TOELICHTING
Algemeen
Bij brief van 4 september 2013 (IenM/BSK-2013/96407), gericht aan onder meer de leveranciers
en koepelorganisaties van de eigenaren van beheersystemen voor legionellapreventie,
ben ik ingegaan op drie juridische knelpunten die speelden bij toepassing van alternatieve
technieken voor legionellapreventie. De brief is op internet te vinden via het briefnummer
of via de titel: ‘Juridische knelpunten bij toepassing van alternatieve technieken
legionellapreventie’.
In de brief komen de volgende knelpunten aan de orde:
-
1. Er ontbrak een overgangsregeling voor de certificeringsplicht voor alternatieve technieken.
Dit knelpunt is opgelost door middel van toevoeging van artikel 44a aan het Drinkwaterbesluit
(Stb. 2015, 120).
-
2. Het was vanuit een oogpunt van energiebesparing wenselijk en vanuit een oogpunt van
volksgezondheid mogelijk om bij gebruik van bepaalde alternatieve technieken een lagere
minimumtemperatuur voor warm tapwater te hanteren dan 60°C. In de brief is aangegeven
dat in dergelijke gevallen het bevoegd gezag op grond van artikel 1.3 van het Bouwbesluit
2012 kan verklaren dat een daarbij aan te geven lagere minimumtemperatuur als gelijkwaardig
kan worden beschouwd.
-
3. Het derde knelpunt betrof de minimale spoelfrequentie. Dat knelpunt is met deze wijzigingsregeling
opgelost.
In de Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater (hierna te noemen:
Regeling legionellapreventie), bijlage 2, paragraaf 5.1, voorschrift 5.1.5, wordt
in verband daarmee bepaald:
‘Leidingen voor koud en warm water die langer dan een week niet gebruikt worden, worden
wekelijks gespoeld. Bij het spoelen wordt water getapt tot 10 seconden nadat een stabiele
temperatuur is bereikt’.
Bij toepassing van sommige alternatieve technieken (fysische technieken, fotochemisch
beheer, elektrochemisch beheer) kan het vanuit een oogpunt van legionellapreventie
en volksgezondheid verantwoord zijn (en vanuit een oogpunt van besparing van water,
energie en inzet van personeel gewenst) om onder bepaalde voorwaarden een lagere spoelfrequentie
te hanteren. Het eerdergenoemde voorschrift 5.1.5 stond hieraan in de weg.
Daarom is de Regeling legionellapreventie gewijzigd door de voorliggende regeling,
waardoor de minimale spoelfrequentie onder bepaalde voorwaarden kan worden verlaagd.
Dit is verwerkt in de vorm van nieuwe voorschriften 5.1.6 en 5.1.7 in bijlage 2.
Tevens zijn met de voorliggende wijziging enige technische correcties doorgevoerd
en de tekst van de voetnoten toegevoegd aan de tabel, opgenomen in paragraaf 5.2,
die bij een eerdere publicatie abusievelijk was weggevallen.
Daarnaast wordt met de voorliggende wijziging in artikel 7.1, eerste lid, een nieuwe
bemonsterings- en analysemethode voor legionella aangewezen (NEN-EN-ISO 11731, inclusief
Nederlands voorwoord) die NEN 6265:2007 vervangt.
Voorbereiding
Consultatie
Begin 2015 is een conceptversie van de wijzigingsregeling voor commentaar voorgelegd
aan een aantal belanghebbende organisaties, zoals EnvAqua (branche-organisatie van
waterbehandelaars), Recron, KWR, Bureau Deerns, Brabant Water, ISSO, leveranciers
en adviesbedrijven. Waar mogelijk en relevant, zijn de ontvangen commentaren verwerkt
in de definitieve tekst. In 2015 heeft nog geen internetconsultatie plaatsgehad.
Ook heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, toezichthouder op naleving
van de Drinkwaterwet) een HUF-toets uitgevoerd op de conceptversie.
De opmerkingen van de ILT zijn verwerkt in de onderhavige tekst. De ILT geeft aan
dat de wijzigingsregeling handhaafbaar is en geen gevolgen heeft voor de capaciteit
van ILT.
Na de consultatie is de voorbereiding van de wijzigingsregeling voorts afgestemd op
de Initiatiefnota Legionella die door de Tweede Kamer werd uitgebracht en de voorstellen
die vanuit de Toezichttafel Gastvrijheidssector werden ontwikkeld.
Effecten
Er zijn geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers en bedrijven.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, B, C en E
Dit betreft redactionele en technische correcties.
Onderdeel D
In mei 2017 is een nieuwe internationale norm voor de bepaling van legionellabacteriën
in water vastgesteld en gepubliceerd, namelijk ISO 11731. Deze ISO-norm is vervolgens
overgenomen door het Europese comité voor normalisatie CEN en daarna door NEN. In
Nederland is de volledige benaming van de norm: NEN-EN-ISO 11731:2017 ‘Water - Telling
van Legionella’. Deze norm is de opvolger van NEN 6265:2007. In artikel 7, eerste lid, van de Regeling
legionellapreventie wordt ook verwezen naar het Nederlands voorwoord behorend bij
deze norm, waarin aanpassingen met betrekking tot de monstername zijn opgenomen. De
aanwijzing van de nieuwe norm treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 (zie
artikel II, tweede lid), zodat de laboratoria voldoende tijd krijgen om de nieuwe
methode in te voeren en daarvoor – overeenkomstig artikel 6 van de Regeling legionellapreventie
– geaccrediteerd te worden.
Onderdeel F
Voor fysische beheerstechnieken (ultrafiltratie of microfiltratie, UV-licht, pasteurisatie
of een combinatie van deze technieken) heb ik in de eerder-genoemde brief van 4 september
2013 aangegeven dat de spoelfrequentie kan worden verlaagd, uitgaande van de volgende
voorwaarden:
-
1. De periodieke bemonstering op Legionella volgens artikel 43 van het Drinkwaterbesluit
en bijlage 3 van de Regeling legionellapreventie blijft onverminderd van kracht.
-
2. Bij overschrijding van de norm moet de eigenaar maatregelen nemen. Het tijdelijk inzetten
van extra beheersmaatregelen (zoals additioneel spoelen en/of reinigen) ligt voor
de hand.
-
3. Er dient overeenkomstig artikel 37 van het Drinkwaterbesluit een risicoanalyse te
zijn uitgevoerd en overeenkomstig artikel 38 van het Drinkwaterbesluit een beheersplan
te zijn opgesteld dat toegesneden is op de toegepaste fysische techniek. Op basis
van artikel 40 van het Drinkwaterbesluit wordt een logboek bijgehouden, waarin de
uitvoering van de beheersmaatregelen wordt bijgehouden.
-
4. ‘Dode’ stukken dienen voor de nulreiniging te zijn verwijderd, bij voorkeur ‘glad’
weggewerkt (niet afgedopt).
-
5. Er dient een nulreiniging en desinfectie te zijn uitgevoerd waarbij de gehele nageschakelde
installatie is behandeld.
-
6. De bypass dient gesloten en verzegeld te zijn, bij voorkeur door middel van een block-and-bleed principe.
-
7. Het beheer van de ‘poortwachter’ dient stipt te worden uitgevoerd.
-
8. Warmwater, gemeten op het einde van de retourleiding (en eventuele deelringen gemeten
op het verste punt) dient aantoonbaar 50°C (of hoger) te zijn. Bij eventuele besmettingen
dient deze temperatuur tijdelijk te worden verhoogd naar 60°C totdat er sprake is
van beheerste risico's.
-
9. Het toegepaste fysisch beheerssysteem moet zijn gecertificeerd overeenkomstig BRL
14010-1.
-
10. Bij gebruik van een fysische techniek is sprake van behandeling van het water in de
zin van de Drinkwaterwet en moet een meetprogramma worden opgesteld en uitgevoerd
overeenkomstig bijlage 3, tabel IIId van de Drinkwaterregeling.
-
11. Als de fysische bacteriologische barrière gefaald heeft, hoe kort dan ook, moet de
eigenaar ervan uitgaan dat de nageschakelde installatie in principe besmet kan zijn.
Het herstellen van de hygiënische nulsituatie is dan een noodzakelijke stap om het
fysisch beheer weer operationeel te krijgen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor:
-
a. Bij ultrafiltratie: als er sprake is van een membraanbreuk zonder dat er een tweede
poortwachter (zoals UV) operationeel is.
-
b. Bij UV: als de noodzakelijke voorbehandeling voor amoebeverwijdering faalt of doorslaat
en/of de (enkelvoudige) UV-lamp uitvalt door lampbreuk of stroomstoring.
-
c. Bij pasteurisatie: als de noodzakelijke tijd-temperatuur combinaties in de thermische
barrière niet zijn gehaald.
Noot: de verplichting tot herreiniging vervalt als de poortwachterapparatuur over
een meervoudige barrière beschikt die de uitval van de eerste barrière opvangt.
Deze additionele barrières dienen eveneens de minimale afdoding/retentie te bewerkstellingen
(zie BRL K 4010-1).
De genoemde voorwaarden zijn omgezet in het nieuwe voorschrift 5.1.6 van bijlage 2,
paragraaf 5.1, van de Regeling legionellapreventie. Voor fotochemisch of elektrochemisch
beheer is een nieuw voorschrift 5.1.7 toegevoegd.
In voorschrift 5.1.6 wordt voor fysische beheerstechnieken bepaald onder welke voorwaarden
het wekelijks spoelen waartoe voorschrift 5.1.5 in beginsel verplicht, achterwege
kan blijven.
In onderdeel a is als voorwaarde opgenomen dat de gehele leidingwaterinstallatie die
is aangesloten op het beheersysteem moet worden gereinigd en gedesinfecteerd voordat
het beheersysteem in gebruik wordt genomen. Het is essentieel om bij toepassing van
een fysische techniek te starten met een schone installatie, omdat een fysische beheerstechniek
alleen een werking heeft voor het water dat de techniek passeert en geen bacteriedodende
werking heeft in de leidinggedeelten die daarachter liggen.
Teneinde de beheerstechniek uit de installatie te nemen voor vervanging of onderhoud,
is soms voorzien in een zogeheten overbruggingsleiding (ofwel ‘by-pass’) met een aftapmogelijkheid.
Die combinatie wordt ook wel aangeduid als ‘block and bleed’. Overeenkomstig onderdeel
b moet die leiding zijn afgesloten en verzegeld, zodat gewaarborgd is dat al het water
dat de drinkwaterinstallatie ingaat wordt behandeld.
In onderdeel c is bepaald dat het warme tapwater op alle tappunten een temperatuur
van minimaal 60°C moet bereiken. Dit is de reguliere minimumtemperatuur op grond van
het Bouwbesluit 2012. Eventueel kan het bevoegd gezag in de zin van dat besluit op
grond van artikel 1.3 van dat besluit (gelijkwaardigheidsverklaring) een lagere minimumtemperatuur
vaststellen.
Periodiek moet het water worden bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van
legionellabacteriën. De in artikel 36 van het Drinkwaterbesluit genoemde maximaal
toelaatbare hoeveelheid legionellabacteriën (100 kolonievormende eenheden per liter)
mag niet worden overschreden. In onderdeel d is dit als expliciete voorwaarde voor
afwijking opgenomen waarbij de meting moet plaatsvinden bij de tappunten waar de spoelfrequentie
het laagst is. Als niet of niet meer wordt voldaan aan deze voorwaarde (of overige
voorwaarden) van voorschrift 5.1.6 voor afwijking van voorschrift 5.1.5, vervalt de
afwijkingsmogelijkheid en moet voorschrift 5.1.5 in acht worden genomen, totdat vastgesteld
is dat de overschrijding zich niet meer voordoet.
Op grond van onderdeel e van voorschrift 5.1.6 geldt het voorgaande eveneens als het
fysisch beheer onderbroken is, hoe kort dan ook. De eigenaar moet ervan uitgaan dat
de nageschakelde installatie dan in principe besmet kan zijn. Het herstellen van de
hygiënische nulsituatie is dan een noodzakelijke stap om het fysisch beheer weer operationeel
te krijgen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor:
-
– bij ultrafiltratie of microfiltratie: als er sprake is van een membraanbreuk zonder
dat er ter plaatse een tweede poortwachter (zoals UV-licht) operationeel is;
-
– bij UV-licht: als de noodzakelijke voorbehandeling voor amoebeverwijdering faalt of
doorslaat en/of een (enkelvoudige) UV-lamp uitvalt door lampbreuk of stroomstoring;
-
– bij pasteurisatie: als de noodzakelijke tijd-temperatuur combinaties in de thermische
barrière niet zijn gehaald.
Bij overschrijding van de in artikel 36 van het Drinkwaterbesluit genoemde waarde
voor legionellabacteriën wordt de temperatuur verhoogd boven 60°C en is voorschrift
5.1.5 van toepassing totdat is aangetoond dat voornoemde waarde niet meer wordt overschreden.
Dit is alleen anders indien het beheer bestaat uit meerdere beheerssystemen, zoals
een combinatie van ultrafiltratie of microfiltratie en UV-licht. Het ene systeem moet
dan de uitval van het andere systeem kunnen opvangen, waarbij het nog functionerende
systeem voldoet aan de eisen van BRL K14010-1.
In voorkomende gevallen is artikel 44a van het Drinkwaterbesluit ook hier van toepassing,
waarin een overgangsbepaling voor gecertificeerde beheerstechnieken is opgenomen.
Voorschrift 5.1.6 kent geen minimum spoelfrequentie. Het is dus mogelijk dat het water
gedurende lange tijd in (bepaalde delen van) het leidingnet stilstaat. Daarom bepaalt
onderdeel f dat vóórdat tappunten, die langer dan een week niet zijn gebruikt, in
de nageschakelde installatie worden gebruikt, deze moeten worden doorgespoeld zodat
het te consumeren water vers is. Dit heeft geen direct verband met legionellabeheer
maar richt zich op de algemene waterkwaliteit.
Op grond van onderdeel g houdt de eigenaar in het (digitale) logboek, bedoeld in artikel
40 van het Drinkwaterbesluit, aantekening van de maatregelen en controles op grond
van dit voorschrift.
Naast het nieuwe voorschrift 5.1.6 is tevens een nieuw voorschrift 5.1.7 ingevoegd,
dat ziet op fotochemisch en elektrochemisch beheer. Voor wat betreft fotochemisch
en elektrochemisch beheer was in de eerdergenoemde brief van 4 september 2013 vermeld
dat de leveranciers het initiatief konden nemen om in overleg met mijn ministerie
pilots uit te voeren met het verlagen van de spoelfrequentie, al dan niet in combinatie
met verlaging van de warm tapwatertemperatuur. Indien de pilot succesvol was, zouden
met betrekking tot het onderzochte systeem in de Regeling legionellapreventie regels
worden opgenomen die een verlaging van de minimale spoelfrequentie mogelijk zouden
maken. Indien op basis van de resultaten van een pilot kan worden vastgesteld dat
er geen gevaar voor de volksgezondheid is als de spoelfrequentie wordt verlaagd, kan
voor de toepassing van de desbetreffende fotochemische of elektrochemische methode
of product een lagere minimale spoelfrequentie worden vastgesteld. Het desbetreffende
besluit van de minister wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en tevens op www.overheid.nl. Een aanwijzing met bekendmaking op www.overheid.nl had bij de voorbereiding van deze regeling de voorkeur van betrokken partijen boven
een in de regeling zelf op te nemen bijlage. Voorwaarde voor het mogen afwijken van
voorschrift 5.1.5 is dat men zich houdt aan de lagere minimale spoelfrequentie en
aan het bepaalde in de onderdelen a tot en met g, die van overeenkomstige toepassing
zijn. Bij de aanwijzing kan bepaald worden dat een of meer onderdelen niet van toepassing
zijn. Dit hangt er mee samen dat bij inzet van fotochemisch of elektrochemisch beheer
sprake kan zijn van een nawerking in de rest van het leidingsysteem.
Onderdeel G
Abusievelijk waren in de in 2011 gepubliceerde Regeling legionellapreventie de voetnoten
behorend bij de tabel onder het voorschrift, opgenomen in paragraaf 5.2, weggevallen.
Deze bevatten relevante uitleg. Met onderdeel G wordt die omissie hersteld.
Artikel II
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018, met uitzondering van
onderdeel D, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2019. Op de redenen daarvan
is ingegaan in de toelichting op onderdeel D, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus