Wijziging Circulaire sanering waterbodems 2008

3 april 2009

Nr. VENW/DGW-2009/368

Hoofddirectie Juridische Zaken

Aan:

de Colleges van Gedeputeerde Staten

de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat

de Directeur-Generaal en de Hoofdingenieur-Directeuren van de regionale diensten van Rijkswaterstaat

de besturen van de waterschappen

de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

cc IPO en UvW

Geachte heer, mevrouw,

Met deze circulaire wil ik u informeren over een wijziging van bijlage 1 bij de Circulaire sanering waterbodems 2008. Deze wijziging treedt in werking op het moment dat de Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van .. 2009, nr. DP2009022476, houdende wijziging van de Regeling bodemkwaliteit, de Regeling uniforme saneringen, de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming en de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 in werking treedt.

1. Wijziging van bijlage 1

Bijlage 1 van de Circulaire sanering waterbodems 2008 wordt vervangen door de volgende bijlage:

Bijlage 1

Interventiewaarden bodem onder oppervlaktewater (waterbodem)
 

Interventiewaarden bodem onder oppervlaktewater

Stof(groep)1

mg/kg d.s.

1. Metalen

 

antimoon (Sb)

15

arseen (As)

85

barium (Ba)6

 

cadmium (Cd)

14

chroom (Cr)

380

kobalt (Co)

240

koper (Cu)

190

kwik (Hg)

10

lood (Pb)

580

molybdeen (Mo)

200

nikkel (Ni)

210

zink (Zn)

2000

2. Overige anorganische stoffen

 

cyanide (vrij)

20

cyanide-complex

50

thiocyanaten (som)

20

3. Aromatische stoffen

 

benzeen

1

ethylbenzeen

50

tolueen

130

xylenen (som)

25

styreen (vinylbenzeen)

100

fenol

40

cresolen (som)

5

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's)

 

PAK's totaal (som 10)

40

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

 

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen 

 

monochlooretheen (vinylchloride)2

0,1

dichloormethaan

10

1,1-dichloorethaan

15

1,2-dichloorethaan

4

1,1-dichlooretheen2

0,33

1,2-dichlooretheen (som)

1

dichloorpropanen

2

trichloormethaan (chloroform)

10

1,1,1-trichloorethaan

15

1,1,2-trichloorethaan

10

trichlooretheen (Tri)

60

tetrachloormethaan (Tetra)

1

tetrachlooretheen (Per)

4

b. chloorbenzenen

 

chloorbenzenen (som)

30

c. chloorfenolen

 

pentachloorfenol

5

chloorfenolen (som)

10

d. polychloorbifenylen (PCB's)

 

PCB’s (som 7)

1

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen 

monochlooranilinen (som)

50

chloornaftaleen (som)

10

6. Bestrijdingsmiddelen

 

a. organochloorbestrijdingsmiddelen 

 

chloordaan (som)

4

DDT/DDE/DDD (som)

4

drins (som)

4

a-endosulfan

4

HCH-verbindingen (som)

2

heptachloor

4

heptachloorepoxide (som)

4

c. organotin bestrijdingsmiddelen

 

organotin verbindingen (som)

2,5

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden 

 

MCPA

4

e. overige bestrijdingsmiddelen

 

atrazine

6

carbaryl

5

carbofuran

2

7. Overige stoffen

 

Asbest4

100

cyclohexanon

45

ftalaten (som)

60

minerale olie5

5000

pyridine

0,5

tetrahydrofuran

2

tetrahydrothiofeen

90

tribroommethaan (bromoform)

75

Verklaring symbolen in tabel:

(1) Voor de definitie van somparameters wordt verwezen naar bijlage N van de regeling Bodemkwaliteit. De definitie van sommige somparameters is verschillend voor de landbodem en de waterbodem. Achter de somparameter wordt vermeld welke van de twee definities gehanteerd moet worden.

(2) De Interventiewaarde van deze stoffen zijn gelijk of kleiner dan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid). Indien de stof wordt aangetoond moeten de risico’s nader worden onderzocht. Bij het aantreffen van vinylchloride of 1,1-dichlooretheen moet tevens het grondwater worden onderzocht.

(3) De Interventiewaarde waterbodem is gelijk (gesteld) aan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid).

(4) Zijnde het gehalte serpentijnasbest plus tienmaal het gehalte amfiboolasbest. Deze eis bedraagt 0 mg/kg d.s. indien niet is voldaan aan artikel 2, onder b, van het Productenbesluit Asbest.

(5) Minerale olie heeft betrekking op de som van de (al dan niet) vertakte alkanen. Indien er enigerlei vorm van verontreiniging met minerale olie wordt aangetoond in grond/baggerspecie, dan dient naast het gehalte aan minerale olie ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen bepaald te worden.

(6) De normen voor barium zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s. Deze voormalige interventiewaarde is op dezelfde manier onderbouwd als de interventiewaarden voor de meeste andere metalen.

Indicatieve interventiewaarden voor overige stoffen zijn vanwege de ongelijkwaardige status in deze tabel niet opgenomen.

Voor indicatieve interventiewaarden wordt verwezen naar www.helpdeskwater.nl/normen_zoeksysteem/normen.php

2. Toelichting

De wijziging van bijlage 1 bij de circulaire heeft betrekking op het vervallen van de interventiewaarde voor barium, het vervallen van indicatieve interventiewaarden en het aanpassen van voetnoten en verwijzingen.

2.1 Interventiewaarde barium

Ten tijde van de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit is in overleg met de decentrale overheden en het bedrijfsleven afgesproken om het standaard analysepakket voor bodem uit te breiden met de stof barium. Dit gebeurde op basis van inzichten over het in lichte mate diffuus voorkomen van barium in de (water)bodem. Door het opnemen van deze stof in het standaard analysepakket, is sinds de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit veel inzicht verkregen in de aanwezigheid van deze stof in de bodem. Barium wordt vaak in hoge gehalten aangetroffen. Belangrijke oorzaak daarvoor is dat deze stof van nature voorkomt in de bodem. Het hoge gehalte van barium in de bodem leidt momenteel tot stagnatie in het hergebruik van vrijkomende grond en baggerspecie en tot meer saneringsgevallen. Aan RIVM is gevraagd advies te geven over aanpassing van de norm voor barium. De nader verkregen inzichten over het van nature voorkomen van barium in de Nederlandse bodem zal daarbij een rol spelen. In afwachting van dit advies is besloten om voor barium (tijdelijk) geen normen te hanteren. Binnen enkele jaren zal voor barium een nieuw toetsingskader worden geïntroduceerd.

2.2 Indicatieve interventiewaarden

De waarden voor ‘acrylonitril’, ‘formaldehyde’, ‘methyl-tert-butyl ether (MTBE)’ en ‘dioxine (som I-TEQ)’ in de tabel waren interventiewaarden op indicatieve niveaus.

De indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan de interventiewaarden. De status van de indicatieve niveaus is daarom niet gelijk aan de status van de interventiewaarde en zijn voor overige stoffen eveneens niet in deze circulaire opgenomen. Over- of onderschrijding van de indicatieve niveaus heeft derhalve niet direct consequenties voor wat betreft het nemen van een beslissing over de ernst van de verontreiniging door het bevoegd gezag.

2.3 Voetnoten en verwijzingen

De wijzigingen betreffen verduidelijking en het vervallen van voetnoten en verwijzingen die niet correct en of niet relevant zijn voor de interventiewaarden in deze circulaire.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

Naar boven