TOELICHTING
Algemeen
Achtergrond van deze regeling
Met de wijziging van de Financiële-verhoudingswet (hierna
genoemd: de wet) en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere
regels over uitkeringen uit de algemene fondsen en over specifieke uitkeringen
(Stb. 2008, nr.
312) heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
instrumenten ter bevordering van de decentralisatie van beleid, het verminderen
van het aantal specifieke uitkeringen en van de bestuurlijke lasten ter
beschikking gekregen. Een belangrijk nieuw instrument is de
verzameluitkering.
Als een bedrag voor een specifieke uitkering aan een gemeente of
provincie lager is dan een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld
bedrag, kan dit slechts worden verstrekt als onderdeel van een
verzameluitkering (artikel 15a, derde lid, en artikel 16a van de wet). In het
Besluit tot wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met
het vaststellen van het grensbedrag voor de verzameluitkeringen en aanpassing
van enkele besluiten in verband met de verstrekking van de verzameluitkeringen
(Stb. 2008, nr.
557) is het grensbedrag voor de verzameluitkering op € 10 miljoen per
jaar per beleidsthema vastgesteld. Artikel 16a, vijfde lid, geeft de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid om nadere regels
te stellen over de verstrekking, de betaling, waaronder de bevoorschotting, de
vaststelling en de terugvordering van verzameluitkeringen. Deze regeling
voorziet hierin.
Verzameluitkering en begroting
De vertaling van de in artikel 18, tweede lid, van de wet
genoemde begrotingsdata van de verzameluitkering naar de interne planning- en
controlcyclus van het Rijk vindt plaats door voor de verzameluitkering
relevante data op te nemen in de Regeling Rijksbegrotingvoorschriften
(http://rbv.minfin.nl/tijdschema). Deze voorschriften worden jaarlijks
uitgebracht door de Minister van Financiën. In deze regeling is onder meer
bepaald dat de vakministers uiterlijk op 1 augustus aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dienen aan te geven welke
beleidsthema’s (en welke bedragen) worden opgenomen in de verzameluitkering.
Tevens dienen vakministers wijzigingen ten opzichte van de in de
ontwerpbegroting opgenomen beleidsthema’s en bedragen uiterlijk op 1 april
respectievelijk 1 oktober te melden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Bedragen ten behoeve van een verzameluitkering worden door
de vakministers in de departementale (ontwerp-)begrotingen opgenomen in het
begrotingsartikel met de omschrijving Algemeen. Ze wordenniet aan een
beleidsartikel toegedeeld (artikel 16a, tweede lid, van de wet).
Verdeling verzameluitkering en communicatie naar
medeoverheden
Met het uitkomen van de departementale ontwerpbegrotingen is de
omvang van de verzameluitkeringen – onderverdeeld naar beleidsthema’s – bekend.
Tevens zijn met het uitkomen van de departementale ontwerpbegrotingen de
algemene doelstellingen van de beleidsartikelen gepubliceerd. Deze
doelstellingen van het ministerie, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid,
onderdeel a, van de Comptabiliteitswet 2001, zijn van belang voor de
verantwoording. Immers, op grond van artikel 16a, zesde lid, van de wet dient
de verzameluitkering binnen de algemene doelstellingen van het ministerie te
worden besteed.
De volgende stap is het vaststellen en bekendmaken van de
verdeling van de verzameluitkeringen over de gemeenten en provincies (hierna
medeoverheden). In het eerste lid van artikel 2 is bepaald dat het bedrag van
de verzameluitkering(en) per medeoverheid, onderverdeeld naar beleidsthema,
uiterlijk 15 november, voorafgaand aan het begrotingsjaar aan de desbetreffende
medeoverheid wordt bekendgemaakt. Hiertoe verstrekt de vakminister jaarlijks
voor 15 september voorafgaand aan het uitkeringsjaar aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de relevante verdelingsgegevens.
Wijziging(en) in de verzameluitkering(en) na de kennisgeving op
uiterlijk 15 november kunnen nog op twee momenten plaatsvinden, te weten bij de
indiening van de eerste en de tweede suppletoire begrotingswet in het
uitvoeringsjaar van de verzameluitkering. In het tweede lid van artikel 2 is
bepaald dat betrokken medeoverheden over deze wijziging(en) uiterlijk 1 juni
(bij tweede suppletoire begroting: 1 december) van het uitvoeringsjaar worden
geïnformeerd. Hiertoe verstrekt de vakminister ingevolge de Regeling
Rijksbegrotingsvoorschriften uiterlijk op 1 april of bij tweede suppletoire
begroting uiterlijk op 1 oktober van het uitkeringsjaar aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een nieuw overzicht. Hierin geeft de
vakminister de gewijzigde verdeling aan van de in de begroting opgenomen
verzameluitkering naar de individuele medeoverheden onderverdeeld naar
beleidsthema.
Verstrekking en betaling
In artikel 3 van de regeling is bepaald dat de bevoorschotting
van de verzameluitkering geschiedt in 12 maandelijkse termijnen. Ter informatie
ontvangt elke medeoverheid in december voorafgaand aan het uitkeringsjaar een
individueel financieel afschrift van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties waarin de per beleidsthema de te bevoorschotten bedragen
zijn opgenomen. Indien op een van de twee wijzigingsmomenten (bij eerste en
tweede suppletoire begroting, zie hiervoor) het bedrag van één of meer
verzameluitkeringen wordt aangepast, vindt aanpassing van het maandelijkse
bedrag plaats per 1 juni (bij tweede suppletoire begroting: 1 december) van het
uitvoeringsjaar. Ook hiervan worden de desbetreffende medeoverheden op de
hoogte gebracht.
Vaststelling en terugvordering
In het eerste lid van artikel 4 is aangegeven dat de
verantwoording van de verzameluitkeringen – net als alle andere specifieke
uitkeringen – verloopt via het principe van single information en single audit
(sisa), zoals voorgeschreven in artikel 17a van de wet. De
verantwoordingsinformatie, zijnde een opgave van het totaal bestede bedrag aan
de verzameluitkering (zonder onderscheid naar beleidsthema’s), betrekking
hebbend op de algemene doelstelling van het ministerie waarvan de
verzameluitkering afkomstig is, wordt door de medeoverheid conform het principe
van sisa jaarlijks uiterlijk 15 juli volgend op het begrotingsjaar aan de
minister verstrekt.
De minister is bevoegd om de verantwoording van de
verzameluitkering verder af te wikkelen. De minister stelt de
verzameluitkeringen op basis van de aangeleverde verantwoordingsinformatie vast
op uiterlijk 1 maart van het tweede jaar volgend op het uitvoeringsjaar. Deze
vaststelling geschiedt bij beschikking (artikel 4, eerste lid).
In het tweede lid van artikel 4 is geregeld dat de minister de
verstrekte voorschotten voor de omvang van de onderbesteding of niet
rechtmatige besteding en/of tekortkoming terug kan vorderen:
– Als er geen of onjuiste informatie is verstrekt stelt de
minister de uitkering vast op nul en wordt het bevoorschotte bedrag
teruggevorderd.
– Als uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat een
verzameluitkering geheel of gedeeltelijk niet is besteed, vordert de minister
terug voor het niet bestede deel.
– Als de accountant van de medeoverheid in het verslag van
bevindingen, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, onderdeel b, van de wet,
rapporteert dat de gemeente of provincie de middelen van de
verzameluitkering(en) (gedeeltelijk) niet rechtmatig heeft besteed, vordert de
minister terug voor het niet rechtmatig besteed bedrag. Van niet rechtmatige
besteding is sprake als de verzameluitkering niet is besteed binnen de algemene
doelstellingen van het ministerie waarvan de verzameluitkering afkomstig is
(artikel 16a, zesde lid, van de wet).
– Als de accountant van de medeoverheid in het verslag van
bevindingen, als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, onder b, van de wet,
rapporteert dat het onzeker is of de medeoverheid de middelen van de
verzameluitkering(en) geheel of gedeeltelijk rechtmatig heeft besteed, vordert
de minister terug voor het bedrag van de onzekerheid.
De verstrekking van een verzameluitkering: een
voorbeeld
Ter illustratie van een en ander volgt hier een voorbeeld. De
verzameluitkering voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) kan worden opgebouwd uit verschillende beleidsthema’s van elk maximaal
€ 10 miljoen. Momenteel vallen de specifieke uitkeringen Programma Verbindende
Schakels en Handhavingssubsidies onder dit grensbedrag. Per beleidsthema kan
het ministerie van SZW een unieke verdeling van de middelen voorstellen. Zo kan
een gemeente wel in aanmerking komen voor het Programma Verbindende Schakels
maar niet voor Handhavingssubsidies of vice versa. Ook kan een gemeente voor
géén, of juist voor béide onderdelen in aanmerking komen. SZW geeft aan BZK
door welke gemeente welk bedrag ontvangt voor welk beleidsthema. BZK maakt dit
bij beschikking bekend aan de betrokken gemeenten. De gemeente ontvangt
vervolgens één bedrag voor de verzameluitkering SZW. Dit bedrag is het totaal
van de bedragen voor de relevante beleidsthema’s. De gemeente hoeft het bedrag
niet te besteden aan het desbetreffende beleidsthema(’s), maar mag het geld ook
aan bijvoorbeeld schuldhulpverlening besteden, zolang het geld maar wordt
besteed binnen de brede doelstelling van het ministerie van SZW. In het kader
van single information en single audit dient de gemeente na afloop van het
uitvoeringsjaar slechts het bedrag te verantwoorden in de bijlage bij de
gemeentelijke jaarrekening dat is besteed aan de verzameluitkering SZW. Een
uitsplitsing naar beleidsthema wordt dus niet gemaakt.
Adviezen VNG en IPO
De ministeriële regeling is voorgelegd aan de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO). VNG en IPO
zijn beide akkoord met deze regeling.
De Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.