Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2014, 542 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2014, 542 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 6 oktober 2014, FM/2014/1526 M, directie Financiële Markten;
Gelet op de artikelen 1:24, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, eerste lid, onderdeel b, en 1:81 van de Wet op het financieel toezicht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 december 2014, nr. W06.14.0396/lll);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 10 december 2014, FM/2014/2016 U, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een definitie toegevoegd, luidende:
verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225)
B
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Als nationale afwikkelingsautoriteit in de zin van verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme), belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die verordening gestelde regels, wordt aangewezen de Nederlandsche Bank. De artikelen 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing.
C
Aan bijlage 1 wordt toegevoegd:
D
Aan bijlage 2 wordt toegevoegd:
Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:
A
In bijlage 1 wordt aan de opsomming van artikelen onder de aanduiding «Verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme)» toegevoegd:
Artikel 13, derde lid
Artikel 27, vierde lid, derde alinea, en zestiende lid, vierde alinea
B
In bijlage 2 wordt in de tabel aan de opsomming van artikelen met bijbehorende boetecategorienummers onder de aanduiding «Verordening (EU) nr. 806/2014 (gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme)» de volgende artikelen met bijbehorende boetecategorienummers toegevoegd:
Artikel 13, derde lid |
2 |
Artikel 27, vierde lid, derde alinea |
3 |
Artikel 27, zestiende lid, vierde alinea |
2 |
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt op het tijdstip waarop verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225), met uitzondering van de onderdelen, bedoeld in artikel 99, derde tot en met vijfde lid, van die verordening, van toepassing wordt.
2. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2014, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt op het tijdstip waarop verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225), met uitzondering van de onderdelen, bedoeld in artikel 99, derde tot en met vijfde lid, van die verordening, van toepassing wordt.
3. Van het tijdstip waarop artikel II in werking treedt, wordt door Onze Minister van Financiën mededeling gedaan in de Staatscourant.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 15 december 2014
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Op 15 juli 2014 is vastgesteld verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225) (hierna: de verordening). De verordening is een aanvulling op de richtlijn herstel en afwikkeling banken en beleggingsondernemingen1 (hierna: de richtlijn), die op 15 mei 2014 tot stand is gekomen. De richtlijn voorziet in eenvormige regels voor herstel en afwikkeling van banken en bepaalde beleggingsondernemingen, alsmede in onderlinge samenwerking en afstemming door lidstaten in een netwerk van nationale autoriteiten en van afwikkelingsfondsen. In de Bankenunie is het bankentoezicht gecentraliseerd en wordt uitgeoefend door de Europese Centrale Bank in samenwerking met de nationale toezichthouders op grond van de verordening bankentoezicht2. In het kader van de Bankenunie is besloten om met betrekking tot afwikkeling eveneens tot een verdergaande vorm van samenwerking te komen, in de vorm van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (single resolution mechanism, SRM). De verordening stelt dat mechanisme in en voorziet in centrale besluitvorming met betrekking tot afwikkeling, door de instelling van een Europese afwikkelingautoriteit – de afwikkelingsraad, en in een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds.
In artikel I, onderdeel B, wordt voorzien in de aanwijzing van de Nederlandsche Bank (DNB) als nationale afwikkelingsautoriteit in de zin van de verordening, op grond van artikel 1:24, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). DNB is ingevolge hoofdstuk 3.5 Wft thans reeds belast met taken in verband met de liquidatie of afwikkeling van banken, namelijk in het kader van de toepassing van de noodregeling, het overdrachtsplan en het depositogarantiestelsel. Met de implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten3 per 1 augustus 2014, voorziet de Wft in artikel 3:159ai in de bevoegdheid van DNB tot het opstellen van afwikkelingsplannen. De desbetreffende bepaling uit de richtlijn kapitaalvereisten wordt door deze richtlijn vervangen. Met de keuze om DNB als afwikkelingsautoriteit in de zin van de verordening aan te wijzen, wordt aangesloten bij de huidige taken van DNB en wordt gebruik gemaakt van de bestaande deskundigheid van DNB en is een nauwe en effectieve coördinatie tussen de fase van doorlopend toezicht en de fase van afwikkeling mogelijk, met inbegrip van het gebruik en de uitwisseling van informatie. Bovendien is deze keuze het meest kostenefficiënt.4
Met de aanwijzing is DNB voortaan belast met de uitvoering van de taken die de verordening aan nationale afwikkelingsautoriteiten toebedeelt en beschikt het over de bevoegdheden die daartoe in de verordening zijn voorzien. Artikel 7 van de verordening bevat een taakverdeling tussen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten. Op grond daarvan is de afwikkelingsraad primair bevoegd ten aanzien van banken of groepen van entiteiten die rechtstreeks onder (geconsolideerd) toezicht door de ECB vallen en ten aanzien van overige, grensoverschrijdende groepen. De bevoegdheden ten aanzien van overige entiteiten en groepen worden in beginsel uitgeoefend door de nationale afwikkelingsautoriteiten.
Met de aanwijzing van DNB ter uitvoering en handhaving van de verordening binnen de Nederlandse rechtsorde, zijn op grond van artikel 1:3a, eerste lid, Wft de bij of krachtens de verordening gestelde regels voor de toepassing van de Wft gelijkgesteld met regels ingevolge deze wet. Dit betekent met name dat de algemene procedurele voorzieningen en bevoegdheden in (deel 1 van) de Wft ook op de uitvoering en handhaving van de verordening van toepassing zijn. Daarnaast wordt in artikel I, onderdelen C en D, en artikel II van dit besluit voorzien in de mogelijkheid tot het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete voor overtreding van bepaalde voorschriften in de verordening. Artikel 38, achtste lid, van de verordening brengt met zich dat de nationale afwikkelingsautoriteit ook sancties moet kunnen opleggen in, kort samengevat, gevallen van overtreding door entiteiten ten aanzien waarvan de afwikkelingsraad als Europese afwikkelingsautoriteit primair bevoegd is maar ten aanzien waarvan in het tweede lid van artikel 38 niet is voorzien in een eigen boetebevoegdheid van de afwikkelingsraad. De te handhaven voorschiften zien geen van alle op lichtere, administratieve verplichtingen die voor boetcategorie 1 in aanmerking zouden komen. Gelet op de aard en ernst van de overtreding is gekozen voor boetecategorie 3 voor overtreding van voorschriften met betrekking tot de kerneisen ter verbetering of waarborging van de afwikkelbaarheid van de onderneming. De overige voorschriften, waarvan overtreding beboetbaar wordt gesteld met boetecategorie 2, hebben betrekking op noodzakelijke inhoudelijke inbreng en medewerking van de zijde van de onderneming bij de voorbereiding of uitvoering van afwikkeling.
Artikel 99 van de verordening voorziet in vier afzonderlijke momenten waarop verschillende onderdelen van de verordening van toepassing worden. Met ingang van 19 augustus 2014 zijn reeds op grond van het vierde lid de onderdelen van toepassing die zien op het institutioneel kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, zoals de instelling van de afwikkelingsraad. Met ingang van 1 november 2014 beschikken de Raad en de Commissie op grond van het vijfde lid over de bevoegdheden om uitvoeringshandelingen respectievelijk gedelegeerde handeling vast te stellen.
Per 1 januari 2015 zullen op grond van het derde lid de onderdelen van de verordening van toepassing worden die zien op de totstandkoming van de afwikkelingsplannen en de bevoegdheden van de afwikkelingsraad om informatie te verzamelen en met de nationale afwikkelingsautoriteiten samen te werken. De inwerkingtredingsbepaling in de verordening noemt in dat verband expliciet de artikelen 8 en 9 van de verordening, alsmede de daarmee samenhangende bepalingen.
De artikelen 8 en 9 van de verordening zien op het opstellen en aanpassen van zogenoemde afwikkelingsplannen. Het negende lid van artikel 8 bepaalt dat een afwikkelingsplan onder meer bevat: (e) de overeenkomstig artikel 10 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid; (f) de eventueel op grond van artikel 10, zevende lid, vereiste maatregelen ter verbetering van de afwikkelbaarheid; en (o) het vereiste minimumniveau van eigen vermogen en (voor de toepassing van bail-in) in aanmerking komende passiva (minimum requirement for own funds and eligible liabilities, MREL) krachtens artikel 12 en, indien van toepassing, de termijn voor het bereiken van dat niveau.
De artikelen 10 en 12 moeten worden beschouwd als met de artikelen 8 en 9 samenhangende bepalingen. Zij zullen daarmee eveneens met ingang van 1 januari 2015 van toepassing zijn, aangezien er zonder de beoordeling van de afwikkelbaarheid en de vaststelling van eventueel vereiste maatregelen ter verbetering van de afwikkelbaarheid en de MREL, geen afwikkelingsplan kan worden opgesteld. Artikel 11 ziet op vereenvoudigde verplichtingen voor een bepaalde entiteit ten aanzien van het opstellen en bijhouden van een afwikkelingsplan. Ook hiervoor geldt derhalve dat deze bepaling van toepassing is vanaf het moment dat de artikelen 8 en 9 van toepassing worden.
DNB beschikt per 1 januari 2015 als nationale afwikkelingsautoriteit aldus over de bevoegdheden die zijn opgenomen in de artikelen 8 tot en met 12 van de verordening, waaronder de bevoegdheden van de afwikkelingsraad, indien zij als nationale afwikkelingsautoriteit op grond van de hiervoor beschreven taakverdeling in artikel 7 van de verordening bevoegd is.
Het gemeenschappelijke afwikkelingsmechanisme zal in beginsel op 1 januari 2016 volledig operationeel zijn en de overige resterende onderdelen van de verordening zullen dan op grond van het tweede lid van artikel 99 van de verordening van toepassing worden. Dit betekent dat vanaf dat moment onder het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme daadwerkelijk tot afwikkeling kan worden overgegaan. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de afwikkelingsinstrumenten en -maatregelen waarin in nationale regelgeving zal zijn voorzien ter implementatie van de richtlijn. Het moment waarop de volledige verordening van kracht zal zijn kan op grond van het zesde lid van artikel 99 van de verordening door de afwikkelingsraad telkens met een maand worden uitgesteld, indien blijkt dat de voorwaarden voor de overdracht van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds niet zijn vervuld.
Vanwege de onderscheidenlijke tijdstippen waarop onderdelen van de verordening in werking treden, is de regeling in dit besluit van de sanctionering van overtreding van bepaalde voorschriften in de verordening verdeeld over artikel I en artikel II, afhankelijk van het gegeven of de betreffende voorschriften op 1 januari 2015 dan wel in beginsel op 1 januari 2016 van toepassing worden. Vanwege de mogelijkheid dat het tijdstip waarop de verordening volledig van kracht wordt kan worden uitgesteld na 1 januari 2016, wordt in artikel III, tweede lid, op dynamische wijze naar dit tijdstip verwezen. Omwille van de kenbaarheid zal van het tijdstip waarop de verordening volledig van kracht wordt en bijgevolg artikel II van dit besluit in werking treedt, mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173).
Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287).
Zie de brief van de minister van Financiën van 27 juni 2014, Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 77.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-542.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.