De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Gelet op artikel 252a, zesde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
Besluit:
TOELICHTING
Inleiding
In de brief aan de Tweede Kamer van 13 februari 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 32 847, nr. 42) is aangekondigd dat huishoudens waarvan de huurder of een ander lid van dat huishouden
gehandicapt of chronisch ziek is op die grond bezwaar kunnen maken tegen de inkomensafhankelijke
huurverhoging als gevolg van een voorstel als bedoeld in artikel 7:252a, eerste lid,
van het Burgerlijk Wetboek. Hiervoor is gekozen nu van die huishoudens niet kan worden
verwacht dat zij doorstromen naar een andere woning. De Minister wijst op grond van
artikel 7:252a, zesde lid, aanhef en onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek die huishoudens
aan. Deze wijzigingsregeling geeft hier uitvoering aan.
Chronisch zieken en gehandicapten
Bij het aanwijzen van de groep gehandicapten en chronisch zieken is aangesloten bij
de groep die is aangewezen voor vrijstelling van de inkomensgrens op grond van de
Tijdelijke regeling diensten van algemeen en economisch belang toegelaten instellingen
volkshuisvesting. Het gaat daarbij om leden van een huishouden met een verplegingsindicatie
of individuele begeleidingsindicatie van minimaal tien uur, een zorgindicatie ‘verblijf’
voor een van de bewoners of een ADL-indicatie voor een van de bewoners. De verwachting
is dat de meeste huishoudens die van de in de wet genoemde bezwaarmogelijkheid gebruik
willen maken al over een van deze indicaties beschikken (artikel 10, onderdeel a).
Daarnaast vallen ook leden van een huishouden die met een beschikking op grond van
de Wet maatschappelijke ondersteuning of Wet voorzieningen gehandicapten (de voorloper
van de Wet maatschappelijke ondersteuning) die voor 1 mei 2013 aan hen is verstrekt,
kunnen aantonen dat hun woning is aangepast aan de handicap van een van de bewoners
onder de aangewezen groep (artikel 10, onderdeel b).
De huurder van een huishouden waarbij hij of een ander lid van dat huishouden behoren
tot die groep chronisch zieken en gehandicapten kunnen dus op die grond bezwaar maken
tegen het betreffende voorstel tot huurverhoging, ongeacht de hoogte van hun inkomen.
Op deze manier worden ook de inkomens van eventuele inwonende mantelzorgers buiten
beschouwing gelaten.
Deze regeling zal worden aangepast wanneer de daaraan gerelateerde regelgeving op
het gebied van het huurbeleid dan wel de langdurige zorg daartoe noopt. Hierbij is
te denken enerzijds aan het in het woonakkoord toegezegde voorstel voor een huursombenadering
en anderzijds aan de in het regeerakkoord aangekondigde wijzigingen in de langdurige
zorg.
Financiële effecten
Het effect van de regeling op de huurinkomsten van verhuurders hangt af van de mate
waarin zij gebruik maken van de inkomensafhankelijke huurverhoging en de mate waarin
op grond van de regeling bezwaar wordt ingediend tegen de inkomensafhankelijke huurverhoging.
Naar schatting kan het hier gaan om een beperking van de huurstijging met € 3,5 miljoen
per jaar.
De gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven zijn
verwaarloosbaar.
Vaste verandermomenten
In artikel II is bepaald dat deze regeling in werking treedt met ingang van 1 mei
2013. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dit is nodig nu de huurder
vanaf 1 mei bezwaar kan maken tegen het voorstel tot huurverhoging.
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok