Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2010, 11754 | Convenanten |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2010, 11754 | Convenanten |
De ondergetekenden:
1. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, handelend als bestuursorgaan en vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden,
verder te noemen: het Rijk;
2.
– De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, handelend als gemachtigde van het bestuur van dit productschap en vertegenwoordiger van dit productschap;
– De voorzitter van het Productschap Pluimvee en Eieren, handelend als gemachtigde van het bestuur van dit productschap en vertegenwoordiger van dit productschap;
– De voorzitter van het Productschap Zuivel, handelend als gemachtigde van het bestuur van dit productschap en vertegenwoordiger van dit productschap;
verder te noemen: de productschappen,
In aanmerking nemende:
– dat de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwwd) in Hoofdstuk VIII, Afdeling 3, voorziet in een stelsel van diergezondheidsheffingen;
– dat deze heffingen voorzien in de financiering van de door het Rijk gemaakte kosten verband houdend met de bestrijding van de krachtens artikel 15 van de Gwwd aangewezen besmettelijke dierziekten;
– dat met die heffingssystematiek onder meer het beginsel tot uitdrukking wordt gebracht dat – onverminderd de verantwoordelijkheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de bestrijding van besmettelijke dierziekten – de betrokken houders van de voor voornoemde besmettelijke dierziekten vatbare dieren, de kosten verband houdend met de bestrijding van die dierziekten dienen te dragen;
– dat in het kader van het uitvoeringstraject van de diergezondheidsheffingen, van de zijde van vertegenwoordigers van het betrokken bedrijfsleven en van de bovenbedoelde betrokken bedrijfslichamen is gewezen op een aantal, in de ogen van die vertegenwoordigers, aan de effectuering van de diergezondheidsheffingen klevende nadelen;
– dat die nadelen samenhangen met onder meer de omstandigheid dat veehouders bij effectuering van de bedoelde diergezondheidsheffingen enerzijds aanzienlijke sommen geld aan de overheid dienen af te dragen en dit ten koste kan gaan van de investeringskracht van de bedrijven, terwijl anderzijds voor het noodzakelijke herstructureringsproces van de veehouderij op de individuele bedrijven juist extra investeringskracht nodig is om de noodzakelijke voorzieningen te kunnen opbrengen;
– dat de heffingen door de veehouders ook dienen te worden opgebracht in een situatie waar er van uitbraken van en kosten in verband met besmettelijke dierziekten (nog) geen sprake is;
– dat mede in verband met het voorgaande door betrokkenen wordt onderkend dat het draagvlak voor het reeds in dit stadium onverkort doorvoeren van de diergezondheidsheffingen gering is, en de juridische en maatschappelijke kosten van feitelijke invordering daarvan navenant hoog kunnen zijn;
– dat tegen onder meer de bovenstaande achtergrond, de productschappen aan het Rijk een alternatief voorstel hebben gedaan waarmee enerzijds wordt beoogd om heffingen van een aard en omvang zoals vastgelegd in de Gwwd, niet te effectueren zolang dat gelet op de situatie van uitbraken van besmettelijke dierziekten niet nodig is en waarmee anderzijds het Rijk een voorziening wordt aangereikt die in een gelijke mate als in de heffingssystematiek van de Gwwd voorziet in het beginsel dat de door de overheid gemaakte kosten verband houdend met de bestrijding van besmettelijke dierziekten voor rekening van het betrokken bedrijfsleven komen tot een bepaald maximum per sector;
– dat het Rijk bereid is deze door de productschappen aangereikte voorziening te volgen onder gestandhouding van het bovenbedoelde beginsel dat het betrokken bedrijfsleven voor de financiële consequenties van uitbraken van besmettelijke dierziekten zelf verantwoordelijk is, en onder onverkorte handhaving van de mogelijkheid om direct na eventuele beëindiging van deze overeenkomst de voornoemde diergezondheidsheffingen wederom te effectueren in de aard en omvang zoals is vastgelegd in Hoofdstuk VIII, Afdeling 3 van de Gwwd, en voorts te volgen op basis van de in dit convenant neergelegde uitwerking en voorwaarden;
– dat de convenantpartners op 7 december 2009 (bijlage I) wederom tot een akkoord zijn gekomen en hebben besloten het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ, zoals gewijzigd bij convenant d.d. 2 februari 2005, TRCJZ/2005/367, voort te zetten onder inpassing van nieuwe afspraken;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. In dit convenant wordt verstaan onder:
varkens, runderen, schapen, geiten en pluimvee, daaronder begrepen hoenderachtigen, eenden, ganzen en loopvogels;
dierziekten ten aanzien van de in onderdeel a genoemde dieren, als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 7 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, met uitzondering van de ziekte van Aujeszky;
door het Rijk gemaakte kosten verband houdend met het voorkomen of bestrijden van de in onderdeel b bedoelde besmettelijke dierziekten, en zoals die kosten nader zijn aangeduid in de artikelen 91a, eerste lid, onderdelen a tot en met c en 91h, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de Gwwd, en artikel 2, derde en vierde lid, van dit convenant;
Diergezondheidsfonds als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Gwwd;
beheerder als bedoeld in artikel 95a, derde lid, van de Gwwd;
insecten, zoals muggen en knutten, maar niet daartoe beperkt, die dierziekten overbrengen van het ene op het andere dier;
periode van vijf jaar, lopend van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014, of ingeval de geldigheidsduur van dit convenant ingevolge artikel 11, tweede lid, wordt voortgezet vanaf 1 januari 2015, lopend van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019.
2. Waar in de bepalingen van dit convenant sprake is van ‘de productschappen’ gelden de rechten en verplichtingen van dit convenant voor het bij dit convenant betrokken productschap zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, slechts voor zover zij voor de desbetreffende diersoort zijn ingesteld, zoals nader aangeduid in laatstgenoemde bepaling.
1. De productschappen verplichten zich op voet van dit convenant om in verband met het voorkomen of bestrijden van één of meer besmettelijke dierziekten, gedurende de convenantsperiode de in artikel 3, eerste lid, bedoelde bedragen op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, uit te keren aan de beheerder van het Diergezondheidsfonds ter financiering van met die dierziekten samenhangende bestrijdingskosten.
2. De in het eerste lid bedoelde uit te keren bedragen worden in het Diergezondheidsfonds gestort.
3. De bestrijdingskosten hebben betrekking op de personele en materiële kosten samenhangend met:
– overname en onderzoek van dieren die worden verdacht van één van de in de artikelen 1 en 9 bedoelde dierziekten;
– de aanschaf, huur, leasing, opslag, onderhoud en vervanging van materialen en logistieke voorzieningen, zoals dodingsapparatuur en vaccinvoorraden;
– de opschaling van de diensten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
– de inhuur van derden ter verrichting van diensten, waaronder taxateurs, dierenartsen en beveiligingspersoneel bij crisiscentra e.d.;
– personeelsgebonden materiële kosten zoals additionele en specifieke toerusting, reis- en verblijfkosten e.d.;
– de huur en tijdelijke inrichting van crisiscentra;
– maatregelen als de aanmaak en plaatsing van borden, merken van dieren, reiniging en ontsmetting;
– de schadeloosstelling betreffende geruimde dieren, producten (zoals vervoer, vlees, melk, eieren en broedeieren) en voorwerpen welke ruiming kan zijn ingegeven door zowel een geconstateerde besmetting als een verdenking dan wel een andere preventieve voorziening (preventieve ruiming);
– directe kosten van welzijnsmaatregelen;
– doding, destructie, slachting, vernietiging en opslag van dieren, producten (zoals melk, vlees, veevoer, eieren en broedeieren), voorwerpen en afval e.d.;
– eventuele noodvaccinaties;
– laboratoriumkosten;
– de screening van dieren en bedrijven;
– directe kosten van een fokverbod;
– logistieke kosten zoals door de overheid geïnitieerd transport en opslag van dieren en producten, als onderdeel van de bestrijdingsoperatie;
– opgetreden schade aan gebouwen, terreinen of voorwerpen bij het onschadelijk maken van dieren, producten of voorwerpen in het kader van de bestrijding van de desbetreffende besmettelijke dierziekte;
– andere kosten die rechtstreeks samenhangen met, dan wel voortvloeien uit de bestrijding van de desbetreffende besmettelijke dierziekte en die in het in artikel 7, derde lid, bedoelde overleg aan de orde zijn geweest. In dit overleg kunnen de belanghebbende organisaties van het landbouwbedrijfsleven onder meer voorstellen doen betreffende een efficiënte wijze van uitbesteding van werkzaamheden.
4. Onder bestrijdingskosten vallen voorts:
– de kosten die samenhangen met de maatregelen uit het oogpunt van early warning, monitoring, waaronder vectormonitoring, en bewaking van besmettelijke dierziekten;
– de kosten die samenhangen met aanvullende maatregelen uit oogpunt van preventie en early warning die genomen worden in verband met uitbraken van besmettelijke dierziekten in het buitenland;
– de kosten die samenhangen met de voorbereiding op de bestrijding en door bedrijven te leveren noodzakelijke voorzieningen zoals dodingsapparatuur, vaccins, voorraden alsmede het onderhoud en de instandhouding daarvan, voorzieningen en infrastructuur ten behoeve van een decentraal crisiscentrum, alsmede het onderhoud en de instandhouding daarvan, en
– de kosten voor het beschikbaar houden van extra destructiecapaciteit door Rendac B.V.
5. De kosten, bedoeld in het vierde lid, worden alleen ten laste van de productschappen gebracht voor zover voor die kosten geen retributies van de betrokkenen worden geheven. De in dit vierde lid bedoelde kosten komen tot ten hoogste 50% voor rekening van de betrokken productschappen.
6. Tot de bestrijdingskosten behoren niet:
– de kosten samenhangend met de bestrijding van besmettelijke dierziekten onder dieren in dierentuinen, onder dieren die in huishoudens worden gehouden (exotische vogels e.d.) alsmede onder in het wild levende dieren waaronder mede worden begrepen de in natuurterreinen voorkomende niet-gehouden dieren;
– de kosten van toezicht en opsporing door de AID, douane en andere vergelijkbare diensten;
– de kosten samenhangend met gevolgschade van de betrokken ondernemers, zoals leegstand van bedrijven, inkomensschade e.d.
1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedragen zijn:
a. voor runderen: € 19.500.000,– ten laste van het Productschap Zuivel;
b. voor varkens: € 68.000.000,– , waarvan € 42.000.000,– uitsluitend ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse varkenspest (AVP) en Swine Vesicular Disease (SVD), ten laste van het Productschap Vee en Vlees;
c. voor pluimvee: € 26.000.000,–, waarvan € 2.000.000,– uitsluitend ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Newcastle Disease (NCD), ten laste van het Productschap Pluimvee en Eieren;
d. voor schapen en geiten: € 4.520.000,–, waarvan € 1.350.000,– uitsluitend ten behoeve van de bewaking en bestrijding van scrapie, ten laste van het Productschap Vee en Vlees;
e. in aanvulling op de onderdelen a tot en met d: maximaal €1.000.000, – per jaar, uitsluitend ten behoeve van het beschikbaar houden van extra destructiecapaciteit door Rendac B.V., bedoeld in artikel 2, vierde lid, laatste streepje, ten laste van de productschappen. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt de benodigde extra destructiecapaciteit inzichtelijk en stelt na overleg met de convenantspartners de hiermee verband houdende kosten voor 1 juli 2010 vast. De productschappen stellen vervolgens een kader voor de onderlinge verdeling vast die als bijlage aan dit convenant wordt gehecht.
2. Ten aanzien van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt dat:
a. Het bedrag van € 42.000.000,– dat uitsluitend dient ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse varkenspest (AVP) en Swine Vesicular Disease (SVD), wordt verlaagd met € 10.000.000,– indien de verplichting tot bestrijding van SVD op grond van communautaire regelgeving komt te vervallen;
b. Het bedrag van € 68.000.000,–, voor zover dat niet dient ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse varkenspest (AVP) en Swine Vesicular Disease (SVD), wordt verlaagd met € 7.000.000,– indien de Minster van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich niet maximaal inzet om, voor zover dit binnen de invloedssfeer van het Rijk ligt, voor 1 juli 2010 de bestaande belemmeringen met betrekking tot de handhaving van het nulstandbeleid voor wilde zwijnen weg te nemen.
3. Ten aanzien van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, geldt dat:
a. het in het eerste lid, onderdeel d, eerstgenoemde bedrag niet van toepassing is op de financiering van bestrijdingskosten van Q-koorts die zijn gemaakt tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2011, met uitzondering van elke twee maanden 50% van de kosten voor een ronde tankmelkmonitoring als bedoeld in artikel 5.1.3 van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten en de kosten die worden gemaakt bij een verdenking van een besmetting met Q-koorts, teneinde vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een besmetting met Q-koorts, maar slechts voor zover deze verdenking op of na 1 juli 2010 ontstaat;
b. de bedragen niet dienen ter financiering van de bestrijdingskosten indien TSE/Scrapie bij geiten is vastgesteld. Alsdan zullen de betrokken partijen in overleg treden over de aanpassing van voornoemd bedrag;
c. indien er communautaire maatregelen ter zake van de bestrijding van bovine spongiforme encefalopathie (BSE) bij schapen en geiten worden vastgesteld, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de productschappen in overleg treden over de aanpassing van het in het eerste lid, onderdeel d, eerstgenoemde bedrag.
d. het Productschap Vee en Vlees zijn heffingsverordeningen zodanig zal inrichten dat wordt geheven per geslacht dier en per geëxporteerd dier, zodra dat tot de mogelijkheden behoort en er sprake is van een goed werkend systeem van elektronische identificatie. Alsdan komen de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, te luiden € 5.370.000,–, waarvan € 1.650.000,– uitsluitend ten behoeve van de bewaking en bestrijding van scrapie.
4. Het Rijk draagt de bestrijdingskosten die in de convenantsperiode boven de bedragen van het eerste lid uitgaan.
5. De bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, worden jaarlijks aangepast aan de hand van:
a. de omvang van de betrokken veestapel zoals gepubliceerd in de CBS-LEI uitgave over de land- en tuinbouwcijfers van het lopende kalenderjaar, waarbij de landbouwtelling 2009 als referentiepunt geldt, en
b. het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens over januari van het lopende kalenderjaar zoals laatstelijk gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het consumentenindexcijfer alle huishoudens over januari 2009 als referentiepunt geldt.
6. De convenantpartners stellen gezamenlijk voor het einde van het lopende jaar de aanpassingen van de bedragen, bedoeld in het vijfde lid, vast, welke aanpassingen in afschrift als bijlage aan dit convenant worden gehecht.
7. Er is een lijst van besmettelijke dierziekten waarmee bij de vaststelling van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, rekening is gehouden, welke lijst in afschrift als bijlage aan dit convenant is gehecht.
1. Elk betrokken productschap betaalt per kwartaal een door de beheerder van het Diergezondheidsfonds bepaalde bijdrage aan het Diergezondheidsfonds op basis van een door de beheerder van het Diergezondheidsfonds opgestelde jaarbegroting per diersoort.
2. Indien de uitgaven de begroting dreigen te overschrijden, betaalt het productschap dat overeenkomstig artikel 3, eerste lid, de verplichting is aangegaan voor de diersoort waar de overschrijding zich voordoet, op eerste verzoek van de beheerder van het Diergezondheidsfonds, doch uiterlijk binnen 14 dagen, op basis van een raming van de fondsbeheerder, een aanvullende bijdrage in het ritme van de per kwartaal voorziene uitgaven met een correctie voor de feitelijke uitgaven van de maand daarvoor.
3. Aan de hand van een door de convenantspartners overeengekomen volledig overzicht van de gemaakte financiële afspraken met betrekking tot alle uitgaven van enig jaar zal de beheerder van het Diergezondheidsfonds binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar een per diersoort en per activiteit of kostensoort gespecificeerde jaarrekening opstellen, voorzien van een accountantsverklaring. Uit deze verklaring blijkt onder meer dat de door de productschappen ter beschikking gestelde en uitgegeven gelden zijn aangewend ten behoeve van de in dit convenant bedoelde bestrijdingskosten. Het overzicht van de afspraken wordt jaarlijks binnen één maand na afloop van het kalenderjaar aan de beheerder van het Diergezondheidsfonds ter beschikking gesteld. Betalingsverplichtingen uit het Diergezondheidsfonds zijn uiterlijk zes maanden na oplevering van de jaarrekening voldaan, tenzij de convenantspartners anders overeenkomen.
4. De beheerder van het Diergezondheidsfonds kan besluiten dat hij bij de berekening van de kosten en de (periodieke) betalingen van de productschappen reeds geheel of gedeeltelijk rekening houdt met te verwachten bepaalde EU-bijdragen nog voordat deze feitelijk zijn ontvangen. De ontvangen EU-bijdragen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, zullen na ontvangst in het Diergezondheidsfonds worden gestort. Indien de ontvangen EU-bijdragen vanwege het Rijk zijn voorgefinancierd, zullen deze bijdragen achtereenvolgens worden verrekend met het Rijk en de productschappen.
5. De kosten van een uitbraak worden toegerekend aan het jaar waarin deze uitgaven zijn gedaan.
1. De productschappen zijn verantwoordelijk voor de financiering van de verplichtingen die zij bij dit convenant aangaan. Elk betrokken productschap overlegt op schriftelijk verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar financieringsopzet hiervoor, bestaande uit de voor het productschap beschikbare financiering op basis van de begrote of toekomstige heffingsopbrengsten, de bestaande reserves en haar leencapaciteit.
2. Indien een productschap niet binnen drie maanden aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft voldaan, dan wel naar het oordeel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onvoldoende kan aantonen dat haar financieringsopzet voldoende is om aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, te voldoen, kan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dat productschap verzoeken om naar genoegen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een bankgarantie met een looptijd van 1 jaar te stellen voor de bedragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, die voor dat betreffende productschap van toepassing zijn, waarop de bestaande reserves en leencapaciteit van het betreffende productschap in mindering worden gebracht. Ingeval de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een productschap verzoekt om een bankgarantie te stellen, treden convenantspartners in overleg teneinde te bewerkstelligen dat het betreffende productschap het volgende jaar een deugdelijke financieringsopzet overlegt.
1. Gedurende de convenantsperiode geeft het Rijk vrijstelling van de heffingen, bedoeld in de artikelen 91a, eerste lid, 91h, eerste lid en 92, eerste lid, overeenkomstig het bepaalde in artikel 107 van de Gwwd, dan wel ziet het Rijk af van feitelijke invordering van de desbetreffende heffingen, dan wel wordt geen toepassing gegeven aan de in artikel 91h, eerste lid, en 92, eerste lid, van die wet bedoelde bevoegdheid om een algemene maatregel van bestuur vast te stellen.
2. Het in het vorige lid bepaalde laat onverlet de wettelijke en wetgevende bevoegdheden van het Rijk om ter zake van het weren van besmettelijke dierziekten heffingen als bedoeld in de artikelen 91a, tweede lid en 91h, tweede lid, en 92, tweede lid, van de GWWD, in te stellen, behoudens voor zover daarover in het kader van artikel 2, derde tot en met vijfde lid, in samenhang met artikel 3, van dit convenant al afspraken zijn gemaakt.
3. Na ommekomst van de convenantsperiode, dan wel na beëindiging van dit convenant als bedoeld in artikel 11, is het Rijk onverkort gerechtigd om over te gaan tot invoering van de in de Gwwd bedoelde heffingen, waaronder de wijziging of vaststelling van de tarieven overeenkomstig de artikelen 91d, 91e, 91i en 92a van de Gwwd en de invordering van de heffingen. De opbrengsten van deze heffingen kunnen slechts dienen ter financiering van kosten gemaakt buiten de convenantsperiode. Ook overigens blijven voor de diersoorten, dierziekten en situaties die niet onder dit convenant vallen de wettelijke en wetgevende bevoegdheden van het Rijkonverkort van toepassing.
1. Het Rijk spant zich in redelijkheid in om uitbraken van een besmettelijke dierziekte zo adequaat mogelijk te bestrijden, alsmede om zo veel mogelijk bestrijdingskosten bij de Europese Commissie gedeclareerd te krijgen, voor zover dat laatste mogelijk is gelet op het EU-kader en in het bijzonder gelet op de beperkingen van het dwingende declaratiekader van Richtlijn 2009/470/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 mei 2009, betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (PbEG L 155).
2. Indien de percentages, bedoeld in Richtlijn 2009/470/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 mei 2009, betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (PbEG L 155), wijzigen, treden het Rijk en de productschappen in overleg over de bedragen, bedoeld in artikel 3.
3. Het Rijk voert overleg met (een selectie van) de betrokken organisaties van het landbouwbedrijfsleven en de betrokken bedrijfslichamen over de bestrijdingsmaatregelen. Dit overleg is informerend en consulterend van aard waarbij partijen er naar streven om overeenstemming te bereiken over de in te zetten bestrijdingsmaatregelen. Dit laat onverlet de bevoegdheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om op het door hem passend geachte moment de door hem nodig geachte bestrijdingsmaatregelen te treffen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4 spant het Rijk zich in om de productschappen gevraagd of ongevraagd adequate informatie te verschaffen over de gemaakte bestrijdingskosten en de besteding van de in de artikelen 2, 3 en 4 bedoelde, aan het Rijk uitgekeerde bedragen. Daartoe worden de vanwege het Rijk te besteden bedragen en de in dat verband relevante handelingen van de Voedsel en Waren Autoriteit en de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, materieel beheerst door het in Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PbEG L 209), bedoelde financieel-administratieve beheerskader dat geldt voor betaalorganen.
1. Dit convenant is van overeenkomstige toepassing op besmettelijke dierziekten voor zover deze eerst na de datum waarop dit convenant van toepassing is geworden, in de artikelen 2, 3 en 7 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s worden opgenomen.
2. In geval van uitbraak van besmettelijke dierziekten die onder het toepassingsbereik van dit convenant vallen, maar die niet zijn genoemd in de lijst, bedoeld in artikel 3, achtste lid, zullen de convenantpartners in overleg treden over de verdeling van de met de uitbraak gemoeide kosten en de eventuele wijziging van de in artikel 3, eerste lid, genoemde bedragen ter zake.
1. Ter uitvoering van de afspraken ter zake van de afzet van producten van gevaccineerde dieren en de afwaardering van broedeieren tijdens uitbraken van Aviaire Influenza (AI) als bedoeld in bijlage 1, onderdelen b1 en b2, maken de convenantspartners in goed overleg afspraken die vóór 1 juli 2010 in afschrift als bijlage aan dit convenant wordt gehecht.
2. De convenantpartners zullen zich, voor zover dat binnen hun mogelijkheden ligt, inspannen om de mogelijkheden tot fiscale reservering door de betrokken sector, met als doel de financiering van de kosten van of schade door dierziektenbestrijding, waarin dit convenant niet voorziet, nader te onderzoeken
1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening daarvan, en werkt terug tot en met 1 januari 2010.
2. Dit convenant is van toepassing tot en met 31 december 2014. Dit convenant wordt vanaf 1 januari 2015 voor de duur van vijf jaren van rechtswege voortgezet, tenzij een partij het convenant vóór 1 januari 2014 schriftelijk heeft opgezegd. De partij die opzegt deelt daarbij aan de andere partij schriftelijk de redenen voor opzegging mee.
3. Dit convenant kan tijdens de geldigheidsduur ervan slechts worden opgezegd indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Opzegging geschiedt overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid, onder vermelding van de verandering van omstandigheden, en met een opzegtermijn van drie maanden, tenzij convenantspartners een andere datum van opzegging overeenkomen.
4. Indien het Rijk dit convenant op enig moment in dit tijdvak opzegt, wordt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde verplichting van de productschappen beperkt tot 20% van de in artikel 3 bedoelde bedragen, per volledig jaar dat het convenant feitelijk heeft gegolden, onverminderd het bepaalde in artikel 6, derde lid.
1. Dit convenant geldt onder de ontbindende voorwaarde dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen bezwaren heeft tegen één of meer onderdelen van het convenant, dan wel de uitvoering ervan. Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen bezwaren heeft tegen één of meer onderdelen van het convenant spannen de convenantspartijen zich in om deze bezwaren weg te nemen.
2. Dit convenant geldt onder de ontbindende voorwaarde dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de aanbieding van het convenant bezwaren heeft tegen één of meer onderdelen van het convenant, dan wel de uitvoering ervan.
3. Indien op enig moment één of meer bepalingen van dit convenant onverbindend blijken te zijn, treden partijen onverwijld in overleg teneinde te bezien in hoeverre het convenant kan worden aangepast zodat het convenant geen ontbindende of vernietigde bepalingen meer bevat, rekening houdend met het doel en de strekking van het convenant.
Aldus overeengekomen te’s-Gravenhage, 29 juni 2010
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.
De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees,
S.W.A. Lak.
De plaatsvervangend voorzitter van het Productschap Pluimvee en Eieren,
J.T. Wolleswinkel.
De voorzitter van het Productschap Zuivel
G.A. Koopstra.
Wijziging convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ, dd. 07-12-2009
7 december 2009
Aan:
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg
De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees, mr. S.W.A. Lak
De voorzitter van het Productschap Pluimvee en Eieren, drs. J.J. Ramekers
De voorzitter van het Productschap Zuivel, ir. G.A. Koopstra
Betreft:
Het huidige convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (nu: het convenant) loopt af op 31-12-2009. Eind 2008 hebben de betrokken convenantpartners richting elkaar bevestigd het convenant niet te willen opzeggen maar het overleg aan te willen gaan om te komen tot een voortzetting van het convenant. Overeenstemming over de inhoud van het nieuwe convenant dient voor 1-1-2010 te zijn bereikt.
Gedurende 2009 hebben de convenantpartners overleg gevoerd over de gewenste en/of benodigde aanpassingen aan het huidige convenant. Op 27-11-2009 is in het bestuurlijk overleg tussen vertegenwoordigers van de convenantpartners een inhoudelijk concept akkoord bereikt. Bijgevoegd document geeft een overzicht van de nieuwe afspraken en vormt daarmee de weerslag van de onderhandelingen.
Hierbij is een onderscheid gemaakt naar:
• Wijzigingen aan de kern(tekst) van het convenant,
• Afspraken verbonden aan het afsluiten van het nieuwe convenant, welke daartoe opgenomen zullen worden in een bijlage bij het convenant,
• Afspraken die gezamenlijk zullen worden uitgewerkt binnen de werkingssfeer van het convenant.
Betrokken convenantpartners verplichten zich er toe om bijgevoegde afspraken verder uit te werken in een formele (juridische) convenanttekst voor de periode 2010–2014.
De tekst van het convenant wordt van toepassing op de periode van 1-1-2010 tot en met 31-12-2014. Hieronder volgen de punten die een directe wijziging van de afspraken en daarmee de huidige tekst tot gevolg hebben.
In artikel 3 van het convenant worden de verplichtingen van de productschappen neergelegd ten aanzien van de financiering van kosten die binnen de werkingssfeer van het convenant gepaard gaan met de bestrijding van dierziekten.
De volgende verplichtingen (plafondbedragen per sector) zijn overeengekomen:
a. Voor runderen: 19,5 miljoen euro ten laste van het Productschap Zuivel,
b. Voor varkens: 68 miljoen euro, waarvan 42 miljoen euro uitsluitend ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse Varkenspest (AVP) en Swine Vesicular Disease (SVD), ten laste van het Productschap Vee en Vlees.
c. Voor pluimvee: 26 miljoen euro, waarvan 2 miljoen euro uitsluitend ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Newcastle Disease (NCD), ten laste van het Productschap Pluimvee en Eieren,
d. Voor schapen en geiten: 4,3 miljoen euro waarvan 1,35 miljoen euro uitsluitend ten behoeve van de bewaking en bestrijding van scrapie, ten laste van het Productschap voor Vee en Vlees.
Aanvullende bepalingen en opmerken bij de plafondbedragen:
Runderen
• Blauwtong:
Bij het vaststellen van het nieuwe plafondbedrag lopen de kosten voor de bewaking en bestrijding van Blauwtong mee. Afrekening tussen relevante sectoren vindt plaats via geldende convenantafspraken.
Varkens
• Bestrijdingsplicht SVD:
Indien gedurende deze convenantperiode de (EU)bestrijdingsplicht voor SVD vervalt, zal het betreffende subplafond voor varkens met 10 mln. euro verminderd worden,
• Wilde zwijnen:
LNV zet zich maximaal in om, voor zover dit binnen de invloedssfeer ligt van het Rijk, voor 1 juli 2010 de bestaande belemmeringen m.b.t. de handhaving van het nulstandbeleid voor wilde zwijnen weg te nemen. Indien dit niet per 1 juli 2010 is gerealiseerd, zal het plafond, niet zijnde bedoeld voor AVP en SVD, vanaf dat moment 19 miljoen euro bedragen.
Tevens zal LNV toezien op de correcte uitvoering, conform de geldende afspraken, van de monitoring voor Klassieke Varkenspest (KVP) en Mond- en klauwzeer (MKZ) bij wilde zwijnen in de leefgebieden voor deze dieren in Nederland.
Schapen en geiten
• Q-koorts:
Het onder d genoemde algemene plafond voor schapen en geiten zal vermeerderd worden met de kosten voor monitoring/bewaking, verdenking en voorzieningen ten behoeve van Q-koorts. De gerelateerde bedragen zullen in de maand december 2010 nader worden ingevuld op basis van de resultaten van het parallelle overleg tussen LNV en de sector.
Vanaf het moment dat LNV en de sector gezamenlijk constateren dat de actuele ‘uitbraak’ van Q-koorts onder controle is, zal Q-koorts volledig (dus inclusief de eventuele bestrijdingskosten) meelopen onder de bepalingen van het convenant, als onderdeel van het algemene plafond. Tot die tijd vindt de financiering van de bestrijdingskosten plaats in onderlinge afstemming tussen sector en LNV, mede als onderdeel van het door de sector ingediende plan van aanpak.
• TSE/scrapie bij geiten:
Indien er gedurende de convenantperiode TSE/scrapie wordt vastgesteld op een geitenbedrijf zullen convenantpartijen in overleg treden over de verdeling van de kosten en de aanpassing van het plafond. In aanleg zullen hierbij de basisregels uit het convenant worden gehanteerd. Bij de bepaling van het scrapie-plafond voor schapen/geiten is hier nu geen rekening mee gehouden.
• Blauwtong:
Bij het vaststellen van het nieuwe plafondbedrag lopen de kosten voor de bewaking en bestrijding van Blauwtong mee. Afrekening tussen relevante sectoren vindt plaats via geldende convenantafspraken.
• Onderscheid commerciële vs. hobbymatige dierhouders:
Aan het Productschap Vee en Vlees kunnen alleen de kosten worden doorberekend die voor de professionele schapen- en geitenhouderij worden gemaakt. Hiertoe zijn de plafondbedragen gecorrigeerd voor de kosten die gemaakt worden in relatie tot hobbymatig gehouden dieren. Zodra het Productschap Vee en Vlees de heffing kan innen per geslacht of geëxporteerd dier op basis van een goed werkend systeem van elektronische identificatie, wordt het plafond scrapie bijgesteld tot 1,65 miljoen euro en het overig plafond tot 3,5 miljoen euro (exclusief kosten Q-koorts).
Algemeen:
• Indien zich tijdens de convenantperiode nieuwe dierziekten (‘emerging diseases’) voordoen, die onder de reikwijdte van het convenant vallen maar waarmee bij het vaststellen van de plafonds geen rekening is gehouden, zullen overheid en sectoren gezamenlijk in overleg treden over de verdeling van de kosten en aanpassing van (het) plafond(s). In aanleg zullen hierbij de basisregels uit het convenant worden gehanteerd,
• De huidige bedragen zijn gebaseerd op de momenteel beschikbare gegevens en inschattingen. De definitieve bedragen zullen na een laatste gezamenlijke controle worden vastgesteld,
• Ook voor de varkenssector geldt dat, conform de bepalingen in art. 2 van het huidige convenant, de verplichting tot het afsluiten van een bankgarantie kan vervallen.
Extra destructiecapaciteit bij Rendac tijdens crises
De kosten voor extra destructiecapaciteit bij Rendac tijdens crises komen onder de post voorzieningen onder de werking van het convenant en worden daarmee op 50/50-basis gefinancierd door de convenantpartners. De totale kosten voor het Diergezondheidsfonds (DGF) bedragen maximaal 2 miljoen euro per jaar. LNV zal deze kosten het komende half jaar transparant maken en gezamenlijk zal bepaald worden hoe hoog deze reservecapaciteit daadwerkelijk dient te zijn. Deze kosten zijn nog niet meegenomen in de algemene plafonds en zullen separaat verrekend worden tussen de partners.
Vector-monitoring
De kosten voor de monitoring op vectoren zullen onder de post monitoring meelopen onder de werking van het convenant (financiering 50/50 tussen de overheid en sector). Afrekening tussen relevante sectoren vindt plaats via geldende convenantafspraken,
Hieronder volgen de afspraken die de convenantpartners zijn overeengekomen bij, en als onderdeel van, het afsluiten van het nieuwe convenant, welke daartoe opgenomen zullen worden in een bijlage bij het convenant,
De convenantpartners hebben de achterliggende periode een uitgebreide gezamenlijke analyse uitgevoerd naar de afzet van producten van gevaccineerde dieren. Dit heeft geleid tot een voorstel tot uitwerking van deze problematiek door een Commissie van deskundigen onder leiding van Prof R. Huirne van Wageningen Universiteit (WUR).
Dit voorstel voorziet in een vergoeding uit een collectief sectorfonds aan de individuele, vaccinerende ondernemer voor een vooraf gedefinieerde set van schadecomponenten. Het doel van de vergoeding is het stimuleren van maximale inspanning om eventuele dierziekte uitbraken (en daarmee de schade) zo beperkt mogelijk te houden.
Een gezamenlijke notitie over de benodigde (inhoudelijke) vervolgstappen is besproken en geaccordeerd in het bestuurlijke overleg DGF op 27/11/2009. Deze notitie zal met de aanvullingen uit het overleg op 27/11/2009 (m.b.t. tijdspad, rol betrokkenen bij verdere uitwerking en evaluatiemomenten, borging rol niet-convenantpartners zijnde mn. de retail) als bijlage worden toegevoegd aan het convenant.
In kort is inhoudelijk het volgende overeengekomen (voor 01-07-2010):
1. Kwantitatieve uitwerking voorstel Cie Huirne per sector (aard & omvang schade),
2. Uitwerking structuur en omvang van beoogde collectieve fonds/verzekering,
3. Uitwerking praktische afspraken in de sector m.b.t. kanalisatie van (producten van) gevaccineerde dieren per sector met betrokken stakeholders (‘draaiboek’),
4. Uitwerking afspraken tussen primaire sector, verwerkende industrie en retail over een gezamenlijke inspanning voor de vermarkting/afzet van producten van gevaccineerde dieren (‘ketenconvenant’, gezamenlijke verklaring),
5. Analyse van juridische aspecten i.r.t. de implementatie van het voorstel van de Cie Huirne,
Daarnaast zijn de partners overeengekomen dat:
6. sector en LNV zich gezamenlijk zullen inspannen om de opzet en inrichting van genoemd fonds tijdig, dat is voor de eerstvolgende mogelijkheid tot indiening, in te brengen binnen de kaders van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB, benutting art 68 voor aftopping risico sector),
7. in geval het niet lukt om bovengenoemd voorstel onder te brengen binnen artikel 68 van het GLB, LNV zich maximaal zal inspannen om binnen de juridische kaders te zoeken naar oplossingsrichtingen die hetzelfde effect sorteren. Randvoorwaarde hierbij is dat de inzet van de overheid er op gericht blijft om instrumenten vanuit de sector t.a.v. risicobeheersing te ondersteunen,
8. de convenantpartners zich (internationaal) blijven inspannen om vaccinatie als bestrijdingsinstrument breder geaccepteerd te krijgen om (daarmee) de schade door vaccinatie zo beperkt mogelijk te houden,
9. de sector in het verlengde van de realisatie van het voorstel van de Cie Huirne de tijdige en coöperatieve inzet van veehouders bij het uitvoeren van de vaccinaties in het kader van het bestrijdingsbeleid waarborgt.
Afwaardering broedeieren tijdens uitbraken AI
Afwaardering van broedeieren tijdens uitbraak van aviaire influenza (AI) geeft een forse gevolgschade voor de vermeerderaar welke niet vergoed wordt vanuit het DGF. Omdat deze problematiek drukt op de draagkracht van de pluimveesector en het draagvlak voor het bestrijdingsbeleid, is gezamenlijk nagedacht over mogelijke oplossingsrichtingen.
Hierbij is afgesproken dat:
1. de pluimveesector de inhoudelijke oplossingsrichtingen om de schade zo beperkt mogelijk te houden, met het oog op het onder 2 genoemde voorstel, tijdig verder zal uitwerken en toepassen (bijv. via kanalisatie van broedeieren, benutting alternatieve bestemmingen, etc.),
2. de pluimveesector en LNV zich committeren aan het tijdig, dat is voor de eerstvolgende mogelijkheid tot indiening, uitwerken van een aanvraag voor artikel 68 GLB-gelden voor de vorming van een fonds of verzekering voor het dekken van schade die ontstaat door de afwaardering van broedeieren ten tijde van AI. Hierbij zal waar mogelijk worden aangesloten bij bestaande initiatieven in de pluimveesector (bijv. Avipol),
3. in geval het niet lukt om bovengenoemd voorstel onder te brengen binnen artikel 68 van het GLB, LNV zich maximaal zal inspannen om binnen de juridische kaders te zoeken naar oplossingsrichtingen die hetzelfde effect sorteren. Randvoorwaarde hierbij is dat de inzet van de overheid er op gericht blijft om instrumenten vanuit de sector t.a.v. risicobeheersing te ondersteunen,
4. tot het moment dat de beoogde systematiek via het GLB operationeel is, LNV zich maximaal zal inspannen om binnen de juridische kaders te zoeken naar oplossingsrichtingen die hetzelfde effect sorteren als beoogd in het GLB-spoor. Randvoorwaarde hierbij is dat de inzet van de overheid er op gericht blijft om instrumenten vanuit de sector t.a.v. risicobeheersing te ondersteunen,
Beide partijen spannen zich in om de mogelijkheden tot fiscale reservering door primaire veehouderijbedrijven, met als doel de financiering van kosten voor dierziektebestrijding, nader te onderzoeken.
Sector en overheid zullen gezamenlijk criteria en randvoorwaarden ontwikkelen voor het inrichten van een kalkoencorridor tijdens een dierziekteuitbraak en deze in het draaiboek AI opnemen. Realisatiedatum; 1-07-2009.
Indien vervoersrestricties in de varkenshouderij als gevolg van dierziekteuitbraken langer dan 6 weken duren, kunnen welzijnsproblemen ontstaan op bedrijven. Afgesproken is dat maatregelen zullen worden ontwikkeld om deze problemen tegen te gaan en dat deze worden opgenomen in de bestaande draaiboeken voor MKZ en KVP. Vanaf het begin van een uitbraak kunnen dan al voorbereidingen getroffen worden voor een adequate regeling vanaf de zevende week van de uitbraak (o.a. goedkeuringstraject Brussel). Een soortgelijke analyse zal ook voor de andere sectoren worden uitgevoerd, waarbij deze sectoren dan ook wel zelf de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen om voor de eerste weken na een uitbraak voldoende voorzieningen te treffen om welzijnsproblemen te voorkomen.
LNV en sector hebben afgesproken dat de komende tijd gezamenlijk een analyse wordt uitgevoerd hoe de toepassing van het instrument uitsluitingsdiagnostiek (snelle PCR-test) gestimuleerd kan worden. Het is van groot belang dat varkenshouders, bij twijfel over een mogelijke uitbraak van klassieke varkenspest, snel nader onderzoek laten verrichten om een eventuele besmetting met KVP uit te sluiten dan wel te bevestigen.
Ten tijde van crises zal zoveel als mogelijk een natuurlijke compartimentering worden ingevoerd in natuurgebieden in Nederland, bv. door het tijdelijk afsluiten van wildtunnels. De draaiboeken MKZ en KVP zullen als zodanig worden aangepast.
Afspraken die in dit overzicht niet specifiek genoemd worden, worden als ongewijzigd beschouwd en de originele convenanttekst blijft hiervoor onverminderd van toepassing
Aldus overeengekomen op 7 december 2009.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.
De voorzitter van het Productschap Vee en Vlees,
S.W.A. Lak.
De plaatsvervangend voorzitter van het Productschap Pluimvee en Eieren,
J.T. Wolleswinkel.
De voorzitter van het Productschap Zuivel,
G.A. Koopstra.
Aangifteplichtige ziekten | Dierziekten die zijn meegenomen als vaste kostenpost bij het opstellen van het DGF convenant |
---|---|
art 2 en 3 Regeling Preventie en bestrijding | |
Afrikaanse varkenspest; | Afrikaanse varkenspest; |
blue tongue; | Bluetongue |
bovine spongiforme encefalopathie, scrapie en andere overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s); | BSE/TSE (m.u.v. BSE bij schapen en TSE bij geiten) |
brucellose; | Brucellose |
endemische leukose bij runderen; | endemische leukose bij runderen; |
klassieke varkenspest (KVP) | klassieke varkenspest (KVP) |
mond- en klauwzeer (MKZ) | mond- en klauwzeer (MKZ) |
pseudo-vogelpest (NCD) | pseudo-vogelpest (NCD) |
Q-koorts. | Q-koorts |
tuberculose ten gevolge van Mycobacterium tuberculosis complex; | Tuberculose |
vesiculaire varkensziekte; | SVD |
vogelpest (AI) | vogelpest (AI) Brucella melitensis |
Aangifte plichtige ziekten die niet zijn meegenomen als vaste kostenpost bij het opstellen van het DGF convenant | |
besmettelijke bovine pleuropneumonie; | besmettelijke bovine pleuropneumonie; |
infectieuze anemie; | infectieuze anemie; |
m. trichinellose; | m. trichinellose; |
miltvuur; | miltvuur; |
nodulaire dermatose (lumpy skin disease); | nodulaire dermatose (lumpy skin disease); |
pest van de kleine herkauwer; | pest van de kleine herkauwer; |
rabies; | rabies; |
Rift Valley koorts; | Rift Valley koorts; |
runderpest; | runderpest; |
schape- en geitepokken; | schape- en geitepokken; |
Teschener-ziekte (besmettelijke varkensverlamming); | Teschener-ziekte (besmettelijke varkensverlamming); |
vesiculaire stomatitis; | vesiculaire stomatitis; |
ziekte van Aujeszky; | ziekte van Aujeszky; |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-11754.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.