Regeling van de Minister van Economische Zaken van 15 februari 2013, nr. WJZ/13014657, houdende regels met betrekking tot de verdeling van frequentieruimte als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet (Regeling verdeling op afroep)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 14 en 16 van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

b. vergunning:

een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte met de omvang zoals die is vastgesteld op grond van artikel 14, derde lid, van het Frequentiebesluit 2013, of een veelvoud daarvan;

c. winnende combinatie:

die combinatie van biedingen uit alle biedronden, houdende ten hoogste één bieding per deelnemer en betrekking hebbende op ten hoogste het aantal beschikbare vergunningen, die de hoogste totaalopbrengst oplevert;

d. finale winnende combinatie:

de combinatie van biedingen die op grond van artikel 21 of 22 de uitslag van de veiling vormt;

e. winnende deelnemer:

de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van de finale winnende combinatie;

f. VOA-procedure:

de verdeelprocedure die aanvangt met de eerste aanvraag als bedoeld in artikel 15 van het Frequentiebesluit 2013 en eindigt met de beslissing op de aanvragen ingevolge artikel 7 of 24;

g. vertrouwelijke informatie:

informatie over een aanvrager die niet openbaar is en die, wanneer kenbaar gemaakt aan een andere aanvrager diens beslissingen met betrekking tot de veiling beïnvloedt of kan beïnvloeden.

§ 2. De aanvraag

Artikel 2

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet geschiedt door middel van een daartoe strekkend formulier. De aanvraag bevat de in het formulier genoemde gegevens en bescheiden.

  • 2. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 3. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om de aanvraag namens de aanvrager in te dienen alsmede in het geval van een veiling namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 4. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 5. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het vierde lid, mogen in afwijking van het tweede lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

  • 6. Een aanvrager dient per VOA-procedure ten hoogste één aanvraag in.

  • 7. De aanvraag wordt ingediend per post dan wel door persoonlijke overhandiging op het volgende adres:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Team VOA

    Emmasingel 1

    9726 AH GRONINGEN

Artikel 3

  • 1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in artikel 2 gestelde vereisten, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De aanvrager heeft gedurende tien werkdagen, te rekenen vanaf de dag nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is verstuurd, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden op de wijze, bedoeld in artikel 2, zevende lid, ingediend.

  • 4. Indien het verzuim, bedoeld in het eerste lid, binnen de termijn, genoemd in het tweede lid, niet is hersteld of de aanvraag na herstel niet voldoet aan de in artikel 2 gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 4

  • 1. De aanvrager is een natuurlijke persoon of een rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn woonplaats, of indien het geen natuurlijke persoon is, is gevestigd in de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie;

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd, en

    • c. er is geen beslag gelegd op het vermogen dan wel een of meer bedrijfsmiddelen van de aanvrager, die een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager vormen.

  • 3. Met de eisen van het tweede lid worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 5

  • 1. Indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in artikel 4, eerste en het tweede lid, is voldaan, wijst de minister de aanvraag af.

  • 2. De minister wijst aanvragen betreffende een band waarvoor reeds een VOA-procedure gaande is, ingediend in de periode vanaf de datum na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Frequentiebesluit 2013 tot en met de datum waarop ingevolge artikel 7 of artikel 24 over de aanvragen wordt beslist, af.

  • 3. De minister wijst aanvragen om het gebruik van frequentieruimte binnen een band waarbinnen geen frequentieruimte beschikbaar is, af.

§ 3. Toewijzing frequentieruimte zonder veiling

Artikel 6

Indien de minister een besluit neemt, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van het Frequentiebesluit 2013, verleent de minister aan de aanvrager een vergunning voor het gebruik van de in diens aanvraag vermelde hoeveelheid frequentieruimte.

Artikel 7

  • 1. Indien de minister een besluit neemt, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van het Frequentiebesluit 2013, deelt de minister iedere aanvrager mee aan wie de vergunningen zullen worden verleend.

  • 2. De frequentieruimte waarop de vergunningen die aan een aanvrager worden verleend, betrekking hebben, is indien mogelijk aaneengesloten.

  • 3. Indien het totaal aan frequentieruimte waarop de te verlenen vergunningen betrekking hebben, kleiner is dan de beschikbare frequentieruimte binnen de band, worden de vergunningen verleend die betrekking hebben op de laagste frequenties. In afwijking van de eerste volzin kunnen de vergunningen die betrekking hebben op de hoogste frequentie binnen de band worden verleend indien alle aanvragers aan wie vergunningen worden verleend dit gedurende de periode bedoeld in het vierde lid overeenkomen.

  • 4. Indien binnen een frequentieband aan meerdere aanvragers vergunningen worden verleend, worden deze aanvragers gedurende twee weken vanaf de mededeling bedoeld in het eerste lid in de gelegenheid gesteld om, met inachtneming van het tweede en derde lid, onderling overeen te komen voor welke frequentieruimte vergunningen worden verleend aan welke aanvrager. Indien na afloop van de periode bedoeld in de eerste volzin niet alle aanvragers aan wie vergunningen zullen worden verleend tot overeenstemming zijn gekomen, bepaalt de minister door middel van een loting, met inachtneming van het tweede en derde lid, voor welke frequentieruimte vergunningen worden verleend aan welke aanvrager.

  • 5. De minister deelt iedere aanvrager mee voor welke frequentieruimte de vergunningen zijn verleend en aan welke aanvrager. De minister maakt de datum van het einde van de VOA-procedure en de nadien nog beschikbare frequentieruimte binnen de band waarop de procedure betrekking had, bekend.

§ 4. Veiling

Artikel 8

Indien de Minister een besluit als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van het Frequentiebesluit 2013 heeft genomen zijn de artikelen 9 tot en met 25 van toepassing.

Artikel 9

  • 1. De veiling vindt plaats door middel van internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem.

  • 2. Gedurende de veiling communiceert:

    • a. de minister uitsluitend door middel van het elektronisch systeem met de deelnemers, en

    • b. een deelnemer uitsluitend door middel van het elektronisch systeem met de minister,

    met dien verstande dat de minister in geval van bijzondere omstandigheden communicatie per telefoon kan toestaan.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan gedurende de veiling de communicatie tussen de minister en een deelnemer schriftelijk plaatsvinden door middel van het in artikel 10, tweede lid, onderdeel e, bedoelde faxnummer, indien sprake is van een elektronische storing als bedoeld in artikel 15, eerste lid.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 10

  • 1. De minister deelt iedere aanvrager schriftelijk mee of hij als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling. Degene die een aanvraag heeft ingediend die voldoet aan de eisen van de artikelen 2 en 4 wordt toegelaten tot de veiling.

  • 2. De minister deelt een deelnemer uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

    • a. de datum, de aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde;

    • b. de omvang van een vergunning en de beschikbare hoeveelheid vergunningen in de veiling;

    • c. het aantal deelnemers aan de veiling;

    • d. de voor de veiling benodigde programmatuur;

    • e. het faxnummer voor het indienen van een verzoek als bedoeld in artikel 15, tweede en vijfde lid, en van een schriftelijke bieding als bedoeld in artikel 15, eerste lid;

    • f. het telefoonnummer waarop de minister ingeval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, bereikbaar is;

    • g. de combinatie van zijn inlogcode en zijn wachtwoord;

    • h. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen, en

    • i. het bankrekeningnummer, de daarbij behorende naam en de overige bij de overmaking te vermelden gegevens, bedoeld in artikel 25.

Artikel 11

  • 1. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een lid van de groep van een aanvrager, verspreidt geen vertrouwelijke informatie en doet geen vertrouwelijke informatie verspreiden aan een andere aanvrager of een derde, en maakt geen vertrouwelijke informatie openbaar.

  • 2. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een lid van de groep van een aanvrager, onthoudt zich voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure van afspraken of gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in de veilingprocedure daaronder begrepen.

  • 3. Indien naar het oordeel van de minister sprake is van gedragingen in strijd met het eerste of tweede lid, kan de minister de veiling opschorten voor een termijn van ten hoogste één jaar.

  • 4. De minister kan een aanvrager die naar het oordeel van de minister handelt in strijd met het eerste of tweede lid van deelname of van verdere deelname aan de veiling uitsluiten.

  • 5. Indien een deelnemer in strijd heeft gehandeld met het eerste of tweede lid, kan de minister:

    • a. de uitkomst van een of meer biedingen of biedronden ongeldig verklaren, of

    • b. besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 12

  • 1. De minister kan de veiling opschorten voor een termijn van ten hoogste één jaar indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden.

  • 2. De minister kan indien dit om andere dan de in artikel 11, derde en vijfde lid, genoemde redenen nodig is voor een eerlijk of efficiënt verloop van de veiling:

    • a. de veiling opschorten voor een termijn van ten hoogste één jaar

    • b. een of meer biedingen of de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren, of

    • c. besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

  • 3. De minister kan een aanvrager die niet langer voldoet aan de eisen die in artikel 4 zijn gesteld aan een aanvrager, uitsluiten van deelname of van verdere deelname aan de veiling.

Artikel 13

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bieding gebonden.

Artikel 14

  • 1. Een ongeldige bieding wordt niet in aanmerking genomen bij:

    • a. het bepalen van de laatste biedronde op basis van artikel 20 en 21, en

    • b. het vaststellen van de combinatie van winnende biedingen.

  • 2. Een bieding is ongeldig wanneer niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de bieding is uitgebracht en bevestigd door middel van het elektronisch veilingsysteem via internet;

    • b. de bieding voldoet aan het bepaalde in artikel 16;

    • c. in een biedronde is de bieding de eerste bieding van een deelnemer in die ronde;

    • d. de bieding is in de Nederlandse taal gesteld, en

    • e. de bieding is tijdig ingediend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is een bieding die is uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem via internet ongeldig en een schriftelijke bieding geldig, indien de betrokken deelnemer voor die biedronde toestemming als bedoeld in artikel 15 heeft gekregen voor het uitbrengen van een schriftelijke bieding, en die toestemming niet is ingetrokken overeenkomstig artikel 15, vijfde lid.

