Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2014, 525 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2014, 525 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juli 2014, nr. 2014-000087757;
Gelet op de artikelen 24, derde lid, van de Werkloosheidswet en 30, vijfde lid, van de Ziektewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 juli 2014, nr. W12.14.0190/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2014, nr. 2014-0000183885,
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
hetgeen onder loon wordt verstaan op grond van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van die wet, met dien verstande dat niet tot het inkomen worden gerekend:
1°. uitkeringen op grond van een werknemersverzekering of wachtgeld als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, tweede zin, van de Werkloosheidswet, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
2°. hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking met artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek overeenkomstige regelingen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat; en
3°. een uitkering die de werknemer heeft genoten op grond van de aanspraak, bedoeld in artikel 39d, tweede lid of derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder dat er sprake is van onbetaald extra verlof;
passende arbeid zoals bedoeld in de artikelen 24, derde lid, van de Werkloosheidswet en 30, vijfde lid, van de Ziektewet;
de Werkloosheidswet; en
de Ziektewet.
Dit besluit is van toepassing op de werknemer die op grond van de Ziektewet of de Werkloosheidswet recht heeft op een uitkering, met uitzondering van de werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van de artikelen 29, tweede lid, onderdeel e, 29a, 29b en 29d van de Ziektewet, tenzij hij geen werkgever heeft.
1. Om te bepalen of arbeid aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, wordt gebruik gemaakt van de volgende opleidingscategorieën die voor arbeid vereist kunnen worden:
a. hoger onderwijs: academisch en hoger beroepsonderwijs;
b. middelbaar beroepsonderwijs, inclusief hoger algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;
c. voorbereidend middelbaar onderwijs, inclusief middelbaar voortgezet onderwijs; of
d. lager (basis) onderwijs en geen onderwijs.
2. Arbeid die aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, is arbeid waarvoor hetzelfde opleidingsniveau is vereist als het opleidingsniveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden.
1. In de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet of de Ziektewet bestaat, zijn verstreken, is arbeid passend wanneer:
a. de arbeid aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, bedoeld in artikel 3;
b. met de arbeid een bedrag verdiend wordt ten minste ter hoogte van 70% van het inkomen, genoten in de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden; en
c. de reistijd niet meer dan twee uur per dag bedraagt.
2. In afwachting van arbeid op een niveau aansluitend bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is arbeid voor onbepaalde tijd, doch van een lager niveau, passend indien door de werkgever mogelijkheden worden geboden om binnen een termijn van zes maanden op het niveau aansluitend op het niveau van de arbeid waaruit hij werkloos of ziek is geworden, terug te keren.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt, wanneer de werknemer een dienstbetrekking voor arbeid op het niveau aansluitend bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden als bedoeld in het eerste lid, heeft aanvaard, maar deze niet gelijk aanvangt, in de tussentijd arbeid waarvan het niveau niet aansluit bij de voorheen verrichte arbeid, als passend aangemerkt.
4. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het inkomen uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, aanzienlijk afwijkt van wat vergelijkbare werknemers in hetzelfde beroep in de regel gewoonlijk verdienen. Onder passende arbeid wordt dan verstaan arbeid met een beloning van 70% van het inkomen dat vergelijkbare werknemers in hetzelfde beroep als waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, verdienen.
Indien er sprake is van een bestaand recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet of de Ziektewet, is artikel 4 van toepassing met dien verstande dat bij opvolgende of meerdere rechten geen nieuwe termijn van zes maanden start.
Het Besluit passende arbeid schoolverlaters en academici WW en ZW wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 11 december 2014
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Uitgegeven de negentiende december 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Dit besluit stelt nadere regels voor de toepassing van het begrip passende arbeid in de Werkloosheidswet (WW) en de Ziektewet (ZW). De grondslagen voor dit besluit zijn artikel 24, derde lid, van de WW en artikel 30, vijfde lid, van de ZW. De definitie van passende arbeid wordt aangescherpt vanwege de afspraken die gemaakt zijn in het sociaal akkoord van 11 april 2013 tussen het kabinet en werkgevers en werknemers. De aanscherping houdt in dat reeds na zes, in plaats van na twaalf maanden, alle maatschappelijk geaccepteerde arbeid als passend wordt beschouwd. Dit versterkt de prikkel om vanuit de WW en de ZW aan het werk te gaan. Deze aanscherping hangt samen met de andere afspraken uit het sociaal akkoord over de WW zoals inkomstenverrekening vanaf de eerste dag. De aanscherping van het begrip passende arbeid zal dan ook tegelijkertijd met inkomstenverrekening in werking treden. Verderop in deze toelichting wordt op deze samenhang nog nader ingegaan.
In dit Besluit Passende arbeid WW en ZW wordt gedefinieerd wat in de periode voordat zes maanden van de uitkering zijn verstreken als passende arbeid moet worden beschouwd. Dit besluit vervangt de Richtlijn passende arbeid (Staatscourant, 30 juni 2008, nr 123, blz. 17). Op grond van dit besluit en de algemene definitie in de wet beoordeelt het UWV in een specifiek geval of werk als passende arbeid moet worden beschouwd. Omdat het hier gaat om de inhoudelijke nadere invulling van het begrip passende arbeid, is ervoor gekozen om dit op te nemen in een besluit.
Het begrip passende arbeid wordt in de WW en ZW gebruikt bij de vormgeving van de verschillende verplichtingen die een ontvanger van een uitkering heeft om te voorkomen dat hij werkloos is of blijft. Dit betreft onder andere de verplichting voor de werknemer om passende arbeid te verkrijgen en de verplichting om aangeboden passende arbeid te aanvaarden. Deze verplichtingen gelden niet alleen wanneer een werknemer een WW-uitkering ontvangt, maar ook al vanaf het moment dat het voor de werknemer duidelijk is dat werkloosheid dreigt. Zowel in de WW als in de ZW is het namelijk van belang dat werknemers weer snel een baan vinden zodat ze aansluiting houden met de arbeidsmarkt, weer zelf in het levensonderhoud kunnen voorzien en een beroep op publieke middelen wordt beperkt of voorkomen. Hieraan draagt ook de aanscherping van het begrip passende arbeid bij dat na zes maanden alle maatschappelijke geaccepteerde arbeid passend is. Nadat men zes maanden werkloos of ziek is geweest dient men zich ruimer op te stellen in het zoeken naar arbeid dan in de periode daarvoor.
Voor de periode voordat zes maanden van de uitkering zijn verstreken worden in het voorliggende Besluit criteria gesteld voor wat als passende arbeid wordt beschouwd. Met deze criteria wordt de werkzoekende in de genoemde periode in de gelegenheid gesteld zich te richten op arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Dit draagt er aan bij dat werknemers naar een plek op de arbeidsmarkt kunnen zoeken waarin hun door werk of opleiding opgedane vaardigheden het beste worden benut. Dit is van belang voor een goede werking van de arbeidsmarkt in het algemeen. Er zijn drie criteria opgenomen in dit besluit die bepalen of arbeid passend is. Deze criteria zijn overgenomen uit de Richtlijn passende arbeid 2008.
Het eerste criterium betreft het niveau van de arbeid. Deze bepaalt dat werk passend is als dat aansluit bij het niveau van het werk waaruit men werkloos of ziek is geworden en waarvoor men zich door opleiding of werkervaring heeft gekwalificeerd. Om te bepalen of arbeid hetzelfde niveau heeft als de arbeid waaruit de werkloosheid of ziekte is ontstaan zijn vier opleidingsniveaus gedefinieerd. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting. Deze sluiten aan bij de niveaus die genoemd worden in de Richtlijn passende arbeid 2008. Het academische en het hbo-niveau zijn samengevoegd zodat er geen onderscheid bestaat tussen deze twee niveaus. Hiermee wordt bereikt dat werklozen uit een academisch geschoold beroep ook dienen te solliciteren op hbo-niveau. Dit was voorheen geregeld in het Besluit passende arbeid schoolverlaters en academici WW en ZW. Het is ongewenst als academici zich een tijd mogen beperken tot het zoeken naar en accepteren van werk op academisch niveau. Het is immers wenselijk dat de kans op het vinden van werk op hbo-niveau direct wordt benut, zeker omdat doorgroei naar het eigen academische niveau vanuit een functie op hbo-niveau goed mogelijk is. De inhoud van het Besluit passende arbeid schoolverlaters en academici WW en ZW wordt hiermee opgenomen in het voorliggende Besluit en zal dus worden ingetrokken.
Het tweede criterium betreft de hoogte van het inkomen uit de arbeid. Het criterium regelt dat werk niet passend is als het inkomen lager is dan 70% van het inkomensverlies dat optreedt vanwege het ontslag of de ziekte. Hiermee kan men zich richten op werk waarvoor de beloning niet of beperkt afwijkt van de beloning voor het werk waaruit men werkloos of ziek is geworden.
Het derde criterium betreft de reisduur. Het criterium regelt dat niet langer dan twee uur gereisd hoeft te worden. Hiermee wordt voorkomen dat iemand in de periode voordat zes maanden zijn verstreken gedwongen wordt een baan te accepteren waarvoor hele lange reistijden nodig zijn of een verhuizing aan de orde is.
Werk dat niet aan de hier beschreven drie criteria voldoet, wordt voordat zes maanden van de uitkering zijn verstreken nog niet als passend beschouwd. Als na zes maanden uitkering nog geen baan is gevonden, wordt alle maatschappelijk geaccepteerde arbeid als passend beschouwd. Dan heeft een werkloze of zieke werknemer de verplichting om ook werk te zoeken en te aanvaarden waarvoor een lager opleidingsniveau is vereist, de beloning lager is en waarbij langere reistijden nodig zijn. Doordat de werkloze of zieke werknemer verplicht is zich veel ruimer te oriënteren op de arbeidsmarkt wordt de kans vergroot om snel weer aan het werk te komen.
Voor de beoordeling van wat als passende arbeid moet worden beschouwd is tenslotte van belang dat in de wet is opgenomen dat er redenen kunnen zijn van lichamelijke, geestelijke of sociale aard waardoor aanvaarding van een dienstbetrekking niet van een werknemer kan worden gevergd. Voor bijvoorbeeld werknemers die ziek zijn of werknemers die twee jaar ziek zijn geweest, maar niet in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) (ook wel 35-minners genoemd) is dit van belang. Bij de vaststelling van wat als passende arbeid wordt beschouwd houdt het UWV dus rekening met de eventuele gevolgen van ziekte en gebrek en de mogelijkheden van de werknemer.
Tegelijk met de aanscherping van het begrip passende arbeid zal inkomstenverrekening vanaf de eerste dag van werkloosheid in de WW worden geïntroduceerd. Hierdoor leidt werkaanvaarding vanuit de WW altijd tot een hoger inkomen. Dit komt doordat bij inkomstenverrekening niet het volledige inkomen uit werk in mindering wordt gebracht op de uitkering, maar 70%. Het inkomen stijgt dus met minimaal 30% van het inkomen uit de nieuwe baan. De werkloze hoeft zich dus nooit financieel te benadelen wanneer deze aan het werk gaat. Ook voor de ZW geldt een soortgelijke systematiek van inkomstenverrekening.
Het UWV acht het Besluit Passende Arbeid uitvoerbaar op de beoogde invoeringsdatum. Voor de handhaafbaarheid van dit Besluit zijn door het UWV twee aandachtspunten benoemd. Het eerste betreft de bepaling dat werk op een lager niveau als passend wordt beschouwd als de werkgever de mogelijkheid biedt om binnen zes maanden op het oude niveau terug te keren. Deze bepaling was ook al opgenomen in de Richtlijn Passende Arbeid 2008, maar gebleken is dat deze moeilijk handhaafbaar is omdat de informatie hiervoor ontbreekt. Het UWV geeft aan zich te willen herbezinnen op dit punt. Dit wil het UWV doen in relatie tot de intensivering van de handhaving op naleving van de verplichtingen omtrent passende arbeid. Dit laatste is een maatregel die is opgenomen in het Begrotingsakkoord.
Het tweede risico dat het UWV noemt heeft strikt genomen geen betrekking op het Besluit Passende Arbeid. Dit betreft de situatie dat een werknemer een fulltime baan accepteert, maar nog wel dient te solliciteren omdat het salaris zo laag is dat nog een uitkering wordt ontvangen. Dit punt zal worden ondervangen door te regelen middels een vrijstelling of ontheffing dat voor deze specifieke groep de sollicitatieplicht niet zal gelden.
Dit artikel geeft een definitie van begrippen die in dit besluit voorkomen.
Dit besluit is bedoeld om het begrip passende arbeid nader in te vullen voor werknemers die op grond van de WW of de ZW recht hebben op een uitkering. Het besluit geldt niet voor mensen die een uitkering ontvangen op grond van de artikelen 29, tweede lid, onderdeel e, 29a en 29b van de Ziektewet en dus een ZW-uitkering ontvangen vanwege orgaandonatie, zwangerschap of no-risk polis, met uitzondering van de situaties waarin werknemers geen werkgever hebben. In de meeste gevallen hebben deze werknemers namelijk een werkgever die dan de verantwoordelijkheid draagt voor de werkhervatting.
In dit artikel wordt bepaald wat als aansluitend op het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, wordt aangemerkt. Als de werknemer werkzaam is in een baan waarvoor een bepaald opleidingsniveau is verreist, wordt als passende arbeid beschouwd arbeid waarvoor hetzelfde opleidingsniveau wordt gevraagd. In onderstaand schema wordt aangegeven welke arbeid op welk moment als passend wordt bestempeld.
Werkniveau → –––––––––––––––––––– Kwalificatie |
Hoger onderwijs (WO en HBO) |
Middelbaar beroepsonderwijs |
Voorbereidend middelbaar onderwijs |
Lager (basis) onderwijs of geen onderwijs |
---|---|---|---|---|
Hoger onderwijs (WO en HBO) |
0–6 maanden |
Na 6 maanden |
||
Middelbaar beroepsonderwijs |
0–6 maanden |
Na 6 maanden |
||
Voorbereidend middelbaar onderwijs |
0–6 maanden |
Na 6 maanden |
||
Lager (basis) onderwijs of geen onderwijs |
Laagste niveau, geen afwijking in de eerste 6 maanden. |
Voordat zes maanden zijn verstreken waarin de werknemer recht heeft op een WW- of ZW-uitkering, kan een werknemer zich richten op arbeid dat:
1. aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden (zie artikel 3);
2. een bedrag oplevert dat ten minste 70% van het inkomen genoten in de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, bedraagt; en
3. een reistijd van niet meer dan twee uur op een dag heeft.
Een werkloze of zieke werknemer kan zich voordat zes maanden, waarin een WW- of ZW-uitkering is ontvangen, zijn verstreken, richten op werk dat hetzelfde niveau heeft als de arbeid waaruit hij werkloos of ziek is geworden. Voor deze arbeid kan de werknemer zich zowel via opleiding als werkervaring hebben gekwalificeerd. In deze periode is de werkloze of zieke werknemer in beginsel niet verplicht werk op een lager niveau te aanvaarden.
In de eerste zes maanden van de werkloosheid of ziekte, maar ook in de periode daaraan voorafgaand wanneer werkloosheid dreigt, is werk in beginsel passend waarvoor de beloning niet lager is dan 70% van het inkomen dat de werkloze verdiende in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos of ziek werd.
Voordat zes maanden van werkloosheid of ziekte zijn verstreken, is werk passend als de reistijd niet meer bedraagt dan twee uur per dag. Bij de berekening van de reistijd door het UWV wordt er in principe van de reistijd per openbaar vervoer uitgegaan, hier zijn wel uitzonderingen op mogelijk. Na zes maanden kunnen langere reistijden geen belemmering vormen voor het aanvaarden van een werkaanbod. Er wordt dus van de werknemer verwacht dat deze na de eerste zes maanden van de uitkering verder reist voor een baan dan de eerder genoemde twee uur per dag. Bij voortdurende werkloosheid mag van een werkloze dan ook worden verwacht dat hij verhuist indien de baan dat vereist.
In afwijking van het eerste lid wordt arbeid voor onbepaalde tijd, maar waarvoor een lager niveau wordt gevraagd als passend beschouwd, indien door de werkgever de mogelijkheid wordt geboden om binnen een termijn van zes maanden op het eigen niveau terug te keren.
In het geval de werknemer een baan heeft aanvaard, maar de werkzaamheden niet gelijk starten, wordt van de werknemer verwacht dat deze ook tijdelijk werk aanvaardt waarvan het niveau niet overeenstemt met de voorheen verrichte arbeid.
Voordat zes maanden van werkloosheid of ziekte zijn verstreken, is arbeid passend waarvoor de beloning niet lager is dan 70% van het inkomen dat de werkloze of zieke werknemer verdiende in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos of ziek werd. Dit kan anders zijn als het inkomen aanzienlijk afwijkt van wat vergelijkbare werknemers in het beroep van de werkloze in de regel verdienen. In dit geval is ook arbeid met een beloning van 70% van wat vergelijkbare werknemers in hetzelfde beroep verdienen, passend. Na zes maanden is alle arbeid passend ongeacht het inkomen
Artikel 4 is niet van toepassing wanneer er een tweede WW-recht ontstaat, wanneer de werknemer tijdens een WW-recht ziek wordt en dus recht krijgt op een ZW-uitkering, of wanneer er naast een ZW-recht een WW-recht ontstaat, dan ontstaat er geen nieuwe periode van zes maanden waarin gezocht mag worden naar arbeid die voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3, eerste lid, maar blijft de oorspronkelijke periode doorlopen.
Met dit besluit wordt het Besluit passende arbeid schoolverlaters en academici WW en ZW ingetrokken. In het Besluit passende arbeid schoolverlaters en academici WW en ZW wordt geregeld dat voor een academicus ook arbeid op hbo-niveau passend is. Met het voorliggende besluit geldt dit ook. Een schoolverlater is geen werknemer in de zin van de WW of de ZW. De bepalingen over schoolverlaters werden oorspronkelijk gebruikt bij de toepassing van de Algemene bijstandswet, maar die verwijzing geldt niet meer zodat het gehele Besluit kan worden ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dit zal samenhangen met de inwerkingtreding van de Wet Werk en zekerheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-525.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.