De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op:
Richtlijn nr. 90/426/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke
voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEG L 224);
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling
van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEU L 31);
Richtlijn nr. 2004/68/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften
voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG
en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PbEU L 139);
Richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften
voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren
(PbEG L 328);
Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling
van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong
(PbEG L 224);
Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 maart 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke
voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PbEG L 84);
Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een
lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in
en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PbEU L 226);
Beschikking 2008/946/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn
2006/88/EG van de Raad wat betreft de quarantainevoorschriften voor aquacultuurdieren (PbEG L 337);
Verordening (EG) nr. 1251/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn
2006/88/EG van de Raad wat betreft de voorwaarden en certificeringsvoorschriften voor het in de handel brengen en de invoer
in de Gemeenschap van aquacultuurdieren en producten daarvan en tot vaststelling van een lijst van vectorsoorten (PbEG L 337);
Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 tot vaststelling van
communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen
van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG
van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 152/11);
Verordening (EG) nr. 616/2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 juli 2009 houdende uitvoeringsbepalingen
van Richtlijn 2005/94/EG wat betreft de goedkeuring van compartimenten voor pluimvee en compartimenten voor andere in gevangenschap
levende vogels ten aanzien van aviaire influenza en aanvullende voorzorgsmaatregelen op het gebied van de bioveiligheid in
dergelijke compartimenten (PbEU L 181), alsmede
de artikelen 10, 11, 12, 13, 15, 17, 34 en 40, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 77, 81, 94, eerste lid, en 107 van de Gezondheids-
en welzijnswet voor dieren, de artikelen 5 en 44 van de Diergeneesmiddelenwet, artikel 28, eerste lid, van de Kaderwet diervoeders,
de artikelen 19 en 23 van de Landbouwwet, artikel 7, tweede en derde lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde
1990 en de artikelen 2, 3, 4, 5 en 8 van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing
van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling handel levende dieren en levende producten1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de begripsbepaling van ‘quarantainevoorziening’.
2. Na de begripsbepaling van ‘verordening (EG) 1/2005’ wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
- verordening (EG) nr. 798/2008:
verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een
lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in
en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PbEU L 226);
B
Artikel 2.63 komt te luiden:
Artikel 2.63
1. Een verzamelcentrum voor varkens of voor runderen wordt voor de toepassing van deze regeling geacht te zijn erkend, indien
deze door de Minister is erkend op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring
van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.
2. Een verzamelcentrum voor schapen of geiten wordt voor de toepassing van deze regeling geacht te zijn erkend, indien deze
door de Minister is erkend op grond van artikel 21, vierde lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke
dierziekten en zoönosen en TSE’s.
C
In artikel 3.1 vervalt de begripsbepaling van ‘richtlijn 72/462/EEG’.
D
Artikel 3.3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘artikel 32 van de Regelingpreventie, bestrijdingenmonitoringvanbesmettelijkedierziektenen zoönosen en TSE’s’
wordt vervangen door: artikel 43 van de Regelingpreventie, bestrijdingenmonitoringvanbesmettelijkedierziektenen zoönosen en
TSE’s.
2. De zinsnede ‘die via een op grond van artikel 30 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten
en zoönosen en TSE’s erkend runderverzamelcentrum buiten Nederland gebracht worden’ wordt vervangen door: die via een erkend
runderverzamelcentrum buiten Nederland gebracht worden.
E
Artikel 3.4, onderdeel a, eerste gedachtestreepje, komt te luiden:
F
In artikel 3.7 wordt de zinsnede ‘overeenkomstig artikel 2.6, tweede lid’ vervangen door: overeenkomstig artikel 2.63, eerste
lid.
G
In artikel 3.14, tweede gedachtestreepje, wordt de zinsnede ‘vervoerd naar een overeenkomstig artikel 30 van de Regeling preventie,
bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s erkend runderverzamelcentrum’ vervangen door:
vervoerd naar een erkend runderverzamelcentrum.
H
Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘de artikelen 29 tot en met 38 van de Regelingpreventie, bestrijding en monitoring van
besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s’ vervangen door: de artikelen 21, eerste lid, 23 en 43 tot en met 46 van de
Regelingpreventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.
I
Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van ‘richtlijn 72/462/EEG’ vervalt.
2. In de begripsbepaling van varkensverzamelcentrum wordt ‘artikel 22 van de Regelingpreventie, bestrijdingenmonitoringvanbesmettelijkedierziektenen
zoönosen en TSE’s’ vervangen door: artikel 21, eerste lid, van de Regelingpreventie, bestrijdingenmonitoringvanbesmettelijkedierziektenen
zoönosen en TSE’s.
J
In artikel 4.7b, eerste lid, wordt ‘Indien varkens bijeen worden gebracht op een ingevolge artikel 21 van de Regeling preventie,
bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s erkend varkensverzamelcentrum’ vervangen door:
Indien varkens bijeen worden gebracht op een erkend varkensverzamelcentrum.
K
In artikel 4.7c, wordt ‘artikel 41, eerste lid, van de Regelingpreventie, bestrijdingenmonitoringvanbesmettelijkedierziektenen
zoönosen en TSE’s’ vervangen door: artikel 41 van de Regelingpreventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten
en zoönosen en TSE’s.
L
In artikel 5.8, vijfde lid, wordt ‘gesteld in een krachtens artikel 19, onderdeel ii, van richtlijn 90/426/EEG vastgestelde
communautaire uitvoeringsmaatregel’ vervangen door: gesteld in een krachtens artikel 19, onderdeel i of ii, van richtlijn
nr. 90/426/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.
M
In artikel 6.1 vervalt de begripsbepaling van ‘specifieke pathogenen vrije eieren’.
N
In artikel 6.7 worden na het achtste lid twee leden toegevoegd, luidende:
9. Onverminderd het bepaalde in het eerste tot en met het zevende lid, voldoen pluimvee en broedeieren aan de voorschriften
van verordening (EG) nr. 798/2008 die niet strekken ter uitvoering van de in het eerste tot en met zevende lid genoemde artikelen
van richtlijn nr. 90/539/EEG.
10. De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in verordening (EG) nr. 798/2008.
O
Artikel 6.11 komt te luiden:
Artikel 6.11
1. De kosten die voortvloeien uit het houden als bedoeld in onderdeel II, onder 1 en 2, van Bijlage VIII, onderscheidenlijk
het houden als bedoeld in onderdeel II, onder 2 en 3, van Bijlage IX bij verordening (EG) nr. 798/2008, van ingevoerd fok-
en gebruikspluimvee, ingevoerde fok- en gebruiksloopvogels, of van eendagskuikens of ingevoerde broedeieren van de in dit
lid bedoelde dieren, komen voor rekening van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde.
2. Indien tijdens de periode, bedoeld in onderdeel II, onder 1, sub a en b, en onder 2, van Bijlage VIII, onderscheidenlijk
de periode, bedoeld in onderdeel II, onder 2, sub a en b, en onder 3, van Bijlage IX bij verordening (EG) nr. 798/2008, de
ziekte van Newcastle of aviaire influenza uitbreekt onder het in Nederland gebrachte fok- en gebruikspluimvee, de in Nederland
gebrachte fok- en gebruiksloopvogels, de eendagskuikens van de in dit lid bedoelde dieren, het pluimvee dat voortkomt onderscheidenlijk
de loopvogels die voortkomen uit de in Nederland gebrachte broedeieren, of onder de niet in Nederland gebrachte dieren die
de in het eerste lid bedoelde ingevoerde broedeieren hebben gelegd, draagt de eigenaar, houder of hoeder van die dieren onderscheidenlijk
broedeieren alle dieren onderscheidenlijk alle broedeieren onmiddellijk aan de ambtenaar ter vernietiging over, waarbij de
kosten van de vernietiging voor rekening van de eigenaar, houder of hoeder zijn.
3. De eigenaar, houder of hoeder van het overeenkomstig verordening (EG) nr. 798/2008 in Nederland gebrachte fok- en gebruikspluimvee,
de in Nederland gebrachte fok- en gebruiksloopvogels, de eendagskuikens van de in dit lid bedoelde dieren, of het pluimvee
dat voortkomt uit de in Nederland gebrachte broedeieren, dat onderscheidenlijk die bij aankomst op het bedrijf van bestemming
dan wel tijdens de in het tweede lid bedoelde periode zijn gestorven, stuurt deze dieren, met inachtneming van de door de
toezichthoudende ambtenaar gegeven aanwijzingen, naar een naar het oordeel van onze Minister voldoende toegerust laboratorium
ten behoeve van onderzoek.
4. De in onderdeel II, onder 1, van Bijlage VIII bij verordening (EG) nr. 798/2008 bedoelde tests worden, voor zover deze betrekking
hebben op aviaire influenza of Newcastle disease, uitgevoerd bij het Centraal Veterinair Instituut, te Lelystad.
5. De ondernemer bewaart de testuitslagen van de in het vierde lid bedoelde tests gedurende een periode van drie jaren op zijn
bedrijf en legt, op verzoek van een ambtenaar, de desbetreffende uitslagen over.
P
In artikel 7.9, tweede lid, wordt ‘artikel 40 tot en met 43 van de Regelingpreventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke
dierziekten en zoönosen en TSE’s’ vervangen door: de artikelen 21, vierde lid, 24, 47 en 48 van de Regelingpreventie, bestrijding
en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.
Q
In artikel 8.1 vervalt de begripsbepaling van ‘quarantainestation’.
R
In artikel 8.6a, eerste lid, wordt ‘Een quarantainevoorziening of quarantainestation’ vervangen door: Een quarantainevoorziening
als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, onder i en ii, van verordening 318/2007 of quarantainestation als bedoeld in artikel
3, onderdeel e, onder i, van verordening 318/2007.
ARTIKEL II
De Regeling toegelaten handelingen2 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. wet:
Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;
- b. UDD-diergeneesmiddel:
diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 78 van de Diergeneesmiddelenregeling.
B
Artikel 4, onderdeel j, komt te luiden:
ARTIKEL III
In artikel 12 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn3 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL IV
De Diergeneesmiddelenregeling4 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel u door een puntkomma, onderdelen
toegevoegd, luidende:
w. verordening (EEG) nr. 2377/90: verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 houdende
een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224);
x. verordening (EG) nr. 470/2009: verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch
werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en
tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het
Europees Parlement en de Raad (PbEU L 152/11).
B
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Onderdeel a van het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
a. substanties die niet zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EEG) nr. 2377/90 of, indien en voor zover de
in artikel 27, eerste lid, van verordening (EG) nr. 470/2009 bedoelde verordening in werking is getreden en de bijlagen bij
verordening (EEG) nr. 2377/90 niet langer van toepassing zijn, substanties die niet in een lijst zijn ingedeeld overeenkomstig
artikel 14, tweede lid, onderdeel a, b of c, van verordening (EG) nr. 470/2009.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft uitsluitend betrekking op de in dat onderdeel bedoelde substanties,
voor zoverhet desbetreffende diergeneesmiddel is bestemd of mede is bestemd om bij voedselproducerende dieren te worden toegepast.
C
Artikel 82, onderdeel d, komt te luiden:
d. substanties die niet zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EEG) nr. 2377/90 of, indien en voor zover de
in artikel 27, eerste lid, van verordening (EG) nr. 470/2009 bedoelde verordening in werking is getreden en de bijlagen bij
verordening (EEG) nr. 2377/90 niet langer van toepassing zijn, substanties die niet in een lijst zijn ingedeeld overeenkomstig
artikel 14, tweede lid, onderdeel a, b of c van verordening (EG) nr. 470/2009;.
ARTIKEL V
De Regeling diervoeders5 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel dd door een puntkomma, onderdelen toegevoegd,
luidende:
ee. verordening (EEG) nr. 2377/90: verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990
houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig
gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224);
ff. verordening (EG) nr. 470/2009: verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch
werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en
tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het
Europees Parlement en de Raad (PbEU L 152/11).
B
Artikel 100, onderdeel f, komt te luiden:
f. farmacologisch werkzame substanties die niet zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EEG) nr. 2377/90, of,
indien en voor zover de in artikel 27, eerste lid, van verordening (EG) nr. 470/2009 bedoelde verordening in werking is getreden
en de bijlagen bij verordening (EEG) nr. 2377/90 niet langer van toepassing zijn, substanties die in een lijst zijn ingedeeld
overeenkomstig artikel 14, tweede lid, onderdeel a, b of c van verordening (EG) nr. 470/2009.
ARTIKEL VI
De Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten6 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen d tot en met j worden geletterd e tot en met k.
2. Na onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. Verordening (EG) nr. 470/2009: verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch
werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en
tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het
Europees Parlement en de Raad (PbEU L152/11);.
3. In onderdeel g (nieuw) wordt ‘aquicultuurdieren’ vervangen door: aquacultuurdieren.
B
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘aquicultuurdieren’ vervangen door: aquacultuurdieren.
2. Onderdeel b komt te luiden:
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘aquicultuurdieren’ vervangen door: aquacultuurdieren.
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing ingeval overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening
(EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is
overschreden.
D
In de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, en 5a, eerste lid, wordt ‘aquicultuurdieren’ telkens vervangen door: aquacultuurdieren.
ARTIKEL VII
De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s7 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bw door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel p komt als volgt te luiden:
C
Aan artikel 5, onderdeel e, komt als volgt te luiden:
D
Artikel 6, onderdeel g, komt als volgt te luiden:
E
Het opschrift van Titel 5a komt te luiden:
TITEL 5a. REGELS TER UITVOERING VAN COMMUNAUTAIRE VERORDENINGEN
F
Na artikel 113a wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 113b
1. De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 8 van verordening (EG) nr. 616/2009.
2. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5 en 7, eerste lid, van verordening (EG) nr. 616/2009.
ARTIKEL VIII
In artikel 1, onderdeel z, van de Regeling identificatie en registratie van dieren8, wordt de zinsnede ‘ofwel als bedoeld in artikel 11 van richtlijn 72/462/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van
12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinaire vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en
geiten, van vers vlees of van vleesproducten uit derde landen (PbEG L 302)’ vervangen door: ofwel als bedoeld in artikel 11
van richtlijn nr. 2004/68/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke
voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen
90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PbEU L 139).
ARTIKEL IX
Artikel 10 van de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden I9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘bedoeld in artikel 2.5, aanhef en onderdeel d’ vervangen door: bedoeld in artikel
2.5, aanhef en onderdeel d, van de Regeling handel levende dieren en levende producten.
2. In het eerste lid, onderdelen c en d, wordt ‘bedoeld in artikel 2.5, aanhef en onderdeel g’ vervangen door: bedoeld in artikel
2.5, aanhef en onderdeel g, van de Regeling handel levende dieren en levende producten.
3. In het eerste lid, onderdeel e, wordt ‘bedoeld in artikel 2.5, aanhef en onderdeel h’ vervangen door ‘bedoeld in artikel
2.5, aanhef en onderdeel h, van de Regeling handel levende dieren en levende producten’ en wordt ‘richtlijn nr. 89/56/EEG’
telkens vervangen door: richtlijn nr. 89/556/EEG.
ARTIKEL X
De Regeling aquacultuur10 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 4.1.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 4.1.a Communautaire uitvoeringsmaatregelen
Artikel 4.1.1a
1. Het is verboden aquacultuurdieren, of producten daarvan, in de handel te brengen.
2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien is voldaan aan de op grond van artikel 61, derde lid, van richtlijn
nr. 2006/88/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen ten aanzien van het in de handel brengen van de betreffende
dieren of producten.
B
Aan de artikelen 4.2.4 en 4.4.1, wordt een derde lid toegevoegd, luidende;
3. Ten aanzien van de quarantaine, bedoeld in het tweede lid, wordt voldaan aan de op grond van artikel 61, derde lid, van richtlijn
nr. 2006/88/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.
C
Artikel 5.1.1, tweede lid, komt als volgt te luiden:
ARTIKEL XI
De Regeling vleeskeuring11 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen b tot en met i worden geletterd c tot en met j.
2. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. verordening (EG) nr. 178/2002: verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting
van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden
(PbEU L 31);
B
Na artikel 3, vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 14, 17, eerste lid, 18 en 19 van verordening (EG) nr. 178/2002.
C
In artikel 4, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel
toegevoegd, luidende:
f. de artikelen 14, achtste lid, 18, tweede en derde lid, en 19 van verordening (EG) nr. 178/2002.
ARTIKEL XII
In artikel 2 van de Regeling zekerheidsstelling en betaling van VWA-keurlonen12 wordt ‘de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden’ vervangen door: de Regeling retributies veterinaire
en hygiënische aangelegenheden I.
Artikel XIII
Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Via de onderhavige wijzigingsregeling wordt een aantal regelingen op het gebied van veterinaire aangelegenheden, dierenwelzijn
en diergeneesmiddelen (residuen) gewijzigd.
De onderhavige wijzigingen strekken grotendeels tot implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. Deels hebben de wijzigingen
een technisch karakter. Omdat de wijzigingen diverse onderwerpen betreffen, worden deze hieronder eerst artikelsgewijs toegelicht
(§ 1). Daarna wordt ingegaan op de administratieve lasten (§ 2) en de vaste verandermomenten van regelgeving (§ 3).
§ 1. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, onder 1, P en Q
Verordening (EG) nr. 318/20071 bevat regels over de invoer van vogels in Nederland vanuit derde landen en de quarantaine van deze dieren. In deze verordening
worden onder meer regels gesteld aan de erkenning van quarantainevoorzieningen en quarantainestations waarin de vogels in
quarantaine worden gehouden. Artikel 8.6a van de Regeling handel levende dieren en levende producten bevat de grondslag voor
de erkenning van quarantainevoorzieningen en quarantainestations. In de begripsbepalingen (artikel 1.1 en 8.1 van de Regeling
handel levende dieren en levende producten) werden de begrippen quarantainevoorzieningen en quarantainestations gedefinieerd.
Deze definities komen thans te vervallen (onderdelen A en P). In artikel 8.6a wordt voor de begrippen quarantainevoorziening
en quarantainestation verwezen naar verordening (EG) nr. 317/2007 (onderdeel Q).
Artikel I, onderdelen B, D, E, G, H, I, onder 2, J, en K
Met ingang van 1 januari 2009 is de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen
en TSE’s gewijzigd. De verwijzingen in de Regeling handel levende dieren en levende producten waren nog niet aan deze wijziging
aangepast. Onderhavige regeling voorziet hierin.
Onderdeel B voorziet in de wijziging van artikel 2.63 van de Regeling handel levende dieren en levende producten. In dit artikel
was opgenomen dat verzamelcentra voor runderen, varkens, schapen en geiten door de minister erkend worden wanneer deze centra
voldoen aan de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Artikel 21
van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s bepaalt echter dat
verzamelcentra op grond van dat artikel erkend worden. Het is derhalve niet langer noodzakelijk dat in artikel 2.63 eveneens
bepaald wordt dat verzamelcentra erkend worden. De erkenning in artikel 2.63 komt daarom te vervallen. Wel wordt opgenomen
dat wanneer in de Regeling handel levende dieren en levende producten over een erkend verzamelcentrum gesproken wordt, dit
centrum geacht wordt te zijn erkend wanneer het erkend is op grond van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van
besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.
Artikel I, onderdelen C en I, onder 1, VII, onderdeel A, onder 1 en VIII
Richtlijn 72/462/EEG2 is ingetrokken. De verwijzingen naar deze richtlijn in de artikelen 3.1 en 4.1 van de Regeling handel levende dieren en levende
producten komen te vervallen (artikel I, onderdelen C en H). Ook in de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke
dierziekten en zoönosen en TSE’s vervalt de verwijzing naar richtlijn 72/462/EEG (artikel VII, onderdeel A, onder 1). In artikel
1, onderdeel z, van de Regeling identificatie en registratie van dieren werd nog verwezen naar een gezondheidscertificaat
als bedoeld in artikel 11 van richtlijn 72/462/EEG. Dit wordt vervangen door een verwijzing naar artikel 11 van richtlijn
2004/683 (artikel VIII).
Artikel I, onderdeel L
Ten aanzien van het brengen van paardachtigen in Nederland vanuit derde landen worden in artikel 5.8 van de Regeling handel
levende dieren en levende producten regels gesteld ter implementatie van richtlijn 90/426/EEG4 en de daarop gebaseerde communautaire uitvoeringsmaatregelen. In het vijfde lid van dit artikel is geregeld dat communautaire
uitvoeringsmaatregelen, gesteld krachtens artikel 19, onderdeel ii, van richtlijn 90/426/EEG, direct doorwerken in het nationale
recht. Dit betreft uitvoeringsmaatregelen waarin bijzondere voorwaarden worden vastgesteld waaronder geregistreerde paardachtigen
of voor bijzondere gebruiksdoeleinden bestemde paardachtigen tijdelijk kunnen worden toegelaten vanuit derde landen, of na
tijdelijke uitvoer opnieuw mogen worden binnengebracht vanuit een derde land.
Echter, ook op grond van artikel 19, onderdeel i, van richtlijn nr. 90/426/EEG kunnen communautaire uitvoeringsmaatregelen
worden vastgesteld. Dit betreft maatregelen die de invoer uit een derde land of een deel daarvan tot bepaalde soorten of categorieën
van paardachtigen beperken. In artikel 5.8, vijfde lid, van de regeling was niet opgenomen dat uitvoeringsmaatregelen, vastgesteld
krachtens artikel 19, onderdeel i, van richtlijn nr. 90/426/EEG ook direct doorwerken in het nationale recht. Hierin wordt
thans voorzien.
Artikel I, onderdeel M
De begripsbepaling van ‘specifieke pathogenen vrije eieren’ in de Regeling handel levende dieren en levende producten is niet
langer noodzakelijk en komt door de onderhavige wijzigingsregeling te vervallen. Dit omdat het gedefinieerde begrip verderop
in de regeling niet wordt gehanteerd, en dit begrip thans bovendien in de rechtstreeks werkende verordening (EG) nr. 798/2008
wordt gedefinieerd.
Artikel I, onderdelen A, onder 2, N en O
De onderhavige wijzigingen vloeien voort uit de invoering van verordening (EG) nr. 798/2008. Deze verordening strekt tot vaststelling
van een lijst van derde landen, gebieden, zones en compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd
in en doorgevoerd door de Gemeenschap. Voorts bevat deze voorschriften betreffende de invoer en doorvoer en de veterinaire
certificering. De verordening is onder meer gebaseerd op bepaalde artikelen van richtlijn nr. 90/539/EEG5.
Onderdeel N wijzigt artikel 6.7 van de Regeling handel levende dieren en levende producten. Verordening (EG) nr. 798/2008
is een (mede) op richtlijn nr. 90/539/EEG gebaseerde uitvoeringsmaatregel. Dit brengt mee dat het op grond van de leden 1
tot en met 7 van artikel 6.7 van de Regeling handel levende dieren en levende producten reeds verplicht is om ten aanzien
van de in- en doorvoer van pluimvee en broedeieren uit derde landen aan de bepalingen van verordening (EG) nr. 798/2008 te
voldoen, voor zover die bepalingen althans strekken ter uitvoering van de in die zeven leden van artikel 6.7 genoemde richtlijnbepalingen.
Uit het nieuwe lid 9 volgt dat voor zover de bepalingen in verordening (EG) nr. 798/2008 niet strekken ter uitvoering van de in artikel 6.7 van de regeling genoemde bepalingen van richtlijn nr. 90/539/EEG, het pluimvee
en de broedeieren eveneens aan die overige bepalingen in verordening (EG) nr. 798/2008 moeten voldoen. In het tiende lid is
de minister aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in verordening (EG) nr. 798/2008.
Onderdeel O wijzigt artikel 6.11 van de Regeling handel levende dieren en levende producten. Verordening (EG) nr. 798/2008,
met name bijlagen VIII en IX, bevat voorschriften betreffende de invoer van fok- en gebruikspluimvee, fok- en gebruiksloopvogels,
broedeieren van deze dieren en eendagskuikens. Ook bevat de verordening specifieke bepalingen die gelden omtrent individuele
zendingen van minder dan 20 eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan. Omdat
de verordening in al haar onderdelen rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten, mag daarnaast geen omzetting in nationaal
recht plaatsvinden. Aangezien het tot nu toe geldende artikel 6.11 voorschriften bevatte op het terrein dat thans bestreken
wordt door de rechtstreeks werkende verordening, dienen deze voorschriften te vervallen. In het opnieuw vastgestelde artikel
6.11 zijn daarom nog enkel de voorschriften uit het vroegere artikel 6.11 opgenomen die niet reeds gedekt worden door verordening
(EG) nr. 798/2008. Het gaat om voorschriften betreffende de kosten van het in afzondering houden van dieren na invoer, het
uitvoeren van testen en betreffende de situatie dat ingevoerde dieren gedurende de periode van afzondering ziek worden of
sterven, bijvoorbeeld tengevolge van aviaire influenza of Newcastle disease. De formulering van de voorschriften is ter verduidelijking
enigszins gewijzigd ten opzichte van die in het vroegere artikel 6.11.
Artikel II, onderdeel A
Abusievelijk bevatte artikel 1 van de Regeling toegelaten handelingen nog een verwijzing naar de inmiddels ingetrokken Kanalisatieregeling
diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders. Dit wordt door middel van de onderhavige wijziging hersteld.
Artikel II, onderdeel B
Het Ingrepenbesluit is met ingang van 1 januari 2009 gewijzigd. Op grond van dit wijzigingsbesluit is het knippen van hoektanden
sinds die datum niet langer toegestaan, omdat het knippen vaak verwondingen geeft, pijnlijk voor de dieren is en kan leiden
tot splinteren. De invoering van dit verbod is aangekondigd in de Nota dierenwelzijn (Kamerstukken II 2007/08, 28286, nr. 76). De Regeling toegelaten handelingen is hierop nu aangepast. Op grond van artikel 4, onderdeel j, van de Regeling toegelaten
handelingen was het voor veehouders mogelijk om zelf de hoektanden te knippen bij biggen tot de leeftijd van zeven dagen,
voor zover dit zou geschieden met betrekking tot een specifiek dier op aanwijzing van een praktiserend dierenarts. In lijn
met bovengenoemde wijziging van het Ingrepenbesluit, vervalt deze mogelijkheid thans. Het vijlen van de hoektanden van deze
biggen door de varkenshouders zelf, is wel toegestaan. Dit komt tot uitdrukking in het gewijzigde onderdeel j.
Artikel III
Via dit onderdeel van de wijzigingsregeling wordt een vrijstelling verleend voor het houden van de Heterobranchus longifilis
x Clarias gariepinus (een vissoort, meer in het bijzonder een kruising van twee meervalsoorten) als productiedier. Het gaat
om een vrijstelling van het verbod in artikel 34 van de GWWD, dat bepaalt dat dieren slechts voor productie mogen worden gehouden
indien ze bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. In het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren, is
deze vissoort niet aangewezen. Artikel 107 van de GWWD maakt het mogelijk een vrijstelling te verlenen van het verbod in artikel
34 van die wet, voor zover het belang van het welzijn of de gezondheid van de dieren zich daar niet tegen verzet. Vanuit de
sector is de wens geuit om voor deze vissoort een vrijstelling te verlenen. Door middel van een zorgvuldige procedure is onderzocht
of het welzijn van deze dieren zich daar niet tegen verzet. De conclusie was dat de kweek van deze vissoort in relatie tot
het welzijn en de gezondheid van het dier op aanvaardbare wijze kan plaatsvinden. Plaatsing van deze vissoort op de lijst
voor productie te houden dieren wordt daarmee onderschreven. Vooruitlopend op een wijziging van het Besluit aanwijzing voor
productie te houden dieren wordt thans dan ook via de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn vrijstelling van het verbod uit
artikel 34 verleend.
Artikelen IV, V en VI
De wijzigingen in de artikelen IV, V en VI van de onderhavige regeling vloeien voort uit de invoering van verordening (EG)
nr. 470/20096, welke verordening mede strekt tot intrekking van de huidige verordening (EEG) nr. 2377/907. De nieuwe verordening beschrijft de procedures tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van farmacologisch werkzame
stoffen. Voorts bevat de verordening voorschriften (waaronder gebruiksvoorwaarden en verboden) voor afzonderlijke stoffen,
die nu nog over vier bijlagen bij de verordening (EEG) nr. 2377/90 verspreid zijn. Anders dan de huidige verordening (EEG)
nr. 2377/90, kent de nieuwe verordening momenteel nog geen bijlage(n) waarin de farmacologisch werkzame stoffen en hun risicogebaseerde
indeling op basis van maximumwaarden voor residuen zijn opgenomen. Ingevolge artikel 27 van verordening (EG) nr. 470/2009
zal de Commissie uiterlijk 4 september 2009 een verordening vaststellen waarin een dergelijke indeling is opgenomen. Op het
moment van opstelling van deze wijzigingsregeling is die verordening echter nog altijd niet gepubliceerd en niet in werking
getreden. Blijkens artikel 29 van de verordening blijven de bijlagen I tot en met IV bij de ingetrokken verordening (EEG)
nr. 2377/90 van toepassing tot de inwerkingtreding van de verordening waarin de hier bedoelde indeling zal worden opgenomen.
Via de onderhavige wijzigingsregelingen worden verwijzingen naar de ingetrokken verordening (EEG) nr. 2377/90 vervangen door
verwijzingen naar verordening (EG) nr. 470/2009. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de bijlagen bij de ingetrokken
verordening (EEG) nr. 2377/90 vooralsnog van toepassing zijn; verwijzingen naar die bijlagen zijn in stand gelaten, maar steeds
is daaraan toegevoegd een verwijzing naar de nog vast te stellen bijlage(n) bij verordening (EG) nr. 470/2009.
Ten aanzien van artikel VI zij nog opgemerkt dat de hierin vervatte wijziging strekt ter uitvoering van artikel 23 van verordening
(EG) nr. 470/2009. In artikel VI wordt gerefereerd aan zogeheten actiedrempels. Achtergrond hiervan is het feit dat niet alle
lidstaten en derde landen beschikken over gelijke technologie om residuen op te sporen. In de verordening zijn daarom procedures
opgenomen voor het vaststellen door de Commissie van actiedrempels bij concentraties van de residuen waarvoor laboratoriumanalyse
technisch haalbaar is, teneinde de intracommunautaire handel en de invoer te vergemakkelijken zonder dat een hoog beschermingsniveau
voor de volksgezondheid wordt aangetast. Tegen deze achtergrond volgt uit artikel 23 van de verordening en thans uit artikel
VI van de wijzigingsregeling, dat het verboden is levensmiddelen van dierlijke oorsprong in de handel te brengen die residuen
van stoffen bevatten waarvoor geen (al dan niet voorlopige) maximumresidulimiet is vastgesteld. Indien concentraties van een
residu in het levensmiddel evenwel onder een door de Europese Commissie vastgestelde actiedrempel liggen, kan het levensmiddel geacht worden in overeenstemming te
zijn met de Gemeenschapswetgeving en vormt de residuconcentratie geen belemmering voor het in de handel brengen van het desbetreffende
levensmiddel.
Hierbij zij overigens opgemerkt dat voor zover het Productschap voor Vee en Vlees, het Productschap voor Pluimvee en Eieren
of het Productschap Vis op basis van artikel 2, eerste lid, van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde
dieren en producten in medebewind regels stelt met betrekking het in de handel brengen van dieren waaraan bepaalde stoffen
zijn toegediend, zij het bepaalde in verordening (EG) nr. 470/2009 in acht dienen te nemen. Dit betekent dat derhalve eveneens
voorzien dient te worden in de hierboven beschreven situatie dat de Europese Commissie actiedrempels vaststelt.
Artikel VII, onderdeel A, onder 2, E en F
Dit artikel strekt ter uitvoering van verordening (EG) nr. 616/20098. Deze verordening maakt het voor lidstaten mogelijk om zogenaamde compartimenten voor pluimvee en andere in gevangschap levende
vogels te onderscheiden, door (vrijwillige) aanvragen om als compartiment te worden aangemerkt, goed te keuren. Een compartiment
is een bedrijf of een verzameling van bedrijven met een onderscheiden gezondheidsstatus. Binnen het compartiment wordt gewerkt
met een gedetailleerd en gedocumenteerd bioveiligheidsprogramma. Een compartiment kan op grond van de onderhavige verordening
worden goedgekeurd ten aanzien van aviaire influenza (AI); het bioveiligheidsprogramma binnen het compartiment is gericht
op het voorkomen van deze dierziekte en op beperking van de effecten van eventuele uitbraak van deze ziekte. Een eenmaal goedgekeurd
compartiment kan ingeval van een uitbraak van AI profiteren van ruimere vervoers- en handelsmogelijkheden. Bepaalde in tijden
van een AI-crisis geldende beperkende maatregelen zijn namelijk niet of in mindere mate van toepassing op (dieren en producten
vanuit) een dergelijk compartiment.
In het onderhavige wijzigingsartikel wordt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangemerkt als de bevoegde
autoriteit als bedoeld in de verordening. Deze bevoegdheid wordt gemandateerd aan de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Zo
is het de VWA die in mandaat beslist op aanvragen tot goedkeuring van compartimenten en die zonodig kan besluiten tot schorsing
of intrekking van die goedkeuring. Verder is het handelen in strijd met artikelen van de verordening strafbaar gesteld.
Artikel VII, onderdelen B, C en D
Op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kunnen maatregelen worden genomen ten aanzien van zieke en verdachte
dieren. Hiertoe zijn in de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s,
op grond van artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, besmettelijke dierziekten aangewezen. In artikel 2,
onderdelen p en q, van deze regeling zijn tuberculose ten gevolge van M. bovis en tuberculose ten gevolge van M. tuberculosis
aangewezen als besmettelijke dierziekten bij vee. In de artikelen 5 en 6 van de regeling is tuberculose aangewezen als een
besmettelijke dierziekte bij nertsen en andere zoogdieren die niet onder de categorieën vee en nertsen vallen.
Voortschrijdend wetenschappelijk inzicht heeft aangetoond dat tuberculose niet alleen door M.bovis en M. tuberculosis veroorzaakt
wordt. Gebleken is dat er meerdere species zijn die tuberculose kunnen veroorzaken. Dit betreft: M. africanum, M. bovis, M.
canettii, M. caprae, M. microti, M. pinnipedii en M. tuberculosis. Deze species worden samengevat onder de naam Mycrobacterium
tuberculosis complex. Gelet hierop dient de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en
zoönosen en TSE’s te worden aangepast. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt om maatregelen te nemen ter bestrijding van tuberculose
ten gevolge van Mycrobacterium tuberculosis complex.
Ook is een wijziging van het Besluit verdachte dieren in voorbereiding. Het Besluit verdachte dieren bepaalt wanneer dieren
als verdacht worden aangemerkt. In artikel 3 van het besluit zijn in de onderdelen g en h de termijnen opgenomen die gelden
voor het verdacht verklaren van dieren met tuberculose ten gevolge van M. bovis en tuberculose ten gevolge van M. tuberculosis.
In artikel 5, onderdelen e en f zijn de termijnen opgenomen waarin de verdacht verklaring dieren met tuberculose ten gevolge
van M. bovis en tuberculose ten gevolge van M. tuberculosis voortduurt. De termijnen, bedoeld in de artikelen 3 en 5 van het
Besluit verdachte dieren, zijn tot de inwerkingtreding van de wijziging van het besluit slechts van toepassing op tuberculose
ten gevolge van M. bovis en M. tuberculosis.
Artikel IX
In artikel 10 van de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden I, wordt een aantal verwijzingen aangepast.
Artikel X
Met ingang van 1 augustus 2008 is Richtlijn nr. 2006/88/EG9 van toepassing. Deze richtlijn is geïmplementeerd in de Regeling aquacultuur. Ter uitvoering van deze richtlijn zijn communautaire
uitvoeringsmaatregelen opgesteld. Deze richtlijn bevat zowel grondslagen om specifieke uitvoeringsmaatregelen te stellen (bijvoorbeeld artikel 25), als, bij wijze van ‘vangnet’, een grondslag voor uitvoeringsmaatregelen
ten algemene (artikel 61, derde lid). De Regeling aquacultuur voorziet reeds in rechtstreekse doorwerking van de specifieke uitvoeringsmaatregelen. Ten behoeve van de duidelijkheid wordt in de Regeling aquacultuur nu eveneens een verwijzing naar
artikel 61, derde lid, van de richtlijn opgenomen. Dit mede omdat in de praktijk de communautaire uitvoeringsmaatregelen veelal
op beide soorten grondslagen in de richtlijn blijken te zijn gebaseerd. Door de onderhavige wijziging van de Regeling aquacultuur
wordt expliciet tot uitdrukking gebracht dat ook de uitvoeringsmaatregelen die op deze algemene grondslag zijn gebaseerd,
rechtstreeks doorwerken in de nationale rechtsorde.
Dit betreft onder andere beschikking 2008/946/EG10 en verordening (EG) nr. 1251/200811.
In de verordening zijn regels gesteld met betrekking tot het in de handel brengen van aquacultuurdieren en producten daarvan.
Deze voorwaarden verschillen naar gelang de verschillende categorieën dieren. Daarnaast bevat de verordening bepalingen over
de invoer uit derde landen en de doorvoer van aquacultuurdieren en de producten daarvan. Het betreft onder meer veterinaire
voorschriften waar de dieren en producten aan moeten voldoen en voorschriften aan het vervoer.
De beschikking stelt quarantainevoorschriften voor aquacultuurdieren. Het betreft bepalingen over quarantaine in derde landen
en in de gemeenschap. Er worden voorwaarden gesteld aan de quarantaine, alsook aan de quarantainevoorzieningen.
Zowel ter uitvoering van de beschikking als de verordening wordt de Regeling aquacultuur gewijzigd. De verordening en de beschikking
zijn communautaire uitvoeringsmaatregelen die ingevolge paragraaf 1.2 van die regeling in het nationale recht doorwerken,
voor zover in een bepaling van deze regeling is verwezen naar een communautaire uitvoeringsmaatregel. Tot slot wordt in artikel
5.1.1, tweede lid, een technische wijziging doorgevoerd (onderdeel C).
Artikel XI
Dit artikel wijzigt de Regeling vleeskeuring. In artikel 3 van de Regeling vleeskeuring is opgenomen dat het verboden is in
strijd te handelen met diverse verordeningen en communautaire uitvoeringsmaatregelen die op deze verordeningen gebaseerd zijn.
Door onderhavige wijziging wordt aanvullend opgenomen dat het verboden is in strijd te handelen met de artikelen 14, 17, eerste
lid, 18 en 19 van verordening (EG) nr. 178/200212. Artikel 14 geeft veiligheidsvoorschriften waar levensmiddelen aan moeten voldoen wanneer zij in de handel worden gebracht.
In artikel 17, eerste lid, is voor exploitanten van levensmiddelenondernemingen de verplichting opgenomen om ervoor te zorgen
dat de bedrijven voldoen aan de toepasselijke regelgeving en hierop te controleren. Artikel 18 bevat verplichtingen met betrekking
tot de traceerbaarheid van producten. In artikel 19 zijn tenslotte verschillende verantwoordelijkheden opgenomen die de exploitant
van een levensmiddelenbedrijf ten aanzien van de levensmiddelen heeft.
Artikel XII
In de Regeling zekerheidsstelling en betaling van VWA-keurlonen wordt een verwijzing naar de Regeling retributies veterinaire
en hygiënische aangelegenheden I aangepast.
§ 2. Administratieve lasten
De onderhavige wijzigingsregeling heeft wat betreft de artikelen I tot en met VI, VIII tot en met XII geen gevolgen voor de
administratieve lastendruk. Door artikel I, onderdeel B, wordt de verplichting dat verzamelcentra overeenkomstig artikel 2.63
erkend worden afgeschaft. De facto betekent dit dat er een erkenning komt te vervallen. Dit gaat echter niet gepaard met
een vermindering van reeds eerder in kaart gebrachte administratieve lasten.
Artikel VII, dat bedrijven door indiening van een aanvraag in staat stelt erkend te worden als compartiment als bedoeld in
de AI-bestrijdingsrichtlijn, brengt in beginsel wel administratieve lasten met zich. In dit verband wordt echter benadrukt
dat een aanvraag tot goedkeuring als compartiment op geheel vrijwillige basis geschiedt; van een informatie-verplichting is in dit opzicht dan ook geen sprake. De verwachting is dat het aantal bedrijven dat een aanvraag indient om een erkenning
als compartiment te verkrijgen, zeer gering zal zijn; het totaal aantal te ontvangen aanvragen wordt geschat op minder dan
tien, mogelijk zelfs minder dan vijf. De totale administratieve lasten voortvloeiend uit de betreffende bepaling, zijn op
basis van deze inschattingen dan ook verwaarloosbaar.
§ 3. Vaste Verandermomenten (VVM)
Deze regeling wordt in september 2009 gepubliceerd en treedt een dag na publicatie in werking. Daarmee wordt afgeweken van
het LNV-beleid van vaste verandermomenten (VVM) voor regelgeving. Dit beleid houdt in dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari
of 1 juli in werking treden en publicatie minimaal drie maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt.
Dit beleid is neergelegd in de brief van de Minister van LNV van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken
II 2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243).
De reden voor de onderhavige afwijking van de VVM, is dat het merendeel van deze regeling strekt ter uitvoering van dwingende
Europese regelgeving. De inwerkingtreding van die Europese regelgeving noopt tot publicatie en inwerkingtreding van de uitvoerende
nationale regelgeving buiten de VVM. Daarbij is van de gelegenheid gebruik gemaakt om diverse (niet-inhoudelijke) wijzigingen
van technische aard door te voeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.