  • 4. Een schriftelijke bieding als bedoeld in het derde lid is ongeldig wanneer niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de bieding voldoet aan de in het tweede lid, onder b tot en met e, gestelde voorwaarden;

    • b. de bieding wordt gedaan overeenkomstig het model in de bijlage bij deze regeling;

    • c. de bieding wordt ingediend middels het krachtens artikel 10, tweede lid, onderdeel e, meegedeelde faxnummer, of

    • d. de bieding is leesbaar en eenduidig.

  • 5. Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de in het tweede lid, onder a tot en met e, gestelde voorwaarden, deelt de minister dit de deelnemer mee en stelt hij de deelnemer in de gelegenheid het verzuim door middel van het elektronisch veilingsysteem te herstellen binnen de duur van de betrokken biedronde, dan wel de verlengde biedronde, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of tweede lid, onderdeel a.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid wordt aan een deelnemer die toestemming heeft om een schriftelijke bieding in te dienen en die niet heeft voldaan aan de in het tweede lid, onder b tot en met d, gestelde voorwaarden of de in het vierde lid, onderdelen b, c of d, gestelde voorwaarden:

    • a. per fax meegedeeld dat hij niet aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan, en

    • b. gelegenheid gegeven om het verzuim binnen een door de minister gestelde termijn te herstellen, met dien verstande dat de minister per deelnemer ten hoogste tien maal gedurende de gehele veiling de gelegenheid kan geven om het verzuim te herstellen.

Artikel 15

  • 1. Indien een deelnemer door een elektronische storing niet in staat is om door middel van het elektronisch veilingsysteem een bieding uit te brengen, kan de minister toestemming geven om een bieding schriftelijk uit te brengen.

  • 2. Een verzoek tot toestemming als bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingediend middels het in artikel 10, tweede lid, onderdeel e, bedoelde faxnummer, is met redenen omkleed en wordt door de minister ontvangen uiterlijk binnen tien minuten na afloop van de biedronde.

  • 3. De minister kan toestemming als bedoeld in het eerste lid geven voor een enkele biedronde of voor meerdere biedronden.

  • 4. Aan toestemming als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. De minister kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de deelnemer intrekken, wanneer dit verzoek schriftelijk wordt gedaan uiterlijk tien minuten na afloop van de voorgaande biedronde, dan wel de verlengde biedronde, bedoeld in artikel 17, eerste of tweede lid, onderdeel b.

Artikel 16

  • 1. Een deelnemer brengt per biedronde maximaal één bieding uit.

  • 2. Een bieding bestaat uit het aantal vergunningen dat een deelnemer wil verkrijgen gelet op de in die biedronde geldende rondeprijs per vergunning, bedoeld in artikel 19.

  • 3. In de eerste biedronde biedt een deelnemer op ten minste zoveel vergunningen als nodig voor de in de aanvraag vermelde omvang van de gewenste frequentieruimte en ten hoogste het aantal beschikbare vergunningen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b. Het aantal vergunningen waarop een deelnemer in een volgende biedronde biedt is kleiner dan of gelijk aan het aantal vergunningen waarop de deelnemer in de voorgaande biedronde heeft geboden.

  • 4. Indien een deelnemer in een biedronde geen bieding uitbrengt of een ongeldige bieding uitbrengt, is het aantal vergunningen waarop de betreffende deelnemer in de volgende biedronde biedt nul.

Artikel 17

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bieding uitbrengt wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten, met dien verstande dat in ten hoogste twee biedronden voor een deelnemer verlenging plaats vindt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a. kan de minister in geval van bijzondere omstandigheden een deelnemer op zijn verzoek toestemming verlenen om zijn biedronde te verlengen met een door de minister te bepalen termijn;

    • b. wordt, indien aan een deelnemer toestemming als bedoeld in artikel 15, eerste lid, is gegeven, de betreffende biedronde voor die deelnemer verlengd met een door de minister te bepalen termijn.

  • 3. Het verzoek tot toestemming als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is met redenen omkleed en wordt ontvangen uiterlijk binnen tien minuten na afloop van de biedronde of de verlengde biedronde, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. Een op grond van het eerste of tweede lid verlengde biedronde is afgelopen zodra:

    • a. alle deelnemers wiens biedronde is verlengd, een bieding hebben uitgebracht, of

    • b. de biedronde dan wel de verlengde biedronde voor een deelnemer is verstreken.

  • 6. De minister deelt in het geval, bedoeld in het eerste en tweede lid, zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat de biedronde ten behoeve van een of meer deelnemers is verlengd.

Artikel 18

  • 1. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. het maximale aantal vergunningen waarop hij in de volgende biedronde kan bieden, gelet op artikel 16, derde en vierde lid;

    • b. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende biedronde;

    • c. zijn bieding in de vorige biedronde;

    • d. het bedrag van zijn hoogste bieding in de veiling tot dan toe;

    • e. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde;

    • f. de rondeprijs die in de volgende biedronde geldt;

    • g. de totale vraag in de vorige biedronde; en

    • h. de bieding van de overige deelnemers in de vorige biedronde, waarbij de identiteit van de overige deelnemers geheim blijft.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder a, e en f, wordt geen informatie over een volgende biedronde gegeven indien de biedronden op grond van artikel 21 of 22 definitief eindigen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder g en h, wordt geen informatie over de vorige biedronde gegeven indien daarop op grond van artikel 21, vierde lid, een herstelbiedfase volgt.

Artikel 19

  • 1. De prijs per vergunning is in de eerste biedronde € 0,–.

  • 2. De minister bepaalt de rondeprijs in de tweede biedronde.

  • 3. In de derde en volgende biedronden verhoogt de minister de rondeprijs zodanig dat de verhoging van de rondeprijs in een biedronde ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs in de daaraan voorafgaande ronde.

  • 4. Indien dit naar het oordeel van de minister nodig is voor een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling kan hij afwijken van het derde lid.

Artikel 20

De laatste biedronde is de eerste biedronde waarin het aantal vergunningen waarop in de biedronde geboden is, gelijk is aan of kleiner is dan het aantal beschikbare vergunningen.

Artikel 21

  • 1. Indien in de laatste biedronde het aantal vergunningen waarop geboden is, gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen, wint elke bieder het aantal vergunningen waarop hij in de laatste ronde een bieding heeft uitgebracht tegen de prijs van de laatste biedronde.

  • 2. Indien in de laatste biedronde het aantal vergunningen waarop geboden is, kleiner is dan het aantal beschikbare vergunningen wordt de uitslag gevormd door de winnende combinatie die een bieding bevat van iedere deelnemer die in de laatste biedronde hoger dan nul heeft geboden.

  • 3. Indien in de laatste biedronde er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in het tweede lid is, wordt de uitslag gevormd door die winnende combinatie als bedoeld in het tweede lid, die bestaat uit biedingen van het grootste aantal deelnemers. Indien er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in de eerste volzin is, wordt de uitslag gevormd door de winnende combinatie als bedoeld in de eerste volzin, betreffende het grootste aantal vergunningen. Indien er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in de tweede volzin is, wordt tussen deze combinaties geloot.

  • 4. Indien in de laatste biedronde het aantal vergunningen waarop geboden is:

    • a. kleiner is dan het aantal beschikbare vergunningen, en er geen winnende combinatie als bedoeld in het tweede lid is, of

    • b. nul is,

    volgt eenmalig een herstelbiedfase. Een herstelbiedfase houdt in dat de laatste biedronde komt te vervallen en opnieuw wordt gehouden, waarbij de minister de rondeprijs in deze biedronde vaststelt op een bedrag hoger dan de rondeprijs in de ronde voorafgaand aan de laatste biedronde, maar lager dan de rondeprijs in de laatste biedronde. De deelnemers die in de ronde voorafgaand aan de laatste biedronde hoger dan nul hebben geboden zijn toegelaten tot deze biedronde. Op biedrondes in de herstelbiedfase zijn artikel 16, derde lid, tweede volzin, en 19, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing. In afwijking van artikel 20 en 21, is artikel 22 van toepassing.

Artikel 22

  • 1. De laatste biedronde in de herstelbiedfase is de eerste biedronde in die fase waarin het aantal vergunningen waarop in de biedronde geboden is:

    • a. gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen, of

    • b. kleiner is dan het aantal beschikbare vergunningen en er een winnende combinatie is die een bieding bevat van iedere deelnemer die in de laatste biedronde in de herstelbiedfase hoger dan nul heeft geboden, of

    • c. nul is.

  • 2. Indien in de laatste biedronde het aantal vergunningen waarop geboden is, gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen, wint elke bieder het aantal vergunningen waarop hij in de laatste ronde een bieding heeft uitgebracht tegen de prijs van de laatste biedronde.

  • 3. Indien in de laatste biedronde het aantal vergunningen waarop geboden is, kleiner is dan het aantal beschikbare vergunningen, wordt de uitslag gevormd door de winnende combinatie die een bieding bevat van iedere deelnemer die in de laatste biedronde hoger dan nul heeft geboden.

  • 4. Indien in de laatste biedronde het aantal vergunningen waarop geboden is, kleiner is dan het aantal beschikbare vergunningen, en er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in het derde lid is, wordt de uitslag gevormd door die winnende combinatie als bedoeld in het derde lid, die bestaat uit biedingen van het grootste aantal deelnemers. Indien er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in de eerste volzin is, wordt de uitslag gevormd door de winnende combinatie als bedoeld in de eerste volzin, betreffende het grootste aantal vergunningen. Indien er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in de tweede volzin is, wordt tussen deze combinaties geloot.

  • 5. Indien in de laatste biedronde in totaal op nul vergunningen is geboden, wordt de uitslag gevormd door de winnende combinatie. Indien er meer dan één winnende combinatie is, wordt de uitslag gevormd door de winnende combinatie die bestaat uit biedingen van het grootste aantal deelnemers. Indien er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in de tweede volzin is, wordt de uitslag gevormd door de winnende combinatie bedoeld in de tweede volzin, betreffende het grootste aantal vergunningen. Indien er meer dan één winnende combinatie als bedoeld in de derde volzin is, wordt tussen deze combinaties geloot.

§ 5. Toewijzing frequentieruimte na veiling

Artikel 23

  • 1. De frequentieruimte waarop de vergunningen die aan een aanvrager worden verleend, betrekking hebben, is indien mogelijk aaneengesloten.

  • 2. Indien het totaal aan frequentieruimte waarop de te verlenen vergunningen betrekking hebben, kleiner is dan de beschikbare frequentieruimte binnen de band, worden de vergunningen verleend die betrekking hebben op de laagste frequenties. In afwijking van de eerste volzin kunnen de vergunningen die betrekking hebben op de hoogste frequenties binnen de band worden verleend indien alle winnende deelnemers dit gedurende de periode bedoeld in artikel 24, vierde lid, overeenkomen.

Artikel 24

  • 1. Aan een winnende deelnemer wordt een vergunning verleend voor het aantal vergunningen waarop hij in de finale winnende combinatie heeft geboden. De prijs voor die vergunning is gelijk aan het aantal vergunningen waarop de winnende deelnemer in deze combinatie heeft geboden, vermenigvuldigd met de hoogste rondeprijs waartegen de deelnemer deze bieding heeft uitgebracht.

  • 2. De minister wijst de aanvragen van de overige deelnemers af.

  • 3. De minister deelt de deelnemers zo spoedig mogelijk na afloop van de veiling mee:

    • a. dat de veiling is afgelopen; en

    • b. de identiteit van de winnende deelnemers en de door hen gewonnen vergunningen, alsmede de daarvoor verschuldigde totaalprijs.

  • 4. Indien meerdere winnende deelnemers vergunningen hebben gewonnen, worden deze deelnemers gedurende twee weken vanaf de mededeling bedoeld in het derde lid in de gelegenheid gesteld om, met inachtneming van artikel 23, onderling overeen te komen voor welke frequentieruimte vergunningen worden verleend aan welke deelnemer. Indien na afloop van de periode bedoeld in de eerste volzin niet alle winnende deelnemers tot overeenstemming zijn gekomen, bepaalt de minister door middel van een loting, met inachtneming van artikel 23, voor welke frequentieruimte vergunningen worden verleend aan welke winnende deelnemer.

  • 5. De minister deelt na verlening van de vergunningen iedere deelnemer mee voor welke frequentieruimte de vergunningen zijn verleend en aan welke winnende deelnemer. De minister maakt de datum van het einde van de VOA-procedure en de nadien nog beschikbare frequentieruimte binnen de band waarop de procedure betrekking had, bekend.

Artikel 25

Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 24, derde lid, is gedaan, betaalt de deelnemer wiens bieding onderdeel uitmaakt van de finale winnende combinatie de door hem verschuldigde totaalprijs, door overmaking van dat bedrag op het krachtens artikel 10, tweede lid, onderdeel i, meegedeelde bankrekeningnummer, ten name van de daarbij meegedeelde naam en onder vermelding van de daarbij meegedeelde gegevens.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 26

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 9 april 2008 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Kamerstukken 31412) in werking treedt.

Artikel 27

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verdeling op afroep.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 februari 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 14, VIERDE LID, ONDER B, VAN DE REGELING VERDELING OP AFROEP

- Biedkaart -

Instructies

  • Een bieding wordt uitgebracht door middel van het faxen van deze biedkaart.

  • Het aantal van elke bieding wordt in cijfers en letters geschreven.

  • Indien nul wordt geboden, dit aankruisen onder ‘bieding van nul’.

  • De biedkaart wordt in het Nederlands ingevuld.

  • De biedkaart wordt door een vertegenwoordigingsbevoegde ondertekend.

Niet in te vullen door de deelnemer:

 

Deelnemer:

Biedronde nr:

Datum:

Tijdstip: van ..........uur tot ..........uur

 

Maximaal aantal vergunningen waarop deelnemer in deze biedronde kan bieden:

 

Verlenging op grond van artikel 18, tweede lid, onder b, voor de periode:

..........dag ..........uur tot ..........dag ..........uur

 

Rondeprijs in € per vergunning

Aantal

Het aantal voluit en in blokletters geschreven in de Nederlandse taal

Bieding van nul

In te vullen door de Minister

In te vullen door de deelnemer

In te vullen door de deelnemer

Handtekening(en) en na(a)m(en) vertegenwoordigingsbevoegde(n):

 
 
 
 
 
 
 

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Deze regeling strekt tot uitvoering van de artikelen 14 en 16 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna: het Frequentiebesluit) en regelt de verdeling op afroep, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet (de wet). Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de wet een vergunning vereist van de Minister van Economische Zaken. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 14 van het Frequentiebesluit geeft deze regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning voor banden die in het frequentieplan zijn aangewezen om te worden verdeeld via verdeling op afroep, moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens neergelegd aan welke van de in artikel 14 van het Frequentiebesluit bedoelde eisen een aanvrager moet voldoen. Daarnaast strekt de regeling tot uitvoering van artikel 16, tweede lid, van het Frequentiebesluit, op grond waarvan regels worden gesteld over de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

De verdeling op afroep is een nieuw verdeelinstrument, dat in het wetsvoorstel ter implementatie van de Nota Frequentiebeleid 2005 is geïntroduceerd. In het frequentieplan zal worden aangegeven voor welke frequentiebanden dit verdeelinstrument zal worden gebruikt. Aangezien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de vaststelling en wijzigingen van het frequentieplan, zullen belanghebbenden tijdens de openbare voorbereidingsprocedure de gelegenheid hebben hun zienswijze op onder andere de aanwijzing van deze frequentiebanden voor het verdeelinstrument verdeling op afroep naar voren te brengen. Gelijktijdig met deze vaststelling van het frequentieplan zal de conceptvergunning en de aan de vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen voor de aan te wijzen frequentiebanden voor zover mogelijk geconsulteerd en bekendgemaakt worden.

Kenmerkend voor dit verdeelinstrument is dat niet de overheid, maar de markt hier het moment van verdelen bepaalt. Dat moment wordt namelijk bepaald door de eerste indiener van een aanvraag voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte binnen de betreffende band. Als de aanvrager en de aanvraag aan de eisen van de regeling voldoen, maakt de minister bekend dat een aanvraag voor een vergunning voor gebruik van frequentieruimte in de categorie ‘verdeling op afroep’ is ontvangen en stelt hij belangstellenden gedurende zes weken in de gelegenheid een aanvraag voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte in dezelfde band in te dienen. Indien de na afloop van deze periode ingediende (geldige) aanvragen betrekking hebben op minder frequentieruimte dan er in de betreffende frequentieband beschikbaar is, verkrijgen de aanvragers de vergunningen voor het gebruik van deze frequentieruimte om niet. In het geval de ingediende (geldige) aanvragen betrekking hebben op meer frequentieruimte dan er in de betreffende frequentieband beschikbaar is, wordt overgegaan tot het starten van de veilingprocedure conform de artikelen 9 t/m 25 van de regeling. Deze procedure kan zich vervolgens, indien er na afloop van deze procedure nog voldoende frequentieruimte beschikbaar is en afhankelijk van de aangevraagde frequentieruimte, meerdere malen herhalen.

Met dit verdeelinstrument wordt op eenvoudige wijze inhoud gegeven aan de behoefte aan een flexibele verdeelmethode en creëert de overheid maximale ruimte voor innovatieve toepassingen. Een belangrijk voordeel voor de markt is dat deze wijze van verdelen in het algemeen eenvoudiger en sneller is en minder voorbereiding en onderzoek van marktpartijen vraagt dan bij een reguliere veiling of vergelijkende toets, die wordt gehanteerd bij verwachting van evidente schaarste. Bovendien kunnen met dit instrument inschattingsfouten ten aanzien van de te verwachten schaarste worden voorkomen. Bij twijfel daarover ligt het voor de hand om te kiezen voor de verdeling op afroep. Om gebruik te kunnen maken van de verdeling op afroep volgens de in deze regeling omschreven regels, is de aanname dat de frequenties binnen de band homogeen zijn. Met het oog op optimaal gebruik van de vergunningen is in de regeling bepaald dat vergunningen indien mogelijk aaneengesloten worden toegewezen aan de vergunninghouders. Daarnaast zal een strikte ingebruiknameverplichting worden gehanteerd, die in de vergunningvoorschriften zal worden vastgelegd. Dat is noodzakelijk om er voor te zorgen dat frequentieruimte daadwerkelijk in gebruik wordt genomen voor het aanbieden van diensten en om het strategisch aanvragen en bieden op vergunningen tegen te gaan. Er wordt gedacht aan een ingebruiknameverplichting waarbij de vergunning na een jaar in gebruik moet zijn genomen. De definitieve uitwerking van de ingebruiknameverplichting zal in de vergunningvoorschriften worden neergelegd. De conceptvergunning en de daaraan te verbinden voorschriften en beperkingen zullen gelijktijdig met de aanwijzing van een band in het frequentieplan als middels verdeling op afroep te verdelen band, worden geconsulteerd en bekendgemaakt.

De belangrijkste procedurele regels voor de verdeling op afroep zijn neergelegd in paragraaf 3.3 (artikelen 14 tot en met 16) van het Frequentiebesluit, waar deze regeling een uitwerking van vormt. Daar zijn onder meer de belangrijkste beslismomenten en de geldende termijnen voor de aanvraag- en veilingprocedure vastgelegd.

Het veilingmodel waarvoor is gekozen, is een combinatorische klokveiling. In dit model bestaat het aanbod uit een aantal vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte van een bepaalde omvang (‘kavels’), waarbij ten aanzien van de werking van het veilingmodel de kavels worden verondersteld homogeen te zijn. De veiling bestaat uit biedronden, waarbij de prijs van de vergunningen bij elke ronde met een door de minister als veilingmeester te bepalen bedrag omhoog gaat. Deelnemers geven per ronde aan hoeveel vergunningen zij tegen de betreffende prijs willen verwerven. Zodra op basis van de biedingen aan de vraag kan worden voldaan, wordt bekeken welke combinatie van biedingen de hoogste totaalopbrengst oplevert (de winnende combinatie). Indien niet alle deelnemers die in de laatste ronde hoger dan nul boden, in de winnende combinatie vertegenwoordigd zijn, of indien de vraag in de laatste ronde nul is, wordt een herstelbiedfase gehouden. Dit houdt in dat de laatste ronde opnieuw wordt gehouden, maar dan met een rondeprijs die ten opzichte van de voorlaatste ronde met een lager bedrag is verhoogd dan in de laatste ronde. Vervolgens kunnen er meerdere biedrondes volgen, totdat a) de vraag gelijk aan het aanbod is, of b) totdat de vraag lager dan het aanbod is én er precies één winnende combinatie is waarin van alle deelnemers die in de laatste ronde hoger dan nul hebben geboden, een bieding is opgenomen. Als deze situaties zich niet voordoen zal worden doorgeboden tot de vraag nul is.

De winnaars betalen een prijs gelijk aan de hoogte van hun bieding in de winnende combinatie aan de hand waarvan de vergunningen worden verdeeld. Over de locatie van de beschikbare vergunningen binnen de band kunnen de winnende deelnemers gedurende twee weken na afloop van de veiling met inachtneming van enkele regels afspraken maken. Als zij niet tot overeenstemming komen wordt de frequentieruimte met de laagste frequenties binnen de frequentieband door middel van een loting verdeeld over de winnende deelnemers. De frequentieruimte die een deelnemer in gebruik krijgt zal indien mogelijk aaneengesloten zijn. Het kan bijvoorbeeld nodig blijken niet-aaneengesloten frequentieruimte in gebruik te geven wanneer middenin de betreffende band al een vergunning was verleend aan een derde, of wanneer het gaat om gepaard spectrum.

Voor de combinatorische klokveiling is gekozen omdat daarmee op de beste wijze kan worden voldaan aan de doelstellingen van de verdeling op afroep: efficiëntie, snelheid, eenvoud en transparantie.

Het model is efficiënt omdat de frequentieruimte in handen komt van de bieder die daarmee een zo hoog mogelijke economische toegevoegde waarde creëert. Wat de doelstelling van snelheid betreft, is de verwachting dat de daadwerkelijke veilingprocedure binnen enkele dagen kan worden afgerond. De doelstelling van eenvoud geldt zowel voor de organisator van de veiling, in casu het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken, als voor de deelnemers. De procedure is begrijpelijk en eenvoudig, via internet, uit te voeren. Het veilingmodel is tenslotte transparant, gezien de eenduidige relatie tussen de biedingen aan de ene kant en de allocatie van de frequentieruimte over de bieders aan de andere kant. De door hen te betalen prijs is gelijk aan het geboden bedrag in de winnende combinatie. Het gekozen veilingmodel is gebaseerd op de adviezen van CREED en SEOR1 in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. Dit model combineert elementen van de simultane meerrondenveiling zonder pakketbiedingen en een gesloten combinatorische veiling. Bieders kunnen daarmee net als in de simultane meerrondenveiling informatie uit het biedgedrag van anderen halen, terwijl bieders net als in een klokveiling niet het risico lopen te weinig vergunningen te winnen, aangezien men de mogelijkheid heeft om op meerdere vergunningen (zogenaamde ‘pakketten’) te bieden.

Het gekozen model verschilt vanwege de genoemde doelstellingen (o.a. eenvoud en snelheid) van vorige veilingen en de veiling die de minister voornemens is te hanteren voor de veiling van de vergunningen in de 800, 900 en 1800 Mhz-banden. De belangrijkste verschillen met deze veilingen zijn dat er bij de onderhavige veiling vooraf geen enkele inschatting is van de mate van schaarste en dat er in ieder geval geen grote commerciële belangen spelen die specifieker maatwerk bij de veiling vergen. Zo wordt bij de verdeling op afroep uitgegaan van homogene vergunningen, terwijl bij de andere veilingen sprake is van heterogene vergunningen en verschillende waarderingen voor pakketbiedingen. Het bij de verdeling op afroep te hanteren veilingmodel is in feite een relatief eenvoudig veilingmodel bij opbod, dat universeel bruikbaar is. Omdat het homogene vergunningen betreft is er in tegenstelling tot andere grote veilingen geen maatwerk nodig voor pakketbiedingen en kan de relatief eenvoudige prijsregel gehanteerd worden dat de hoogste biedingen daadwerkelijk betaald moeten worden.

2. De procedure

De procedure begint met de indiening van een aanvraag voor het gebruik van frequentieruimte binnen een band die is aangewezen om via verdeling op afroep te worden verdeeld. Indien de aanvraag en de aanvrager aan de in de artikelen 2 en 4 van de regeling gestelde vereisten voldoet, zal op grond van artikel 15, eerste lid, van het Frequentiebesluit binnen negen weken na ontvangst daarvan in de Staatscourant worden bekendgemaakt dat er een aanvraag voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte binnen een VOA-band is ingediend en de frequentieband waarop deze aanvraag betrekking heeft. Teneinde strategisch gedrag van marktpartijen te voorkomen worden de identiteit van de aanvrager en de hoeveelheid frequentieruimte waarop de aanvraag betrekking heeft, niet bekendgemaakt. In dezelfde bekendmaking worden de aan de vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, bekendgemaakt.2 Een ingebruiknameverplichting zal daar in ieder geval deel van uitmaken. Bij de bekendmaking zal geen concurrentiegevoelige informatie worden vrijgegeven. Ook wordt de start en einddatum bekendgemaakt van de periode van zes weken waarin een ieder de gelegenheid heeft om ten aanzien van dezelfde frequentieband een aanvraag in te dienen. Deze aanvragen en aanvragers moeten op grond van artikel 15, tweede lid, van het Frequentiebesluit aan dezelfde vereisten (vastgelegd in artikel 2 en 4 van de regeling) voldoen als de eerste aanvraag en aanvrager.

Na afloop van de indieningstermijn van zes weken worden de ingediende aanvragen getoetst op de voorgeschreven vereisten. Daarna kan aan de hand van de geldige aanvragen worden bepaald of er sprake is van schaarste. De schaarstebepaling wordt op grond van artikel 16, eerste lid, van het Frequentiebesluit, afgerond binnen negen weken na afloop van de indieningstermijn.

Als er geen schaarste is, worden de aangevraagde vergunningen, met de definitief vastgestelde voorschriften en beperkingen, verleend. Er is geen sprake van schaarste als het totaal aan frequentieruimte waarvoor gebruiksvergunningen zijn aangevraagd kleiner is dan of gelijk is aan de beschikbare frequentieruimte binnen de betreffende band, mede gelet op het geografische bereik. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er 20 MHz aan frequentieruimte beschikbaar is en er drie geldige aanvragen zijn van 5 MHz per aanvrager. Bij de schaarstebepaling wordt ook rekening gehouden met het geografische bereik dat in de aanvragen wordt genoemd. Als er 20 Mhz aan frequentieruimte beschikbaar is en de aanvragen betrekking hebben op 25 Mhz in totaal kan de situatie zich daardoor voordoen dat toch geen sprake is van schaarste, namelijk als de vergunning voor het gebruik van een bepaalde 5 Mhz-vergunning kan worden toegekend aan twee vergunninghouders voor twee geografische gebieden die elkaar niet overlappen. Indien er geen sprake is van schaarste geschiedt de verlening van vergunningen om niet (artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van het Frequentiebesluit). Voor deze vergunningen zullen wel de jaarlijkse kosten voor toezicht in rekening worden gebracht, alsmede eenmalige verleningskosten.

Indien er wel sprake is van schaarste, zal dit uiterlijk binnen negen weken na afloop van de indieningstermijn aan de betreffende aanvragers bekend worden gemaakt en zal in de Staatscourant bekend worden gemaakt dat de verdeling door middel van een veiling zal plaatsvinden (artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van het Frequentiebesluit).

Op grond van artikel 16, tweede lid, van het Frequentiebesluit, wordt binnen twee weken na de bekendmaking van de constatering van schaarste en van het besluit om over te gaan tot het houden van een veiling, het aanvangstijdstip van de veiling, de in de veiling beschikbare frequentieruimte en de omvang van de frequentieruimte per te veilen vergunning bekendgemaakt. Daarnaast worden de aan de vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen, voor zover redelijkerwijs mogelijk, nogmaals bekendgemaakt. In de vergunningen zal zoals gezegd in ieder geval een ingebruiknameverplichting worden opgenomen.

Uiterlijk 25 weken na afloop van de indieningstermijn van de aanvragen bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Frequentiebesluit, worden de vergunningen verleend overeenkomstig de uitkomsten van de veiling.

Idealiter wordt in de veiling door middel van een goede inschatting en een goed gebruik van het increment per ronde een verdeling bereikt waarbij het aantal gevraagde vergunningen precies gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen. In de veiling kan het echter ook gebeuren dat de vraag onder het aanbod schiet. In dat geval zijn er additionele regels die zich het best laten beschrijven aan de hand van voorbeelden. In de onderstaande zeer eenvoudige voorbeelden nemen twee deelnemers deel aan een veiling waarbij tien vergunningen beschikbaar zijn.

(1) In de eerste variant brengen de deelnemers de volgende biedingen uit:

Ronde

Prijs

Bieder 1

Bieder 2

1

0

10

10

2

100

10

6

3

200

7

5

4

300

0

5

In ronde 4 is de vraag niet langer groter dan het aanbod en wordt gekeken of er een winnende combinatie is, waarvan de laatst actief biedende partijen deel uitmaken. Dat is het geval, want het bod van bieder 2 op vijf vergunningen ad 300 (totaal 1500) is hoger dan enig andere winnende combinatie. Het bod van bieder 1 op zeven vergunningen ad 200 is lager (totaal 1400). Bieder 2 wint derhalve 5 vergunningen voor een prijs van 300 per stuk. De vijf resterende vergunningen blijven beschikbaar voor nieuwe aanvragen: zij worden in een veiling met deze uitslag niet verleend.

(2) In de tweede variant zijn de biedingen vrijwel gelijk aan de eerste variant. Alleen doet deelnemer 2 in de laatste ronde een bod op vier vergunningen:

Ronde

Prijs

Bieder 1

Bieder 2

1

0

10

10

2

100

10

6

3

200

7

5

4

300

0

4

In ronde 4 is de vraag niet langer groter dan het aanbod en wordt gekeken of er een winnende combinatie is, waarvan de laatst actief biedende partijen deel uitmaken. Dat is hier niet het geval, want de laatst actief biedende deelnemer 2 maakt geen deel uit van de winnende combinatie. De winnende combinatie volgens de hoogste opbrengst is 7 vergunningen voor deelnemer 1 tegen een prijs van 200. De totaalopbrengst daarvan (1400) is hoger dan het bod op 4 vergunningen tegen een prijs van 300 (totaalopbrengst 1200).

In dit geval wordt een herstelbiedfase gehouden met in de eerstvolgende biedronde een prijs met een lager increment ten opzichte van vorige rondeprijs, bijvoorbeeld 225. Met dit lagere increment wordt beoogd een verdeling te bereiken die meer recht doet aan de waardering van deelnemers en wellicht een efficiëntere uitkomst bewerkstelligt.

De herstelbiedfase is eenmalig, maar kan wel uit meer ronden bestaan.

Een voorbeeld hiervan is het volgende biedverloop in vervolg op de hiervoor geschetste variant (2)

Ronde

Prijs

Bieder 1

Bieder 2

3

200

7

5

3.1

225

6

5

3.2

250

5

5

Met de lagere incrementen is nu een efficiëntere verdeling bereikt: tegen een lagere prijs van 250 (in plaats van 300) wordt een verdeling bereikt waarin meer vergunningen worden verleend met een hogere totaal-opbrengst.

Als in de herstelbiedfase in een ronde de vraag onder het aanbod zakt en er geen winnende combinatie is waarvan de laatst actief biedende partijen deel uitmaken, worden vervolgronden gehouden waaraan alleen die laatst actief biedende partijen mogen deelnemen.

Een voorbeeld hiervan:

Ronde

Prijs

Bieder 1

Bieder 2

3

200

7

5

3.1

225

6

5

3.2

250

0

5

De laatst actieve bieder 2 behoort niet tot de winnende combinatie omdat het bod van bieder 1 op zeven vergunningen tegen een prijs van 200 in ronde 3 tot een hogere totaalopbrengst (1400) leidt dan het bod van bieder 2 in ronde 3.2 (1250). Omdat bieder 2 nog wel actief is, moet hem de mogelijkheid geboden worden door te bieden. Door behoedzaam en handig gebruik van de incrementsregel kan de veilingmeester dan op zoek gaan naar de meest efficiënte verdeling.

Dat kan ten eerste het geval zijn als bieder 2 bij een iets verhoogde prijs van bijvoorbeeld 251 op vier vergunningen biedt. Dan wint bieder 1 zes vergunningen tegen een prijs van 225 en bieder 2 vier vergunningen tegen een prijs van 251.

Dat kan ten tweede het geval zijn als bieder 2 bij een prijs van 281 een bod uitbrengt op vijf vergunningen. Dat leidt immers tot een hogere totaalopbrengst (1405) dan de opbrengst van zeven vergunningen voor bieder 1 tegen een prijs van 200 (1400). In dat geval wint bieder 2 vijf vergunningen tegen een prijs van 281. De vijf resterende vergunningen blijven beschikbaar voor nieuwe aanvragen: zij worden in een veiling met deze uitslag niet verleend.

Hoewel zeer onwaarschijnlijk, is het theoretisch mogelijk dat er meerdere winnende combinaties zijn, die voldoen aan de eis dat de laatst actieve bieders er deel van uitmaken. In die gevallen wordt de verdeling in volgorde bepaald aan de hand van de volgende criteria:

  • welke combinatie resulteert in het grootste aantal deelnemers die in de veiling een vergunning winnen? Als dat niet onderscheidend is:

  • welke combinatie resulteert in het grootste aantal gewonnen vergunningen?

Als deze twee criteria allebei niet onderscheidend zijn, wordt er geloot.

Aan de deelnemers van de veiling wordt aan het eind van elke biedronde per geanonimiseerde bieder informatie gegeven over het aantal vergunningen waarop word geboden. Deze informatie bevordert transparantie ten behoeve van het biedgedrag in de veiling. Als geconstateerd wordt dat er een herstelbiedfase moet worden gehouden, wordt van deze regel afgeweken. In dat geval wordt aan de betreffende deelnemers geen informatie gegeven over de laatste biedronde voor de herstelbiedfase. Zo wordt voorkomen dat strategische informatie over andere deelnemers wordt prijs gegeven.

3. Administratieve lasten en bedrijfseffectentoets

Wat betreft de invoering van de verdeling op afroep moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat nog niet bekend is welke frequentieruimte op deze wijze zal worden verdeeld. In eerste instantie zal op beperkte schaal worden begonnen met de toepassing van dit nieuwe instrument. Dit zal in het frequentieplan worden vastgelegd.

De verwachting is dat de toepassing van de verdeling op afroep voor bedrijven vergelijkbare administratieve lasten met zich zal meebrengen als de meer eenvoudige veilingen die in het recente verleden zijn gehanteerd voor de verdeling van niet evident schaarse frequentieruimte, zoals voor de zogenoemde Wireless Local Loop (WLL). De administratieve lasten voor deze verdelingen worden geraamd op € 12.000 per jaar. Doordat er sprake is van substitutie, veroorzaken de geraamde lasten voor de verdeling op afroep geen toe- of afname ten opzichte van de totale lasten van het geldende Frequentiebesluit.

De invoering van de verdeling op afroep heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers, omdat de betreffende vergunningen voor frequentieruimte naar verwachting alleen zullen worden verleend aan rechtspersonen, alhoewel dat geen vereiste is in de regeling.

4. Consultatie

Het concept van deze regeling is geconsulteerd door middel van de internetconsultatie op Overheid.nl. Er zijn in totaal 6 reacties ontvangen op de consultatie van de concept-regeling, waarvan 5 op de internetconsultatie en 1 schriftelijke reactie. De reacties zijn overwegend positief. Deze consultatie heeft op de volgende punten tot aanpassing van de regeling en de toelichting geleid.

In de toelichting is nader uiteengezet waarom voor de VOA voor de combinatorische klokveiling is gekozen, en dit veilingmodel nader toegelicht. Omdat een deel van de VOA-procedure niet in deze VOA-regeling maar in het Frequentiebesluit is opgenomen, is in de toelichting de gehele VOA-procedure beschreven, met inbegrip van de in paragraaf 3.3 (artikelen 14 tot en met 16) van het Frequentiebesluit neergelegde bepalingen.

In de toelichting zijn de bepalingen omtrent vertrouwelijkheid en samenspanning nader uiteengezet, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij andere veilingregelingen voor frequentieruimte.

De toelichting is verduidelijkt wat betreft een aantal details van te volgen procedure, waaronder de bekendmaking van de start van de veiling, de mogelijkheid een foutief bod te herstellen en de beschikbare tijd voor een bieding.

De minimale kavelomvang zal worden opgenomen in de conceptvergunning, die op grond van het Frequentiebesluit wordt bekendgemaakt gelijktijdig met de aanwijzing van een VOA-band in het frequentieplan.

Tenslotte is geregeld dat aanvragen moeten zien op veelvouden in gehele getallen van de minimale omvang.

II. Artikelen

Artikel 1, onderdeel b, en artikel 10, tweede lid, onderdeel b

In artikel 1, onderdeel b, wordt verwezen naar de kavelgrootte per vergunning. In het frequentieplan zal worden aangegeven voor welke frequentieruimte het verdeelinstrument verdeling op afroep geldt. Gelijktijdig hiermee zal de conceptvergunning worden bekendgemaakt, met daarin de minimale kavelgrootte, de omvang van de frequentieruimte waarop een vergunning betrekking heeft. Deze omvang zal bestaan uit ten minste het technisch minimum. Een aanvrager dient bij zijn aanvraag rekening te houden met dit minimum. Op grond van artikel 16 van het Frequentiebesluit wordt de omvang van de te verdelen vergunningen ook bekendgemaakt bij de bekendmaking van de veiling. Daarnaast wordt de kavelgrootte op grond van artikel 10, tweede lid, onderdeel b van de regeling voorafgaand aan de veiling nog eens aan de deelnemers meegedeeld.

Artikel 2

De procedure voor een verdeling op afroep start met een aanvraag. Het formulier voor deze aanvraag wordt door het Agentschap Telecom vastgesteld en gepubliceerd en kan per band verschillen. De aanvraag zal aan de eisen van artikel 2 moeten voldoen om in behandeling te kunnen worden genomen. Gelet op de doelstellingen van dit instrument, zijn deze eisen zo beperkt mogelijk. De aanvraag en de officiële verklaringen die bij de aanvraag gevoegd moeten worden, dienen in beginsel in het Nederlands gesteld te zijn. Hierop is enkel uitzondering mogelijk voor marktpartijen die zijn gevestigd in een lidstaat van de EU of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Deze uitzondering geldt enkel voor officiële documenten, zoals een uittreksel uit een handelsregister (of een vergelijkbaar uittreksel uit een van voorbedoelde staten). Dergelijke documenten mogen zijn gesteld in de taal van de voorbedoelde staten. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd.

In de aanvraag zal worden gevraagd naar de gewenste hoeveelheid frequentieruimte. Wordt de aanvrager toegelaten tot een eventuele veiling, dan is de hoeveelheid door de aanvrager bij de aanvraag opgegeven frequentieruimte géén bovengrens voor biedingen tijdens de veiling.

Als een geldige aanvraag is ingediend en de aanvrager aan de eisen van artikel 4 voldoet, wordt het feit dat een aanvraag is ingediend, op grond van artikel 15, eerste lid, van het Frequentiebesluit bekendgemaakt in de Staatscourant. Bij deze bekendmaking wordt een ieder op de mogelijkheid gewezen binnen de in de bekendmaking genoemde periode van zes weken een aanvraag in te dienen voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte in dezelfde band. Deze aanvragen moeten overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van het Frequentiebesluit, ook voldoen aan de eisen in artikel 2 van de regeling.

Een aanvrager kan ten hoogste één aanvraag per VOA-procedure indienen. Een aanvrager kan uiteraard wel voor meerdere banden aanvragen indienen en, indien binnen een band meerdere procedures achter elkaar volgen omdat er nadien nog frequentieruimte beschikbaar blijft, in elk van deze procedures een aanvraag indienen.

Artikel 3

Voldoet een aanvraag nog niet aan de in artikel 2 gestelde eisen, dan wordt de aanvrager gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Als het verzuim na deze periode niet hersteld is, kan de minister besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Wordt een eerste aanvraag niet in behandeling genomen, dan volgt geen publicatie in de Staatscourant op grond van artikel 15, eerste lid, van het Frequentiebesluit.

Artikel 4

In artikel 4, eerste en tweede lid, zijn de eisen aan de aanvrager opgenomen. De aanvrager mag een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon zijn. Daarnaast worden eisen gesteld aan de financiele positie van de aanvrager. Er wordt vanwege de aard van de banden die middels een verdeling op afroep zullen worden verdeeld niet gevraagd om een bankgarantie.

Artikel 5

Indien de aanvrager volgens de aanvraag niet blijkt te voldoen aan artikel 4, eerste en tweede lid, wordt de aanvraag afgewezen. Wordt een eerste aanvraag afgewezen, dan volgt geen publicatie in de Staatscourant op grond van artikel 15, eerste lid, van het Frequentiebesluit. Als een geldige aanvraag is ingediend en de aanvrager aan de eisen van artikel 4 voldoet, wordt het feit dat een aanvraag is ingediend, op grond van artikel 15, eerste lid, van het Frequentiebesluit bekendgemaakt in de Staatscourant.

Indien de procedure voor de verdeling op afroep binnen een bepaalde frequentieband eenmaal gestart is, kunnen slechts nog aanvragen voor deze band worden ingediend tot het eind van de indieningstermijn als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Frequentiebesluit. Aanvragen voor dezelfde band die na de sluiting van deze termijn, maar voor het einde van de procedure worden ingediend, worden afgewezen. Deze aanvragen worden afgewezen omdat gedurende deze periode nog niet bekend is of na afloop van de procedure nog frequentieruimte binnen deze band beschikbaar zal zijn. Het einde van de VOA-procedure wordt op grond van artikel 7, zesde lid, en artikel 24, vijfde lid, bekendgemaakt op de website van Agentschap Telecom. Daar zal ook bij worden vermeld of, en zo ja hoeveel, frequentieruimte er nog beschikbaar is binnen de betreffende band. Indien na afloop van de procedure nog frequentieruimte beschikbaar is, kan weer een aanvraag worden ingediend. Deze eerste aanvraag na de procedure geeft dan weer het startsein voor de volgende VOA-procedure.

Aanvragen voor het gebruik van frequentieruimte binnen banden waarin geen frequentieruimte beschikbaar meer is, worden afgewezen.

Artikel 6

Indien op grond van de aanvragen die voldoen aan de artikelen 2 en 4 van de regeling geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van schaarste, bepaalt artikel 6 van de regeling dat aan deze aanvragers een vergunning voor de aangevraagde hoeveelheid frequentieruimte wordt verleend. Om die reden is het van belang dat een aanvrager niet meer frequentieruimte aanvraagt dan hij daadwerkelijk voornemens is te gebruiken. Voor alle volgens dit verdeelmechanisme te verlenen vergunningen zal namelijk een strikte ingebruiknameverplichting worden opgenomen in de vergunningvoorschriften. De aanvrager zal in het in artikel 6 omschreven geval dan ook alle aangevraagde frequentieruimte in gebruik moeten nemen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat aanvragers realistisch aanvragen, zodat op basis van de aanvragen ook daadwerkelijk kan worden beoordeeld of sprake is van schaarste.

Artikel 7

Om te voorkomen dat verspreid over de frequentieband vergunningen worden verleend, waardoor bij een niet-volledige uitgifte van vergunningen binnen een band de resterende frequentieruimte niet efficiënt kan worden gebruikt, zijn in artikel 7 enkele regels opgenomen over de wijze waarop de ruimte binnen de band wordt verdeeld. Hierbij is het uitgangspunt dat de vergunningen homogeen zijn. In dit artikel is ten eerste bepaald dat de te verlenen vergunningen, indien mogelijk, betrekking hebben op aaneengesloten frequentieruimte. Het kan bijvoorbeeld nodig blijken aan een of meer aanvragers niet-aaneengesloten frequentieruimte in gebruik te geven wanneer middenin de betreffende band al een vergunning was verleend aan een derde. Een vergunning die ziet op gepaard spectrum is uiteraard ook niet aaneengesloten.

Indien vergunningen voor het gebruik van minder dan de beschikbare frequentieruimte worden verleend, wordt in beginsel de frequentieruimte onderin de band verleend. Voor een aanvrager die reeds een vergunning bezit onderin de bovenliggende frequentieband kan het, ondanks het uitgangspunt van homogeniteit, echter wenselijk zijn om juist een vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte bovenin de band te verkrijgen. Deze aanvrager kan in dat geval proberen binnen twee weken met de overige aanvragers aan wie een vergunning zal worden verleend, overeen te komen dat de ruimte bovenin de band wordt verleend. Mochten alle aanvragers hierover overeenstemming bereiken, dan kan de minister dit besluiten.

Ook over de onderlinge verdeling van de vergunningen aan de aanvragers aan wie vergunningen zullen worden verleend (wie krijgt een vergunning voor welke plek in het te verdelen spectrum) kunnen deze aanvragers met elkaar in onderhandeling treden. Ook hierbij is homogeniteit het uitgangspunt. Indien niet alle aanvragers het binnen twee weken gezamenlijk eens kunnen worden over een verdeling zal over deze onderlinge verdeling dan ook worden geloot.

Zodra de vergunningen na afloop van deze twee weken onderhandeltijd zijn verleend, deelt de minister aan iedere aanvrager mee wie voor welke frequentieruimte een vergunning heeft verkregen. Daarnaast wordt op de website van het Agentschap Telecom bekendgemaakt op welke datum deze procedure door toekenning van de vergunningen is geëindigd en hoeveel en welke frequentieruimte nog beschikbaar is in de betreffende band. Dit is van belang voor belangstellenden die niet binnen de indieningstermijn bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Frequentiebesluit een aanvraag hebben ingediend. Op grond van artikel 5 kunnen zij pas weer aanvragen indienen als de procedure is afgelopen.

Artikel 9 en 10

Indien sprake is van schaarste worden de vergunningen door middel van een veiling verdeeld. Aan iedere aanvrager die voldoet aan artikel 4, en wiens aanvraag voldoet aan artikel 2, wordt schriftelijk meegedeeld dat hij is toegelaten tot de veiling. De veiling vindt plaats over internet, via een elektronisch veilingsysteem waarvoor de deelnemers uiterlijk twee weken van tevoren het internetadres, inlogcode en wachtwoord ontvangen. Iedere partij die beschikt over een computer met internetverbinding kan (technisch gezien) deelnemen aan de veiling. Ook de datum, tijdstip en duur van de eerste biedronde, de kavelgrootte en de beschikbare hoeveelheid vergunningen in de veiling, alsmede het aantal deelnemers aan de veiling en informatie over de benodigde programmatuur wordt uiterlijk twee weken voor aanvang meegedeeld. Het telefoonnummer is bedoeld om de minister te kunnen bereiken in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b. Een deelnemer kan bijvoorbeeld op dit nummer melden dat er een internetstoring is of dat de elektriciteit is uitgevallen. Mocht het elektronische veilingsysteem in bijzondere gevallen niet werken, of mocht een van de deelnemers door bijzondere omstandigheden tijdelijk geen toegang tot internet hebben, dan kan via de fax een schriftelijke bieding worden uitgebracht overeenkomstig artikel 15.

Artikelen 11 en 12

Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de deelnemers ongestoord voor zichzelf kunnen bepalen wat de waarde is die zij aan de vergunningen toekennen. De prijsvorming mag niet worden verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden. Het beïnvloeden van het verloop van de veiling in het algemeen, of de beslissingen in de veiling van een andere partij in het bijzonder, kan bijvoorbeeld plaatsvinden door het bekendmaken van vertrouwelijke informatie. In het kader van de veilingprocedure wordt als vertrouwelijke informatie beschouwd alle informatie over een aanvrager die niet openbaar is en die, wanneer kenbaar gemaakt aan een andere aanvrager, diens beslissingen met betrekking tot de veiling beïnvloedt of kan beïnvloeden (artikel 1, onderdeel g). Er is op voorhand geen uitputtende lijst te geven van informatie die onder dit begrip valt. Uiteindelijk gaat het erom dat aanvragers, ook voorafgaand aan de veiling, zo zorgvuldig zijn dat zij geen informatie aan een andere aanvrager of derde kenbaar (laten) maken die de beslissingen van andere aanvragers met betrekking tot de veiling beïnvloeden of kunnen beïnvloeden (artikel 11, eerste lid). De status ‘aanvrager’ ontstaat overigens pas op het moment dat een aanvraag is ingediend. Voorafgaand zijn partijen niet gebonden aan de veilingregeling. Wel geldt voor hen het algemene mededingingsrecht.

Omdat de identiteit van de winnende deelnemers pas na afloop van de aanvullende biedronde bekend wordt, doen aanvragers er goed aan te beseffen dat (vrijwel) elke derde een potentiële deelnemer aan de veiling is. Onder het doen verspreiden of openbaar maken van vertrouwelijke informatie tot slot valt in ieder geval ook het handelen van een derde indien de aanvrager vertrouwelijke informatie met hem deelt en daarbij willens en wetens de aanmerkelijke kans neemt dat deze derde de betreffende informatie zal verspreiden of openbaar maken.

Het tweede lid van artikel 11 verbiedt aanvragers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan en leden van de groep waartoe zij behoren, zich voorafgaand of gedurende de veiling zodanig te gedragen of afspraken te maken die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, inclusief de mededinging in de veilingprocedure. Ook het tweede lid van artikel 11 noopt aanvragers dus tot het in acht nemen van uiterste zorgvuldigheid in hun gedrag voorafgaand en gedurende de veiling. Zo zal een aanvrager zich moeten onthouden van het doen van mededelingen over het indienen van een aanvraag, de inhoud van zijn aanvraag en andere aangelegenheden die andere aanvragers aanknopingspunten kunnen bieden voor het aanpassen van hun eigen gedrag voorafgaand en gedurende de veiling. Communicatie over de veiling voorafgaand en gedurende de veiling door aanvragers, onderling, via de media of anderszins, is dus uit den boze. Slechts bij hoge uitzondering kan er reden zijn om met anderen over de veiling te communiceren. Gedacht kan dan worden aan het geval waarin een aanvrager meent dat hij, hangende de aanvraag- of veilingprocedure, een rechtszaak met betrekking tot die procedure aanhangig moet maken.

Indien een aanvrager handelt in strijd met artikel 11, eerste of tweede lid, dan kan de minister op grond van het vierde lid van dat artikel besluiten de betreffende aanvrager uit te sluiten van (verdere) deelname. Op grond van artikel 11, derde lid, kan de minister de veiling in zo’n situatie tijdelijk stilleggen. Tevens kan hij op grond van artikel 11, vijfde lid, besluiten de uitkomst van een of meer biedingen of biedronden ongeldig te verklaren, of besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijzen voor de verschillende categorieën van vergunningen anders zou zijn geweest indien de deelnemer die heeft gehandeld in strijd met artikel 11 niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.

De veiling vindt in beginsel ononderbroken plaats. Slechts in de situaties zoals bedoeld in de artikelen 11 en 12 kan de minister de veiling voor een termijn van ten hoogste één jaar opschorten. Op basis van artikel 11, derde lid, kan de minister deze bevoegdheid toepassen in het geval er naar zijn oordeel sprake is van gedragingen in strijd met het eerste of tweede lid van artikel 11. Verder kan de minister de veiling op grond van artikel 12, eerste lid, opschorten als de veiling naar het oordeel van de minister tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers. Op grond van het tweede lid kan de minister ook besluiten de veiling op te schorten, en indien nodig een of meer biedrondes opnieuw te houden, indien dat nodig is voor een eerlijk of efficiënt verloop van de veiling. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie bedoeld in het derde lid, waarin een aanvrager na afloop van het besluit over toelating (artikel 10) in een situatie terecht komt waarin hij niet langer voldoet aan de eisen die op basis van artikel 4 aan hem worden gesteld. Dit kan onder meer het geval zijn indien een aanvrager na toelating tot de veiling surseance van betaling aanvraagt of hij in staat van faillissement of liquidatie komt te verkeren. In dat geval kan deze aanvrager worden uitgesloten van (verdere) deelname aan de veiling.

In deze situaties kan het voor het efficiënt verloop van de veiling nodig zijn om de veiling tijdelijk op te schorten. Bijvoorbeeld totdat er meer duidelijkheid is omtrent de financiële positie van een aanvrager. Het onverkort doorgaan met de veiling kan tot gevolg hebben dat een aanvrager vergunningen verwerft terwijl hij deze niet kan betalen (in geval van faillissement of surseance van betaling). Dat kan leiden tot het onverdeeld blijven van vergunningen.

Indien nodig kan de minister besluiten om de veiling niet slechts op te schorten maar tevens te besluiten een of meer biedronden opnieuw te houden. In situaties zoals bedoeld in artikel 11, vierde lid en artikel 12, derde en vierde lid kan de minister besluiten om een deelnemer uit te sluiten van verdere deelname. Dan kan het voor een eerlijk en efficiënt verloop van de veiling nodig zijn om een of meerdere biedronden opnieuw te doen. De ontwikkeling van de prijs kan immers anders verlopen als er een deelnemer wegvalt.

Artikel 14

Een ongeldige bieding kan ingevolge artikel 14, eerste lid, nooit deel uitmaken van de combinatie van winnende biedingen. Daarmee wordt bereikt dat ongeldige biedingen de facto ‘buiten de veiling’ blijven. Het uitgangspunt is dat een bieding (in alle ronden) wordt ingediend via het elektronisch veilingsysteem (artikel 14, tweede lid). In het geval dat zich een elektronische storing voordoet, kan (wanneer daarvoor toestemming is verkregen) een schriftelijke bieding worden gedaan door middel van een biedkaart (zie bijlage). De toestemming voor en aanvullende eisen aan een schriftelijke bieding zijn geregeld in artikel 14, vierde lid, en 15.

In artikel 14, tweede lid, onderdeel a, is tevens bepaald dat een bieding moet worden bevestigd. Het gaat hierbij om het gebruik van een extra verificatiemiddel, te weten de digitale handtekening, die bieders zetten als zij een bod uitbrengen. Dit middel heeft als doel dat ook in juridische zin verifieerbaar is en onweerlegbaar kan worden vastgesteld dat die specifieke bieder het betreffende bod heeft uitgebracht.

Mocht een deelnemer abusievelijk een ‘ongeldige bieding’ doen, dan wordt hij gewaarschuwd door het elektronisch veilingsysteem. Er verschijnt op het scherm van die deelnemer een bericht waarin wordt vermeld wat er mis is met de bieding die hij heeft opgesteld. Voorts krijgt die deelnemer de gelegenheid om zijn bieding te herstellen en alsnog een geldige bieding in te dienen (vijfde lid). Een vergelijkbare herstelmogelijkheid is voorzien voor de schriftelijke bieding (zesde lid).

Artikel 15

Als een deelnemer door een elektronische storing niet in staat is een bieding uit te brengen met het elektronische veilingsysteem, moet hij uiterlijk tien minuten na het einde van die biedronde toestemming vragen aan de minister om een bieding door middel van een fax uit te brengen (tweede lid). Het moet gaan om een zogenoemde overmachtsituatie, zoals de situatie dat de computer van een deelnemer of de internetverbinding van een deelnemer niet of onvoldoende functioneert. De minister kan deze toestemming voor een enkele ronde geven of voor alle ronden op een dag of voor een bepaalde periode. Indien door een storing een verlengingsrecht verloren gaat, zal aan de betreffende deelnemer een extra verlengingsrecht worden toegekend.

Artikel 16

In het derde lid wordt bepaald dat een deelnemer in de eerste ronde verplicht is op tenminste het aantal vergunningen te bieden dat overeenkomt met de in zijn aanvraag vermelde hoeveelheid frequentieruimte. Een deelnemer mag ook een bod uitbrengen op meer vergunningen dan overeenkomt met de in zijn aanvraag vermelde hoeveelheid frequentieruimte. De uitkomst van de veiling kan dan ook zijn dat een deelnemer, overeenkomstig zijn bieding, vergunningen verkrijgt die op meer frequentieruimte betrekking hebben dan hij in zijn aanvraag had vermeld. Het uitbrengen van een bieding die betrekking heeft op meer dan de in zijn aanvraag vermelde frequentieruimte moet dan ook worden gezien als een aanpassing van de aanvraag op dat punt. Het vierde lid bepaalt dat, indien een deelnemer in een biedronde geen bieding uitbrengt of een ongeldige bieding uitbrengt, deze deelnemer in de volgende biedronde op nul vergunningen biedt, en daarmee dus niet langer meedoet met de veiling. Met ‘biedronde’ wordt bedoeld de biedronde inclusief een geboden mogelijkheid tot verzuimherstel (artikel 15) en/of een verlenging (artikel 17).

Artikel 17

Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bieding uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten, met dien verstande dat in ten hoogste twee biedronden voor een deelnemer verlenging plaats vindt.

De termijn van een verlenging duurt maximaal 30 minuten, maar kan eerder eindigen als alle deelnemers die gebruik maken van verlengingsrechten hun bieding hebben uitgebracht. De verlengingsperiode geldt alleen voor deelnemers die geen bieding hebben uitgebracht in de normale rondetijd en over een of meer verlengingsrechten beschikken. Deelnemers die al een bieding hebben uitgebracht, kunnen geen verdere actie ondernemen tijdens de verlengingsperiode. Deelnemers wordt meegedeeld dat de ronde verlengd is en dat ze moeten wachten op de aankondiging dat de verlengingsperiode voorbij is. Deelnemers die geen bieding hebben uitgebracht tijdens de biedronde en geen verlengingsrechten meer hebben, kunnen geen bieding uitbrengen tijdens de verlenging. Deze deelnemers verliezen de bevoegdheid om te bieden in latere biedronden.

Artikel 18, tweede lid, onderdeel h

Voorafgaand aan iedere biedronde krijgt elke deelnemer een overzicht van wat welke deelnemer in de vorige ronde heeft geboden. Hierbij wordt de identiteit van de overige deelnemers niet bekend gemaakt, maar wordt het biedgedrag van de overige deelnemers wel inzichtelijk gemaakt: deelnemer A heeft in de vorige biedronde x geboden, deelnemer B heeft y geboden. Daarbij zal gedurende het verloop van de veiling de vermelding van de betreffende deelnemers (A, B, enz.) consequent worden gehanteerd.

Artikel 19

Op grond van dit artikel verhoogt de minister de rondeprijs (het increment). Bij het vaststellen van het increment wordt gestreefd naar een balans tussen de duur van de veiling enerzijds en het voorkomen van het vroegtijdig ‘afhaken’ van de deelnemers en het daarmee ongebruikt blijven van de frequentieruimte anderzijds. De hoofdregel voor deze verhoging is neergelegd in het tweede lid, en behelst dat deze ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs in de voorafgaande ronde. Zodra er ‘tekening’ in de biedingen komt, kan de rondeprijs vervolgens in kleinere stappen worden bepaald, terwijl het derde lid van dit artikel de mogelijkheid biedt om, ten behoeve van een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling, af te wijken van het bepaalde in het tweede lid. Dat laatste zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als blijkt dat herhaaldelijke verhoging van de rondeprijs met 100% geen enkele tekening in de biedingen oplevert. In dat geval kan de rondeprijs verder worden verhoogd, totdat er wel sprake is van tekening. Voor de volledigheid wordt nog vermeld dat het risico van een te grote verhoging, waardoor in een rond alle bieders zouden afhaken, is afgedekt door het bepaalde in artikel 21, derde lid.

Artikel 20

De biedronden gaan door tot de biedronde waarin de vraag kleiner dan of gelijk aan het beschikbare aantal vergunningen is. Dat is de laatste biedronde als bedoeld in artikel 20.

Artikel 21

Eerst wordt bekeken of in de laatste biedronde in de zin van artikel 20 de vraag gelijk is aan het beschikbare aantal vergunningen. Zo ja, dan wordt de uitslag van de veiling gevormd door de biedingen in de laatste biedronde, voor de in die ronde geldende prijs per vergunning en overeenkomstig artikel 23 en 24.

Zo nee, dan is de volgende stap het bepalen van de winnende combinatie(s).

Bepalen van de winnende combinatie(s)

Na de laatste biedronde worden alle biedingen bij elkaar genomen om te bepalen wat de winnende combinatie is. De winnende combinatie is die combinatie uit alle biedronden, houdende ten hoogste één bieding per deelnemer, die de hoogste totaalopbrengst oplevert. Het is mogelijk dat er meerdere winnende combinaties zijn die dezelfde hoogste totaalopbrengst opleveren.

Bepalen van de winnende combinatie(s) die een bieding bevat(ten) van iedere deelnemer die in de laatste biedronde hoger dan nul heeft gebonden

Vervolgens moet bepaald worden of er winnende combinaties zijn die een bieding bevatten van iedere deelnemer die in de laatste biedronde hoger dan nul heeft geboden.

Is er geen winnende combinatie die aan deze voorwaarde voldoet of is in de laatste ronde door niemand meer dan nul geboden, dan volgt een herstelbiedfase op grond van het vierde lid.

Is er één winnende combinatie die aan deze voorwaarde voldoet, dan vormt deze combinatie de uitslag van de veiling, overeenkomstig artikel 23 en 24.

Is er meer dan één winnende combinatie die aan deze voorwaarde voldoet, dan wordt op grond van het derde lid de uitslag gevormd door de combinatie die aan deze voorwaarde voldoet én biedingen van het grootste aantal deelnemers bevat. Zijn er meerdere winnende combinaties die een bieding bevatten van iedere deelnemer die in de laatste biedronde hoger dan nul heeft geboden én bestaan uit biedingen van hetzelfde grootste aantal deelnemers, dan vormt de combinatie die aan beide voorwaarden voldoet én het grootste aantal vergunningen beslaat de uitslag van de veiling. Levert dat nog meerdere combinaties op, dan wordt tussen de winnende combinaties die aan al deze voorwaarden voldoen geloot.

Herstelbiedfase

Volgt uit de voorgaande vraag dat een herstelbiedfase moet volgen, dan vervallen de biedingen in de laatste biedronde. De laatste biedronde wordt overgedaan, met een rondeprijs lager dan die in de laatste biedronde, maar hoger dan de rondeprijs in de voorlaatste biedronde. De deelnemers die meededen aan de laatste biedronde (omdat zij in de ronde daarvoor hoger dan nul boden) mogen aan de herstelbiedfase meedoen. Zij mogen, overeenkomstig artikel 16, derde lid, derde volzin, maximaal op het aantal vergunningen bieden waarop zij in de voorlaatste ronde hebben geboden. Na deze eerste biedronde in de herstelbiedfase volgen eventueel weer volgende biedronden, net zo lang tot sprake is van een van de situaties, omschreven in artikel 22.

Artikel 22

Laatste ronde in de herstelbiedfase

In de herstelbiedfase is artikel 20 niet langer van toepassing om te bepalen wat de laatste ronde is. Dat wordt nu bepaald aan de hand van artikel 22. Er worden nieuwe biedronden gehouden totdat:

  • a. de vraag gelijk is aan het aanbod,

  • b. de vraag kleiner is dan het aanbod, en er een winnende combinatie is die biedingen bevat van alle deelnemers die in deze laatste ronde op meer dan nul vergunningen hebben geboden.

In deze gevallen wordt de uitslag gevormd door (voor situatie a:) de uitkomst in deze laatste ronde, respectievelijk (voor situatie b:) de betreffende winnende combinatie. Zijn er meerdere winnende combinaties die biedingen bevatten van alle deelnemers die in de laatste ronde op meer dan nul vergunningen boden, dan wordt de uitslag op grond van artikel 22, vierde lid, bepaald. De vergunningen worden verleend overeenkomstig artikel 23 en 24.

Is de vraag wel kleiner dan het aanbod, maar is er geen winnende combinatie die biedingen bevat van alle deelnemers die in deze laatste ronde op meer dan nul vergunningen hebben geboden? Dan worden op grond van artikel 22, eerste lid, nieuwe biedronden gehouden net zo lang tot er alsnog een winnende combinatie is die biedingen bevat van alle deelnemers die in de laatste ronde op meer dan nul vergunningen hebben geboden. Indien dat niet gebeurt worden nieuwe biedronden gehouden tot de vraag volledig wegvalt en er een rondeprijs is bereikt waarbij op nul vergunningen wordt geboden.

Is in de laatste biedronde de vraag volledig weggevallen tot nul vergunningen, dan vormt de winnende combinatie op grond van artikel 22, vijfde lid, de uitslag van de veiling. Hierbij is niet relevant of deze winnende combinatie biedingen bevat van een of meer deelnemers die tot het laatst hebben meegedaan. Zijn er meerdere winnende combinaties, dan wordt eerst gekeken naar de winnende combinatie die biedingen van het grootste aantal deelnemers bevat. Is dat niet onderscheidend, dan wordt uit de winnende combinaties die biedingen van het grootste aantal deelnemers bevatten gekozen voor de combinatie waarmee het grootste aantal vergunningen worden verleend. Als ook dat niet onderscheidend is, wordt tussen laatstbedoelde combinaties geloot.

Artikelen 23 en 24

Zodra de winnende combinatie is bepaald, weet de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van die combinatie hoeveel vergunningen hij verleend zal krijgen (hoeveel vergunningen hij heeft gewonnen). De deelnemers weten daarmee nog niet voor welke specifieke frequentieruimte zij een vergunning verleend zullen krijgen. Vergelijkbaar met het bepaalde in artikel 7, zijn ook in artikel 23 en 24 enkele regels opgenomen over de wijze waarop bepaald wordt op welke frequentieruimte binnen de band de te verlenen vergunningen betrekking hebben. Dit dient om te voorkomen dat verspreid over de frequentieband vergunningen worden verleend, waardoor bij een niet-volledige uitgifte van vergunningen binnen een band de resterende frequentieruimte niet efficiënt kan worden gebruikt. Hierbij is het uitgangspunt dat de vergunningen homogeen zijn. In dit artikel is ten eerste bepaald dat de te verlenen vergunningen, indien mogelijk, betrekking hebben op aaneengesloten frequentieruimte. Het kan bijvoorbeeld nodig blijken aan een of meer winnende deelnemers niet-aaneengesloten frequentieruimte in gebruik te geven wanneer middenin de betreffende band al een vergunning was verleend aan een derde.

Indien vergunningen voor het gebruik van minder dan de beschikbare frequentieruimte worden verleend, wordt in beginsel de frequentieruimte onderin de band verleend. Voor een winnende deelnemer die reeds een vergunning bezit onderin de bovenliggende frequentieband kan het, ondanks het uitgangspunt van homogeniteit, echter wenselijk zijn om juist een vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte bovenin de band te verkrijgen. Deze deelnemer kan in dat geval proberen binnen twee weken met de overige winnende deelnemers overeen te komen dat de ruimte bovenin de band wordt verleend. Mochten alle winnende deelnemers hierover overeenstemming bereiken, dan kan de minister dit besluiten.

Ook over de onderlinge verdeling van de vergunningen die aan de winnende deelnemers zullen worden verleend (wie krijgt een vergunning voor welke plek in het te verdelen spectrum) kunnen deze deelnemers in onderhandeling treden. Ook hierbij is homogeniteit het uitgangspunt. Indien niet alle winnende deelnemers binnen twee weken het gezamenlijk eens kunnen worden over een verdeling zal over deze onderlinge verdeling dan ook worden geloot.

Zodra de vergunningen na afloop van deze twee weken onderhandeltijd zijn verleend, deelt de minister aan iedere deelnemer mee aan wie voor welke frequentieruimte een vergunning is verleend. Daarnaast wordt op de website van het Agentschap Telecom bekendgemaakt op welke datum deze procedure door verlening van de vergunningen is geëindigd en hoeveel en welke frequentieruimte nog beschikbaar is in de betreffende band. Dit is van belang voor belangstellenden die niet binnen de indieningstermijn bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Frequentiebesluit een aanvraag hebben ingediend. Op grond van artikel 5 kunnen belangstellenden pas weer aanvragen indienen als de procedure is afgelopen.

Artikel 25

Het bedrag dat een winnende deelnemer moet betalen voor de verkrijging van zijn vergunningen dient uiterlijk twee weken na de mededeling bedoeld in artikel 24, derde lid, worden betaald. Na deze mededeling heeft de deelnemer weliswaar nog twee weken de tijd om te onderhandelen met de overige deelnemers over op welke frequentieruimte binnen de band zijn vergunning betrekking zal hebben, maar dit kan geen gevolgen meer hebben voor de hoeveelheid frequentieruimte waarop de aan de deelnemer te verlenen vergunning betrekking zal hebben en de prijs die voor de vergunning moet worden betaald. Indien niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, zal een incassobureau worden ingeschakeld. Het niet op tijd betalen heeft niet direct tot gevolg dat de vergunning wordt ingetrokken, en kan met andere woorden de vergunninghouder niet ontslaan van zijn betalingsverplichting.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

‘Veiling van VOA vergunningen’, 25 februari 2011, en het vervolgadvies van 13 oktober 2011, Sander Onderstal (Center for Research in Experimental and political Decision making, Universiteit van Amsterdam) en Emiel Maasland (Sociaal Economisch Onderzoek Rotterdam), Erasmus School of Economics)

X Noot
2

Deze vergunningsvoorschriften zullen voor zover redelijkerwijs mogelijk ook eerder, gelijktijdig met de aanwijzing in het frequentieplan van een band als middels VOA te verdelen band, bekend worden gemaakt.

Naar boven