Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2010, 703 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2010, 703 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 juni 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/816, sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 110a, eerste lid, 111, eerste lid, aanhef en onderdeel b, 113, eerste lid, 116, eerste lid, 118, derde lid, 126, vijfde lid, en 127, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 11 augustus 2010, no. W09.10.0254/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 september 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/1282, sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8, onderdeel a, komt te luiden:
a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft, daarmee de bedrijfsrem en, indien het motorrijtuig is voorzien van een koppelingspedaal, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen.
B
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden: inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft, daarmee de bedrijfsrem en, indien het motorrijtuig is voorzien van een koppelingspedaal, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen.
2. In het tweede lid wordt na «Wet educatie en beroepsonderwijs» ingevoegd: en voor degene die rijonderricht ontvangt met het oog op de aanvraag van een rijbewijs als bedoeld in artikel 42b.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Degene die rijonderricht ontvangt met het oog op een aanvraag als bedoeld in artikel 42b, eerste lid, dient in het bezit te zijn van een verklaring als bedoeld in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b.
C
In artikel 28 wordt na onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. een rijbewijs ter vervanging van een rijbewijs dat op grond van artikel 123b van de wet ongeldig is geworden of ten aanzien van waarvan een aantekening als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet is geplaatst, voor zover dit laatste rijbewijs een rijbewijs betreft als bedoeld in respectievelijk de artikelen 44, eerste lid, 45, eerste lid, 46, eerste lid, of 48, eerste lid,.
D
Aan artikel 30 wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Hetzelfde geldt indien het een aanvraag betreft ter vervanging van een rijbewijs dat op grond van artikel 123b van de wet ongeldig is geworden of ten aanzien van waarvan een aantekening als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet is geplaatst, voor zover dit laatste rijbewijs een rijbewijs betreft als bedoeld in artikel 47, eerste lid.
E
Artikel 32, eerste lid, komt te luiden:
1. Onverminderd het tweede en derde lid dient de aanvrager, indien de aanvraag betrekking heeft op:
1.° de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft,
2.° de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs in verband met een gevorderd onderzoek naar diens rijvaardigheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard,
3.° de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs op het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde uitspraak onherroepelijk is geworden, geldig was, dan wel
4.° de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs ongeldig is verklaard op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet:
a. op het moment van de aanvraag in Nederland woonachtig te zijn en tevens
I. in de onmiddellijk aan de aanvraag voorafgaande periode van één jaar ten minste 184 dagen in Nederland woonachtig te zijn geweest, of
II. gedurende een periode van ten minste zes maanden te zijn ingeschreven aan een in Nederland gevestigde universiteit, school voor middelbaar, voortgezet of hoger beroepsonderwijs of andere school voor middelbaar, voortgezet of hoger onderwijs, of
III. indien hij wegens tijdelijk verblijf buiten Nederland gedurende een periode van maximaal vier jaar niet geheel kan voldoen aan de onder I genoemde voorwaarde, gedurende een periode van ten minste tien jaar onafgebroken in Nederland woonachtig te zijn geweest, dan wel
b. in de onmiddellijk aan het moment van de aanvraag voorafgaande periode van één jaar ten minste 185 dagen in Nederland woonachtig te zijn geweest.
F
In artikel 33, eerste lid, onderdeel c, vervalt IV en wordt de puntkomma aan het slot van III vervangen door een punt.
G
Na artikel 42 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
1. De aanvraag tot afgifte van een rijbewijs, ter vervanging van een rijbewijs dat op grond van artikel 123b van de wet ongeldig is geworden of ten aanzien van waarvan een aantekening als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet is geplaatst, vanaf het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, vindt plaats op grond van de artikelen 42a tot en met 42e.
2. Voor de toepassing van de artikelen 42a tot en met 42e geldt voor de zwaarte van de rijbewijscategorieën de volgende volgorde in afnemende zwaarte:
a. E bij C;
b. C;
c. E bij D;
d. D;
e. E bij B;
f. B;
g. A;
h. AM.
3. Indien de zwaarste categorie E bij C1, respectievelijk C1, was, dient de aanvrager aan te geven of hij zijn geschiktheid en zijn rijvaardigheid wil aantonen voor de categorie E bij C of E bij B, respectievelijk C of B, en indien de zwaarste categorie E bij D1, respectievelijk D1, was, dient de aanvrager aan te geven of hij zijn geschiktheid en zijn rijvaardigheid wil aantonen voor de categorie E bij D of E bij B, respectievelijk D of B.
1. De aanvraag, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, betreft de volgende rijbewijscategorieën:
a. alle, dan wel een of meerdere categorieën waarvoor het oorspronkelijk afgegeven rijbewijs tot het tijdstip van de ongeldigheid geldig was;
b. alle, dan wel een of meerdere categorieën die al voor het in artikel 42a, eerste lid, bedoelde tijdstip ongeldig zijn geworden of ongeldig zijn verklaard.
2. Bij de aanvraag dient te worden voldaan aan de volgende eisen:
a. de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd;
b. een door de Dienst Wegverkeer afgegeven verklaring wordt overgelegd, waaruit blijkt voor welke categorie of categorieën het ongeldig geworden rijbewijs geldig was tot het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, of waaruit blijkt welke categorie of categorieën voor de aanvrager zijn opgenomen in het rijbewijzenregister als gevolg van het verstrijken van de geldigheidsduur voor die categorie of categorieën, wegens ongeldigheid als gevolg van artikel 123, eerste lid, onderdeel d, van de wet wegens ongeldigverklaring in geval van ongeschiktheid op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel d, van de wet of artikel 134, tweede lid, van de wet, of wegens ongeldigverklaring op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet wegens het niet verlenen van de vereiste medewerking aan een educatieve maatregel ter bevordering van de geschiktheid of aan een onderzoek naar de geschiktheid;
c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister geregistreerd:
I. een verklaring van rijvaardigheid voor de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor examen is gedaan en waarvoor de aanvrager naar het oordeel van de examinator heeft voldaan aan de daarvoor vastgestelde eisen, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen en waarbij de datum van aanvraag tevens moet liggen na het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden;
II. verklaringen van geschiktheid voor alle, dan wel die categorie of categorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan één jaar vóór de aanvraag mag liggen en waarbij de datum van aanvraag tevens moet liggen na het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden.
3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt pas door de Dienst Wegverkeer afgegeven indien:
a. het rijbewijs bij die dienst is ingeleverd, dan wel indien uit het rijbewijzenregister blijkt dat het rijbewijs reeds op andere grond is ingeleverd, en
b. de aanvrager die vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000, en geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte, of Zwitserland heeft aangetoond rechtmatig in Nederland te verblijven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d en l, van die wet.
4. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, wordt op de in dat lid bedoelde verklaring alleen de rijbewijscategorie B of A vermeld, indien het rijbewijs, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, een rijbewijs betreft:
a. als bedoeld in respectievelijk de artikelen 44, eerste lid, 45, eerste lid, 46, eerste lid, 47, eerste lid, of 48, eerste lid, en dit rijbewijs niet voldoet aan de in respectievelijk de artikelen 44, 45, 46, 47 of 48 voor omwisseling gestelde eisen;
b. dat op het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, reeds ongeldig was op grond van artikel 124, eerste lid, onderdelen a, b of c, van de wet;
c. dat op het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, reeds ongeldig was op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet, wegens het niet verlenen van de vereiste medewerking aan een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of aan een onderzoek naar de rijvaardigheid;
d. dat op het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, reeds ongeldig was op grond van artikel 134, tweede lid, van de wet, wegens het ontbreken van de vereiste rijvaardigheid.
5. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, onder I, wordt met de daar bedoelde verklaring van rijvaardigheid gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan zes maanden voor de aanvraag afgegeven bewijs van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, mits de datum van de aanvraag voor dit bewijs van rijvaardigheid is gelegen na de datum waarop het in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden.
6. Het tweede lid, onderdeel c, onder II, is niet van toepassing voor zover de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.
7. Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:
a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, worden omschreven;
b. indien het een rijbewijs betreft afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, een door dat gezag afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.
Indien het rijbewijs, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, een rijbewijs betreft als bedoeld in de artikelen 44, eerste lid, 45, eerste lid, 46, eerste lid, 47, eerste lid, of 48, eerste lid, dient dit rijbewijs, in aanvulling op artikel 42b, te voldoen aan de in de artikelen 44, 45, 46, 47 of 48 voor omwisseling gestelde eisen.
Indien de aanvraag voor een rijbewijs, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, niet op alle categorieën als bedoeld in artikel 42b, tweede lid, betrekking had en ten aanzien van de aanvrager op basis van de procedure van artikel 42b een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd, is artikel 36 van toepassing op elke aanvraag die betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor meer categorieën dan vermeld op de verklaring van rijvaardigheid op grond van artikel 42b, eerste lid, dan wel waarvoor het inmiddels afgegeven rijbewijs geldig is.
1. Verklaringen van geschiktheid of verklaringen van rijvaardigheid, geregistreerd voor de registratie van de ongeldigheid, bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet, of de registratie, bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet vervallen op dat tijdstip.
2. Indien aan de aanvrager een ander rijbewijs is of wordt afgegeven na het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden en voor het tijdstip waarop de daaraan in dat lid verbonden ongeldigheid in het rijbewijzenregister is geregistreerd, dan wel vòòr het tijdstip waarop de in dat artikel bedoelde aantekening in dat register is geplaatst,verliest dat andere rijbewijs zijn geldigheid voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven en voor de resterende duur van de geldigheid.
H
Na artikel 53 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij C is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie C en een praktijkexamen voor de categorie E bij C.
2. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie C is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie C.
3. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij D is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie D en een praktijkexamen voor de categorie E bij D.
4. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie D is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie D.
5. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij B is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie B en een praktijkexamen voor de categorie E bij B.
6. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie B is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie B.
7. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie A is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie A.
8. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie AM is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie AM.
I
Aan artikel 55, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. indien de aanvraag wordt gedaan met het oog op de aanvraag van een rijbewijs als bedoeld in de artikelen 42b, eerste lid, of 42d, eerste lid, dient de aanvrager tevens te overleggen de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring.
J
In artikel 59, eerste lid, komt onderdeel c te luiden:
c. indien de aanvraag wordt gedaan met het oog op de aanvraag van een rijbewijs, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, dient de aanvrager tevens te overleggen de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring.
K
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «AM, A, B of E bij B» vervangen door: AM, A of B.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,» vervangen door: C, C1, D en D1.
3. Onder vernummering van het achtste tot negende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
8. In afwijking van het eerste en het derde tot en met zevende lid moet voor toelating tot het praktijkexamen in verband met een aanvraag van een rijbewijs als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, zijn voldaan aan de volgende eisen:
a. de aanvrager dient een op naam van de aanvrager gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht te overleggen;
b. de aanvrager dient de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring te overleggen;
c. betrokkene dient niet langer dan een jaar voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de zwaarste rijbewijscategorie, bedoeld in artikel 42a, tweede lid, waarop de aanvraag betrekking heeft.
L
In de artikelen 80, onderdeel a, en 81, komt onderdeel a telkens als volgt te luiden:
a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft, daarmee de bedrijfsrem en, indien het motorrijtuig is voorzien van een koppelingspedaal, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen.
M
In artikel 100 wordt, onder vernummering van het zesde tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien de aanvraag wordt gedaan met het oog op de aanvraag van een rijbewijs als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, dient de aanvrager tevens te overleggen de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring.
N
Aan artikel 103, eerste lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:
Indien het de registratie betreft van een verklaring of van verklaringen van geschiktheid in verband met een aanvraag als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, wordt, indien de aanvrager zijn geschiktheid heeft aangetoond, ten behoeve van de aanvrager ook voor alle lichtere categorieën waarop deze aanvraag mede betrekking heeft, een verklaring van geschiktheid geregistreerd in het rijbewijzenregister. Beperkende coderingen op het eerder afgegeven, ongeldig geworden, rijbewijs dan wel geregistreerd in het rijbewijzenregister bij een of meer rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, worden overgenomen op de verklaring of verklaringen van geschiktheid in het kader van de aanvraag als bedoeld in de vorige volzin.
O
Artikel 145 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na onderdeel r een onderdeel ingevoegd, luidende:
ra: gegevens omtrent de ongeldigheid van het rijbewijs ingevolge artikel 123b van de wet en omtrent de aantekening ingevolge dat artikel;.
P
Artikel 148 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens, gegevens betreffen omtrent rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, wordt onder «verwerken» in het eerste lid, mede verstaan het melden van deze gegevens aan de Dienst Wegverkeer.
Q
Artikel 150 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Aan het eerste lid (nieuw) wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de ongeldigheid van het rijbewijs ingevolge artikel 123b, van de wet, de datum van ingang van de ongeldigheid, bedoeld in dat artikel, en de aantekening ingevolge dat artikel.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens, gegevens betreffen omtrent rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, wordt onder «verwerken» in het eerste lid, mede verstaan het melden van deze gegevens aan de Dienst Wegverkeer.
R
Artikel 152 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De Dienst Wegverkeer verwerkt tevens de gegevens die op grond van artikel 148, tweede lid, door het CBR en op grond van artikel 150, tweede lid, door de officier van justitie aan hem zijn gemeld.
1. Artikel I, onderdelen A, B, eerste lid, en L, van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
2. Artikel I, onderdelen B, tweede en derde lid, C tot en met K en M tot en met R van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 13 september 2010
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
Uitgegeven de zevende oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten (puntenstelsel) (Stb. 433; verder te noemen de recidiveregeling) voorziet in een aanscherping van de aanpak van recidive wegens alcoholgerelateerde verkeersdelicten. De recidiveregeling houdt in dat rijbewijshouders die binnen een periode van vijf jaar na een eerdere onherroepelijke veroordeling opnieuw worden veroordeeld voor een alcoholgerelateerd verkeersdelict hun rijbewijs kwijtraken: immers op het moment waarop de tweede veroordeling onherroepelijk wordt, is het rijbewijs van rechtswege ongeldig (artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994, verder te noemen: de wet). Onder veroordeling is in dit verband mede begrepen een onherroepelijke strafbeschikking of een transactie aan welker voorwaarden is voldaan. De recidiveregeling zal op grond van artikel Va van de wet van 24 oktober 2008 niet van toepassing zijn op delicten gepleegd voor de datum van inwerkingtreding. Dat het rijbewijs van rechtswege ongeldig wordt als gevolg van de recidiveregeling, betekent echter niet dat betrokkene nooit meer een rijbewijsplichtig motorrijtuig zal mogen besturen. Om weer in het bezit van een rijbewijs te komen zal hij, net als iemand die voor het eerst een rijbewijs wil verkrijgen, moeten bewijzen te beschikken over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid vereist voor het besturen van motorrijtuigen en zal hij zijn rijvaardigheid moeten bewijzen door, opnieuw, rijexamen te doen. Het onderhavige besluit voorziet in de noodzakelijke bepalingen om dit te regelen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een misslag te herstellen. In de artikelsgewijze toelichting wordt hier nader op ingegaan.
Over het conceptbesluit zijn adviezen ontvangen van de Dienst Wegverkeer (RDW), het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) het College van Procureurs-Generaal (verder: het OM) en het Korpsbeheerdersberaad (verder: de politie). Op de adviezen wordt hieronder ingegaan bij de toelichting op de onderdelen van het besluit waarop ze betrekking hebben. De uitvoeringsconsequenties van dit besluit voor het CBR, de RDW, het openbaar ministerie en de Justitiële informatiedienst, worden in paragraaf 5 toegelicht.
Op grond van artikel 2b van de wet is het conceptbesluit voorgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal. Door de Tweede Kamer zijn enkele vragen gesteld, onder andere over de inwerkingtreding van het onderhavige besluit en over de vraag of de recidiveregeling ook betrekking heeft op delicten die zijn gepleegd voor de inwerkingtreding van de recidiveregeling. De vragen hebben geleid tot een enkele verduidelijking in de nota van toelichting.
De procedure voor de aanvraag van een nieuw rijbewijs, nadat ten aanzien van de aanvrager de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde uitspraak onherroepelijk is geworden, is neergelegd in de aan het Reglement rijbewijzen (verder RR) toe te voegen artikelen 42a tot en met 42e. De procedure is verplicht voor alle aanvragers van wie het rijbewijs op grond van genoemd wetsartikel ongeldig is geworden of voor ongeldigheid in aanmerking zou zijn gekomen, maar vanwege een eerdere ongeldigheid niet nog eens ongeldig kon worden.
Uitgangspunt van de procedure is dat de aanvrager ervoor kan kiezen alleen een theorie-examen en een praktijkexamen af te leggen voor de zwaarste categorie motorrijtuigen waarvoor het van rechtswege ongeldig geworden rijbewijs geldig was en waarop de aanvraag betrekking heeft. Tevens zal hij zijn geschiktheid moeten aantonen voor alle categorieën die hij terug wenst te ontvangen. De reden hiervoor is de volgende. Op grond van de recidiveregeling wordt het rijbewijs in bij wet bepaalde gevallen van rechtswege ongeldig voor alle categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven. Strikt genomen betekent dat dat iemand, van wie het eerder afgegeven rijbewijs dat geldig was voor meerdere categorieën (bijvoorbeeld B, C en D) ongeldig is geworden, opnieuw voor al die categorieën zijn rijvaardigheid en geschiktheid zou moeten bewijzen, in het hier gegeven voorbeeld te beginnen met de categorie B, vervolgens C en dan D. Voor al die categorieën zal hij, om zijn verklaring van rijvaardigheid te verkrijgen, zowel een theorie- als een praktijkexamen moeten doen. Dit is, zoals al is aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2005/06, 30 324, nr. 3) echter als een te ver gaande consequentie aangemerkt van de ongeldigheid van rechtswege. Betrokkene zou dan worden geconfronteerd met extra veel kosten. Daarom is als uitgangspunt gekozen dat kan worden volstaan alleen een theorie-examen en een praktijkexamen te laten afleggen voor de zwaarste categorie motorrijtuigen, alsmede de geschiktheid voor die categorieën die hij terug wenst te ontvangen, te laten aantonen.
Dit uitgangspunt wil evenwel niet zeggen dat dit mogelijk is voor alle aanvragers. In bepaalde gevallen zal de betrokken aanvrager toch voor elke categorie apart zijn rijvaardigheid moeten aantonen – zij het dat ook in die gevallen de aanvraagprocedure wel blijft verlopen volgens de artikelen 42a tot en met 42e. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien het ongeldig geworden rijbewijs een niet omwisselbaar rijbewijs betrof, of indien het een rijbewijscategorie betrof die eerder wegens ontbrekende rijvaardigheid ongeldig was verklaard. In de artikelsgewijze toelichting zal hier nader op worden ingegaan.
Slaagt de aanvrager die daar voor in aanmerking komt, voor het examen voor de zwaarste categorie, dan krijgt hij de beschikking over een rijbewijs dat tevens geldig is voor de overige, lichtere, categorieën waarop de aanvraag betrekking had, inclusief het rijbewijs voor de categorie AM, omdat het behalen van een rijbewijs voor een andere categorie tevens de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen. Het staat betrokkene in dit geval vrij om dit meer dan één keer te proberen: als hij bijvoorbeeld niet slaagt voor zijn praktijkexamen, dan staat het hem vrij om dat nog een keer af te leggen. Betrokkene is hiertoe echter niet verplicht. Hij kan er ook voor kiezen zijn rijvaardigheid of geschiktheid aan te tonen voor alleen de lichtere categorie, bijvoorbeeld alleen categorie B. Ook hier geldt dat als hij hiervoor slaagt, hij de beschikking krijgt over een rijbewijs dat tevens geldig is voor de overige, lichtere, categorieën waarvoor het ongeldig geworden rijbewijs was afgegeven. Maar vanaf het moment dat ten aanzien van hem een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd in het rijbewijzenregister voor een of meerdere categorieën waarop de aanvraag betrekking had, zal hij voor alle overige, zwaardere, categorieën waarvoor het ongeldig geworden rijbewijs geldig was, telkens afzonderlijk zijn geschiktheid en rijvaardigheid moeten aantonen. Dit laatste betekent dat iemand die beschikte over een rijbewijs voor de categorieën B, C en D, ervoor kan kiezen alleen zijn rijvaardigheid en geschiktheid aan te tonen voor de categorie B. Als hij daarna dan toch een rijbewijs voor de categorie C of D wil krijgen, zal hij telkens voor elk van die categorieën apart zijn rijvaardigheid en geschiktheid moeten aantonen.
