Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 10 december 2013, nr. 457494, houdende toepassing van artikel 21b, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (Besluit sluiting overige zittingsplaatsen Noord-Nederland).

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 21b, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

Gehoord de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder overige zittingsplaatsen: de zittingsplaatsen die op grond van artikel CVI van de Wet herziening gerechtelijke kaart zijn aangemerkt als zittingsplaatsen die krachtens artikel 21b, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie door de minister zijn aangewezen.

Artikel 2

De aanwijzing van de volgende overige zittingsplaatsen van de rechtbank Noord-Nederland wordt met ingang van 1 januari 2014 beëindigd:

Heerenveen

Sneek

Winschoten

Artikel 3

De aanwijzing van de volgende overige zittingsplaats van de rechtbank Noord-Nederland wordt met ingang van 1 april 2014 beëindigd:

Emmen

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 december 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

De Wet herziening gerechtelijke kaart (hierna: Wet HGK) is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtspraak in Nederland kent nu 32 zittingsplaatsen die bij algemene maatregel van bestuur – met een voorhangprocedure – zijn aangewezen.1 Met deze inrichting is een goede spreiding van het zaaksaanbod over heel Nederland bewerkstelligd en is er een zittingscapaciteit die qua nabijheid een goede toegang tot de rechter kan bieden en die in relatie tot het zaaksaanbod een zodanige omvang heeft dat deze optimaal kan worden benut zodat zaken snel op zitting kunnen worden behandeld.

Naast deze 32 zittingsplaatsen kende de rechtspraak op het moment van inwerkingtreding van de Wet HGK, op grond van artikel CVI van die wet, van rechtswege ook 24 overige zittingsplaatsen als bedoeld in artikel 21b, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het betreft hierbij feitelijk de (kleine) kantonlocaties waarvan op het moment van inwerkingtreding van de Wet HGK al vaststond dat deze op termijn sluiten. Ik heb dit voornemen tijdens de parlementaire behandeling van de Wet HGK met de Tweede en Eerste Kamer besproken. In mijn brief van 14 december 2012 over het sluitingsbeleid inzake 24 kantonlocaties heb ik beschreven welk proces op en welke criteria bij de sluiting van de overige zittingsplaatsen van toepassing zijn.2 Met het Besluit sluiting overige zittingsplaatsen van 22 oktober 2013, nr. 439394, gaf ik hier uitvoering aan en is een besluit genomen omtrent de sluiting van het merendeel van deze overige zittingsplaatsen.

In het eerdergenoemde besluit was nog geen regeling getroffen omtrent de sluiting van de overige zittingsplaatsen in het arrondissement Noord-Nederland (d.w.z. locaties Sneek, Winschoten, Heerenveen en Emmen). Tot besluitvorming over deze locaties kon ik pas komen nadat de Tweede Kamer had ingestemd met de aanvullende maatregelen van de minister van Wonen en Rijksdienst betreffende de regionale werkgelegenheidseffecten van het Rijkshuisvestingsbeleid voor de provincies Friesland en Drenthe en vanaf het moment dat de masterplannen kantoorhuisvesting voor de drie noordelijke provincies zijn vastgesteld.

De Tweede Kamer heeft op 14 november 2013 ingestemd met de genoemde aanvullende maatregelen van de minister van Wonen en Rijksdienst. De masterplannen kantoorhuisvesting voor de provincies Friesland, Groningen en Drenthe zijn inmiddels vastgesteld. Daarom kan ik nu uitvoering geven aan de beëindiging van de aanwijzing van de overige zittingsplaatsen in het arrondissement Noord-Nederland.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.


X Noot
1

Staatsblad 2012, nr. 601 (Besluit zittingsplaatsen gerechten).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2012–2013, 32 891, nr. 22.

Naar boven