TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
De Nederlandse gasgebruikers hebben gedurende een halve eeuw vrijwel uitsluitend gas
ontvangen dat in Nederland gewonnen werd. Zij zullen in de toekomst steeds vaker en
langduriger gas uit bronnen buiten Nederland ontvangen. Dit is het gevolg van het
vrije verkeer van gas, de opening van de Nederlandse gasmarkt en de verwachte afname
van de winning van Nederlands gas uit de kleine velden.
Dit nieuwe gas kan een grotere variatie qua samenstelling hebben dan de gassen die
tot nu toe gedistribueerd worden. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat toestellen
niet efficiënt, veilig en doelmatig kunnen functioneren. In het onderzoeksrapport
‘Gaskwaliteit voor de toekomst Deelrapport 1: Technisch/economische inventarisatie
van de gevolgen gaskwaliteitvariaties voor eindgebruikers’ dat KEMA en Kiwa in mijn
opdracht hebben geschreven, staat de problematiek in detail beschreven. Op den duur
zullen de Nederlandse gastoestellen een grotere verscheidenheid aan gassen moeten
kunnen accommoderen. Daartoe wordt een transitie in gang gezet, waar in paragraaf
4 nader op wordt ingegaan. Tijdens en na deze transitie geldt als belangrijkste voorwaarde
dat het veiligheidsrisico voor personen (consumenten en werknemers) niet mag verslechteren
door de verandering van de gassamenstelling.
De netbeheerder van het landelijke gastransportnet (GTS) heeft aangegeven ten minste
tien jaar gas te kunnen transporteren ten behoeve van consumenten waarbij het huidige
veiligheidsniveau gehandhaafd blijft. Het betreft hier het laag calorische gas (G-gas)
dat aan consumenten en een deel van de zakelijke afnemers geleverd wordt. Deze regeling
legt vast op welke wijze dit veiligheidsniveau moet worden geregeld in de voorwaarden,
bedoeld in artikel 12b van de Gaswet.
2. Bovengrens aan het gehalte aan hogere koolwaterstoffen
Gassen met een groter aandeel hogere koolwaterstoffen zoals ethaan en propaan kunnen
bij verbranding door toestellen die ingesteld zijn op G-gas tot een hogere koolmonoxide-uitstoot
leiden. Koolmonoxide is in een te hoge concentratie een levensgevaarlijk gas. Waarschijnlijk
zullen veel toestellen die op de juiste wijze worden geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden,
alle soorten nieuw gas, inclusief gas met hogere aandelen hogere koolwaterstoffen,
kunnen verbranden en altijd een acceptabele koolmonoxide-uitstoot behouden. Maar niet
alle toestellen zijn goed geïnstalleerd en worden op juiste wijze gebruikt en onderhouden.
Ook andere mogelijke gevolgen van een groot aandeel hogere koolwaterstoffen zoals
roetvorming kunnen het veiligheidsrisico vergroten.
Ten slotte werd in het bovengenoemde rapport aangegeven dat gasmotoren die G-gas verbruiken
‘klopgedrag’ zouden kunnen vertonen indien het ‘methaangetal’, dat een maat is voor
de klopvastheid van gas, te laag wordt. Het onderzoeksrapport illustreert de relatie
tussen methaangetal en het aandeel hogere koolwaterstoffen.
Gelet op deze overwegingen wordt artikel 11, onderdeel a, zodanig aangepast dat in
de voorwaarden de grenzen aan de Wobbe-index bij levering uit de regionale netten
worden vastgelegd. Ook wordt vastgelegd dat in de voorwaarden moet worden gewaarborgd
dat het veiligheidsniveau als gevolg van het aandeel hogere koolwaterstoffen niet
zal dalen ten opzichte van de huidige situatie. Daartoe wordt het aandeel hogere koolwaterstoffen
in G-gas dat gedistribueerd wordt gelimiteerd. De limiet is gebaseerd op het bovengenoemde
onderzoeksrapport en wel voornamelijk op de feitelijke distributiepraktijk van de
periode 2005–2010 die in het onderzoeksrapport beschreven wordt. Dit resulteert in
een limiet aan het aandeel hogere koolwaterstoffen van een aandeel propaanequivalent
van maximaal 5. Door het huidig niveau van het aandeel hogere koolwaterstoffen vast
te leggen, wordt dus ook een ondergrens aan het methaangetal gegeven. Daarbij is er
van uitgegaan dat er geen andere methaangetal verlagende componenten aan het aardgas
worden toegevoegd, zoals waterstof.
Het is mogelijk dat in de toekomst uit onderzoek blijkt dat een hoger aandeel hogere
koolwaterstoffen ook acceptabel is voor de veiligheid, mogelijk in combinatie met
bepaalde waardes voor de Wobbe-index, zoals de bestaande regelgeving in het Verenigd
Koninkrijk. In de voorwaarden kan in dat geval een ander percentage worden vastgelegd.
Een ander percentage moet gebaseerd zijn op een degelijk en afdoend onderzoek. Het
bestaan van een dergelijk onderzoek is mij nog niet gebleken.
3. Pieklevering
Het Besluit leveringszekerheid Gaswet geeft de netbeheerder van het landelijke gastransportnet
(GTS) de taak in de pieklevering van kleinverbruikers van G-gas te voorzien wanneer
de afname groter is dan voor een dag met een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur
onder de min 9 graden Celsius voorzien is. Op deze momenten is het nodig dat GTS bij
uitzondering ook G-gas met hogere gehaltes aan hogere koolwaterstoffen kan distribueren.
GTS heeft mij toegezegd om haar voorzieningen voor de pieklevering te beperken tot
bronnen van gas dat een aandeel hogere koolwaterstoffen heeft van een aandeel propaanequivalent
van maximaal 5%. Om dit te realiseren heeft GTS vier jaar nodig. Gedurende deze periode
krijgt het gas voor de pieklevering een steeds lagere waarde voor het aandeel propaanequivalent.
4. Groen gas
Het gebruik van groen gas op het aardgasnet brengt potentiële risico’s met zich mee
voor toestellen en gebruikers. Het is niet opportuun om alle mogelijke variaties in
de samenstelling van het gas in deze regeling te benoemen, ook omdat de technische
ontwikkelingen op het gebied van groen gas snel gaan. Uitgangspunt is dat alleen gassen
mogen worden gedistribueerd die veilig en doelmatig door de bestaande gastoestellen
kunnen worden toegepast. Garanties voor een voldoende veiligheidsniveau voor eindgebruikers
zullen in de voorwaarden moeten worden verwerkt en vastgelegd, waardoor helderheid
en zekerheid wordt geboden zowel aan de invoeders van groen gas als aan de netbeheerders
en de consumenten. Duidelijk is al wel dat in de voorwaarden rekening gehouden zal
moeten worden met aspecten die samenhangen met de verbrandingseigenschappen van groen
gas en de vlamstabiliteit van gastoestellen. Roetvorming, koolmonoxide-emissie en
verbrandingssnelheid moeten binnen veilige grenzen blijven.
5. Consultatie en advies NMa
De conceptregeling is door middel van een internetconsultatie en een aankondiging
hiervan per e-mail, vier weken geconsulteerd. Dit heeft geresulteerd in tien reacties.
De belangrijkste reacties die veelal door meerdere partijen werden genoemd, waren
de volgende.
-
1)
de suggestie om de regeling ook van kracht te laten zijn op de direct aangeslotenen
op het hogedruknet van de netbeheerder van het landelijke gastransportnet.
Ik heb deze suggestie overgenomen voor wat betreft het aandeel hogere koolwaterstoffen.
Voor de grenzen aan de Wobbe-index heb ik deze niet overgenomen omdat een aantal direct
aangeslotenen gekozen heeft om individuele afspraken met GTS over de Wobbe-index te
maken waarbij ook waarden buiten de nauwe band in deze regeling voorkomen. Deze keuzes
wil ik niet doorkruisen met de regeling.
-
2)
de suggestie om de grens aan het aandeel hogere koolwaterstoffen te verlagen door
een aandeel propaanequivalent lager dan 5 vast te stellen.
Deze suggestie is gebaseerd op het advies van KEMA en Kiwa om de veiligheid van gas
te vergroten door een grens van 3 à 4% vast te stellen. De veiligheid van gas zou
inderdaad verder toenemen door een nog lagere grens. Dit zou echter het doel voorbijschieten
om het huidige veiligheidsniveau, gebaseerd op de distributiepraktijk van de afgelopen
zes jaar, vast te leggen. De afgelopen zes jaar is gas gedistribueerd tot 6% propaanequivalent
(zie KEMA en Kiwa, Gas voor de toekomst – deel 1). Door de grens op 5% te leggen wordt
de veiligheid al verhoogd. Hiernaast zal de veiligheid verder vergroten doordat een
voorgenomen stap in de transitie is dat nieuw verkochte toestellen hogere aandelen
hogere koolwaterstoffen aan moeten kunnen.
-
3)
de suggestie om geen uitzondering op de grens aan het aandeel hogere koolwaterstoffen
toe te staan in geval van pieklevering door de netbeheerder van het landelijke gastransportnet
(GTS).
De distributie van hogere aandelen hogere koolwaterstoffen in geval van pieklevering
op koude winterdagen is een bestaande praktijk. Deze wordt nu vastgelegd. Daarnaast
wil ik ook op dit aspect de veiligheid verhogen. Daartoe heb ik GTS vier jaar de tijd
gegeven om de installatie die hij gebruikt voor pieklevering slechts met gas te vullen
dat een gehalte aan hogere koolwaterstoffen uitgedrukt in aandeel propaanequivalent
heeft van ten hoogste 5. In de loop van deze vier jaar zal het aandeel propaanequivalent
van het gas uit de installatie elk jaar lager worden. Ik heb deze suggestie dus overgenomen
zij het met een overgangstermijn van vier jaar.
-
4)
de suggestie om meer parameters vast te leggen dan de Wobbe-index en het aandeel hogere
koolwaterstoffen.
Verschillende partijen noemden verschillende parameters.
-
• Het koolwaterstofdauwpunt heeft een zo sterke correlatie met het aandeel hogere koolwaterstoffen
dat dit een doublure zou zijn.
-
• Het zwavelgehalte is al genoegzaam in de codes van de NMa opgenomen.
-
• Het stikstofgehalte in het gas doet er niet toe, daar bij vermenging met lucht voor
de verbranding een veelvoud aan stikstofgas uit de lucht wordt bijgemengd.
-
• Het methaangetal is een moeilijke parameter omdat deze op verschillende wijzen berekend
kan worden en de berekeningswijze incidenteel wordt herzien. Voorts correleert het
sterk met het aandeel hogere koolwaterstoffen (en waterstof) waardoor opnemen niet
nodig is.
-
• De frequentie en snelheid van veranderingen in de Wobbe-index, het aandeel hogere
koolwaterstoffen en het methaangetal is niet van belang omdat de veranderingen door
de nauwe bandbreedtes op het G-gasnet geen gevaar voor de veiligheid meer kunnen opleveren.
-
5)
de suggestie ook laagcalorisch gas op te nemen in het waarschuwingssysteem dat voor
de grootindustrie op hoogcalorisch gas wordt opgezet.
Uitvoeren van deze suggestie is niet nodig omdat er met deze regeling bereikt wordt
dat het aandeel propaanequivalent van laagcalorisch gas niet groter wordt dan momenteel
reeds voorkomt.
Een aantal partijen heeft er op gewezen dat het van belang is de gassamenstelling
na de transitie van ten minste tien jaar tijdig vast te leggen en hebben andere waardevolle
inzichten gedeeld over de gasveiligheid. Ik werk aan de verdere transitie in overleg
met alle belanghebbenden. Tot slot riepen partijen op om het zogenaamde strippen van
rijke gassen te heroverwegen wat er aan bijdraagt de gassamenstelling (ook die van
laagcalorisch gas) op termijn minder te doen afwijken van de huidige. Ik sta hier
positief tegenover maar, zoals ik eerder schreef, is dit de eigen verantwoordelijkheid
van een partij die hierin een business case ziet.
De NMa heeft een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidtoets gedaan, waarna zij mij
over een viertal zaken heeft geadviseerd. Dit betrof ten eerste het advies de ZEBRA-leiding
uit te sluiten van de regeling. Dit advies is opgevolgd: voor de ZEBRA-leiding geldt
de beperking van het aandeel hogere koolwaterstoffen niet. Ten tweede heeft zij geadviseerd
ook normen voor de aandelen hogere koolwaterstoffen op te nemen bij levering uit het
landelijke gastransportnet, in overeenstemming met de hierboven als eerste genoemde
reactie. De directe levering uit het landelijke gastransportnet van G-gas heb ik in
de regeling opgenomen. Voor levering van hoogcalorisch gas (H-gas) heb ik dit niet
gedaan, omdat de transitie en einddoelen van de verandering van de gassamenstelling
daar tot een geheel andere situatie leiden. Voor de transitieperiode zijn er afspraken
gemaakt binnen de sector over het aandeel hogere koolwaterstoffen in H-gas. Na de
transitie wordt het aandeel hogere koolwaterstoffen in H-gas gemaximeerd door de internationale
handel in gas (inclusief LNG). Ten derde heeft de NMa mij hetzelfde geadviseerd als
wat onder het derde punt in de consultatiereacties hierboven is opgenomen. Ten vierde
heeft de NMa geadviseerd in de zin ‘In de voorwaarden kan een ander maximumgehalte
aan hogere koolwaterstoffen worden opgenomen als hierdoor het veiligheidsniveau bij
gebruikers niet verslechtert’ in artikel ii, onderdeel a te refereren aan het historische
veiligheidsniveau bij gebruikers.
De NMa concludeert dat deze regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is als rekening wordt
gehouden met de genoemde drie punten.
6. Regeldruk en overige bedrijfseffecten
De Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas stelt een beleidskader vast, dat door
de gezamenlijke netbeheerders in de tariefstructuren en voorwaarden wordt vastgelegd.
De wijzigingen in de regeling hebben betrekking op het vastleggen van bestaande normen
en bevatten geen verplichtingen tot het verstrekken van informatie aan de overheid.
Daarmee leiden de wijzigingen in de regeling niet tot administratieve lasten. De verplichting
om aan de normen te voldoen rust op de netbeheerder van het landelijk gastransportnet,
GTS. Dit is een staatsbedrijf dat in deze een rol vervult op basis van wettelijke
taken. Net als de beheerder van het landelijk elektriciteitsnet wordt GTS gerekend
tot de overheid. Er zijn geen verplichtingen voor bedrijven, waardoor er geen regeldruk
voor bedrijven ontstaat. Positief effect voor zowel huishoudens als bedrijven is dat
met het vastleggen van de bestaande normen mogelijke schade voor gasverbruikers als
gevolg van wisselende gassamenstelling wordt voorkomen.
7. Notificatie
De Regeling is onder nummer 2012/0113/NL bij de Europese Commissie genotificeerd onder
Richtlijn 98/34/EG. Het land Italië heeft één vraag gesteld naar de relatie met het
zogenaamde M-400 mandaat. Kern van de beantwoording is geweest dat het in deze regeling
laag-calorisch gas betreft en in het M400-mandaat hoog-calorisch gas. De regeling
kan nu worden vastgesteld.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Aan de begripsbepalingen worden de definities van hogere koolwaterstoffen, het aandeel
propaanequivalent en Wobbe-index toegevoegd.
Het aandeel propaanequivalent is een maat voor het gehalte hogere koolwaterstoffen
in gas. Gas bestaat hoofdzakelijk uit methaan, de koolwaterstof met één koolstofatoom.
De koolwaterstoffen met meer dan één koolstofatoom (dit zijn de hogere koolwaterstoffen)
tellen mee voor de berekening van het aandeel propaanequivalent. Daarbij krijgen zij
een weging die afhangt van het aantal koolstofatomen. De weging rekent de hogere koolwaterstoffen
daarmee om naar propaan. De formule leidt tot de volgende wegingen: methaan 0; ethaan
(twee koolstofatomen) een half; propaan (de norm) 1; butaan 1,5; en pentaan 2. Nog
hogere koolwaterstoffen komen niet of in zeer kleine hoeveelheden voor in aardgas
maar krijgen een weging die op dezelfde wijze wordt berekend. Het aandeel propaanequivalent
wordt berekend door de molaire gehaltes van alle hogere koolwaterstoffen bij elkaar
op te tellen, waarbij ieder gehalte vermenigvuldigd wordt met de hogere koolwaterstof-specifieke
weging.
De Wobbe-index is een welbekende grootheid die het gas karakteriseert. Zij hangt voornamelijk
af van de verbrandingswaarde (ook ‘calorische bovenwaarde’) van het gas. Ook de dichtheid
van het gas (de massa per volume) is in de formule verwerkt. De waardes van de Wobbe-index
die in de tekst van de regeling genoemd worden zijn gebaseerd op de in Nederland gebruikelijke
omstandigheden bij de berekening van de Wobbe-index voor onder andere temperatuur
en druk. Deze referentie-omstandigheden worden ook gehanteerd in de nu geldende voorwaarden
gas. De definitie is overgenomen uit de Begrippenlijst Gas van de NMa.
Onderdeel B
In artikel 11, onderdeel a, stond dat de voorwaarden gas eisen aan de chemische samenstelling
en de ruikbaarheid van het te transporteren gas bevatten. Met deze regeling is hier
aan toegevoegd dat de eisen omvatten dat er een bepaalde variatie is toegestaan in
de Wobbe-index van het gas dat geleverd wordt uit G-gasnet en een maximum aan het
gehalte aan hogere koolwaterstoffen. De toegestane variatie in de Wobbe-index wordt
voor de gastransportnetten van de regionale netbeheerders beperkt tot waarden van
43,46 tot 44,41 MJ/m3. Een uitzondering hierop zijn enkele netten die nu al met H-gas beleverd worden.
De gekozen formulering is het gevolg ervan dat regionale netten noch G-gas gedefinieerd
is in de gaswet. In de huidige voorwaarden is vastgelegd hoe rondom deze grenzen om
wordt gegaan met de regelnauwkeurigheid van de mengstations. Deze regels kunnen van
kracht blijven. Dit betekent dat binnen dit bestaande kader een deel van de tijd gas
een Wobbe-index als gevolg van de regelnauwkeurigheid van de mengstations kan variëren
rond de grenzen van 44,41 MJ/m3 en 43,46 MJ/m3. In artikel 11, onderdeel d, wordt de uitzondering voor een afwijkend aandeel hogere
koolwaterstoffen opgenomen zodat de uitwerkingtreding van dit onderdeel kan verschillen
van onderdeel a. Ik voorzie de uitwerkingtreding per 1 juli 2015.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verghagen.