TOELICHTING
Inleiding
Vanaf 1 januari 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp en de
uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Welke gemeente
een voorziening op het gebied van jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering
dient te bekostigen, wordt vastgesteld aan de hand van de definitie van het begrip
woonplaats in artikel 1.1 van de Jeugdwet (ook wel: het woonplaatsbeginsel). Voor
het eerste jaar na invoering van het nieuwe jeugdstelsel geldt op grond van de artikelen
10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet een overgangsregime, waarbij de op grond van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet
op de jeugdzorg gevestigde aanspraken blijven bestaan tot uiterlijk 31 december 2015.
Een uitzondering daarop is de pleegzorg die ook na dat eerste jaar voortduurt op basis
van de bestaande aanspraken. Daarnaast geldt dat bij de voortzetting van jeugdhulp,
die jeugdhulp verleend blijft worden door dezelfde aanbieder, voor zover redelijkerwijs
mogelijk. De continuïteit van hulp zou immers onvoldoende verzekerd zijn wanneer jeugdigen
en ouders bij de invoering daarvan geconfronteerd zouden worden met een andere aanbieder,
enkel om redenen van een stelselwijziging en een ander bekostigingsmodel.
Deze regeling stelt nadere regels over de gegevensoverdracht die noodzakelijk is voor
het treffen van voorzieningen in het kader van het overgangsregime op grond van de
artikelen 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet. De gemeenten wordt hiermee in staat
gesteld zich voor te bereiden op de verantwoordelijkheid die zij hebben na inwerkingtreding
van de Jeugdwet voor de continuïteit van de jeugdhulp en de daarvoor noodzakelijke
infrastructuur (zie ook artikel 10.4, eerste lid, onder a, van de Jeugdwet).
Gemeenten zullen het elektronische declaratieverkeer met de jeugdhulpaanbieders moeten
voorbereiden. Gemeenten moeten daarvoor weten welke declaraties, die betrekking hebben
op jeugdhulp die individuele cliënten hebben ontvangen, zij in 2015 kunnen verwachten.
Daarom ontvangen de gemeenten ook informatie over deze cliënten: de initiële vulling.
De te verwerken persoonsgegevens
Gebaseerd op de bestaande ervaringen zal ongeveer de helft van de jeugdigen die op
1 januari van een bepaald jaar jeugdhulp ontvangen, in datzelfde jaar ook weer uitstromen.
Het is van groot belang dat de decentralisatie van de verschillende vormen van jeugdhulp
en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering zo zorgvuldig
mogelijk plaatsvindt. De continuïteit van zorg voor de jeugdige en zijn ouders is
daarbij een centraal aandachtspunt. Daartoe is het noodzakelijk dat de gemeenten tijdig
de beschikking krijgen over gegevens van jeugdigen en ouders ten aanzien van wie vóór
2015 is vastgesteld dat zij recht hebben op een vorm van jeugdhulp en waarvoor op
grond van het genoemde overgangsregime geldt dat die jeugdigen en ouders dat recht
per 1 januari 2015 hebben jegens de gemeente waarbinnen de jeugdige zijn woonplaats
heeft. Over deze gegevensoverdracht is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd.
Dit leverde vijftien aanbevelingen op, die alle overgenomen zijn.1 Naar aanleiding van de PIA is onder meer nader bekeken voor welke cliëntgroepen de
gegevensoverdracht echt noodzakelijk is. Bij brief van 10 juli 2014 is de Tweede Kamer
daarover nader geïnformeerd.2 Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de noodzaak tot overdracht van persoonsgegevens
aan de gemeenten slechts bestaat voor zover het gaat om jeugdigen ten aanzien van
wie:
-
1. een persoonsgebonden budget voor de verlening van jeugdhulp is vastgesteld (§ 3 van
deze regeling),
-
2. reeds een aanspraak of een recht op een vorm van jeugdhulp is vastgesteld, maar waarbij
de verlening van die jeugdhulp nog niet is aangevangen (§ 4 van deze regeling),
-
3. gemeenten op grond van het genoemde overgangsregime in 2015 facturen dienen te voldoen
voor de verlening van jeugdhulp (§ 5 van deze regeling).
Bij deze levering zal in alle gevallen het burgerservicenummer van de betreffende
jeugdige worden verstrekt. Daarnaast wordt de zogeheten gemeentecode verstrekt van
de gemeente waar degene woont die het gezag heeft over de jeugdige. Mocht de verstrekker
daar niet over beschikken, dan verstrekt hij de gemeentecode van de gemeente waar
de jeugdige woont. Verder krijgt de betreffende gemeente informatie over de instantie
die de aanspraak op de jeugdhulp heeft gevestigd, over de vorm van jeugdhulp en over
de begin- en einddatum van het toegekende persoonsgebonden budget of de geïndiceerde
zorg of jeugdzorg.
De wijze van verstrekking
Deze verstrekking van gegevens dient op een zo zorgvuldig, veilig, effectief en efficiënt
mogelijke wijze te gebeuren en met zo weinig mogelijk administratieve lasten. Artikel
10.4 van de Jeugdwet is daarvoor de wettelijke grondslag en op grond van het zevende
lid van dat artikel worden in deze regeling nadere regels gesteld over de verwerking
van persoonsgegevens. Voor een nadere toelichting op artikel 10.4 van de Jeugdwet
wordt verwezen naar de toelichting bij de eerste nota van wijziging.3
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor de
overdracht van de eerste twee categorieën persoonsgegevens: de 'eenmalige gegevensoverdracht',
met als doel het garanderen van de continuïteit van zorg (artikel 10.4 Jeugdwet).
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is verantwoordelijk voor de overdracht van
de derde categorie persoonsgegevens: de 'initiële vulling', met als doel het treffen
van voorbereidingen door gemeenten om de bestaande wijzen van het op individueel niveau
declareren voort te zetten(artikel 12.4, eerste lid, onder b, Jeugdwet).
Informatie aan jeugdigen en ouders
Er wordt voor de gegevensuitwisseling geen uitdrukkelijke toestemming van betrokkenen
gevraagd. Wel informeren de jeugdhulpaanbieders en de zorgkantoren de jeugdige en
ouders zo mogelijk over de voorgenomen overdracht van hun persoonsgegevens naar gemeenten.
Bescherming van de privacy
Voor de overdracht van deze persoonsgegevens worden twee tijdelijke voorzieningen
aangewezen, namelijk het CAK en Crolox (zie artikel 2). De bescherming van de persoonsgegevens
wordt gewaarborgd op de volgende manieren:
-
– selectie en bewerking van gegevens vindt zoveel mogelijk bij de bron plaats, dus voordat
ze verstrekt worden;
-
– gegevens worden versleuteld voordat ze worden overgedragen (encryptie);
-
– gebruik van een volledig beveiligd dataportaal voor overdracht aan gemeenten (SSL-verbinding,
camerabewaking dataserver, firewalls, toegang webservice via https-poort);
-
– geautoriseerde en gevalideerde toegang tot het dataportaal;
-
– 1-op-1 overdracht (gemeenten kunnen alleen bij hun eigen gegevens);
-
– leesbaar maken van de gegevens via een unieke sleutel die alleen in het bezit is van
de geautoriseerde medewerker.
Hoe gaat de gegevensoverdracht in zijn werk?
De gegevensverstrekkingen aan de tijdelijke voorzieningen vinden plaats op verschillende
momenten in een periode van oktober 2014 tot en met uiterlijk 28 februari 2015. De
gemeenten kunnen vervolgens steeds de voor hen bestemde gegevens in het eerdergenoemde
beveiligde portaal raadplegen. Hieronder zijn de verschillende momenten van de gegevensoverdracht
weergegeven:
Gegevens inzake persoonsgebonden budget:
-
– oktober 2014;
-
– begin december 2014;
-
– begin februari 2015.
Gegevens inzake nog niet aangevangen zorgverlening:
Initiële vulling:
Partijen die de basisgegevens leveren of ontvangen, zijn zelf verantwoordelijk zijn
voor de volledigheid en kwaliteit van de betreffende persoonsgegevens. Gemeenten moeten
rekening houden met de mogelijkheid dat niet in alle gevallen de aangeleverde gegevens
volledig en correct zijn en dat er dus aanvullende acties nodig zijn, zoals het verifiëren
met de basisregistratie personen en het gezagsregister.
Voordat tot de gegevensoverdracht wordt overgegaan, moeten zowel de organisaties die
gegevens leveren als de gemeenten die ze ontvangen een aantal voorbereidingen treffen.
Voor de leverende partijen geldt dat:
-
– zij in staat moeten zijn om de juiste gegevens uit hun administratie te halen;
-
– de in hun administratie opgenomen persoonsgegevens actueel moeten zijn;
-
– zij de desbetreffende cliënten moeten informeren over de gegevensoverdracht;
-
– de gegevens tot aan de ontvangst door de tijdelijke voorziening goed beveiligd moeten
zijn.
Voor gemeenten geldt dat:
-
– de persoonsgegevens veilig moeten worden ontvangen;
-
– de gegevens alleen mogen worden opgenomen in de bestaande registratiesystemen als
dat voor de uitvoering van de gemeentelijke taak nodig is;
-
– een ambtenaar aangewezen moet worden voor de ontvangst van de persoonsgegevens (vergelijkbaar
met de wijze waarop het beheer van de basisregistratie personen en de registratie
van identiteitsdocumenten is belegd);
-
– de persoonsgegevens alleen geraadpleegd mogen worden door daartoe geautoriseerde gebruikers;
-
– persoonsgegevens worden vernietigd zodra er geen noodzaak meer bestaat ze te bewaren
voor het doel waarvoor ze zijn verkregen.
Bewaren en vernietigen
De laatste leveringen op grond van deze regeling dienen uiterlijk 28 februari 2015
te geschieden. Op grond van artikel 10 van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen
persoonsgegevens niet langer bewaard worden in een vorm die het mogelijk maakt de
betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden
waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt. De tijdelijke voorzieningen
zullen de persoonsgegevens die zij op grond van deze regeling verwerken daarom binnen
een redelijke tijd na de laatste verstrekking moeten vernietigen.
Voor de duidelijkheid zij vermeld dat in artikel 10.4, zesde lid, van de Jeugdwet
reeds is geregeld dat gemeenten de ontvangen bestanden uiterlijk 31 januari 2016 dienen
te vernietigen, tenzij de gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een aansluitende
voorziening op het gebied van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel
of jeugdreclassering of ter voldoening aan een wettelijk voorschrift bewaard dienen
te blijven.
Artikelsgewijs
§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
De gegevensoverdracht op grond van deze ministeriële regeling zal ook nog plaatsvinden
na de intrekking van de Wet op de jeugdzorg. Daarom regelt artikel 1 dat onder de
Wet op de jeugdzorg in deze regeling wordt verstaan de Wet op de jeugdzorg zoals die
wet luidt of luidde op de dag voorafgaand aan de intrekking van die wet. Daarnaast
wordt onder jeugdzorg en bureau jeugdzorg in deze regeling verstaan hetgeen daaronder
wordt verstaan op grond van de Wet op de jeugdzorg.
§ 2. Tijdelijke voorziening
Artikel 2
Eerste lid
Op grond van artikel 10.4, zevende lid, van de Jeugdwet worden het CAK en Crolox aangewezen
als tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de verwerking van persoonsgegevens op
grond van artikel 10.4 van de Jeugdwet.
Het CAK wordt als tijdelijke voorziening gebruikt voor het beschikbaar stellen aan
gemeenten van de door de zorgkantoren aan te leveren gegevens over de zorg waarvoor
een persoonsgebonden budget is toegekend (zie paragraaf 3). De reden hiervoor is dat
het CAK reeds een beveiligde verbinding heeft met alle gemeenten, namelijk het dataportaal
‘Porta’. Het is efficiënt en betrouwbaar om gebruik te maken van die bestaande verbinding.
Deze gegevensoverdracht vertoont samenhang met de gegevensoverdracht inzake toegekende
persoonsgebonden budgetten die ook door het CAK wordt uitgevoerd in het kader van
de invoering van de Wmo 2015.
Het bleek niet mogelijk om het CAK daarnaast, in dezelfde periode, ook nog als tijdelijke
voorziening te gebruiken voor het beschikbaar stellen van persoonsgegevens aan gemeenten
over nog niet aangevangen jeugdhulpverlening waarvoor al wel een indicatie bestaat
vóór 1 januari 2015. Daarom is hiervoor een andere tijdelijke voorziening aangewezen,
namelijk Crolox (zie paragraaf 4). Crolox wordt als tijdelijke voorziening daarnaast
gebruikt voor de initiële vulling (zie paragraaf 5). Met het oog op een veilige en
zorgvuldige verwerking van de persoonsgegevens, maken de zorgaanbieders en gemeenten
daarbij gebruik van de module ‘Veilige Bestandsoverdracht’ van Crolox B.V. Crolox
stelt de gegevens die het ontvangt van de zorgaanbieders in een beveiligde omgeving
beschikbaar aan de betreffende gemeenten.
