Besluit van 17 december 2009 tot wijziging van het Besluit inburgering, het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid en het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal alsmede de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Wet inburgering (vrijwillige inburgering, persoonlijk inburgeringsbudget en harmoniseren handhavingstermijnen) (Stb. 539) (vrijwillige inburgering, persoonlijk inburgeringsbudget en enkele andere wijzigingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 9 juli 2009, nr. BJZ2009044648, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 5, vierde lid, 7, tweede lid, 13, vierde lid, 18, eerste en derde lid, 19, zevende lid, 24a, zesde en zevende lid, 24d, derde lid, 31, derde lid, en 47, derde lid, van de Wet inburgering, artikel 60, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 15, tweede lid, van de Wet participatiebudget en artikel 4 van de Wet wettelijke grondslag bdu siv;

De Raad van State gehoord (advies van 29 juli 2009, nr. W08.09.0250/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 14 december 2009, nr. BJZ2009065773, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel k wordt «artikel 20, eerste lid» vervangen door: de artikelen 20, eerste lid, en 24b, eerste lid.

2. Onder lettering van de onderdelen n tot en met p als m tot en met o vervalt onderdeel m.

B

Aan artikel 2.7, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 3.5, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

C

In artikel 2.11 wordt «De termijnen» vervangen door «De termijn» en wordt «worden» vervangen door: wordt.

D

In artikel 3.7, eerste lid, wordt na «werk» ingevoegd: , ondernemerschap, maatschappelijke participatie.

E

Artikel 4.21 komt te luiden:

Artikel 4.21

  • 1. Geen recht op een vergoeding als bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, onderdeel a, heeft de gewezen inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, tenzij deze inburgeringsvoorziening op grond van artikel 23, vierde lid, van de wet is vervallen en geen beschikking als bedoeld in artikel in artikel 4.25, tweede lid, eerste volzin, is vastgesteld.

  • 2. Geen recht op een vergoeding als bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, onderdelen a en b, heeft degene die op het tijdstip waarop het inburgeringsexamen is behaald, niet inburgeringsplichtig was, tenzij de inburgeringsplicht is geëindigd wegens:

    • a. het bereiken van de 65-jarige leeftijd, of

    • b. een andere omstandigheid en op dat tijdstip een schuld bestond uit een niet eerder dan drie jaar voor dat tijdstip overeenkomstig artikel 4.1 verstrekte lening.

  • 3. Geen recht op een vergoeding als bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, onderdelen a en b, en derde lid heeft:

    • a. de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000, tenzij het betreft een vreemdeling als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, met rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdeel g of h, van de Vreemdelingenwet 2000;

    • b. degene aan wie de vergoeding reeds eerder is verstrekt;

    • c. degene aan wie een persoonsvolgend budget is verstrekt.

F

Artikel 4.23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «artikel 19, derde lid» vervangen door: de artikelen 19, vierde lid, 24a, vierde lid, en 24b, eerste lid.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. de Wet investeren in jongeren.

G

In artikel 4.24, eerste lid, wordt na «geestelijke bedienaren» ingevoegd: en geestelijke bedienaren die vrijwillige inburgeraar zijn.

H

Na artikel 4.25 worden twee afdelingen ingevoegd, luidende:

AFDELING 6. OVEREENKOMST MET DE VRIJWILLIGE INBURGERAAR

Artikel 4.26
  • 1. De overeenkomst, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, bevat ten minste een omschrijving van de overeengekomen voorziening, alsmede een omschrijving van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar ten aanzien van:

    • a. de termijn waarbinnen de vrijwillige inburgeraar moet hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen dan wel het examen, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c;

    • b. de eventuele verschuldigdheid van de eigen bijdrage en de mogelijkheid van betaling in termijnen;

    • c. de gevolgen van niet-nakoming van de overeenkomst.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid.

AFDELING 7. PERSOONLIJK INBURGERINGSBUDGET

Artikel 4.27
  • 1. Indien het college een persoonlijk inburgeringsbudget als bedoeld in artikel 19, tweede lid, of artikel 24a, tweede lid, van de wet aanbiedt, begeleidt het college de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar bij de vormgeving van zijn inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf.

  • 2. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college.

  • 3. De gemeenteraad bepaalt bij verordening wie als enige partij of partijen met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar sluit.

I

In artikel 5.5, eerste lid, wordt «31, tweede lid, onderdeel b» vervangen door: 31, tweede lid, onderdeel c.

J

Artikel 6.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt «andere dan de in onderdeel a of b bedoelde personen» vervangen door: vrijwillige inburgeraars, personen ten aanzien van wie op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet participatiebudget een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede andere dan de in onderdeel a of b bedoelde personen.

2. In onderdeel g wordt «volledige leerplicht» vervangen door: leerplicht of kwalificatieplicht.

K

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:

  • k. het College voor examens, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor examens.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De gegevens omtrent de beschikking, vastgesteld op grond van de artikelen 19a, tweede lid, 22 en 26 van de wet, en de kennisgeving, verstrekt op grond van artikel 5.3, derde lid, alsmede de gegevens omtrent de overeenkomst, vastgesteld op grond van artikel 24d, tweede lid, van de wet, worden door het college zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na de dagtekening van de beschikking, de kennisgeving dan wel de overeenkomst elektronisch verstrekt aan de beheerder van het Informatiesysteem Inburgering. Indien de gegevens na ommekomst van de in de eerste volzin genoemde termijn nog niet zijn verstrekt, worden deze alsnog door het college binnen vier weken schriftelijk verstrekt aan de beheerder ten behoeve van opname in het Informatiesysteem Inburgering.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt voor «gegevens» ingevoegd: overige.

L

In artikel 6.4, tweede lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: Onze Minister van Justitie.

M

In artikel 7.1, derde lid, onderdelen a, b, e, g en j, wordt na «van de wet» ingevoegd: , zoals die luidde op 31 december 2008.

N

Artikel 7.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de letters B, D, H, J en X, wordt «voor de inwerkingtreding van de Wet participatiebudget» telkens vervangen door: op 31 december 2008,.

2. In de letters C, E, I en K, wordt «voor de inwerkingtreding van de Wet participatiebudget» telkens vervangen door: op 31 december 2008.

O

Artikel 7.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister stelt ten behoeve van de vast te stellen hoogte van de bijdragevergoedingen jaarlijks de onderlinge verhouding vast tussen de indicatoren, bedoeld in artikel 7.1, derde lid, onderdelen a, c, e en g, en artikel 7.1, vierde lid, onderdeel c, enerzijds en de indicatoren, bedoeld in artikel 7.1, derde lid, onderdelen b, d, f en h, en artikel 7.1, vierde lid, onderdelen d en e, anderzijds.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door: tweede lid.

P

De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen a en h, c en f wordt «bij Onze Minister» telkens vervangen door: bij Onze Minister van Justitie.

2. In het opschrift van onderdeel c wordt «andere dan de in de onderdeel a of b bedoelde personen» vervangen door: vrijwillige inburgeraars, personen ten aanzien van wie op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet participatiebudget een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede andere dan de in onderdeel a of b bedoelde personen.

3. In onderdeel g wordt «volledige leerplicht» telkens vervangen door: leerplicht of kwalificatieplicht.

ARTIKEL II

Het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel q vervalt de zinsnede: aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van die wet is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, en.

2. In onderdeel r wordt «inburgeraar» vervangen door «vrijwillige inburgeraar» en wordt «van artikel 7» vervangen door: in artikel 7.

B

In artikel 4, eerste lid, onderdeel Q, wordt voor «inburgeringsplichtigen» ingevoegd: inburgeraars en.

C

Artikel 4, eerste lid, onderdelen Q en R, komt te luiden:

  • Q: het aandeel van de gemeente in de middelen ten behoeve van:

    • a. inburgeringsplichtigen, niet bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering en aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, die gedurende 2007 en 2008 vanuit hoofdstuk XI, respectievelijk hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;

    • b. inburgeringsplichtigen, niet bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering, die gedurende 2009 vanuit hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;

    • c. inburgeraars, die gedurende 2007, 2008 en 2009 vanuit hoofdstuk XI, respectievelijk hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;

  • R: het aandeel van de gemeente in de middelen ten behoeve van:

    • a. inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering aan wie geen persoonsvolgend budget dan wel lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, die gedurende 2007 en 2008 vanuit hoofdstuk XI, respectievelijk hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;

    • b. inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt, en die gedurende 2009 vanuit hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld.

D

Artikel 7, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel o komt te luiden:

  • o. inburgering van inburgeringsplichtigen en inburgeraars, te weten:

    • 1°. het aantal inburgeringsplichtigen aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, en het aantal inburgeraars ten behoeve van wie in 2007 en 2008 voor de eerste keer een inburgeringsvoorziening of een gecombineerde inburgeringsvoorziening zal worden vastgesteld;

    • 2°. het aantal inburgeringsplichtigen en het aantal inburgeraars ten behoeve van wie in 2009 voor de eerste keer een inburgeringsvoorziening of een gecombineerde inburgeringsvoorziening zal worden vastgesteld;

    • 3°. het aantal inburgeringsplichtigen aan wie een handhavingsbeschikking zal worden bekendgemaakt dan wel een kennisgeving zal worden verstrekt;

    • 4°. het aantal inburgeringsplichtigen, tevens zijnde geestelijke bedienaar, aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, en het aantal inburgeraars, tevens zijnde geestelijke bedienaar, ten behoeve van wie in 2007 en 2008 voor de eerste keer een inburgeringsvoorziening zal worden vastgesteld;

    • 5°. het aantal inburgeringsplichtigen en inburgeraars, tevens zijnde geestelijke bedienaar, ten behoeve van wie in 2009 voor de eerste keer een inburgeringsvoorziening zal worden vastgesteld;

    • 6°. het aantal inburgeringsplichtigen en inburgeraars dat op 1 januari 2007 deelneemt aan opleidingen educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, alsmede de omvang van het bedrag dat benodigd is om deze opleidingen educatie gedurende het jaar 2007 te bekostigen;

    • 7°. het aantal inburgeringsplichtigen, bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, aan wie geen persoonsvolgend budget of een lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, ten behoeve van wie in 2008 voor de eerste keer een inburgeringsvoorziening zal worden vastgesteld;

    • 8°. het aantal inburgeringsplichtigen, bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt, ten behoeve van wie in 2009 voor de eerste keer een inburgeringsvoorziening zal worden vastgesteld;

    • 9°. het aantal inburgeringsplichtigen, inburgeringsplichtigen, bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt en inburgeraars:

      • a. ten behoeve van wie in 2008 voor de eerste keer een duale inburgeringsvoorziening als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van het Besluit inburgering zal worden vastgesteld en aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald;

      • b. ten behoeve van wie in 2009 voor de eerste keer een duale inburgeringsvoorziening als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van het Besluit inburgering zal worden vastgesteld;

      • c. ten behoeve van wie in 2008 voor de eerste keer een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet inburgering zal worden vastgesteld en aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald;

      • d. ten behoeve van wie in 2009 voor de eerste keer een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet inburgering zal worden vastgesteld.

2. In onderdeel o, onder 9°, onder c, wordt «artikel 19, tweede lid» vervangen door: artikel 19, derde lid.

E

In de artikelen 4, eerste lid, onderdeel Q, en 7, eerste lid, onderdeel o, wordt «inburgeraars» telkens vervangen door: vrijwillige inburgeraars.

F

Artikel 27, vijfde lid, eerste volzin, komt te luiden:

Behalve ten aanzien van de onderdelen Q en R, bedoeld in artikel 4, eerste lid, kan Onze Minister in afwijking van het vierde lid de lagere vaststelling van het programmadeel ingevolge het tweede lid, onderdeel a, op verzoek van het gemeentebestuur, bepalen aan de hand van de relatieve verdeling van de besteding van de verleende voorschotten over de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen resultaten ten aanzien van de indicatoren, zoals die in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 26, tweede lid, en in artikel 26, derde lid, is opgenomen.

ARTIKEL III

Artikel 17, derde lid, van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal komt te luiden:

  • 3. Het College voor examens verstrekt ten behoeve van opneming in het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering, de beheerder daarvan de examenresultaten van:

    • a. de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering;

    • b. de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van de Wet inburgering, en

    • c. de persoon ten aanzien van wie op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet participatiebudget een inburgeringsvoorziening of duale inburgeringsvoorziening, die toe leidt naar het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, is overeengekomen.

ARTIKEL IV

De artikelen I, onderdelen A, onder 1, 2 en 3, D, en H, II, onderdelen B en C, en III van de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Wet inburgering (vrijwillige inburgering, persoonlijk inburgeringsbudget en harmoniseren handhavingstermijnen) (Stb. 539) treden in werking op 1 januari 2010.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat:

  • a. artikel I, onderdeel D, terugwerkt tot en met 1 juli 2009;

  • b. artikel I, onderdeel F, onder k, terugwerkt tot en met 1 oktober 2009;

  • c. artikel I, onderdelen J, onder 2, P, onder 3, terugwerkt tot en met 1 augustus 2007;

  • d. de artikelen I, onderdelen E, M en O, en II, onderdelen A, onder 1, C en D, terugwerken tot en met 1 januari 2009, en

  • e. artikel II, onderdeel B, terugwerkt tot en met 26 maart 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 17 december 2009

Beatrix

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

Uitgegeven de vierentwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

Inleiding

Het Besluit inburgering, het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (hierna: het Besluit bdu siv) en het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal zijn met dit besluit aangepast aan de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Wet inburgering (vrijwillige inburgering, persoonlijk inburgeringsbudget en harmoniseren handhavingstermijnen) (Stb. 539) (hierna: de wetswijziging). Voorts zijn in beide besluiten enkele kleinere wijzigingen doorgevoerd.

Vrijwillige inburgering

Door het opnemen van de vrijwillige inburgering in de Wet inburgering is de regelgeving van het gehele inburgeringsstelsel overzichtelijker gemaakt, omdat het aantal verschillende regelingen daardoor is verminderd. Met dit onderdeel van de wetswijziging is tevens de toezegging van het vorige kabinet die bij de parlementaire behandeling van de Wet inburgering is gedaan uitgevoerd. Uitgangspunt daarbij was en is dat de stelsels van de verplichte en vrijwillige inburgering op zoveel mogelijk punten op elkaar worden afgestemd.

In de Wet inburgering is met de wetswijziging geregeld dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) de vrijwillige inburgeraar een (gecombineerde) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan aanbieden. Indien dit aanbod wordt aanvaard sluit het college een overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar. In het onderhavige besluit zijn nadere regels opgenomen over de inhoud van die overeenkomst. Deze nadere regels geven aan wat ten minste in de overeenkomst moet zijn opgenomen. Het is de beleidsvrijheid van de gemeente om de inhoud van de overeenkomst nog aan te vullen met andere aspecten die de inburgering betreffen. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan een vrijwillige inburgeraar die tevens geestelijke bedienaar is dient - evenals bij de inburgeringsplichtige die tevens geestelijke bedienaar is - een cursus te omvatten die toeleidt naar de ingevolge hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 2 van het Besluit inburgering voor geestelijke bedienaren geldende onderdelen van het inburgeringsexamen. Daartoe is artikel 4.24 van het Besluit inburgering aangepast.

Voorts is, in verband met het opnemen van vrijwillige inburgeraars in de Wet inburgering, artikel 6.1, eerste lid, en de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering aangepast.

Persoonlijk inburgeringsbudget

Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt kan de inburgeringsvoorziening, de inburgeringscomponent van de gecombineerde voorziening, dan wel de taalkennisvoorziening worden aangeboden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget. Dit geldt ook voor de duale inburgeringsvoorziening, dit is de inburgeringsvoorziening die gecombineerd wordt met activiteiten gericht op het bevorderen van de actieve deelname aan de Nederlandse samenleving.Als gevolg van dit besluit zijn in het Besluit inburgering nadere regels opgenomen over het persoonlijk inburgeringsbudget. Dit zijn bepalingen over de wijze waarop het college het persoonlijk inburgeringsbudget vaststelt.

Het persoonlijk inburgeringsbudget is een specifieke manier om genoemde voorzieningen vorm te geven. Het is een geschikt instrument om invulling te geven aan meer maatwerk en meer eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar bij de vormgeving en invulling van zijn inburgeringsprogramma. Een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget kan door het college worden aangeboden op verzoek van de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar. Het college neemt daarover een beslissing. Het ligt voor de hand dat het college, indien het college tegemoet komt aan het verzoek van de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar, de overtuiging heeft dat de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar de eigen verantwoordelijkheid die een persoonlijk inburgeringsbudget met zich brengt, kan dragen. De inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar gaat in beginsel zelf op zoek naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Van gemeenten mag worden verwacht dat zij inburgeringsplichtigen respectievelijk vrijwillige inburgeraars hierbij zoveel mogelijk behulpzaam zijn, maar het is de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar die – met het inburgeringsbedrijf – zijn inburgering invult en vorm geeft. De gemeente dient het programma goed te keuren, omdat het programma geschikt moet zijn om toe te leiden naar het inburgeringsexamen dan wel het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II (hierna: staatsexamen NT 2) of geschikt moet zijn als een taalkennisvoorziening, ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2.

De inburgeringsplichtige respectievelijk vrijwillige inburgeraar die gebruik maakt van het persoonlijk inburgeringsbudget is vrij in de keuze bij welk inburgeringsbedrijf het inburgeringsprogramma wordt ingekocht. Een inburgeringsbedrijf kan zowel een een aanbieder met keurmerk zijn (een zogenoemde cursusinstelling) als een aanbieder zonder keurmerk zijn.

Hierbij is aangesloten bij de wijze waarop dat in de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 was geregeld. Mede op grond van de in de Wet inburgering geïntroduceerde marktwerking is bepaald dat gemeenten vrij zijn in de keuze met betrekking tot de juridische inrichting van de inkoop van het op basis van het persoonlijk inburgeringsbudget gekozen inburgeringsprogramma. Uit de door een zevental gemeenten in gang gezette innovatietrajecten blijkt ook dat hier verschillende keuzes in worden gemaakt: er zijn gemeenten die zelf het contract met de aanbieder sluiten, andere gemeenten laten dit de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar doen. Laatstgenoemde gemeenten keuren het door de inburgeraar in samenspraak met de aanbieder opgestelde trajectplan wel vooraf goed. De wijzigingen van het Besluit inburgering sluiten hierbij aan. Indien de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar zelf het contract over het persoonlijk inburgeringsbudget met de aanbieder afsluit, moet daar een goedkeuring van het trajectplan door het college aan voorafgaan. Voordat die goedkeuring wordt gegeven ligt het voor de hand dat de gemeente kijkt naar de kwaliteit en de prestaties van de door de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar geselecteerde aanbieder, mede ter bescherming van de gemeente zelf en de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar. Op deze wijze is er voldoende waarborg ingebouwd. Uiteraard kan, indien daar redenen voor zijn, bedoelde goedkeuring van de gemeente ook worden onthouden.

De gemeente dient bij verordening te bepalen wie de overeenkomst sluit met het inburgeringsbedrijf: de gemeente, de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar of de gemeente en de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar gezamenlijk. De keuze die de gemeente bij verordening heeft gemaakt, geldt voor alle inburgeraars van die gemeente. Uit de voornoemde innovatietrajecten komt naar voren dat deze keuzevrijheid in de praktijk wenselijk wordt gevonden. Bij die keuze kunnen bijvoorbeeld de volgende aspecten een rol spelen:

  • de gemeentelijke werkprocessen;

  • het aantal inburgeringsplichtigen respectievelijk vrijwillige inburgeraars aan wie de gemeente een persoonlijk inburgeringsbudget denkt te zullen aanbieden;

  • de administratieve lasten;

  • inhoudelijke overwegingen;

  • de mate waarin de gemeente de eigen verantwoordelijkheid bij de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar wil leggen.

Indien de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar de overeenkomst sluit met het inburgeringsbedrijf kan de gemeente de inburgeraar daarbij desgewenst wel ondersteunen.

De bekostiging van het persoonlijk inburgeringsbudget verloopt voor de gemeente op dezelfde wijze als bij een «gewone» inburgeringsvoorziening. Het persoonlijk inburgeringsbudget wordt niet in handen gesteld van de inburgeraar. De financiële afwikkeling van het persoonlijk inburgeringsbudget geschiedt door de gemeente en het inburgeringsbedrijf wordt dan ook door de gemeente betaald.

In de artikelen 19 en 24a van de Wet inburgering is met de wetswijziging geregeld dat de gemeente in haar verordening in ieder geval de procedure voor het doen van een aanbod en de wijze waarop de gemeente met een inburgeringsplichtige dan wel vrijwillige inburgeraar in overleg treedt om te komen tot een passend aanbod, moet opnemen. Daarnaast kan in de gemeentelijke verordening ook aandacht besteed worden aan de volgende onderwerpen:

  • 1. de informatieverstrekking door gemeenten aan inburgeraars terzake van hun rechten en plichten die voortvloeien uit de overeenkomst met betrekking tot het persoonlijk inburgeringsbudget;

  • 2. de te hanteren procedure en toekenningscriteria met betrekking tot de verlening van een persoonlijk inburgeringsbudget;

  • 3. de ondersteuning bij het zoeken naar een geschikt inburgeringsbedrijf.

Nieuwe domeinen ondernemerschap en maatschappelijke participatie

Bij de inwerkingtreding van de Wet inburgering is een aantal domeinen, te weten Burgerschap, Werk en OGO (onderwijs, gezondheidszorg en opvoeding) en – specifiek voor geestelijke bedienaren – SMPD (sociaal-maatschappelijke en pastorale dienstverlening) geïntroduceerd bij het praktijkdeel van het inburgeringsexamen. In het Deltaplan inburgering (Kamerstukken II 2006/07, 31 143, nr. 1) is aangegeven dat het kabinet inzet op het stimuleren van ondernemerschap. Het inburgeringsprogramma biedt een goede mogelijkheid om aspirant ondernemers voor te bereiden op het ondernemerschap. Daarom is het inburgeringsexamen uitgebreid met een domein voor ondernemers. Vanuit de praktijk bleek voorts behoefte te bestaan aan een domein maatschappelijke participatie. Ook daarin is voorzien.

Afleggen van de korte vrijstellingstoets onder bijzondere examenomstandigheden

Voor personen die reeds evident zijn ingeburgerd, maar vanwege hun belemmering of handicap niet in staat zijn om de korte vrijstellingstoets op de reguliere wijze af te leggen, is nu ook voorzien in aangepaste examenmogelijkheden.

Wijzigingen in verband met inwerkingtreding van de Wet participatiebudget

In verband met de inwerkingtreding van de Wet participatiebudget per 1 januari 2009, zijn artikel 4.21 van het Besluit inburgering en de definitiebepaling van inburgeringsplichtige in en de artikelen 4 en 7 van het Besluit bdu siv gewijzigd.

Financiële aspecten en administratieve lasten

De wijzigingen van het Besluit inburgering en het Besluit bdu siv hebben geen financiële consequenties en hebben derhalve geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

Van de mogelijkheid om op grond van de gewijzigde Wet inburgering bedoelde regels te stellen, is terughoudend gebruik gemaakt teneinde de lasten voor gemeenten niet onnodig te vergroten.

Adviezen

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is geconsulteerd over deze wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit bdu siv. De VNG stemt in met de wijzigingen. Met name de harmonisering van de handhavingstermijnen zal volgens de VNG tot meer duidelijkheid voor iedereen leiden.

Ook is de Informatie Beheer Groep (hierna: de IB-Groep) geconsulteerd over deze wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit bdu siv. De IB-Groep ziet geen uitvoeringstechnische belemmeringen om de wijzigingen te implementeren. Met de inhoudelijke bevindingen is rekening gehouden.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, onder 1

Dit onderdeel bevat een technische wijziging als gevolg van de wetswijziging van de.

Onderdeel A, onder 2

De definitie van «inburgeringscursus» is geschrapt daar dit begrip met het vervallen van de prijsmonitor (besluit van 29 december 2008 tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal en enkele andere wijzigingen) (Stb. 605)) in het Besluit inburgering geen functie meer heeft.

Onderdeel B

Artikel 3.5 van het Besluit inburgering voorziet in de mogelijkheid om het inburgeringsexamen onder aangepaste examenomstandigheden af te leggen. De voorziening is bedoeld voor kandidaten die door een belemmering of handicap niet in staat zijn om het inburgeringsexamen op de gebruikelijke wijze af te leggen. Uit de praktijk blijkt dat ook kandidaten die opgaan voor de korte vrijstellingtoets een verzoek indienen voor aangepaste examenmogelijkheden. In deze mogelijkheid was niet voorzien. De korte vrijstellingstoets is een voorziening voor personen die reeds evident voldoende zijn ingeburgerd, maar dit niet met diploma’s, certificaten of andere documenten kunnen aantonen. De toets beoordeelt op een snelle, eenvoudige en uniforme manier of een persoon reeds over voldoende kennis- en taalvaardigheden beschikt om vrijgesteld te worden van de inburgeringsplicht.

Voor personen die reeds evident zijn ingeburgerd, maar vanwege hun belemmering of handicap niet in staat zijn om de korte vrijstellingstoets op de reguliere wijze af te leggen, is nu ook voorzien in aangepaste examenmogelijkheden.

Om de korte vrijstellingstoets onder bijzondere examenomstandigheden af te kunnen leggen, stuurt de kandidaat een advies van een onafhankelijke arts mee bij de inschrijving voor de toets. Uit het advies moet blijken dat de kandidaat de korte vrijstellingstoets slechts kan afleggen op een wijze die is aangepast aan zijn mogelijkheden. Over de bijzondere examenomstandigheden wordt zonder tussenkomst van de gemeente beslist conform de aanpassingen die in de Regeling inburgering zijn omschreven.

Onderdeel C

Dit betreft een technische wijziging als gevolg van de wetswijziging.

Onderdeel D

De domeinen ondernemerschap en maatschappelijke participatie zijn net als de bestaande domeinen gebaseerd op een aantal praktijksituaties die inburgeraars in het dagelijks leven tegenkomen. Het domein maatschappelijke participatie is voor een deel opgebouwd uit de bestaande domeinen OGO (onderwijs, gezondheidszorg en opvoeding) en Werk en is verder aangevuld met nieuwe praktijksituaties die betrekking hebben op actieve participatie in de maatschappij. Hierin worden onder andere aspecten als (het zoeken naar) betaalde of onbetaalde arbeid, participatie in het verenigingsleven en welzijnsleven meegenomen. Met dit profiel kunnen inburgeraars een betere keuze maken voor het domein dat goed aansluit bij hun eigen leefsituatie. Het domein ondernemerschap beschrijft vooral die relevante praktijksituaties die betrekking hebben op het voeren van een duurzame onderneming. Op deze wijze kunnen inburgeraars die voornemens zijn om een eigen onderneming te starten, zich goed voorbereiden op het ondernemerschap. Ook inburgeraars die al een onderneming hebben en inburgeringsplichtig of -behoeftig zijn, kunnen gebruik maken van dit domein om hun ondernemersvaardigheden aan te vullen en/of te verbeteren.

Beide domeinen zijn geïntegreerd opgenomen in het inburgeringsstelsel. Dat wil zeggen dat de opbouw van het praktijkexamen is aangevuld met portfolio opdrachten en assessments die betrekking hebben op de nieuwe domeinen. Daarnaast zal ook het elektronisch praktijkexamen in het centrale deel van het examen aangevuld worden met vragen die betrekking hebben op deze nieuwe domeinen. De verplichte onderdelen «burgerschap» en «werk zoeken» maken ook deel uit van de nieuwe domeinen. De standaardonderdelen van het centrale examen (kennis van de Nederlandse samenleving en de toets gesproken Nederlands) zijn ongewijzigd.

Onderdeel E

Op grond van de Wet participatiebudget kunnen gemeenten vanaf 1 januari 2009 een voorziening vaststellen ten aanzien van inburgeringsplichtigen die reeds een schuld uit een lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering hebben, zonder dat deze schuld voorafgaand aan het vaststellen van de voorziening moet zijn terugbetaald. Het opnieuw vastgestelde artikel 4.21 van het Besluit inburgering maakt het mogelijk om aan inburgeringsplichtigen die reeds een schuld uit een lening hebben, of zelf een cursus bij een gekeurmerkte instelling hebben gefinancierd, en vervolgens na 1 januari 2009 nog een voorziening van de gemeente krijgen, een kostengerelateerde vergoeding te verstrekken bij het behalen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen NT2, mits is voldaan aan de overige in de artikelen 4.17 en 4.21 van het Besluit inburgering gestelde voorwaarden. De verstrekking van een forfaitaire vergoeding blijft beperkt tot inburgeringsplichtigen die op eigen kracht, dus zonder een voorziening, lening of voorgefinancierde inburgeringscursus, bij een gekeurmerkte cursusinstelling het inburgeringsexamen of het staatsexamen NT2 hebben behaald.

Onderdeel F

Dit betreft een technische wijziging als gevolg van de wetswijziging.

Onderdeel G

Net als geestelijke bedienaren die inburgeringsplichtig zijn dienen ook geestelijke bedienaren die vrijwillig inburgeren een aanbod te krijgen dat toeleidt naar de ingevolge paragraaf 2 van hoofdstuk 3 van de Wet inburgering voor geestelijke bedienaren geldende onderdelen van het inburgeringsexamen.

Onderdeel H

In artikel 4.26 van het Besluit inburgering zijn bepalingen opgenomen over de inburgeringsovereenkomst tussen de gemeente en de vrijwillige inburgeraar. De gemeente is verplicht om een aantal onderwerpen in deze overeenkomst te regelen. Hierbij gaat het om de termijn waarbinnen de vrijwillige inburgeraar moet hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen NT2, bepalingen over de eigen bijdrage en de gevolgen van het niet-nakomen van de overeenkomst. De gemeente is vrij om meer zaken in de overeenkomst op te nemen. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld bepalingen over kinderopvang of een gemeentelijke bonus.

De gemeenteraad stelt op grond van artikel 24a, vijfde lid, van de Wet inburgering in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop het college met de vrijwillige inburgeraar in overleg treedt om te komen tot een passende inburgeringsvoorziening alsmede de samenstelling van die inburgeringsvoorziening.

In artikel 4.27 van het Besluit inburgering zijn nadere regels opgenomen over het aanbod in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget. Deze regels hebben betrekking op de wijze waarop het persoonlijk inburgeringsbudget wordt toegepast en op de wijze waarop de onderlinge relatie tussen het college van burgemeester en wethouders, de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar en het inburgeringsbedrijf wordt vastgelegd. De gemeentelijke regiefunctie blijft behouden omdat het college het voorstel van de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar moet goedkeuren.

Het derde lid verplicht de gemeenteraad in de verordening te bepalen wie met het inburgeringsbedrijf de overeenkomst afsluit; de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar, het college of de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar en het college gezamenlijk.

Onderdeel I

Dit betreft een technische wijziging als gevolg van de wetswijziging.

Onderdelen J, onder 1, en P, onder 2

Als gevolg van het opnemen van de vrijwillige inburgering in de Wet inburgering is ook artikel 6.1, eerste lid, van het Besluit inburgering aangepast.

Tevens is met deze wijziging voorzien in de mogelijkheid om in het Informatiesysteem Inburgering gegevens op te nemen van personen ten aanzien van wie op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet participatiebudget een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening is vastgesteld. Het opschrift van onderdeel c van de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering is daarop aangepast.

Onderdelen J, onder 2, en P, onder 3

Met de wet van 24 mei 2007 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet inburgering in verband met onder meer de invoering van een kwalificatieplicht (Stb. 203) is de partiële leerplicht vervangen door de kwalificatieplicht. In verband hiermee is in de Wet inburgering de verwijzing naar de «volledige» leerplicht vervallen. Artikel 6.1, eerste lid, onderdeel g, van het Besluit inburgering was abusievelijk hier nog niet op aangepast. Ook is met deze wijziging het opschrift van onderdeel g van de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van dat besluit aangepast.

Onderdeel K
onder 1

Met de inwerkingtreding van de Wet College voor examens op 1 oktober 2009 is de Staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal opgevolgd door het College voor examens. Artikel 6.2, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit inburgering is daaraan aangepast.

onder 2

Artikel 6.2, vierde lid, van het Besluit inburgering bepaalde voorheen dat gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de inburgeringstaken van de dat artikel genoemde instanties zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee weken na het ontstaan van de noodzaak tot opneming in het Informatiesysteem Inburgering (hierna: het ISI) werden verstrekt. In de praktijk is gebleken dat gemeenten gegevens met betrekking tot inburgeringsvoorzieningen, taalkennisvoorzieningen en handhavingsbeschikkingen in verreweg de meeste gevallen ruim na de genoemde twee weken verstrekten. Gevolg was dat veel wijzigingen met terugwerkende kracht in het ISI werden doorgevoerd. Dit had weer als consequentie dat rapportages over actuele tijdvakken niet de feitelijke aantallen weergaven en dat rapportages over historische tijdvakken niet stabiel waren maar aan wijzigingen in de aantallen onderhevig bleven.

Dit was om de volgende redenen onwenselijk. In de eerste plaats kon het college zelf niet tijdig beschikken over actuele en stabiele gegevens uit het ISI met betrekking tot het aantal vastgestelde handhavingsbeschikkingen, kennisgevingen en voorzieningen. Dit was mede van belang omdat de verantwoordingsinformatie die het college opnam in de jaarrekening moet zijn gebaseerd op gegevens uit het ISI. In de tweede plaats kon de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie evenmin tijdig beschikken over deze gegevens. Dit had onder meer tot gevolg dat die Minister de Tweede Kamer niet tijdig en niet accuraat kon rapporteren over de voortgang in de inburgering. In de derde plaats kon het voorkomen dat de IB-Groep leningen of forfaitaire vergoedingen verstrekte aan personen waarvan achteraf bleek dat zij ten tijde van verstrekking van de lening of vergoeding reeds een voorziening van de gemeente hadden ontvangen.

Om te bewerkstelligen dat de gegevens met betrekking tot inburgeringsvoorzieningen, taalkennisvoorzieningen en handhavingsbeschikkingen wel tijdig worden ingevoerd, is artikel 6.2 gewijzigd. In een nieuw vierde lid wordt de termijn waarbinnen het college de desbetreffende gegevens elektronisch (via de portal) in het ISI kan invoeren verruimd van twee naar vier weken. In voorkomende gevallen heeft het college daarna nog vier weken de tijd om de gegevens alsnog te verstrekken, echter niet meer via de portal maar schriftelijk aan de beheerder van het ISI. De beheerder registreert die gegevens vervolgens in het ISI.

De schriftelijke verstrekking van gegevens is voor het college bewerkelijker dan de invoer via de portal zodat het college wordt gestimuleerd om gegevens tijdig in te voeren. Na deze acht weken kunnen de desbetreffende gegevens in beginsel niet meer worden verstrekt ten behoeve van opname in ISI, behoudens exceptionele omstandigheden.

Ten aanzien van de overige gegevens die instanties – waaronder het college – ten behoeve van opname in het ISI dienen te verstrekken, blijft de bestaande regeling van kracht, te weten dat gegevens binnen twee weken na het ontstaan van de noodzaak tot opneming in het ISI worden verstrekt.

onder 3

Dit betreft een redactionele verbetering.

Onderdelen L en P onder 1

Artikel 6.4 en de bijlage behorende bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering, regelen de beschikbaarheid van gegevens van personen die al dan niet inburgeringsplichtig zijn of potentieel inburgeringsplichtig zijn. Deze gegevens zijn bekend bij de Minister van Justitie. Bedoeld artikel en bijlage zijn op dit punt aangepast zodat de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie wordt vervangen door de Minister van Justitie.

Onderdeel M

In artikel 7.1, derde lid, onderdelen a, b, e, g, en j, van het Besluit inburgering wordt verwezen naar artikel 19, eerste lid, van de Wet inburgering. Het bedoelde artikel 19, eerste lid, van de Wet inburgering is vervallen met ingang van 1 januari 2009. Omdat artikel 7.1 ziet op de rijksbijdrage voor de jaren 2007 en 2008 is bedoeld te verwijzen naar artikel 19, eerste lid, van de Wet inburgering zoals dat lid luidde op 31 december 2008. Met deze wijziging is daarin voorzien.

Onderdeel N

Dit betreft enkele redactionele wijzigingen. Om misverstanden te voorkomen en omwille van de kenbaarheid zijn de formuleringen in artikel 7.5, eerste lid, van het Besluit inburgering in overeenstemming gebracht met artikel 7.1, derde lid, van dat besluit.

Onderdeel O

Als gevolg van de opeenvolgende wijzigingen van artikel 7.7 van het Besluit inburgering als opgenomen in artikel I, onderdeel O, onder 1, van het besluit van 29 december 2008 tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal en enkele andere wijzigingen (Stb. 2008, 605) en in artikel 17, onderdeel G, onder 2, van het Besluit participatiebudget is in artikel 7.7 een lid teveel geschrapt. Met deze wijziging wordt dit lid weer ingepast.

Artikel II

Onderdeel A
onder 1

In de definitie van het begrip «inburgeringsplichtige» was een beperking opgenomen, in die zin dat de persoon die inburgeringsplichtig is op grond van de Wet inburgering en aan wie een lening als bedoeld in artikel 16 van die wet was verstrekt – tenzij die lening is terugbetaald – voor de werking van het Besluit bdu siv niet als inburgeringsplichtige gold. Dit had tot gevolg dat de gemeente aan de hier bedoelde personen geen door het Rijk bekostigde inburgeringsvoorziening, handhavingsbeschikking of kennisgeving kon verstrekken.

Met ingang van 1 januari 2009 kunnen gemeenten uit hoofde van de Wet participatiebudget echter aan personen die op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig zijn meerdere inburgeringsvoorzieningen aanbieden, ook aan hen die eerder een lening als hiervoor bedoeld hebben ontvangen van de IB-Groep. Het is daarom noodzakelijk dat de hiervoor omschreven beperking wordt geschrapt, echter enkel ten aanzien van inburgeringsvoorzieningen die in 2009 worden verstrekt, omdat de wettelijke regeling die daartoe noopt – de Wet participatiebudget – per 1 januari 2009 in werking is getreden. Dit onderscheid tussen enerzijds de jaren 2007 en 2008 en anderzijds het jaar 2009 is aangebracht in de berekening van de uitkering (artikel 4 van het Besluit bdu siv) en de opgave van de resultaten in het ontwikkelingsprogramma (artikel 7 van het Besluit bdu siv). Verder is voornoemde beperking in de definitie van «inburgeringsplichtige» geschrapt. Het schrappen van de betreffende beperking heeft mede tot gevolg dat een inburgeringsplichtige aan wie een lening is verstrekt, kan blijven putten uit deze lening, ook nadat een gemeente ten aanzien van hem een voorziening heeft vastgesteld.

onder 2

Met deze onderdelen wordt de term «inburgeraar» overeenkomstig de wijziging van de Wet inburgering gewijzigd in «vrijwillige inburgeraar».

Onderdeel B

In dit onderdeel wordt een omissie in de omschrijving van het aandeel in de middelen voor inburgering in artikel 4, eerste lid, onderdeel Q, hersteld. Deze is ontstaan bij de wijziging van het Besluit bdu siv door het besluit van 25 februari 2008 tot wijziging van het Besluit inburgering (vaststelling rijksbijdrage nieuwe inburgeringsplichtigen) (Stb. 82), dat met ingang van 26 maart 2008 in werking is getreden. Aan de omschrijving zijn de inburgeraars toegevoegd.

Onderdeel C

Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel II, onderdeel A, onder 1, van dit besluit.

Onderdeel D
onder 1

Dit betreft enkele redactionele wijzigingen als gevolg van de wetswijziging.

onder 2

Als gevolg van de wetswijziging is artikel 19, tweede lid, van de Wet inburgering met ingang van 1 januari 2010 vernummerd tot artikel 19, derde lid. Met deze wijziging is de verwijzing in artikel 7, eerste lid, onderdeel o, van het Besluit bdu siv daaraan aangepast.

Onderdeel E

Dit betreft een redactionele wijziging als gevolg van de wetswijziging.

Onderdeel F

Artikel II, onderdeel K, onder 3, van het besluit van 29 december 2008 tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal en enkele andere wijzigingen) (Stb. 605) bevat een foutief geformuleerde wijziging van artikel 27, vijfde lid, van het Besluit bdu siv. Met het opnieuw vaststellen van artikel 27, vijfde lid, eerste volzin, van het Besluit bdu siv is zeker gesteld dat die volzin luidt zoals bedoeld.

Artikel III

Artikel 17, derde lid, van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal is opnieuw vastgesteld als gevolg van de Wet participatiebudget, de wetswijziging en de wet van 15 oktober 2009 tot intrekking van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) (Stb. 492).

Artikel IV

De genoemde artikelen van de wetswijziging treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit besluit is een koninklijk besluit en kan dus voorzien in vaststelling van dat tijdstip.

Artikel V

Onderdeel a

Sinds 1 juli 2009 wordt gewerkt met de domeinen ondernemerschap en maatschappelijke participatie van het praktijkdeel van het inburgeringsexamen. Gelet daarop werkt deze wijziging terug tot en met die datum.

Onderdeel b

Deze wijziging vloeit voort uit de Wet investeren in jongeren die met ingang van 1 oktober 2009 in werking is getreden. Daarom werkt deze wijziging terug tot en met die datum.

Onderdeel c

Deze wijzigingen vloeien voort uit de invoering van de kwalificatieplicht met ingang van 1 augustus 2007. Daarom werken deze wijzigingen terug tot en met die datum.

Onderdeel d

Deze wijzigingen vloeien voort uit de Wet participatiebudget die met ingang van 1 januari 2009 in werking is getreden. Daarom werken deze wijzigingen terug tot en met die datum.

Onderdeel e

Deze wijziging betreft een aanvulling op een eerdere wijziging van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, die op 26 maart 2008 in werking is getreden. Daarom werkt deze wijziging terug tot die datum.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven