TOELICHTING
Algemeen
Het regionaal zorgbudget (RZB) wordt jaarlijks aan samenwerkingsverbanden verstrekt.
Met de komst van passend onderwijs komen er per 1 augustus 2014 nieuwe samenwerkingsverbanden
voortgezet onderwijs (vo). Vanaf dit moment ontvangen deze nieuwe samenwerkingsverbanden
het RZB. Het RZB is bedoeld om extra ondersteuningsaanbod te verschaffen aan leerlingen
die (tijdelijk) extra ondersteuning nodig hebben, anders dan voor leerwegondersteuning
(lwoo) of praktijkonderwijs (pro). Het betreft, evenals pro en lwoo, een zogenaamde
vorm van ‘lichte ondersteuning’.
De RZB-middelen worden op uiteenlopende manieren ingezet. Zo kunnen ze worden gebruikt
voor een Ortho-Pedagogisch Didactisch Centrum (OPCD). Een OPDC verzorgt (tijdelijk)
onderwijs en begeleiding voor leerlingen die problemen hebben met leren en/of sociaal
functioneren. Daarnaast kunnen RZB-middelen bijvoorbeeld worden besteed aan het bieden
van remedial teaching en het individueel of in groepsverband begeleiden van leerlingen
met uiteenlopende problemen (zoals leerproblemen, faalangst en gedragsproblemen).
Samenstelling regionaal zorgbudget
Er bestaat tot aan de inwerkingtreding van deze regeling naast het RZB nog een aantal
andere tegemoetkomingen gericht op lichte ondersteuning, namelijk ‘Rebound’, ‘Herstart’
en ‘Op de rails’. Doel van deze tegemoetkomingen is dat leerlingen tijdelijk extra
worden ondersteund en soms elders worden geplaatst in een niet-vrijblijvend traject
om na een bepaalde periode terug te keren naar het reguliere onderwijs. Deze leerlingen
kunnen verwezen worden vanwege gedragsproblemen die de veiligheid van medeleerlingen
en docenten negatief beïnvloeden (Rebound), vanwege gedragsproblemen op school waardoor
conflicten zijn ontstaan met medeleerlingen, docenten of de school (Op de rails),
of vanwege het feit dat leerlingen vier weken of langer niet naar school gaan zonder
uitzicht op een schoolplaatsing (Herstart). Rebound, Herstart en Op de rails waren
gericht op vergelijkbare doelgroepen en streven eenzelfde doelstelling na (terugkeer
van leerlingen die zijn uitgevallen of dreigen uit te vallen naar het regulier onderwijs).
Er was echter sprake van verschillende bekostigings- en toekenningswijzen die op uiteenlopende
manieren waren geregeld. Deze verschillende bekostigings- en toekenningswijzen zijn,
evenals de uitvoering ervan, onnodig complex. Daarom is besloten tot een vereenvoudiging
van de huidige bekostigingsstructuur per 1 augustus 2014.
Per 1 augustus 2014 worden de budgetten voor Rebound, Herstart en Op de rails aan
het RZB toegevoegd. Op het moment dat passend onderwijs wordt ingevoerd (per 1 augustus
2014) ontvangen samenwerkingsverbanden één totaalbudget voor (tijdelijke) lichte ondersteuning
op basis van alle leerlingen die staan ingeschreven aan de bij het samenwerkingsverband
aangesloten scholen voor voortgezet onderwijs (exclusief vso-scholen). Het samenwerkingsverband
bepaalt vervolgens hoe dit budget wordt ingezet en verdeeld.
Gelet op het voorgaande worden tegemoetkomingen via Rebound, Herstart en Op de Rails
stopgezet. De regeling Regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies
voortgezet onderwijs en reboundvoorzieningen wordt ingetrokken. De huidige regeling
komt daar voor in de plaats.
De berekening en toekenning van het RZB vindt plaats per kalenderjaar. Omdat de nieuwe
regeling in werking treedt op 1 augustus 2014, is de bekostiging voor 2014 gesplitst.
Het deel tot 1 augustus 2014 vindt plaats op basis van de oude regeling. Vanaf 1 augustus
2014 wordt het bedrag voor de tweede termijn op grond van de nieuwe regeling bepaald
en betaalbaar gesteld in oktober 2014. Vanaf kalenderjaar 2015 wordt het nieuwe RZB
in twee termijnen betaalbaar gesteld: in april en oktober.
Grondslag bekostiging regionaal zorgbudget
Het RZB werd, net als de reboundmiddelen, voordat deze regeling in werking trad, berekend
op basis van het aantal leerlingen in leerjaar 3 en 4 van het vmbo in het samenwerkingsverband.