Tweede lid
De Minister van VWS wordt in het tweede lid aangewezen als de verantwoordelijke in
de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de verwerking van de persoonsgegevens
door het CAK en door Crolox in het kader van artikel 10.4 van de Jeugdwet. De verantwoordelijke
in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens is de persoon of de rechtspersoon
die of het bestuursorgaan dat het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens
vaststelt. De verantwoordelijke bepaalt de doeleinden van de verwerking en beslist
over het gebruik van de persoonsgegevens, de verstrekking aan derden, de duur van
de opslag van gegevens, etc.
Voor de gegevensverwerking die de zorgkantoren in het kader van deze regeling verrichten
in verband met de verstrekking van gegevens over persoonsgebonden budgetten, geldt
dat zorgverzekeraars die als concessiehouders fungeren als zorgkantoren, de verantwoordelijke
zijn als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze verwerking wordt door
Vektis als bewerker uitgevoerd in opdracht van de zorgkantoren.
Artikel 3
De verantwoordelijke die een bewerker inschakelt, is op grond van artikel 14, tweede
lid, Wet bescherming persoonsgegevens verplicht een overeenkomst met de bewerker aan
te gaan. Hiermee wordt invulling gegeven aan de in het eerste lid bedoelde verplichting
om maatregelen te treffen ter waarborgen van de veiligheid en zorgvuldigheid van de
aansluiting op de tijdelijke voorzieningen en de wijze waarop de persoonsgegevens
worden verwerkt door de tijdelijke voorzieningen te waarborgen. Met de bewerkersovereenkomst
kunnen de details van de verwerkingswijze worden overgelaten aan de bewerker zonder
dat deze daardoor verantwoordelijke of medeverantwoordelijke wordt. De bewerker beperkt
zich tot het verwerken van persoonsgegevens zonder zeggenschap te hebben over het
doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens.
De bewerkersovereenkomst die met het CAK en met Crolox gesloten wordt, heeft met name
betrekking op de technische vereisten waaraan de gebruikers dienen te voldoen bij
aansluiting op de tijdelijke voorzieningen. Zo zullen de gebruikers zorg dienen te
dragen voor een adequate informatiebeveiliging. Waar mogelijk zal daarbij aangesloten
worden bij reeds bestaande voorwaarden en procedures. Met de overeenkomst wordt gewaarborgd
dat de gegevens veilig en zorgvuldig door de tijdelijke voorzieningen worden ontvangen
en vervolgens beschikbaar worden gesteld aan de betreffende gemeenten.
§ 3. Verwerkingen inzake persoonsgebonden budget
Artikel 4
Gemeenten zijn op grond van het overgangsrecht van de Jeugdwet verantwoordelijk voor
de voortzetting van de verlening van jeugdhulp waarvan vóór 1 januari 2015 al is vastgesteld
dat daarop een aanspraak bestaat en waarvan de aanspraak doorloopt in 2015. Wanneer
het jeugdhulp betreft waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt, zullen gemeenten
gegevens nodig hebben om te kunnen waarborgen dat de betreffende jeugdhulp wordt voortgezet
en om te overleggen of in hoeverre zorg in natura geboden zou kunnen worden. Gemeenten
zullen daarover met de betreffende jeugdigen en ouders in overleg treden.
Het zorgkantoor bepaalt of aan iemand een persoonsgebonden budget wordt verleend,
op grond van de Regeling subsidies AWBZ, ook als het zorg betreft waarvoor een bureau
jeugdzorg een indicatiebesluit heeft afgegeven. Het zorgkantoor beschikt dus over
de gegevens omtrent de persoonsgebonden budgetten voor jeugdhulp, die gemeenten nodig
hebben om te voorzien in de voortzetting van de betreffende zorg.
Tweede lid
Deze bepaling schrijft voor hoe de verwerking van de persoonsgegevens plaats dient
te vinden. De zorgkantoren maken voor de AWBZ-brede zorgregistratie (AZR), een systematiek
voor het digitaal uitwisselen van gegevens tussen diverse organisaties in de keten
van de AWBZ, reeds gebruik van de diensten van Vektis en zullen ook voor de onderhavige
gegevensverwerking Vektis inzetten. De betreffende gegevens worden namens de zorgkantoren
door Vektis verstrekt aan het CAK, dat de bestanden per gemeente in het reeds bestaande
beveiligde dataportaal ‘Porta’ aanbiedt aan de gemeenten. Het CAK heeft geen inhoudelijke
verantwoordelijkheid bij deze verzendingen. Dit betekent dat er geen inhoudelijke
bewerkingen door het CAK plaatsvinden.
Artikel 5
In dit artikel zijn de gegevens opgesomd die door de zorgkantoren, via het CAK, verstrekt
dienen te worden aan de gemeenten. Voor de duidelijkheid zij vermeld dat uit de prestatiecodes
onder andere duidelijk wordt of sprake is van extramurale zorg of intramurale zorg.
De ingangsdatum van het toegekende persoonsgebonden budget hoeft in de praktijk niet
samen te vallen met het starttijdstip van de feitelijke zorgverlening. Zo komt het
bijvoorbeeld voor dat de geïndiceerde zorg in eerste instantie wordt geleverd in natura,
maar dat in een later stadium op verzoek van de cliënt voor de geïndiceerde zorg alsnog
een persoonsgebonden budget wordt toegekend. In aanloop naar het nieuwe jeugdstelsel
kennen de zorgkantoren persoonsgebonden budgetten maximaal toe tot en met 31 december
2014. Daardoor valt de einddatum van het toegekende budget niet samen met de einddatum
van de geïndiceerde, te continueren zorg. Daarom wordt de einddatum van de geïndiceerde
zorg verstrekt en niet die van het toegekende budget.
De gegevens waarover het zorgkantoor beschikt en die dus verstrekt kunnen worden,
betreffen louter de ingangsdatum en de einddatum van de periode waarover het persoonsgebonden
budget is toegekend.
Artikel 6
Gemeenten dienen zo snel mogelijk te beschikken over een eerste set gegevens. Na de
inwerkingtreding van deze regeling kan daarom zo snel mogelijk gestart worden met
de eerste overdracht van gegevens aan de gemeenten. Omdat in de loop van de tijd nieuwe
besluiten worden genomen over de verlening van persoonsgebonden budgetten, zullen
op een later tijdstip aanvullende verstrekkingen moeten plaatsvinden. Vanwege de overgang
van alle vormen van jeugdhulp naar de gemeenten vanaf 1 januari 2015, zullen de zorgkantoren
geen persoonsgebonden budgetten meer verlenen vanaf 1 januari 2015. Daarom zal in
begin februari 2015 een laatste verstrekking van gegevens plaatsvinden, waarmee de
informatie over de persoonsgebonden budgetten van lopende zorgtrajecten bij gemeenten
gecompleteerd wordt.
§ 4. Verwerkingen inzake nog niet aangevangen zorgverlening
Artikel 7
Gemeenten zijn op grond van het overgangsrecht van de Jeugdwet verantwoordelijk voor
de verlening van jeugdhulp waarvan vóór 1 januari 2015 al is vastgesteld dat daarop
een aanspraak bestaat. Als de daadwerkelijke verlening van jeugdhulp nog niet is aangevangen,
zullen gemeenten gegevens nodig hebben om te kunnen waarborgen dat de betreffende
jeugdhulp wordt ingezet. De zorgaanbieders en in een aantal gevallen de bureaus jeugdzorg
beschikken over de benodigde gegevens.
Indien het een aanspraak op zorg betreft op grond van de AWBZ, heeft het Centrum indicatiestelling
zorg (CIZ) of een bureau jeugdzorg daarover een indicatiebesluit genomen. Naar aanleiding
van dat besluit wordt het zorgkantoor ingeschakeld. Als bij de aanvraag een voorkeur
voor een zorgaanbieder is aangegeven, verstrekt het zorgkantoor de benodigde gegevens
aan die zorgaanbieder. Als geen voorkeur voor een aanbieder bekend is, wordt contact
opgenomen met de cliënt teneinde een keuze te maken voor een zorgaanbieder. Daarna
ontvangt die zorgaanbieder ook de benodigde gegevens.
Indien het een aanspraak op zorg betreft op grond van de Zvw, staat de betreffende
jeugdige op de wachtlijst bij de (rechts)persoon die de zorg zal gaan leveren.
Indien het een aanspraak betreft op grond van de Wet op de jeugdzorg, heeft een bureau
jeugdzorg daarover een indicatiebesluit genomen en verstrekt het naar aanleiding daarvan
de benodigde gegevens aan de zorgaanbieder.
Deze gegevens dienen op grond van dit artikel beschikbaar te worden gesteld aan de
betreffende gemeente indien deze zorg of jeugdzorg als jeugdhulp in de zin van de
Jeugdwet kan worden aangemerkt.
In afwachting van de zorg of jeugdzorg waarvoor het indicatiebesluit is genomen, wordt
in sommige gevallen vervangende zorg of overbruggingszorg ingezet. Ook dit betreft
zorg of jeugdzorg waarop aanspraak bestaat en ook daarover zullen gegevens verstrekt
worden (zie paragraaf 5).
Overigens regelt artikel 10.4a, vierde lid, van de Jeugdwet de noodzakelijke gegevensoverdracht
in de situatie dat een aanvraag voor de inwerkingtreding van de Jeugdwet is ingediend
maar nog geen besluit op de aanvraag is genomen.
Tweede lid
Voor deze verstrekkingen wordt gebruik gemaakt van de diensten van Crolox. Met het
oog op een veilige en zorgvuldige verwerking van de persoonsgegevens, maken de zorgaanbieders
gebruik van de module ‘Veilige Bestandsoverdracht’ van Crolox B.V. Crolox stelt de
bestanden vervolgens in een beveiligde omgeving beschikbaar aan de betreffende gemeenten.
Artikel 8
Het onderhavige artikel regelt welke gegevens worden verstrekt. Aan de hand van deze
gegevens kan de gemeente ervoor kiezen de benodigde jeugdhulp te laten leveren door
de aanbieder waar de jeugdige reeds op de wachtlijst staat en waarvan de gegevens
zijn ontvangen, maar de gemeenten kan er ook voor kiezen om de jeugdhulp te laten
verlenen door een andere, vergelijkbare aanbieder, bijvoorbeeld omdat een andere aanbieder
passender wordt geacht of omdat met de ene aanbieder een contract is gesloten en met
de andere niet. Gemeente zijn daarbij vanzelfsprekend gehouden aan hetgeen de Jeugdwet
regelt over de inzet van jeugdhulp. Met name artikel 2.3, vijfde lid, van de Jeugdwet
is daarbij van belang, aangezien daar is geregeld dat voor zover redelijkerwijs mogelijk,
de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid wordt geboden met betrekking tot de activiteiten
van jeugdhulp.
Ten aanzien van de prestatiecodes zij opgemerkt dat deze wel verstrekt worden bij
AWBZzorg en jeugdzorg, maar niet bij Zvw-zorg. Bij Zvw-zorg zou het gaan om informatie
over de diagnosebehandelcombinaties (DBC’s) en daarmee zou bovenmatig veel medische
informatie verstrekt worden over de betreffende jeugdigen.
Artikel 9
Zodra het nieuwe jeugdstelsel is ingevoerd, dienen gemeenten zo snel mogelijk de beschikking
te krijgen over de betreffende gegevens van jeugdigen die op grond van een reeds bestaande
aanspraak recht hebben op een vorm van jeugdhulp maar die nog op een wachtlijst staan.
Dit artikel regelt dat dit uiterlijk op 28 februari 2015 dient te geschieden.
§ 5. Verwerkingen ten behoeve van bekostiging te continueren zorg
Artikel 10
Gemeenten dienen zich tijdig en adequaat voor te bereiden op het nieuwe jeugdstelsel.
Artikel 12.4 van de Jeugdwet schrijft dat expliciet voor en bepaalt onder meer dat
in het bijzonder de continuïteit van de verlening van jeugdhulp en de daarvoor noodzakelijke
infrastructuur gewaarborgd moeten zijn. Met het oog daarop wordt met onderhavige artikel
geregeld dat zorgaanbieders na een daartoe dienend verzoek van gemeenten persoonsgegevens
dienen te verstrekken aan gemeenten over reeds aangevangen zorg en gesloten jeugdzorg
die door gemeenten op grond van de Jeugdwet gecontinueerd dient te worden, voor zover
deze op individueel niveau wordt bekostigd. Dit is in het belang van de jeugdhulpaanbieders,
omdat het bijdraagt aan een snelle betaling van de facturen aan de betreffende aanbieders.
Daarnaast biedt het de gemeente de mogelijkheid om tijdig te controleren of zij inderdaad
gemeente is waar de betreffende jeugdige zijn woonplaats heeft; indien dat niet het
geval is, dient de gemeente de gegevens zo spoedig mogelijk aan de juiste gemeente
door te zenden (artikel 13 van deze regeling, artikel 10.4, vierde lid, van de Jeugdwet).
Derde lid
Evenals de verstrekkingen inzake de nog niet aangevangen zorgverlening (artikel 7,
tweede lid), geschiedt ook deze levering aan gemeenten met gebruikmaking van de module
‘Veilige Bestandsoverdracht’ van Crolox. Crolox stelt de bestanden in een beveiligde
omgeving beschikbaar aan de betreffende gemeenten.
Artikel 11
Het onderhavige artikel regelt welke gegevens worden verstrekt. Deze gegevens kan
de gemeente gebruiken als basisvulling van hun declaratiesysteem, wat bijdraagt aan
een tijdige betaling van de facturen van de aanbieders. Ook kan een gemeente ervoor
kiezen om over de betreffende cliënten een ‘zorgtoewijzingsbericht’ naar de betreffende
zorgaanbieders te sturen, zodat die zeker weten dat de factuur naar de juiste gemeente
wordt verstuurd.
De aanduiding van het zorgkantoor (de zorgkantoorcode) dat met een indicatiebesluit
de aanspraak op zorg heeft gevestigd en de aanduiding van de zorgverzekeraar (het
UZOVI-nummer) bij wie de jeugdige tot en met 31 december 2014 verzekerd was voor de
betreffende vorm van zorg en de aanduiding van het bureau jeugdzorg dat de in het
kader van gesloten jeugdzorg de indicatie heeft afgegeven, stelt gemeenten in staat
om indien noodzakelijk de betreffende aanspraak op jeugdhulp te verifiëren.
Indien de AWBZ-zorg gedurende een dagdeel in een instelling wordt geleverd, omvat
de zorg tevens het vervoer naar en van de instelling indien daarvoor een medische
noodzaak bestaat.
Artikel 12
Ook deze verwerking van persoonsgegevens zal slechts in een beperkt tijdvak mogen
plaatsvinden, namelijk tot uiterlijk 28 februari 2015.
§ 6. Overige bepalingen
Artikel 13
Met het oog op de zorgvuldige en veilige verwerking van persoonsgegevens door gemeenten,
dient het college van iedere gemeente een specifieke ambtenaar aan te wijzen die de
betreffende persoonsgegevens in ontvangst mag nemen. De gemeente dient vervolgens
zorg te dragen voor een vergelijking van de gegevens met de basisregistratie personen.
Indien de gemeente tot de conclusie komt dat op grond van de Jeugdwet een andere gemeente
verantwoordelijk is voor de verlening van de betreffende jeugdhulp, bestaat op grond
van artikel 10.4, vierde lid, van de Jeugdwet de verplichting om de ontvangen gegevens
door te zenden aan het college van de gemeente dat naar het oordeel van het ontvangende
college aangemerkt dient te worden als het college van de gemeente waarbinnen de jeugdige
zijn woonplaats heeft.
Daarnaast dient het college ervoor te zorgen dat aan de hand van het gezagsregister
wordt bekeken wie het gezag heeft over de betreffende jeugdige. Met het oog op te
maken keuzes over de voortzetting van de zorg dient bij een minderjarige immers contact
opgenomen te worden met degene die het gezag heeft of hebben over de jeugdige.
Artikel 14
Mocht een gemeente van oordeel zijn dat op grond van de Jeugdwet een andere gemeente
verantwoordelijk is voor de inzet van jeugdhulp ten behoeve een specifieke jeugdige,
dan dient die gemeente op grond van artikel 10.4, vierde lid, van de Jeugdwet de ontvangen
gegevens door te zenden naar de juiste gemeente. De onderhavige bepaling schrijft
voor welke gegevens in dat bericht opgenomen dienen te worden.
Artikel 15
Deze regeling treedt in werking op de dag na de publicatie in de Staatscourant, opdat
zo spoedig mogelijk gestart kan worden met de eerste verstrekkingen van persoonsgegevens
op grond van deze regeling.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven