Besluit van 19 juni 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet EZK en LNV 2018

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 12 juni 2018, nr. WJZ / 18083255;

Gelet op artikel XVII van de Verzamelwet EZK en LNV 2018;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Verzamelwet EZK en LNV 2018 treedt in werking met ingang van 1 juli 2018, met uitzondering van:

  • a. artikel III, onderdelen A en B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2019;

  • b. de artikelen III, onderdeel D, en XVIa, die niet in werking treden.

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 19 juni 2018

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de negenentwintigste juni 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit bevat de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet EZK en LNV 2018 (de wet). De wet is gericht op het aanbrengen van wijzigingen, bijstellingen en technische verbeteringen in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel XVII van de wet voorziet in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding. In het onderhavige besluit wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Er is, met uitzondering van artikel III, onderdelen A, B en D, en artikel XVIa, gekozen voor inwerkingtreding met ingang van 1 juli 2018. Aangezien de publicatie van de wet plaatsvond na 1 mei 2018 wordt afgeweken van het principe dat de termijn tussen de publicatiedatum van een wet en het tijdstip van inwerkingtreding minimaal twee maanden bedraagt, zoals vastgelegd in het beleid omtrent vaste verandermomenten. Deze wet betreft reparatiewetgeving. Dit betreft de uitzonderingsgrond, bedoeld in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Dit besluit voorziet in afwijkende inwerkingtredingsbepalingen voor artikel III, onderdelen A, B en D, en artikel XVIa. Deze bepalingen bevatten correcties van artikelen van de Gaswet zoals die worden gewijzigd door de Wet van 9 april 2018 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 109) (hierna: wet voortgang energietransitie). De wet voortgang energietransitie treedt gefaseerd in werking (Stb. 2018, 129).

De inwerkingtreding van artikel III, onderdelen A en B, is gesteld op 1 januari 2019, wat overeenkomt met de inwerkingtreding van het met deze onderdelen corresponderende artikel II, onderdeel K, van de wet voortgang energietransitie.

Onderdeel D van artikel III en artikel XVIa treden nog niet in werking. Artikel III, onderdeel D, hangt samen met artikel II, onderdeel N, subonderdeel 2, van de wet voortgang energietransitie en artikel XVIa heeft betrekking op artikel XI, tweede lid, van die wet. Voor deze artikel(onderdelen) zal op een later moment een inwerkingtredingsbesluit volgen, dat zal zijn gebaseerd op zowel de Verzamelwet EZK en LNV 2018 als de wet voortgang energietransitie.

De onderdelen C en F van artikel III wijzigen de Gaswet zoals deze door de onderdelen La en AL van artikel II van de wet voortgang energietransitie is aangepast. Laatstgenoemde onderdelen treden eveneens in werking met ingang van 1 juli 2018, op basis van een reeds gepubliceerd inwerkingtredingbesluit1. De volgorde van inwerkingtreding van de genoemde onderdelen is daarmee voldoende bepaald en behoeft geen nadere regeling.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Besluit van 26 april 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 129).

Naar boven