Het RZB is echter ook bestemd voor en wordt ook ingezet voor leerlingen van andere
schoolsoorten, zoals het havo en het vwo. Vanwege die bredere inzet van middelen hebben
samenwerkingsverbanden verzocht de berekeningswijze aan te passen aan de wijze van
besteding. In het Besluit RVC’s en regionaal zorgbudget is daarom per 1 augustus 2014
de berekening van het RZB gewijzigd. Het RZB wordt per 1 augustus 2014 berekend door
een bedrag per leerling te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen van alle bij
het samenwerkingsverband aangesloten scholen (exclusief vso-scholen), dat op 1 oktober
voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het RZB wordt verstrekt, staat ingeschreven.
Het gaat om de leerlingen van de aangesloten scholen voor praktijkonderwijs, vmbo
(incl. ‘vmbo-groen’ aan een Agrarisch Opleidingscentrum), havo, vwo en vavo.
Subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs
Jaarlijks wordt de omvang van de subsidie aan de regionale verwijzingscommissies voortgezet
onderwijs (RVC’s VO) bij ministeriële regeling geregeld. Zoals aangegeven in de (oude)
Regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet
onderwijs en reboundvoorzieningen van 1 januari 2014 tot 1 augustus 2014, blijft de
bekostiging voor de RVC’s VO ongewijzigd. Omdat deze regeling met ingang van 1 augustus
2014 komt te vervallen en daarmee ook het artikel waarin de bekostiging voor de RVC’s
is geregeld, is uit oogpunt van kenbaarheid de bekostigingswijze en formulering van
de (oude) regeling overgenomen in deze nieuwe regeling. De RVC’s VO zijn in april
2014 bekostigd voor het kalenderjaar van 2014, onder de (oude) Regeling regionaal
zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs en reboundvoorzieningen.
Aan de tekst in deze nieuwe regeling kunnen voor het kalenderjaar 2014 dan ook geen
nieuwe rechten worden ontleend.
Administratieve lasten
Voorheen was een aanvraagprocedure (artikel 8 van het Besluit RVC’s en regionaal zorgbudget)
nodig voor het aanvragen van het RZB en Rebound. Voor Herstart en Op de rails gold
dat de aanvragen via de Stichting Projecten Speciaal Onderwijs en de regionale expertisecentra
liepen. Vanaf 1 augustus 2014 wordt het RZB ambtshalve door DUO verstrekt aan het
samenwerkingsverband op basis van de leerlingaantallen per 1 oktober van het voorgaande
kalenderjaar van de aangesloten scholen. Er vindt dus geen aparte aanvraagprocedure
meer plaats. Ook vinden er geen aparte verantwoordingen meer plaats omdat er nog maar
sprake is van één budget. Het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het budget
en bepaalt de wijze van inzet van de middelen. Als gevolg hiervan verminderen de administratieve
lasten met € 11.000. Deze vereenvoudiging maakt onderdeel uit van de operatie stofkam
uit het Regeerakkoord, waarmee administratieve verplichtingen en verantwoordingslasten
worden verminderd.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Jaarlijks worden bij ministeriële regeling de bedragen voor de berekening van het
regionaal zorgbudget vastgesteld.
In het tweede lid wordt het bedrag per leerling aangegeven. Dit is het bedrag dat
zou zijn uitgekeerd in 2014 als de regeling (en daarmee de nieuwe berekeningswijze
van het regionaal zorgbudget) per 1 januari in werking zou zijn getreden. Het bedrag
maakt onderdeel uit van deze regeling om in artikel 2 het correctiebedrag te kunnen
bepalen.
In het derde lid wordt vastgesteld dat het bedrag per leerling voor de berekening
van het regionaal zorgbudget € 43,50 is voor de periode 1 augustus tot en met 31 december
2014. Dit is de helft van het bedrag dat beschikbaar is voor een kalenderjaar, omdat
het hier het tweede deel van 2014 betreft: 1 augustus tot en met 31 december 2014.
Voor de periode 1 januari 2014 tot 1 augustus 2014 is de helft van het totaal bedrag
voor het RZB berekend en toegekend op basis van de oude systematiek (leerlingen leerjaar
3 en 4 in vmbo). Vanaf 1 augustus 2014 is de nieuwe regeling van kracht en wordt de
andere helft van het beschikbare bedrag verdeeld conform de nieuwe systematiek (op
basis van alle leerlingen en is het bedrag gebundeld). Vanaf 1 januari 2015 wordt
het volledige bedrag verdeeld conform de nieuwe systematiek.
