Regeling van de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 maart 2009, nr. DGM/Rb/2009008865, houdende tijdelijke wijziging van de Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008 (tijdelijke uitzondering mengverbod)

De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 124, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming;

Besluiten:

ARTIKEL I

In de Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008 wordt na artikel 8 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

  • 1. Het verbod om afval van natuurlijke bronnen te mengen met afval van natuurlijke bronnen met een lagere activiteitsconcentratie of met andere soortgelijke afvalstoffen geldt, in afwijking van artikel 110a, juncto artikel 38, vijfde lid, van het Besluit stralingsbescherming, niet indien wordt aangetoond dat het mengen geen groter gevaar, grotere schade of meer hinder veroorzaakt dan in het geval het afval van natuurlijke bronnen niet zou worden gemengd.

  • 2. Dit artikel vervalt een jaar na de datum van inwerkingtreding ervan.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

In de praktijk is gebleken dat de huidige formulering van artikel 110a van het Besluit stralingsbescherming (hierna: Bs) er voor zorgt dat in sommige gevallen bepaalde verwerkingsprocessen van afvalstoffen van natuurlijke bronnen binnen een bedrijf onbedoeld geen doorgang meer kunnen vinden. Artikel 110 a van het Bs was juist bedoeld om het mengen van afval van natuurlijke bronnen wel mogelijk te maken indien dat mengen onderdeel uitmaakt van het normale verwerkingsproces van een bedrijf. Dit houdt in dat door het mengen het aantal handelingen in het verwerkingsproces van afvalstoffen van natuurlijke bronnen wordt beperkt om zodoende de stralingsbelasting zo laag mogelijk te houden.

De huidige formulering van artikel 110a van het Bs leidt ertoe dat het mengen van afvalstoffen van natuurlijke bronnen ook als onderdeel van een normaal verwerkingsproces niet is toegestaan.

In de voorloper van de huidige Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008 stond een artikel dat bijna gelijkluidend was aan het nieuwe artikel 8a, namelijk het vervallen artikel 9 van de (tijdelijke) Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling, die mede gebaseerd was op artikel 124 van het Bs. Een deel van die regeling is overgeheveld naar het Bs, maar abusievelijk is de uitzondering op het verbod niet mede overgeheveld naar dat besluit.

Nu een aantal verwerkingsmethoden voor radioactieve afvalstoffen van natuurlijke bronnen als gevolg van dat verzuim is komen stil te liggen, is het noodzakelijk opnieuw ingevolge artikel 124 van genoemd besluit, in afwachting van een spoedig in procedure te brengen definitieve regeling ervan in genoemd besluit, een oplossing voor het nijpende probleem te bieden. Door middel van het nieuwe tijdelijke artikel 8a zal de normale procesgang doorgang kunnen vinden, ook al zou dit in feite menging van afvalstoffen inhouden. Zo zal een boot die langs booreilanden vaart, de sludges aldaar in een tank kunnen verzamelen, ook al zou dit ‘mengen’ inhouden. Ook is het daarmee toegestaan om voorraden die tot dusverre, na scheiding van natuurlijke bronnen met verschillende activiteitsconcentraties, verzameld zijn in grote vaten die nog niet vol zijn, af te vullen met natuurlijke bronnen zonder scheiding. Een en ander is echter ingevolge artikel 8a alleen toegestaan indien wordt aangetoond dat het mengen geen groter gevaar of grotere schade of hinder veroorzaakt dan in het geval dat het radioactief afval van natuurlijke bronnen niet zou worden gemengd. Sommige vaten en dergelijke zullen wat meer radioactiviteit bevatten, maar andere juist veel minder. Bij de beoordeling van de omvang van het aspect gevaar, schade of hinder dient het gehele vervolgtraject te worden beschouwd, dus inclusief de verdere verwerking en de eventuele eindberging.

Artikel 8a behelst dus een tijdelijke afwijking van het verbod in artikel 38, vijfde lid, en van artikel 110a van het Bs om radioactieve afvalstoffen te mengen met het doel de activiteitsconcentratie van de stoffen te verlagen. Zoals uit de bewoordingen van artikel 110a van het Bs blijkt, valt onder dit verbod echter niet het mengen van radioactieve afvalstoffen afkomstig van natuurlijke bronnen zonder dat dit als doel heeft de activiteitsconcentratie van die stoffen te verlagen. In dat geval is er dus geen sprake van een afwijking van het verbod van artikel 38, vijfde lid, en artikel 110a van het Bs en is het mengen dus toegestaan.

De regelingheeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De regeling hoeft niet te worden genotificeerd omdat er geen nieuwe eisen worden gesteld.

Tot slot zij vermeld dat de regeling ingevolge artikel 124, eerste lid, van het Bs vervalt een jaar nadat zij in werking is getreden, of, indien binnen die termijn een wijziging van de betrokken bepaling van dat besluit (artikel 110a) in werking is getreden, op het tijdstip waarop die wijziging in werking treedt. Bij ministeriële regeling kan de termijn ingevolge datzelfde artikellid eenmaal met ten hoogste een jaar worden verlengd. In artikel 8a, tweede lid, van de onderhavige regeling is de tijdelijkheid van artikel 8a geregeld.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven