Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2019, 24 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2019, 24 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 augustus 2018, 2018-0000642409,
Gelet op de artikelen 2.1, derde lid, onder b, en 2.7, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 oktober 2018, no. W04.18.0235/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 januari 2019, nr. 2018-0000847861;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 35a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Artikel 2.56a van de wet is van overeenkomstige toepassing op de ingeschrevene die geen ingezetene meer is, ouder is van een kind als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet en op het moment van de geboorte van het kind als ingezetene was ingeschreven in het persoonsregister, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding.
2. Het college van burgemeester en wethouders van de voormalige bijhoudingsgemeente is verantwoordelijk voor de bijhouding van de gegevens over het kind op de persoonslijst van de ouder, bedoeld in het eerste lid, op grond van het verzoek, bedoeld in artikel 2.56a van de wet.
B
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de categorie «gegevens over de burgerlijke staat» wordt een categorie ingevoegd, luidende:
Gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is |
geslachtsnaam |
x |
|||
voornamen |
x |
||||
geboortedatum |
x |
||||
geboorteplaats |
x |
||||
geboorteland of -gebied |
x |
||||
datum ingang van het gegeven over het kind dat op het moment van de geboorte niet meer in leven was of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven was |
x |
||||
datum beëindiging van het gegeven over het kind dat op het moment van de geboorte niet meer in leven was of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven was |
x |
C
In bijlage 2 wordt de zinsnede «de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 10° en 11°, van de wet» vervangen door «de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 11° en 12°, van de wet».
D
In bijlage 4 wordt de zinsnede «Uit de basisregistratie kunnen geen andere algemene gegevens worden verstrekt dan: de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 9°, van de wet» vervangen door «Uit de basisregistratie kunnen geen andere algemene gegevens worden verstrekt dan: de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 3° tot en met 10°, van de wet».
E
In bijlage 6 wordt de zinsnede «de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 4°, 6° en 11°, van de wet» vervangen door «de algemene gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, 3° tot en met 5°, 7° en 12°, van de wet».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 januari 2019
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
Uitgegeven de eerste februari 2019
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De wijziging van het Besluit basisregistratie personen (hierna: Besluit BRP) vloeit voort uit de wijziging van de Wet basisregistratie personen (hierna: de Wet BRP) in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is.
Blijkens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel1 beoogt de wetswijziging het mogelijk te maken dat de ouder van een kind dat op het moment van de geboorte niet meer in leven is of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, een verzoek kan indienen bij het college van burgemeester en wethouders tot het opnemen van gegevens omtrent dit kind op de eigen persoonslijst in de BRP. Opneming op de persoonslijst is mogelijk voor de ouder die op het moment van geboorte als ingezetene stond ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: BRP) (op of na 6 januari 2014), de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) (tussen 1 oktober 1994 en 6 januari 2014), of in het persoonsregister dat tot 1 oktober 1994 werd bijgehouden onder de werking van het Besluit bevolkingsboekhouding,
De Wet BRP behoeft vanwege deze wijzigingen op twee punten nadere uitwerking in het besluit. Dit betreft enerzijds het regelen van de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders van een gemeente om op verzoek van een ouder die als niet-ingezetene in de BRP is ingeschreven gegevens op te nemen op de eigen persoonslijst betreffende het kind dat vóór 1 oktober 1994, is geboren en op het moment van geboorte niet meer in leven is, of voor de aangifte is overleden (artikel I, onderdeel A). Anderzijds gaat het om het nader bepalen van de algemene gegevens die over de hier bedoelde kinderen in de BRP worden opgenomen (artikel I, onderdeel B).
Tenslotte bevat het besluit nog enkele technische aanpassingen in verband met de vernummering van wettelijke bepalingen als gevolg van de wetswijziging (artikel I, onderdelen C, D en E).
Het doel van de wetswijziging betreft nadrukkelijk het mogelijk te maken voor ouders die in het verleden een kind hebben gekregen dat levenloos is geboren of voor de aangifte is overleden, om hun kind bij te kunnen schrijven op hun persoonslijst in de BRP in het heden. Op grond van de gewijzigde wet wordt daarom bijschrijving mogelijk gemaakt voor ouders die ingezetene waren in de BRP, GBA of het persoonsregister op het moment van de geboorte van het kind en daarnaast ooit ingezetene zijn geweest in de GBA of BRP, zodat een elektronische persoonslijst voor ingezetenen aanwezig is in de BRP waarop de informatie kan worden bijgeschreven. De eis dat er een persoonslijst dient te zijn heeft te maken met het feit dat bij de komst van de GBA op 1 oktober 1994 het stelsel van bevolkingsadministratie waarbij de gegevens op kartonnen persoonskaarten werden bijgehouden, is beëindigd. Dit betekent dat er vanaf dat moment geen bijschrijving van gegevens op deze persoonskaarten meer kan plaatsvinden. Teneinde gegevens bij te kunnen houden over kinderen als hier bedoeld in de huidige basisregistratie personen, dient de betrokken ouder derhalve op of na 1 oktober 1994 als ingezetene te zijn ingeschreven (geweest) in de GBA of de opvolger daarvan, de BRP.
De regels omtrent het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn, zijn opgenomen in afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de wet. In artikel 2.1 van de wet is vastgelegd dat deze afdeling van toepassing is op personen die als ingezetene in de basisregistratie zijn of worden ingeschreven en ingeschrevenen die op het moment van hun overlijden ingezetene waren (artikel 2.1, eerste lid, van de wet). Daarnaast is vastgelegd dat gegevens kunnen worden opgenomen krachtens de afdeling indien het feiten betreft die zich hebben voorgedaan in de tijd dat de ingeschrevene nog ingezetene was of dit bij algemene maatregel van bestuur bepaald is (artikel 2.1, derde lid, van de wet). Op grond van het voorgaande kunnen zich de volgende drie situaties voordoen wat betreft de opneming van gegevens over een kind als hier bedoeld op verzoek van een ouder.
Indien de ouder als ingezetene is ingeschreven in de BRP, kan deze op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de wet, in samenhang gelezen met artikel 2.56a (nieuw) van de wet, een verzoek doen tot opnemen van gegevens omtrent het kind (mits de ouder ook als ingezetene was ingeschreven in de BRP, de GBA of het persoonsregister, op het moment van de geboorte van het kind).
Indien de in de BRP ingeschreven ouder inmiddels geen ingezetene meer is, maar wel als ingezetene in de BRP of de GBA was ingeschreven op het moment van de geboorte van het kind (de geboorte heeft dus op of na 1 oktober 1994 plaatsgevonden), kan deze op basis van artikel 2.1, derde lid, onder a, van de wet, in samenhang gelezen met artikel 2.56a (nieuw) van de wet, een verzoek doen tot het opnemen van gegevens omtrent het kind, aangezien de geboorte heeft plaatsgevonden in de tijd dat de ouder nog als ingezetene was ingeschreven. Daarbij wordt de inschrijving van een ouder als ingezetene in de GBA gelijkgesteld met een inschrijving als ingezetene op grond van de Wet BRP. In artikel 4.11 van de Wet BRP is immers geregeld dat een persoonslijst als bedoeld in artikel 1 van de Wet GBA na inwerkingtreding van de Wet BRP geldt als een persoonslijst als bedoeld in de Wet BRP.
Voor de in de BRP ingeschreven ouder die inmiddels geen ingezetene meer is, maar wel als ingezetene was ingeschreven in het persoonsregister op het moment van de geboorte van het kind (de geboorte heeft derhalve vóór 1 oktober 1994 plaatsgevonden) maakt de onderhavige wijziging van het Besluit BRP, op grond van artikel 2.1, derde lid, onder b, van de wet, het mogelijk dat ook op verzoek van deze ouder gegevens omtrent het kind kunnen worden opgenomen op de persoonslijst van de betreffende ouder. In het nieuwe artikel 35b van het Besluit BRP wordt daartoe bepaald dat artikel 2.56a van de wet van overeenkomstige toepassing is op de ingeschrevene die geen ingezetene meer is, ouder is van een kind als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, van de wet en op het moment van de geboorte van het kind als ingezetene was ingeschreven in het persoonsregister, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding.
De ouder die op grond van art. 35b van het Besluit BRP een verzoek doet tot het opnemen van gegevens omtrent het kind, richt zijn verzoek tot het college van burgemeester en wethouders van de voormalige bijhoudingsgemeente. Dit is de gemeente van waaruit de ouder die als ingezetene met een persoonslijst was ingeschreven (de laatste keer) is geëmigreerd.
Ten behoeve van het opnemen van gegevens over het kind, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, van de wet, wordt conform artikel 23 van het Besluit BRP, bijlage 1 van dat besluit uitgebreid met een nieuwe categorie, getiteld «gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is». In deze categorie kunnen de volgende gegevens van het kind worden opgenomen: geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland- of gebied, alsmede de datum ingang en beëindiging van deze gegevens. De gegevens worden niet gekwalificeerd als authentiek. Volgens de systematiek van de Wet BRP worden als authentieke gegevens aangewezen die persoonsgegevens die nodig zijn voor de overheid, gelet op alle publiekrechtelijke taken. Het gaat daarbij om de basisgegevens betreffende een persoon, die voor de uitvoering van tal van overheidstaken van belang zijn. Aangezien de gegevens over de overleden kinderen binnen de overheid slechts zullen worden verwerkt om deze te kunnen verstrekken uit de BRP aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van de inzage van de ouder in de eigen persoonslijst in de BRP op wwww.mijn.overheid.nl en aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in het kader van de uitvoering van zijn taken met het oog op de bejegening van de ouder, worden de gegevens niet als authentiek gekwalificeerd.
De opname van de gegevens is gezien het beperkte en op de betrokken ouder zelf gerichte doel van de gegevensverwerking optioneel, in die zin dat de ouders zelf kunnen bepalen of alleen de naam van het kind of ook de andere gegevens worden opgenomen. Indien een gegeven wordt opgenomen, wordt ook altijd de datum ingang van dat gegeven vermeld. In beginsel worden de gegevens bij een verzoek van de ouder overgenomen van de akte van levenloos geboren kind, dan wel van de akte van geboorte (levenloos) of van lokale geschriften indien de geboorte in het buitenland heeft plaatsgevonden. Indien de gegevens over de naam van het kind niet zijn vermeld op de akte of het geschrift waaraan de gegevens over het kind ontleend worden, heeft de verzoekende ouder alsnog de mogelijkheid om zelf een naam op te geven.
De Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) is vanaf 25 mei 2018 rechtstreeks toepasselijk op de gegevensverwerking in de BRP. Op grond van de gewijzigde Wet BRP en het onderhavige besluit zal een persoonsgegevensverwerking betreffende de ouder plaatsvinden in Nederland, namelijk de gegevens betreffende het ouderschap van de betrokkene van het geregistreerde kind. Deze persoonsgegevensverwerking valt daarmee onder het materiële en territoriale toepassingsbereik van de AVG (artikel 2 van de AVG). Wat betreft de gegevens over het kind die worden opgenomen, geldt dat deze gegevens in relatie tot het kind zelf geen persoonsgegevens zijn, aangezien het kind is overleden en gegevens over overledenen zijn uitgesloten van de definitie van persoonsgegevens.
Voor een verdere toelichting op de toets aan de AVG wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel,2 aangezien die paragraaf van overeenkomstige toepassing is op het voorliggende besluit.
Voor een beschrijving van de uitkomsten van de gegevensbeschermingseffectbeoordeling (PIA) wordt verwezen naar paragraaf 3.3 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel,3 aangezien de uitkomsten van de daar genoemde privacy impact assessment voor dit besluit overeenkomstig zijn.
De berekening van de administratieve lasten en overige gevolgen van de nieuwe regeling omtrent de opname in de BRP van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of voor de aangifte zijn overleden, is uiteengezet in hoofdstuk 4 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Aangezien dit besluit geen nieuwe lasten of gevolgen introduceert naast de lasten die al beschreven zijn in het genoemde hoofdstuk, wordt voor een verdere uiteenzetting van de gevolgen van de regeling daarnaar verwezen.
De internetconsultatie met betrekking tot het ontwerpbesluit heeft geen reacties opgeleverd. Het ontwerpbesluit is tevens voor consultatie voorgelegd aan het Gebruikersoverleg BRP. Hierop is één reactie binnen gekomen, waarin steun wordt uitgesproken voor het wetsvoorstel.
Het ontwerpbesluit is voor advies voorgelegd aan de Autoriteit persoonsgegevens (AP). Bij brief van 6 juni 20184 heeft de AP laten weten dat het voorstel haar geen aanleiding geeft tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Over het ontwerpbesluit is tevens advies gevraagd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het college heeft besloten geen formeel advies uit te brengen, omdat het besluit naar verwachting niet zal leiden tot (additionele) omvangrijke regeldrukgevolgen. Het ATR heeft overigens eerder advies uitgebracht over het wetsvoorstel, waarvan het onderhavige besluit een nadere uitwerking vormt. Dat gebeurde in het kader van de internetconsultatie met betrekking tot het wetsvoorstel. Het advies is vervolgens betrokken bij het opstellen van hoofdstuk 4 van de memorie van toelichting5 over de gevolgen van het wetsvoorstel voor de burger en voor overheidsinstanties. Hoewel in het verslag van de internetconsultatie met betrekking tot het wetsvoorstel op het advies van het ATR wordt ingegaan, is daaraan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zelf ten onrechte geen aandacht besteed. Gezien het belang van dat advies, ook voor het onderhavige besluit, gebeurt dit in deze nota van toelichting alsnog. Het ATR adviseerde om het verzoek van de ouder om registratie van het kind in de BRP ook digitaal te kunnen laten doen. Hierover kan worden opgemerkt dat, hoewel in het wetsvoorstel over een schriftelijk verzoek wordt gesproken, dit de mogelijkheid van een digitaal verzoek niet uitsluit. Tevens adviseerde het ATR om onnodige uitvraag van gegevens bij de verzoeker te voorkomen. Aan dat advies is gevolg gegeven door in de toelichting bij het wetsvoorstel op te nemen dat ingevolge de Wet BRP het college van burgemeester en wethouders de ambtenaar van de burgerlijke stand om inlichtingen kan verzoeken die van belang zijn voor de bijhouding van de basisregistratie personen, waaronder de akte van geboorte (levenloos). De burger hoeft dan niet zelf een afschrift van deze akte over te leggen. In het licht van het uitgangspunt van «eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik» van gegevens (ook als deze bij andere overheden bekend zijn) is het van belang te benadrukken dat deze mogelijkheid in de gevallen die aan de eisen voldoen, daadwerkelijk wordt benut. Deze handelwijze zal dan ook worden opgenomen in de handleiding voor de ambtenaren burgerzaken.
In dit onderdeel is geregeld dat een ouder die was ingeschreven als ingezetene in het persoonsregister, bedoeld in het Besluit bevolkingsboekhouding, op het moment van de geboorte van een kind dat op het ogenblik van de geboorte niet meer in leven was of omtrent wie een akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, een verzoek kan doen tot opname van de gegevens omtrent dit kind in de BRP op zijn persoonslijst. Voorwaarde is wel dat de ouder een ingeschrevene betreft die ingezetene is geweest in de zin van de Wet BRP, wat betekent dat de ouder ingeschreven heeft moeten staan als ingezetene in de BRP of de GBA om een verzoek te kunnen doen. Daarnaast is in dit onderdeel geregeld dat de laatste gemeente die verantwoordelijk was voor de bijhouding van de persoonslijst van de ouder die het verzoek doet in Nederland voorafgaand aan de emigratie van de ouder, verantwoordelijk is voor de bijhouding van de gegevens over het overleden kind op de persoonslijst van de ouder.
In artikel 23, eerste lid, van het Besluit BRP is geregeld dat in bijlage 1 bij het Besluit BRP de algemene gegevens zoals opgenomen in artikel 2.7 van de Wet BRP nader worden bepaald. In dit onderdeel is geregeld dat een nieuwe categorie gegevens, op grond van het nieuwe artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet is ingevoegd in bijlage 1 bij het Besluit BRP, namelijk de categorie «Gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is» en worden de gegevens in deze categorie nader bepaald. In het algemeen deel van deze nota van toelichting is uiteengezet welke algemene gegevens worden opgenomen. Vastgelegd is dat de gegevens enkel worden opgenomen op de persoonslijst van personen die onder het bereik van hoofdstuk 2, afdeling 1 van de Wet BRP vallen. Tot slot is geregeld dat de betreffende gegevens niet gekwalificeerd worden als authentiek.
In deze onderdelen zijn enkele technische aanpassingen opgenomen in verband met de vernummering van wettelijke bepalingen als gevolg van het wetsvoorstel.
Dit artikel regelt dat het besluit in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2019-24.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.