De voorziening heeft niet alleen betrekking op die rijbewijscategorieën waarvoor het ongeldig geworden rijbewijs geldig was, maar ook op bepaalde categorieën die voor betrokkene in het rijbewijzenregister als «slapend» geregistreerd staan. In de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 42a tot en met 42e wordt hierop nader ingegaan.
Dit besluit betreft alleen het opnieuw behalen van het rijexamen. Hieraan zijn geen handhavingsconsequenties verbonden. Voor de handhavingsaspecten verbonden aan de invoering van de recidiveregeling in het algemeen wordt verwezen naar paragraaf 7 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel puntenstelsel (Kamerstukken II 2005/06, 30 324, nr. 3).
Omdat het opnieuw aantonen van de rijvaardigheid en de geschiktheid nadat een eerder rijbewijs op grond van de recidiveregeling ongeldig is geworden, moet worden aangemerkt als een sanctie, is er overeenkomstig de door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde definitie van het begrip administratieve lasten, geen sprake van administratieve lasten voor burgers. Wanneer men zich namelijk aan de wet houdt, zal men niet te maken krijgen met de administratieve handelingen verbonden aan het opnieuw aantonen van de rijvaardigheid en geschiktheid.
Er zijn geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Evenmin is er sprake van nalevingskosten.
In zijn advies heeft het CBR aangegeven ervan uit te gaan dat invoering van de recidiveregeling zal plaatsvinden vóórdat het alcoholslotprogramma zal worden ingevoerd. Voor de uitvoering van zijn taken is het voor het CBR van belang dat het zo vroeg mogelijk en juist wordt geïnformeerd over het tweede «punt» in het kader van de recidiveregeling en over de datum van ingang van de ongeldigheid van rechtswege. Op deze wijze moet immers worden voorkomen dat betrokkene bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs niet wordt herkend als een «puntenstelselkandidaat» en niet in het juiste aanvraagtraject terecht komt. Bij de thans lopende voorbereiding van de invoering is dit punt in het overleg met alle betrokkenen meegenomen.
Verder zullen ook bij het CBR enige administratieve processen en ICT-voorzieningen moeten worden aangepast. De kosten van de uitvoering van de maatregel zullen voornamelijk beperkt blijven tot het in goede banen leiden van examenaanvragen die van de routine afwijken.
Ten slotte zal het voorlichtingstraject richting rijscholen moeten worden opgezet. Bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding zal met al deze activiteiten rekening worden gehouden.
De impact van de recidiveregeling ligt voor de RDW met name bij het aanpassen van geautomatiseerde systemen. Daarnaast zal de RDW verklaringen moeten afgeven in verband met de procedure rond het verkrijgen van een nieuw rijbewijs na ongeldigheid.
Basis voor de informatievoorziening door het openbaar ministerie bij het nemen van beslissingen betreffende het rijbewijs (bijvoorbeeld over de duur van de inhouding op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994) is en blijft de Justitiële Informatiedienst (JustID). De feitelijke recidiveregistratie vindt daar plaats. Maar dit laat onverlet dat de officier van justitie gegevens betreffende de ongeldigheid van rechtswege zal moeten registreren in het rijbewijzenregister. De RDW zal het mogelijk moeten maken dat deze gegevens in het rijbewijzenregister kunnen worden geregistreerd. Dit geldt ook ten aanzien van houders van buitenlandse rijbewijzen, woonachtig in Nederland, van wie het rijbewijs ongeldig is geworden op grond van artikel 123b van de wet. Ook voor de registratie van deze gegevens moet een voorziening worden getroffen.
Voor de andere betrokken instanties moet – door raadpleging van het rijbewijzenregister – kenbaar zijn dat er sprake is van een ongeldig rijbewijs. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de controle door de politie op het rijden zonder geldig rijbewijs, maar ook voor het CBR in verband met mogelijke aanvragen van rijexamens of verklaringen van geschiktheid of voor de gemeenten in verband met de aanvraag en uitreiking van een rijbewijs.
De RDW zal aan personen die op grond van artikel 42b RR een examen willen aanvragen een verklaring afgeven betreffende de categorieën die zij op hun rijbewijs hebben, of de categorieën die zij in het verleden hadden en niet op het rijbewijs vermeld staan en opnieuw kunnen worden verkregen als de houder van het rijbewijs zijn rijvaardigheid en geschiktheid kan aantonen. In verband hiermee zijn er aanpassingen nodig in geautomatiseerde systemen en zal ook de interne organisatie hierop worden voorbereid.
De verklaringen zullen op verzoek door de RDW worden verstrekt als het Nederlandse of buitenlandse rijbewijs in bezit is van de RDW of indien uit het rijbewijzenregister blijkt dat het rijbewijs elders is ingeleverd en zeker is dat betrokkene het rijbewijs niet opnieuw in zijn bezit krijgt. Het openbaar ministerie zal na de registratie van de ongeldigheid de rijbewijzen die het in zijn bezit heeft, doorgeleiden naar de RDW. Indien het rijbewijs niet is ingeleverd, zal betrokkene dit zelf naar de RDW moeten sturen. Als het rijbewijs wordt ingenomen door een andere instantie, zal die het rijbewijs moeten doorgeleiden naar de RDW.
De invoering van de recidiveregeling heeft gevolgen voor de verwerking van justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJSG) en het daarop gebaseerde Besluit justitiële gegevens (BJG).
Indien er een veroordeling is van een persoon waarbij artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is, dient dit door JustID te worden geregistreerd in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS). Deze registratie zal worden aangeleverd door het OM of het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) namens het OM. Bij een herhaalde veroordeling waarop artikel 123b van de wet van toepassing is, moet het OM of andere belanghebbenden het JDS kunnen raadplegen om vast te kunnen stellen of daarvan sprake is.
Het systeem JDS dient hiertoe derhalve te worden aangepast evenals het aanleverende systeem van het OM (het Geïntegreerd Proces Systeem, GPS) en het CJIB. De aanpassing van het JDS is een relatief kleine.
De invoering van de recidiveregeling heeft belangrijke gevolgen voor de desbetreffende werkprocessen binnen het OM. Dit hangt direct samen met het feit dat de taak om een ongeldigheid van rechtswege te registreren in het rijbewijzenregister, is toebedeeld aan de officier van justitie (zie artikel 150 RR). Hiermee komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de recidiveregeling voor een belangrijk deel bij het OM te liggen. Om deze taak goed te kunnen vervullen, zal het OM zijn werkprocessen dusdanig moeten inrichten dat zaken die onder de reikwijdte van de recidiveregeling vallen bij de intake op het parket of bij de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie (CVOM) als zodanig worden herkend. Ook zal voor de registratie van deze zaken een voorziening worden getroffen in het JDS. Ten slotte zal het intreden van een ongeldigheid van rechtswege tijdig moeten worden gesignaleerd en geregistreerd in het rijbewijzenregister. Voor de ketenpartners (CBR, gemeenten, politie) is dit van groot belang, omdat voor hen pas na het moment van de registratie zichtbaar wordt, dat de betrokkene geen geldig rijbewijs meer heeft. Uit het voorgaande volgt dat het OM een «spilfunctie» heeft bij de uitvoering van de recidiveregeling.
