Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 mei 2015, houdende instelling van de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking (Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie;

b. Commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een onafhankelijke Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking.

  • 2. De Commissie heeft tot taak, onderzoek te verrichten naar:

    • a) de schikkingsovereenkomst die is gesloten tussen het openbaar ministerie en Cees H. met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;

    • b) de informatie die over deze schikking al dan niet beschikbaar was of is geweest bij de opeenvolgende bewindslieden, het openbaar ministerie en het Ministerie van (Veiligheid en) Justitie, een en ander in de periode 1993–2015;

    • c) de informatieverstrekking aan de Tweede Kamer;

    • d) het op andere wijze omgaan met en het op enige wijze bekendheid geven aan informatie over de schikkingsovereenkomst of de afwikkeling daarvan.

  • 3. De Commissie beoordeelt de totstandkoming van de schikkingsovereenkomst in de ruimste zin, de opbouw van het bedrag, de afwikkeling van de overeenkomst, de instemming en de informatiepositie van het College van procureurs-generaal en de afstemming met de Belastingdienst, een en ander in het licht van het destijds geldende wettelijke kader. De Commissie toetst de door haar geconstateerde gebeurtenissen ook aan het huidige wettelijke kader en de huidige praktijk.

  • 4. De Commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

  • 5. De Commissie is bevoegd, door tussenkomst van de Voorzitter van het College van procureurs-generaal de rijksrecherche te benaderen voor het doen van onderzoek.

  • 6. Naar aanleiding van de bevindingen en conclusies kan de Commissie aanbevelingen doen, die mede betrekking kunnen hebben op het huidige wettelijke kader en de toepassing daarvan.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en drie andere leden.

  • 2. Tot voorzitter van de Commissie wordt benoemd: mr. dr. M. Oosting.

  • 3. Tot leden van de Commissie worden benoemd:

    • mr. F.G. Bauduin,

    • mr. J.W. van den Berge en

    • prof. mr. M.J. Borgers.

  • 4. De benoeming geschiedt voor de duur van de werkzaamheden van de Commissie.

  • 5. Bij tussentijds vertrek van de voorzitter of een ander lid kan de Minister een andere voorzitter c.q. een ander lid benoemen.

  • 6. De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4. Instellingsduur

  • 1. De Commissie wordt ingesteld met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. De Commissie wordt opgeheven vier weken nadat het eindrapport is uitgebracht, behoudens voor zover de Commissie nog wordt verzocht toelichting te geven op het eindrapport.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. De Commissie voorziet zelf in haar secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Commissie.

  • 3. De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter van de Commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de Commissie.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De Commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De Commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover zij dat voor de vervulling van haar taak nodig acht.

  • 3. De Commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert, waaronder in ieder geval over de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet.

  • 4. De Commissie bepaalt welke bevindingen zij, in het kader van hoor en wederhoor, voorlegt aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben.

Artikel 7. Inwinnen van inlichtingen; medewerkingsplicht ambtenaren

  • 1. De Commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 2. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het openbaar ministerie en het Ministerie van Financiën, met inbegrip van de Belastingdienst, verlenen de Commissie de verlangde medewerking, voor zover deze samenhangt met de ambtelijke taak en binnen de van toepassing zijnde wettelijke kaders. De Commissie krijgt toegang tot alle informatie die zij nodig heeft, met inachtneming van de protocollen die daartoe tussen de Commissie en de betrokken instanties worden opgesteld.

  • 3. De Commissie zal zich over de aan haar geboden medewerking verantwoorden in het onderzoeksrapport.

Artikel 8. Erfgoedinspectie

Ambtenaren van het Ministerie van OCW, werkzaam bij de Erfgoedinspectie, voeren een inspectie uit naar de naleving van de Archiefwet. De bevindingen van de inspectie worden door de Minister van OCW ter beschikking gesteld aan de Minister van Veiligheid en Justitie ten behoeve van het onderzoek van de Commissie.

Artikel 9. Eindrapport, tussenrapporten

  • 1. De Commissie brengt uiterlijk 31 december 2015 haar eindrapport uit aan de Minister.

  • 2. De Commissie kan desgewenst een of meer tussenrapporten uitbrengen.

Artikel 10. Vergoeding.

De voorzitter en de andere leden van de Commissie ontvangen een vaste vergoeding per maand. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de andere leden is schaal 18, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduur van de voorzitter wordt vastgesteld op 4/10 en die van de leden op 2/10 van een volledige taak.

Artikel 11. Kosten van de Commissie

  • 1. De kosten van de Commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek en

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages.

  • 2. De Commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de Minister aan.

Artikel 12. Archiefbescheiden

  • 1. Het archief van de Commissie wordt na afloop van het onderzoek overgebracht naar het archief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

  • 2. Het beheer vindt plaats met inachtneming van de door de Commissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover met de Commissie nadere afspraken kunnen worden gemaakt.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.

  • 2. Dit besluit vervalt vier werken na het uitbrengen van het onderzoeksrapport.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de leden van de Commissie.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven