minister, verplicht tot geheimhouding van de gegevens en inlichtingen die zij in het kader van het in artikel 2 bedoelde onderzoek ontvangen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op gegevens en inlichtingen die reeds op andere wijze openbaar zijn gemaakt.

Artikel 7. Openbaarmaking commissie

  • 1. De commissie stelt een eindrapport op, geschoond van vertrouwelijke, tot personen herleidbare informatie en geschoond van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 1:89 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 2. De commissie streeft er naar een eindrapport in het najaar van 2021 gelijktijdig aan de Minister en aan de RvC DNB aan te bieden.

  • 3. Vier weken na het uitbrengen van het eindrapport is de commissie opgeheven.

Artikel 8. Archiefbescheiden

  • 1. De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of zoveel eerder als omstandigheden daartoe aanleiding geven haar archief over aan het Ministerie van Financiën.

  • 2. In afwijking van het eerste lid draagt de commissie het deel van het archief dat is gebaseerd op informatie die door DNB aan de commissie ter beschikking is gesteld, over aan DNB.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 april 2021.

Artikel 10. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Conservatrix.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

Het faillissement van een financiële instelling is een ingrijpende gebeurtenis en heeft grote gevolgen voor betrokkenen. Het faillissement van levensverzekeraar Nederlandsche Algemeene Maatschappij van Levensverzekering ‘Conservatrix’ N.V. (hierna: Conservatrix) op 8 december 2020, drie jaar na de overdracht aan Trier Holding B.V (hierna: Trier) in mei 2017, roept een aantal vragen op. Dit rechtvaardigt een grondige evaluatie van de gang van zaken in de periode vanaf de overdracht van Conservatrix aan Trier tot aan het faillissement.

Bij brief van 9 december 20201 aan de Tweede Kamer heeft de Minister van Financiën aangekondigd samen met de raad van commissarissen van DNB een evaluatie te laten uitvoeren naar de gang van zaken. In die brief is tevens in algemene zin ingegaan op de wijze waarop de evaluatie wordt vormgegeven en de onderzoeksvraag. In het schriftelijk overleg dat door de Minister van Financiën met de vaste commissie van Financiën van de Tweede Kamer is gevoerd over het faillissement van Conservatrix is tevens ingegaan op de genoemde evaluatie.

Uitgangspunt van de evaluatie is dat deze wordt uitgevoerd door een van DNB en het Ministerie onafhankelijke commissie van deskundigen. Deze commissie zal, binnen de ruime kaders van de onderzoeksopdracht, volledig naar eigen inzicht haar onderzoek kunnen uitvoeren. Met dit besluit wordt de Evaluatiecommissie Conservatrix ingesteld. Deze zal onderzoek doen naar de handelwijze van DNB en het Ministerie van Financiën ten aanzien van Conservatrix en naar de toereikendheid van het wettelijk kader.

Centrale onderzoeksvraag

De commissie wordt verzocht een onderzoek uit te voeren op basis van de volgende centrale onderzoeksvraag: Hebben DNB en het Ministerie van Financiën ten aanzien van Conservatrix bij de overdracht aan Trier Holding B.V. en in de periode daarna tot het faillissement adequaat gehandeld en was het wettelijk kader hiervoor toereikend?

Het onderzoek betreft daarmee primair het handelen van DNB als toezichthouder en afwikkelingsautoriteit en het Ministerie van Financiën. Het onderzoek ziet als zodanig niet op het handelen van Conservatrix en haar vennootschappelijke organen. Dit handelen is echter vanzelfsprekend wel van belang voor het optreden van DNB en het Ministerie van Financiën en kan als zodanig in de uitvoering van het onderzoek aan de orde komen.

De onderzoeksvraag kan worden uitgesplitst in twee deelvragen:

  • a. Hebben DNB en het Ministerie van Financiën ten aanzien van Conservatrix bij de overdracht aan Trier en in de periode daarna tot het faillissement, adequaat gehandeld?

  • b. Is het wettelijk kader door DNB en het Ministerie correct toegepast en is dat wettelijk kader toereikend?

Voorop staat dat de evaluatiecommissie haar onderzoek naar eigen inzicht vorm kan geven. Er is tegelijkertijd een aantal onderwerpen waarvan het in de rede ligt dat de commissie daaraan bijzondere aandacht besteedt. Dit betreft:

  • De gang van zaken rond de overdracht aan Trier in mei 2017, waaronder de beslissing om aan Trier over te dragen, de voorwaarden waaronder de aandelen in Conservatrix aan Trier werden overgedragen en de afspraken die in dat kader met Trier en eigenaar Eli Global zijn gemaakt. Dit betreffen met name de afspraken ten aanzien van de herkapitalisatie van Conservatrix en de herverzekering door CBL, de instandhoudingsverplichting van de solvabiliteit, de beleggingsstrategie alsmede de toetsing van de uiteindelijk belanghebbende;

  • De beoordeling van het overdrachtsplan door de Minister van Financiën op basis van zijn wettelijke taak;

  • De gang van zaken rondom de herverzekering van de verplichtingen jegens Conservatrix van herverzekeraar CBL bij de Bankers Reinsurance Group Limited gevestigd op Barbados (de retrocessie);

  • De rol van DNB en van de Amerikaanse toezichthouder (North Carolina Department of Insurance, NCDOI) ten aanzien van CBL en andere onderdelen van de Eli Global groep en de informatie-uitwisseling tussen DNB en de NCDOI;

  • De rol van DNB bij de pogingen van Conservatrix tot herstel (waaronder nakoming van de afspraken met Trier en de poging tot verkoop);

  • De rol van Minister van Financiën in de periode vanaf de overdracht aan Trier tot aan het faillissement;

  • De besluitvorming door DNB gedurende de herstelfase en in aanloop naar het faillissement;

  • De benoeming van de Wft-curator (ex artikel 1:76 van de Wet op het financieel toezicht) door DNB in september 2020;

  • De beoordeling van het verzoek om financiële steun van Conservatrix door de Minister van Financiën in augustus en september 2020;

  • Beoordeling van de ‘algemeen belang’-test (ex artikel 3:85 van de Wet op het financieel toezicht) door DNB ten aanzien van Conservatrix;

  • De toereikendheid van het wettelijk kader en het instrumentarium dat DNB ter beschikking staat.

De hierboven genoemde aandachtspunten zijn niet limitatief maar geven een indicatie van belangrijke thema’s in de onderhavige casus en zijn eveneens bedoeld om tegemoet te komen aan vragen die leven bij het parlement en belanghebbenden. Het staat de commissie uiteraard vrij om enige andere vraag te betrekken die zij relevant acht bij de centrale onderzoeksvraag.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel wordt de commissie ingesteld en is de onderzoeksopdracht opgenomen. De onderzoeksopdracht wordt nader uitgewerkt in het algemene deel van de toelichting bij dit besluit. De onderzoeksopdracht en nadere uitwerking komen overeen met hetgeen eerder aan de Tweede Kamer is gemeld. De commissie heeft binnen deze opdracht voor het overige de vrijheid om het onderzoek naar bevind van zaken in te richten.

De commissie wordt door de Minister ingesteld en heeft twee opdrachtgevers: de Minister en de RvC DNB. Het besluit is derhalve in overeenstemming met de RvC DNB genomen.

Artikel 3

In dit artikel worden de leden van de commissie benoemd. De commissie wordt ondersteund door een externe secretaris. De secretaris is geen lid van de commissie. De commissie kan zich daarnaast laten ondersteunen door personen en instanties die zij nodig acht om haar opdracht uit te voeren, aldus het derde lid.

Artikel 4

De leden van de commissie worden bezoldigd overeenkomstig de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Hierbij is gezien het tijdsbeslag van het onderzoek gekozen voor een vaste vergoeding. Noodzakelijke kosten die door de commissie worden gemaakt, zoals de bezoldiging van de secretaris en overige ondersteuning (zie artikel 3), worden gedragen door het Ministerie van Financiën en DNB op basis van een vooraf goedgekeurde raming. Hierbij zal een toets op de redelijkheid van de door de commissie te maken kosten plaatsvinden.

Artikel 5

Zoals in artikel 2 is aangegeven heeft de commissie de vrijheid om het onderzoek naar eigen inzicht in te richten. Dit houdt ook in dat zij zich kan wenden tot andere personen of instanties dan DNB en de Minister van Financiën. De Minister en DNB verstrekken de commissie alle informatie die zij voor het onderzoek nodig acht. De commissie gaat in het rapport in op de wijze waarop aan haar op basis van dit artikel medewerking is verleend.

Artikel 6

Gezien de aard van de gegevens en inlichtingen die de commissie voor haar onderzoek zal verkrijgen, zal deze informatie vertrouwelijk dienen te worden behandeld. Dit is slechts anders wanneer een wettelijke verplichting tot openbaarmaking dwingt of indien de Minister of DNB toestemming heeft verleend deze informatie openbaar te maken. Uiteraard kan deze toestemming niet worden verleend als er een wettelijke geheimhoudingsplicht van toepassing is. In dit verband wordt gewezen op het specifieke openbaarheidsregime dat volgt uit de Wet op het financieel toezicht. Informatie die reeds op een andere wijze in de openbaarheid is geraakt hoeft vanzelfsprekend niet vertrouwelijk te worden behandeld.

Artikel 7

Het eindrapport met de bevindingen van de commissie zal gelijktijdig worden aangeboden aan de Minister en aan de RvC DNB als opdrachtgevers van het onderzoek. Het streven is om het rapport in het najaar 2021 gereed te hebben. De commissie is vier weken na het uitbrengen van het eindrapport opgeheven.

Artikel 8

De commissie draagt haar archief zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden over aan het Ministerie van Financiën: zie het eerste lid. Omdat de commissie de beschikking krijgt over toezichtvertrouwelijke informatie van DNB waarvan het niet wenselijk is dat deze buiten DNB gearchiveerd wordt, is in het tweede lid bepaald dat het deel van het archief dat gebaseerd is op informatie die afkomstig is van DNB, door DNB zal worden gearchiveerd.

Artikel 9

De commissie is op 19 april 2021 feitelijk begonnen met haar voorbereidende werkzaamheden. Om die reden treedt dit besluit onmiddellijk na publicatie in werking en werkt het terug tot en met 19 april.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/2021, 29 507, nr. 152.

Naar boven