Teneinde het OM goed voor te bereiden op de invoering van de recidiveregeling, is de implementatie van deze wet binnen de OM-organisatie projectmatig opgepakt. Dit heeft ertoe geleid dat een gedetailleerde procesbeschrijving is opgesteld, die vervolgens is geïncorporeerd in GPS. In het kort komt de gekozen werkwijze erop neer dat een onder de recidiveregeling vallende zaak bij de intake op het parket of bij de CVOM als zodanig in GPS wordt gelabeld en dat tevens wordt geregistreerd of de zaak mogelijk tot een ongeldigheid van rechtswege van het rijbewijs kan leiden. Deze kenmerken draagt de zaak gedurende het verdere verloop van de procedure met zich, zodat eenvoudig kan worden vastgesteld of het rijbewijs ongeldig is. Wanneer dit het geval is, zal de executiemedewerker van het parket of de CVOM namens de officier van justitie dit in het rijbewijzenregister registreren. Voorts zal de executiemedewerker een mededeling naar de betrokkene versturen, waarin hij erop wordt geattendeerd dat zijn rijbewijs van rechtswege ongeldig is geworden, dat hij verplicht is om het rijbewijs in te leveren bij de RDW en dat hij een misdrijf pleegt, indien hij een motorrijtuig bestuurt van een categorie waarvoor het ongeldig geworden rijbewijs was afgegeven.
Bij besluit van 19 mei 2008, houdende wijziging van het Voertuigreglement op een aantal punten van uiteenlopende aard (Stb. 184) zijn, onder andere, ook de artikelen 8, 9, 80 en 81 van het Reglement rijbewijzen aangepast. Deze aanpassingen hadden tot doel om de voorheen bestaande verplichting tot het aanwezig hebben van de «stopknop» te laten vervallen.
Deze verplichting hield in dat motorrijtuigen, die worden gebruikt voor de rijles of het rijexamen, ten behoeve van de toezichthouder moeten zijn uitgerust met een rem en een koppeling om de aandrijving van de motor te verbreken. Bij motorrijtuigen zonder koppelingspedaal is het niet mogelijk een koppelingspedaal voor de toezichthouder aan te brengen. Daarom was in het Reglement rijbewijzen de eis opgenomen dat de desbetreffende voertuigen naast de rem zijn voorzien van een zogenoemde stopknop, die de toezichthouder kan indrukken, waarna de motor zijn aandrijvende werking verliest en het motorrijtuig tot stilstand kan komen. Afslaan van de motor via de «stopknop» moest voorkomen dat de leerling bij een remingreep de auto in beweging houdt door het gaspedaal in te drukken, ondanks dat de toezichthouder afremt. De «stopknop» is echter ingevoerd in de tijd dat de remmen van auto’s minder krachtig waren dan tegenwoordig. Ook waren rembekrachtiging en schijfremmen nog geen gemeengoed. De laatste decennia heeft de voertuigtechniek een sterke ontwikkeling doorgemaakt. De remmen van moderne auto’s zijn zodanig krachtig, dat een remingreep ook een les- of examenauto, die is uitgerust met een automatische transmissie, in alle omstandigheden binnen korte afstand tot stilstand kan brengen. Hiernaast neemt het motormanagement van de auto de functionaliteit van de «stopknop» in belangrijke mate over. Deze eis is hiermee overbodig geworden en is daarom vervallen.
Abusievelijk heeft een nagenoeg gelijktijdig in voorbereiding zijnde wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met wijzigingen die toen moesten worden doorgevoerd in de definitie van «automaat» deze aanpassing weer ongedaan gemaakt (Stb. 2008, 375), terwijl ook de correctie niet geheel juist is uitgevoerd (Stb. 2008, 490).
De in de deze onderdelen opgenomen wijziging van de artikelen 8, 9, 80 en 81 strekken ertoe de ontstane onduidelijkheden weg te nemen.
Zoals in het algemeen deel reeds is toegelicht, is ervoor gekozen om personen, ten aanzien van wie de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, de mogelijkheid te bieden in één keer een nieuw rijbewijs aan te vragen voor alle categorieën waarvoor het oorspronkelijk afgegeven rijbewijs geldig was, dan wel voor de categorieën die ten aanzien van betrokkene als «slapend» geregistreerd staan in het rijbewijzenregister. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 42b, eerste lid, RR zal op het begrip «slapend» nader worden ingegaan.
Het bovenstaande heeft voor deze gevallen geleid tot de noodzaak van aanpassing van artikel 9 RR, omdat betrokkenen dan niet voldoen aan de in het eerste lid, onderdelen d en e, van dat artikel gestelde eisen. Op deze wijze is voorzien dat de betrokken kandidaten kunnen aantonen dat zij gebruik maken van de voorziening uit de artikelen 42a en volgende en om die reden overeenkomstig de in het tweede lid voorziene aanvulling, niet hoeven te voldoen aan artikel 9, eerste lid, onderdelen d en e.
In artikel 28 RR is bepaald in welke gevallen de aanvrager zijn aanvraag moet indienen bij de burgemeester van de gemeente waar betrokkene als ingezetene is ingeschreven, maar moet richten aan de RDW. In dit onderdeel is aangegeven dat dit ook bij de aanvragen bedoeld in artikel 42a, eerste lid, RR dient plaats te vinden, indien het ongeldig geworden rijbewijs een rijbewijs betreft als bedoeld in de artikelen 44, eerste lid, 45, eerste lid, 46, eerste lid, of 48, eerste lid, RR.
Voor geprivilegieerde houders van een rijbewijs bepaalt artikel 30 RR dat de aanvraag voor een nieuw rijbewijs wordt gericht aan en wordt ingediend bij de RDW. De in dit onderdeel opgenomen aanvulling van dit artikel bepaalt dat dit ook geldt voor geprivilegieerden die een nieuw rijbewijs aanvragen, nadat ten aanzien van hen een rechterlijke uitspraak als bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet onherroepelijk is geworden.
In hoofdstuk II, paragraaf 1, van het RR zijn algemene bepalingen opgenomen omtrent de aanvraag van rijbewijzen. Zo wordt geregeld tot wie de aanvraag moet worden gericht en wordt in artikel 32 RR bepaald dat de aanvrager in Nederland woonachtig moet zijn. Onderdeel E regelt dat deze laatste bepalingen ook van toepassing zijn op personen die een nieuw rijbewijs aanvragen nadat de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. Om de leesbaarheid van artikel 32, eerste lid, RR te vergroten, is het lid opnieuw vastgesteld.
Nu in de praktijk de in artikel 33, eerste lid, onderdeel c, IV, RR gestelde eis niet meer wordt gesteld, kan deze vervallen.