Artikel 2
Door het aanpassen van de berekeningswijze van het RZB, zoals bepaald in het Besluit
RVC’s en regionaal zorgbudget, treden herverdeeleffecten op. Omdat deze wijziging
in tijd samenloopt met de verevening in passend onderwijs is er vanuit het veld (VO-raad
en Platform samenwerkingsverbanden) verzocht om een overgangsregeling zodat samenwerkingsverbanden
die in de nieuwe situatie minder RZB ontvangen (en eventueel ook te maken hebben met
een negatieve verevening) tijd hebben om te wennen aan de nieuwe situatie. Daarom
wordt het verschil tussen het RZB, zoals bedoeld op de nieuwe grondslag, en het RZB,
zoals bedoeld op de oude grondslag, stapsgewijs toegekend aan samenwerkingsverbanden.
In artikel 2 is beschreven hoe deze stapsgewijze toekenning wordt berekend.
Het eerste lid geeft aan dat er met het in werking treden van deze regeling een overgang
plaatsvindt door een correctiebedrag toe te voegen aan het RZB bij een positief verschil
tussen het oude en nieuwe bedrag en anderzijds een correctiebedrag af te trekken van
het RZB bij een negatief verschil tussen het oude en nieuwe bedrag. In het tweede
lid wordt toegelicht hoe het correctiebedrag tot stand komt en in het derde en vierde
lid hoe het correctiebedrag wordt toegepast in de overgangsregeling.
In het tweede lid wordt eerst berekend hoe hoog het RZB is op basis van de oude grondslag
(dus alle leerlingen in vmbo 3 en 4), inclusief de budgetten van Rebound, Herstart
en Op de rails. Uitgangspunt is het aantal leerlingen op 1 oktober 2013. Vervolgens
wordt het nieuwe RZB berekend, op basis van de nieuwe grondslag (alle leerlingen binnen
een samenwerkingsverband). Uitgangspunt is het aantal leerlingen dat ingeschreven
op de scholen binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2013. Het verschil tussen
deze twee bedragen (‘oude’ RZB minus ‘nieuwe’ RZB) is het correctiebedrag.
In het derde lid wordt aangegeven dat het correctiebedrag voor het tweede deel van
2014 (1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014) wordt gehalveerd. Voor de tweede
helft van het RZB wordt de helft van het correctiebedrag toegepast. Het betreft hier
immers het tweede deel van het kalenderjaar 2014.
In het vierde lid wordt beschreven hoe het correctiebedrag stapsgewijs van het nieuwe
budget wordt afgetrokken (als het RZB in de nieuwe situatie hoger is) of erbij wordt
opgeteld (als het RZB in de nieuwe situatie lager is). De eerste anderhalf jaar wordt
er gecorrigeerd voor tweederde deel van het verschil: in twee perioden, 1 augustus
2014 tot en met 31 december 2014 en 1 januari 2015 tot 1 januari 2016, wordt er gecorrigeerd
voor tweederde deel van het berekende correctiebedrag. Van 1 januari 2016 tot 1 januari
2017 wordt er voor eenderde deel van het berekende correctiebedrag gecorrigeerd.
Het correctiebedrag wordt eenmalig berekend op basis van het aantal leerlingen op
1 oktober 2013 binnen het samenwerkingsverband en de budgetten per leerling (voor
de berekening van het ’oude’ en het ‘nieuwe’ RZB in 2014). Het RZB zelf wordt jaarlijks
op basis van de actuele leerlingtelling voor T-1 berekend en toegekend.
Rekenvoorbeeld
Kengetallen en cijfers samenwerkingsverband X (fictief voorbeeld)
Het totaal aantal vo-leerlingen binnen samenwerkingsverband X bedraagt:
-
– Op 1 oktober 2013: 10.000.
-
– Op 1 oktober 2014: 12.000
-
– Op 1 oktober 2015: 13.000
-
– Op 1 oktober 2016: 13.000
Het aantal leerlingen in het derde en vierde leerjaar vmbo op 1 oktober 2013 bedraagt
3.000.
Het bedrag onder artikel 1, tweede lid, bedraagt op jaarbasis € 87,–.
Het regionaal zorgbudget bedraagt 870.000 euro (10.000 x € 87,–).
Het bedrag onder artikel 2, tweede lid, (bedrag per leerling) bedraagt € 401,–.
Gelet op artikel 2, derde lid, worden de bedragen gehalveerd voor de periode 1 augustus
2014 tot en met 31 december 2014.
-
1. Eerst wordt het correctiebedrag op jaarbasis berekend conform de formule:
-
2. Jaarbedrag op oude grondslag o.b.v. 1 oktober 2013 – Jaarbedrag op nieuwe grondslag
o.b.v. 1 oktober 2013 = Correctiebedrag. De berekening voor dit samenwerkingsverband
is dan als volgt:
-
a. 3.000 x € 401,– = € 1.203.000
-
b. 10.000 x € 87,– = € 870.000
-
c. € 1.203.000 – € 870.000,– = € 333.000,– (correctiebedrag)
-
2. Het samenwerkingsverband gaat erop achteruit. Dat betekent dat het correctiebedrag
een positief bedrag is. Een deel percentage van dit correctiebedrag (€ 333.000,–)
wordt opgeteld bij het ‘nieuwe’ RZB. Gelet op artikel 2, derde lid, wordt het correctiebedrag
gehalveerd (€ 166.500,–) voor de periode 1 augustus 2014 tot aan 31 december 2014.
-
3. Het RZB van samenwerkingsverband X ziet er dan als volgt uit:
1 augustus 2014 – 31 december 2014
Nieuwe RZB: 10.000 x € 43,50 =
|
€ 435.000,–
|
Correctiebedrag: tweederde van € 166.500,– =
|
€ 111.000,–
|
Totaal:
|
€ 546.000,–
|
1 januari 2015 – 31 december 2015
Nieuwe RZB: 12.000 x € 87,–* =
|
€ 1.044.000,–
|
Correctiebedrag: tweederde van € 333.000,– =
|
€ 222.000,–
|
Totaal:
|
€ 1.266.000,–
|
1 januari 2016 – 31 december 2016
Nieuwe RZB: 13.000 x € 87,–* =
|
€ 1.131.000,–
|
Correctiebedrag: éénderde van € 333.000,– =
|
€ 111.000,–
|
Totaal:
|
€ 1.242.000,–
|
1 januari 2017 – 31 december 2017
Nieuwe RZB: 13.000 x € 87,–* =
|
€ 1.131.000,–
|
*Het bedrag per leerling voor de berekening van het regionaal zorgbudget wordt per
kalenderjaar berekend. Het bedrag genoemd in deze berekening (€ 87,–) is het bedrag
zoals vastgesteld voor kalenderjaar 2014 (fictief), en kan in de volgende jaren wijzigen.
Het bedrag wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.
Het rekenvoorbeeld maakt duidelijk dat een samenwerkingsverband dat erop achteruit
gaat te maken heeft met een positief correctiebedrag. Een deel percentage van dit
(vaststaande) bedrag wordt opgeteld dan wel afgetrokken van het nieuwe bedrag dat
jaarlijks wordt berekend op basis van het leerlingaantal op 1 oktober van het voorafgaande
jaar (en dus jaarlijks fluctueert). Een samenwerkingsverband ondervindt door de overgangsregeling
dus nog niet direct volledig de negatieve dan wel positieve gevolgen van de nieuwe
berekeningswijze.
Artikel 3
Jaarlijks wordt bij ministeriële regeling de omvang van de subsidie voor de RVC’s
VO geregeld. Omdat de Regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies
voortgezet onderwijs en reboundvoorzieningen met ingang van 1 augustus 2014 komt te
vervallen en daarmee het artikel over de bekostiging van de RVC’s, is uit oogpunt
van kenbaarheid het betreffende artikel opnieuw opgenomen.
Artikel 3 regelt het vaste bedrag en het bedrag per leerling voor het subsidiëren
van de werkzaamheden van de RVC’s VO in 2014.
Het vaste bedrag per RVC wordt in 2014 gekoppeld aan eerder niet bestede gelden van
een RVC. Indien uit de jaarrekening over 2012 blijkt dat de subsidie over dat jaar
niet geheel besteed is, wordt dat verschil in mindering gebracht op de subsidie over
2014. Dit is in lijn met wat is vastgelegd in artikel 5, vijfde en zesde lid, van
het Besluit RVC’s en regionaal zorgbudget en blijft ongewijzigd. Het bedrag voor 2014
is reeds overgemaakt.
Artikel 4
Vanaf 1 augustus 2014 is de Regeling regionaal zorgbudget en subsidie regionale verwijzingscommissies
voortgezet onderwijs van toepassing. Deze regeling vervangt de regeling Regionaal
zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissie voortgezet onderwijs en rebound
voorzieningen die wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft
op besluiten die voor intrekking zijn genomen.
Artikel 5
Het Besluit RVC’s en regionaal zorgbudget geeft grondslag voor een overgangsregeling
tot 1 januari 2017. Vanaf die datum ontvangen alle samenwerkingsverbanden het volledige
nieuwe regionaal zorgbudget zonder correctie.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker