De Minister van Economische Zaken,
Feiten:
- De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. is houder van de winningsvergunning
(voorheen concessie) `Drenthe', verleend bij koninklijk besluit van 4 november
1968, no. 18 (Stcrt. 234) en nadien enkele malen gewijzigd;
- De houder van de winningsvergunning Drenthe slaat aardgas op in het
voorkomen, genaamd `Norg', dat is gelegen binnen het gebied van de winningsvergunning;
- De concessie `Drenthe' is bij koninklijk besluit van 12 februari 2001
(Stcrt. nr. 60) gewijzigd met het oog op het ondergronds opslaan van aardgas
binnen het concessiegebied; de bij de concessie behorende overeenkomst is
ingevolgde de gewijzigde concessie eveneens gewijzigd door ondertekening op
15 maart 2001. Ingevolge artikel 14 van de bij de concessie behorende overeenkomst
rusten op de winningsvergunninghouder verplichtingen met betrekking tot de
afdracht van winstaandeel berekend over ondergrondse opslag.
- De Mijnbouwwet bepaalt in artikel 149, eerste lid, dat de houder van
een winningsvergunning als bedoeld in artikel 143 van rechtswege een opslagvergunning
verkrijgt, indien de houder of zijn rechtsvoorganger voor de inwerkingtreding
van de Mijnbouwwet met de staat een overeenkomst gesloten heeft omtrent het
opslaan van stoffen, waarvoor bij de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet op
grond van artikel 25 een vergunningplicht geldt;
- Ingevolge artikel 149, tweede lid, van de Mijnbouwwet stelt de Minister
van Economische Zaken binnen drie maanden na de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet
de bij de opslagvergunning behorende beperkingen en voorschriften vast. De
beperkingen en voorschriften worden afgestemd op de in het eerste lid van
artikel 149 van de Mijnbouwwet bedoelde overeenkomst.
Besluit:
1. Aan de opslagvergunning die op grond van artikel 149, eerste lid, van
de Mijnbouwwet van rechtswege is verleend zijn de volgende beperkingen en
voorschriften verbonden:
1.1. De opslagvergunning geldt voor het gebied dat begrensd wordt door
de punten A, B, C, D en E en de rechte lijnen daartussen. De coördinaten
van de vermelde punten zijn:
Alle coördinaten zijn weergegeven volgens het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting..
1.2. De stoffen die opgeslagen mogen worden zijn aardgas en andere stoffen
die onvermijdelijk meekomen met het aardgas dat wordt opgeslagen.
1.3. De stoffen, als bedoeld in 1.2, die worden opgeslagen moeten voor
het einde van de looptijd van de vergunning worden teruggehaald.
1.4. De houder van de opslagvergunning is jaarlijks een afdracht verschuldigd
aan de Staat der Nederlanden.
1.5. Op de heffing en invordering van de afdracht zijn de artikelen 54,
65 tot en met 70 van de Mijnbouwwet alsmede de voor die artikelen in Mijnbouwwet
opgenomen overgangsbepalingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande
dat in afwijking van artikel 66, eerste lid, de heffingsmaatstaf 23%
van het resultaat is. Op de toerekening van kosten en opbrengsten zijn verder
de regels van toepassing, zoals vastgelegd in de Overeenkomst tussen Minister
van Economische Zaken en Nederlandse Aardolie Maatschappij van 10 december
1996.
1.6 Op verzoek van de houder of de medehouder van deze vergunning, die
tevens houder of medehouder is van één of meer opslag- en winningsvergunningen,
kan onder door de Minister van Economische Zaken te stellen voorwaarden een
geconsolideerde winst- en verliesrekening worden opgemaakt.
1.7. De Overeenkomst van Samenwerking bij de winningsvergunning (voorheen:
concessie) `Drenthe', verleend bij koninklijk besluit van 4 november 1968,
no. 18 (Stcrt. 234) en nadien enkele malen gewijzigd, voor zover zij betrekking
heeft op de opslag van aardgas, wordt beschouwd als een overeenkomst in de
zin van artikel 90, eerste lid, van de Mijnbouwwet.
1.8. De opslagvergunning geldt voor onbepaalde duur.
2. Deze beschikking heeft betrekking op gasopslag in de periode vanaf
1 januari 2003.
3. Deze beschikking treedt in werking op 1 april 2003 en werkt terug tot
en met 1 januari 2003.
Deze beschikking wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit
is betrokken, binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit, een
gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken,
directie Wetgeving en Juridische Zaken (ALP: G/502), Postbus 20101, 2500 EC
`s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van deze brief
vermelde datum.