In artikel 33 RR zijn de algemene eisen opgenomen waaraan elke aanvrager van een rijbewijs moet voldoen. In artikel 34 RR wordt geregeld dat in bepaalde gevallen ten aanzien van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid en een verklaring van geschiktheid moet zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister. Onderdeel G voegt aan het RR vijf nieuwe artikelen toe, 42a tot en met 42e, waarin de procedure is opgenomen voor de aanvraag van een nieuw rijbewijs nadat ten aanzien van de aanvrager de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat met een onherroepelijke rechterlijke uitspraak gelijk wordt gesteld een onherroepelijke strafbeschikking en een transactie-aanbod aan welker voorwaarden is voldaan.
Het eerste lid bepaalt dat een persoon die een rijbewijs wil aanvragen nadat ten aanzien van hem de rechterlijke uitspraak, bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet onherroepelijk is geworden, altijd gebruik moet maken van de in de artikelen 42a tot en met 42e RR opgenomen nieuwe procedure. De reden dat is gekozen voor deze procedure is dat op deze manier de bij het afgifteproces betrokken instanties (CBR, RDW en gemeenten) bekend kunnen worden met het feit dat ten aanzien van de betrokken aanvrager de rechterlijke uitspraak, bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet onherroepelijk is geworden, en dat de betrokken aanvrager voor het verkrijgen van een nieuw rijbewijs verplicht is zijn rijvaardigheid of zijn geschiktheid opnieuw aan te tonen. Doet de aanvrager dat niet, dan zal zijn nieuwe rijbewijs alsnog worden getroffen door de ongeldigheid van rechtswege op grond van artikel 123b van de wet. Bij de voorlichting over de recidiveregeling zal hieraan aandacht worden besteed.
Zoals in het algemeen deel van de toelichting is aangegeven, zal het in nader te bepalen gevallen mogelijk zijn alleen een rijbewijs aan te vragen voor de zwaarste categorie waarvoor het rijbewijs geldig was en waarop de aanvraag bedoeld in het eerste lid betrekking had. In het tweede lid van artikel 42a RR wordt met het oog hierop de volgorde van zwaarte bepaald. De rijbewijscategorieën C1, E bij C1, D1 en E bij D1 zijn hierin nog niet opgenomen omdat Nederland deze nog niet kent en pas bij de implementatie van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006, betreffende het rijbewijs (PbEU L«403; verder: de derde rijbewijsrichtlijn) overgaat tot invoering van deze categorieën.
Het kan voorkomen dat een van de categorieën C1, E bij C1, D1 of E bij D1 als zwaarste categorie geregistreerd staat, hetzij op het ongeldig geworden rijbewijs, hetzij in het rijbewijzenregister. Dit zal het geval zijn, indien het desbetreffende rijbewijs is verkregen door omwisseling tegen een rijbewijs uit een andere lidstaat van de Europese Unie waar deze categorieën al zijn ingevoerd. Bij de invoering van het nieuwe rijbewijsdocument per 1 oktober 2006 zijn deze categorieën, indien het gaat om verzoeken tot omwisseling van bijvoorbeeld rijbewijzen uit andere EU-lidstaten die die categorieën al wel kennen, al ingevoerd. In Nederland kan echter nog niet voor deze categorieën examen worden gedaan. Deze categorieën worden bij de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn ingevoerd in de Nederlandse regelgeving. Dit betekent dat zolang deze categorieën nog niet zijn ingevoerd, betrokkene hierin geen examen kan doen en dat voor de gevallen waarin een van deze categorieën de zwaarste is, een voorziening moet worden getroffen. Er is voor gekozen om in dit geval betrokkene de keuze te laten. Het derde lid voorziet hierin. Aan de hand van een voorbeeld kan dit worden verduidelijkt: betrokkene beschikte over een rijbewijs voor de categorieën B en C1. Hij kan ervoor kiezen categorie B als zwaarste aan te merken. Als hij voor die categorie zijn rijvaardigheid en geschiktheid aantoont, dan krijgt hij een rijbewijs voor die categorie B (en AM). Op grond van artikel 42d zal hij voor elke andere categorie vervolgens opnieuw zijn rijvaardigheid of geschiktheid moeten aantonen. Betrokkene kan op grond van artikel 42a, derde lid, er ook voor kiezen op te gaan voor de categorie C. Hij zal dan zijn geschiktheid en rijvaardigheid moeten bewijzen voor de categorie C en aan alle voor die categorie vastgestelde eisen moeten voldoen. Het ligt in de rede dat hij dan nog wel eerst praktijklessen moeten nemen, omdat hij met dit zwaardere voertuig immers geen ervaring heeft. Maar slaagt hij hier vervolgens in, dan krijgt hij een rijbewijs met de categorieën C, C1 en B (en AM).
In het eerste lid wordt bepaald dat de aanvraag, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, betrekking heeft op alle dan wel een of meerdere categorieën die op het ongeldig geworden rijbewijs stonden, of op alle of een of meerdere categorieën die op het tijdstip waarop de in artikel 123b van de wet bedoelde uitspraak onherroepelijk is geworden, ten aanzien van betrokkene in het rijbewijzenregister waren opgenomen. Of in al deze gevallen gebruik kan worden gemaakt van de speciale voorziening dat kan worden volstaan met het afleggen van het theorie- en het praktijkexamen voor de zwaarste categorie, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Dit wordt verder uitgewerkt in de volgende artikelleden.
Mocht de betrokkene, die ervoor heeft gekozen zijn rijvaardigheid aan te tonen voor de zwaarste categorie, in het kader van een aanvraag op grond van artikel 42b daar niet in slagen, dan heeft hij de keuze tussen dit opnieuw aantonen of zijn rijvaardigheid aantonen voor de daaropvolgende, minder zware categorie.
Met als voorbeeld dat betrokkene beschikte over een rijbewijs dat geldig was voor de categorieën B, C en D (dan wel dat een of meer van deze categorieën nog geregistreerd stonden als «slapende» categorie), betekent dit dat betrokkene examen doet voor de zwaarste categorie en dat is C en zijn geschiktheid aantoont voor alle gevraagde categorieën. Als hij hiervoor slaagt, krijgt hij een rijbewijs dat geldig is voor de categorieën C, D en B (en AM).
Betrokkene kan er uiteraard ook voor kiezen zijn rijvaardigheid voor een lagere categorie aan te tonen. In het hierboven gegeven voorbeeld betekent dat dat betrokkene zijn rijvaardigheid aantoont voor de rijbewijscategorie B. Nadat hij succesvol het theorie- en praktijkexamen heeft afgelegd en ten aanzien van hem een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor de categorie B (en AM) en hij zijn geschiktheid heeft aangetoond, dan kan hij daarna niet nog een keer met een beroep op artikel 42b in een keer een rijbewijs voor de categorieën C en D aanvragen. Hij zal dan de gebruikelijke procedure moeten volgen en zowel voor C als voor D opnieuw zijn geschiktheid en rijvaardigheid moeten aantonen. Hij zal daarvoor dus geen gebruik kunnen maken van de procedure van artikel 42b. In die zin is de procedure van artikel 42b eenmalig. De aanvrager uit het voorbeeld zal dan elke aanvullende categorie volgens de daarvoor gestelde eisen opnieuw moeten doen. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het voor de mogelijkheid om gebruik te maken van de procedure van artikel 42b niet vereist is dat betrokkene in één keer slaagt voor zijn theorie- of praktijkexamen. Hij kan zo nodig meerdere malen opgaan voor het examen van de door hem aangegeven categorie. Als hij eenmaal voor het examen van die categorie is geslaagd, dan is voor eventuele andere categorieën artikel 36 van toepassing.
In het tweede lid zijn de eisen opgenomen waaraan bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, in alle gevallen moet worden voldaan. Te allen tijde zullen ten aanzien van de aanvrager verklaringen van geschiktheid moeten zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor alle categorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, alsmede een verklaring van rijvaardigheid voor de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft. Alleen ten aanzien van categorie AM kan worden volstaan met een verklaring van rijvaardigheid (zie het zesde lid). Voor de verklaring van rijvaardigheid zal kunnen worden volstaan met het afleggen van het theorie- en praktijkexamen voor de zwaarste categorie die is vermeld op de verklaring van de RDW en waarop de aanvraag betrekking heeft. Met een verklaring van rijvaardigheid wordt op grond van het vijfde lid gelijkgesteld een daartoe door het bevoegde militaire gezag afgegeven bewijs van rijvaardigheid, mits de aanvraag voor dit bewijs is gedaan na de datum waarop de in artikel 132b, eerste lid, van de wet bedoelde uitspraak onherroepelijk is geworden. Tevens zal betrokkene een verklaring van de Dienst Wegverkeer moeten overleggen waaruit blijkt voor welke categorie of categorieën het ongeldig geworden rijbewijs geldig was of waaruit blijkt welke categorie of categorieën overigens nog voor de aanvrager zijn opgenomen in het rijbewijzenregister. Op grond van het derde lid wordt deze verklaring pas afgegeven als betrokkene zijn rijbewijs heeft ingeleverd. Tevens is in het derde lid de algemene eis gesteld dat de verklaring pas wordt afgegeven als is gebleken dat de aanvrager die niet is een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland, rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, en l van de van de Vreemdelingenwet 2000. Deze eis komt overeen met de eis van artikel 111, derde lid, van de wet. Op deze manier wordt voorkomen dat door de afgifte van een verklaring door de RDW betrokkene examen doet en zijn geschiktheid bewijst voor bepaalde categorieën, terwijl vervolgens bij de aanvraag van het rijbewijs blijkt dat hem toch geen rijbewijs kan worden afgegeven omdat hij (nog) niet rechtmatig in Nederland verblijft.
In de in het vierde lid genoemde gevallen zal de RDW op de door die dienst af te geven verklaring niet alle categorieën vermelden waarvoor het oorspronkelijke rijbewijs geldig was of die in het rijbewijzenregister als slapend staan geregistreerd, maar zich beperken tot de categorieën A of B. Het betreft hier rijbewijzen die ook zonder dat de recidiveregeling van toepassing is niet of niet zonder meer voor omwisseling in aanmerking komen. Voor deze gevallen is bepaald dat op de verklaring van de RDW alleen de categorie A of B worden vermeld. Zo wordt voorkomen dat personen ten aanzien van wie de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde uitspraak onherroepelijk is geworden, in een gunstiger positie zouden komen dan houders van die rijbewijzen op wie de recidiveregeling niet van toepassing is.
Het gaat hierbij om de volgende gevallen:
a. het ongeldig geworden rijbewijs betreft een niet omwisselbaar rijbewijs;
b. het betreft een rijbewijs dat op het moment dat de rechterlijke uitspraak, bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet onherroepelijk werd, al ongeldig was op grond van artikel 124, eerste lid, onderdelen a, b of c, van de wet;
c. het betreft een rijbewijs dat op het moment dat de rechterlijke uitspraak, bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet onherroepelijk werd, al ongeldig was op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet, wegens het niet meewerken aan een educatieve maatregel gedrag en verkeer of een onderzoek naar de rijvaardigheid;
d. het betreft een rijbewijs dat op het moment dat de rechterlijke uitspraak, bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet onherroepelijk werd, al ongeldig was op grond van artikel 134, tweede lid, van de wet, wegens ontbrekende rijvaardigheid;
e. het betreft een rijbewijs als bedoeld in artikel 42c RR en niet alle op dat rijbewijs vermelde categorieën komen naar het oordeel van de RDW voor omwisseling in aanmerking.
Bij de onder a en onder e bedoelde rijbewijzen gaat het om rijbewijzen ten aanzien waarvan door de RDW is vastgesteld dat die niet, of niet voor alle categorieën voor omwisseling in aanmerking komen.
In de onder b bedoelde gevallen gaat het om een rijbewijs dat al eerder ongeldig is verklaard wegens het opgeven van door de houder verschafte onjuiste gegevens, omdat na afgifte is gebleken dat het rijbewijs ten onrechte is afgegeven, of ten aanzien waarvan is gebleken dat betrokkene vrijwillig afstand heeft gedaan van een of meerdere categorieën. Door in deze gevallen te bepalen dat op de door de RDW af te geven verklaring alleen de categorie A of B wordt opgenomen, wordt voorkomen dat deze personen in een voordeliger positie zouden komen dan vergelijkbare personen die het rijbewijs niet zijn kwijtgeraakt als gevolg van de recidiveregeling.
In de onder c en d genoemde rijbewijzen gaat het om personen ten aanzien van wie al eerder door het CBR was vastgesteld dat ze voor een of meer rijbewijscategorieën niet meer beschikten over de vereiste rijvaardigheid. Daarnaast gaat het om personen van wie het rijbewijs al eerder ongeldig was verklaard wegens het niet verlenen van de vereiste medewerking aan een educatieve maatregel gedrag en verkeer of een onderzoek naar de rijvaardigheid. Deze categorieën zullen niet worden betrokken bij de systematiek van de artikelen 42a tot en 42e. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat anders aanvragers van wie is vastgesteld dat ze niet rijvaardig zijn voor een of meerdere categorieën en van wie een later afgegeven rijbewijs van rechtswege ongeldig is geworden op grond van de recidiveregeling, in het voordeel zouden zijn ten opzichte van aanvragers die niet zijn geconfronteerd met een ongeldigheid van rechtswege, maar op de reguliere wijze voor elke categorie apart weer hun rijvaardigheid moeten bewijzen.
Het zevende lid voorziet in de procedure in geval het oorspronkelijke rijbewijs niet kan worden ingeleverd wegens diefstal of vermissing. Als aanvullende eis wordt in deze gevallen gesteld dat een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstel moet worden overgelegd. Aansluiting is gezocht bij de bestaande formuleringen uit de artikelen 39, eerste lid, 44, vijfde lid, en 45, vierde lid.
In dit artikel is bepaald dat aanvullende eisen gelden voor bijzondere gevallen: het gaat hier om personen die bijvoorbeeld niet of niet zonder meer hun rijbewijs hadden kunnen omwisselen voor een Nederlands rijbewijs. Deze voorziening is nodig omdat de recidiveregeling op deze personen van toepassing is als ze in Nederland woonachtig zijn en tegelijk de procedure van de artikelen 42a tot en met 42e RR dan verplicht moet worden gevolgd voor de aanvraag van een nieuw rijbewijs. Zonder deze voorziening zouden deze personen in een gunstiger positie komen dan personen die de beschikking willen krijgen over een Nederlands rijbewijs, maar het oude rijbewijs niet zijn kwijtgeraakt als gevolg van de recidiveregeling. Voor die aanvullende eisen wordt verwezen naar de in zijn algemeenheid voor die aanvragers geldende omwisselingseisen.
In het algemeen deel van de toelichting is reeds aangegeven dat de aanvrager niet verplicht is voor de zwaarst mogelijke categorie zijn rijvaardigheid en geschiktheid aan te tonen. Indien hij ervoor heeft gekozen om voor een minder zware categorie zijn geschiktheid en rijvaardigheid aan te tonen, zal hij, vanaf het moment dat de verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor die minder zware categorie, voor de zwaardere categorieën telkens apart zijn rijvaardigheid en geschiktheid moeten aantonen. Artikel 42d RR voorziet hierin.
Het kan voorkomen dat ten aanzien van betrokkene, voordat de ongeldigheid van rechtswege is geregistreerd, dan wel voordat de registratie, bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet heeft plaatsgevonden, een verklaring van rijvaardigheid of geschiktheid is geregistreerd in verband met een aanvraag voor een nieuw of vervangend rijbewijs, dan wel voor een rijbewijs in verband met categorie-uitbreiding. Op het moment van de hier bedoelde registratie komen deze verklaringen te vervallen. Betrokkene zal zich er goed bewust van moeten zijn dat zo'n verklaring van geschiktheid of rijvaardigheid, of het op basis daarvan afgegeven rijbewijs, ongeldig zal worden op het moment dat de in artikel 123b van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk wordt. Het gevolg hiervan is immers dat betrokkene om dan weer een nieuw rijbewijs te verkrijgen, na dat tijdstip zijn rijvaardigheid en geschiktheid moet bewijzen. Het is niet de bedoeling dat hij voor het verkrijgen van een nieuw rijbewijs gebruik maakt van verklaringen van rijvaardigheid of geschiktheid van voor dat tijdstip.
Het tweede lid expliciteert dat de uit de recidiveregeling voortvloeiende ongeldigheid zich mede uitstrekt tot rijbewijzen die zijn afgegeven ná het moment waarop de tweede veroordeling onherroepelijk is geworden, maar vóór het moment waarop de officier van justitie de met deze veroordeling gegeven ongeldigheid van het rijbewijs in het rijbewijzenregister opneemt, dan wel een aantekening in het rijbewijzenregister opneemt waaruit kan worden afgeleid dat betrokkene, om een nieuw rijbewijs te verkrijgen, moet voldoen aan de voorwaarden die uit de recidiveregeling voortvloeien. Daardoor wordt voorkomen dat gemeenten een tussen beide momenten verstrekt rijbewijs op grond van artikel 124, eerste lid, onderdelen a of b, van de wet ongeldig moeten verklaren.
In artikel 53a wordt per zwaarste categorie aangegeven waaruit het onderzoek naar de rijvaardigheid bestaat.
Zowel bij de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid als bij de aanvraag van een verklaring van geschiktheid zal het duidelijk moeten zijn dat het een aanvraag betreft op grond van artikel 42a, eerste lid. Hetzelfde geldt voor de toelating tot het theorie-examen en de toelating tot het praktijkexamen. Daartoe wordt in onderdeel I ten aanzien van de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid, in onderdeel J voor de toelating tot het theorie-examen, in onderdeel K, derde lid, voor de toelating tot het praktijkexamen en in onderdeel M ten aanzien van de aanvraag van een verklaring van geschiktheid bepaald dat de aanvrager bij de aanvraag de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring van de Dienst Wegverkeer moet overleggen. In artikel 59, gewijzigd in onderdeel J, komt deze eis in plaats van de eis dat een pasfoto moet worden overgelegd. Deze eis is overbodig geworden, omdat alle identiteitsbewijzen zijn voorzien van een pasfoto.
Het gaat hier om een technische aanpassing. De exameneisen voor de categorie E bestaan alleen uit een praktijkexamen en niet, mede, uit een theorie-examen. Dat theorie-examen is met het behalen van het rijbewijs voor de categorie van het trekkend voertuig al afgelegd.
De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 103 regelt de registratie van de verklaringen van geschiktheid in verband met de aanvraag, bedoeld in de artikelen 42a tot en met 42e RR. Tevens wordt in artikel 103 geregeld dat op het oude rijbewijs opgenomen coderingen, dan wel coderingen die in het rijbewijzenregister staan geregistreerd ten aanzien van eventuele slapende categorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, worden overgenomen op het nieuwe rijbewijs.
Dit onderdeel voorziet door middel van het opnemen in artikel 145, eerste lid, van een nieuw onderdeel ra in een uitbreiding van de gegevens die in het rijbewijzenregister worden geregistreerd. Het gaat specifiek om gegevens die op de ongeldigheid van rechtswege betrekking hebben. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de datum van ingang van de ongeldigheid of de aantekening die op grond van artikel 123b, derde lid, van de wet moet worden opgenomen in het register.
De gegevens die in het rijbewijzenregister moeten worden geregistreerd, betreffen niet alleen gegevens ten aanzien van houders van door het bevoegde gezag in Nederland afgegeven rijbewijzen, maar ook gegevens van houders van door het bevoegd gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijzen, mits deze personen in Nederland woonachtig zijn. Het is technisch nog niet mogelijk voor het CBR en voor het OM om de gegevens ten aanzien van deze rijbewijzen zelf te muteren in het rijbewijzenregister. Daarom voorzien de in de onderdelen P en Q opgenomen wijzigingen van de artikelen 148 respectievelijk 150 erin dat het CBR respectievelijk het OM ook heeft voldaan aan zijn registratieverplichting indien het de te registreren gegevens heeft gemeld aan de RDW.
De in onderdeel R opgenomen wijziging van artikel 152 voorziet in de verplichting voor de RDW om de op basis van de artikelen 148, tweede lid, of 150, tweede lid, ontvangen gegevens in het rijbewijzenregister te verwerken.
In dit artikel is de inwerkingtredingsbepaling opgenomen. De bepalingen die betrekking hebben op de recidiveregeling zullen in werking treden op het tijdstip waarop de eerdergenoemde wet van 24 oktober 2008 in werking treedt. De overige bepalingen, te weten artikel I, onderdelen A, B, eerste lid, en L, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-703.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.